Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2018
Met deze brief informeer ik u over de opgave in het Klimaatakkoord voor de mobiliteitssector
en hoe ik daar aan werk.
Op 23 februari ontving u de processchets voor het Klimaatakkoord van de Minister van
Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 32 813, B). Het kabinet streeft in lijn met het Regeerakkoord en de restopgave uit het Energieakkoord
naar een CO2-reductie van ongeveer 7 Mton tot 2030.1 Sinds het Energieakkoord is veel in gang gezet en zijn samenwerkingsverbanden aangegaan
om de CO2-uitstoot die door de sector ontstaat te reduceren. In het Klimaatakkoord leg ik,
samen met partijen uit de mobiliteitssector, concrete afspraken vast voor deze kabinetsperiode
en 2030 en geef ik een doorkijk naar 2050.
Om dit proces voor de partners behapbaar te houden en snel meters te maken benutten
we hierbij bestaande overlegstructuren. Een overkoepelende overlegtafel onder voorzitterschap
van Annemieke Nijhof is hiervoor ingericht. Ik ben blij met het enthousiasme en de
ambitie waarmee zij deze taak op zich heeft genomen. Zij zorgt ervoor dat afspraken,
die in de onderliggende deeltafels worden gemaakt, optellen tot het doel voor 2030
en passen binnen de kaders van het Klimaatakkoord. Aan de deelnemers van de Mobiliteitstafel
is gevraagd om als ambassadeur op te treden en anderen te enthousiasmeren zich aan
te sluiten bij de gemaakte afspraken. Ik proef bij de betrokken partijen de urgentie
om met de opgave aan de slag te gaan en om zich persoonlijk te verbinden aan het doel
voor 2030.
We beginnen niet op nul. Er zijn al veel acties in gang gezet. Mede daarom kunnen
er al dit jaar meters worden gemaakt. In het bijzonder heb ik daarbij een vervolg
gegeven aan de Topsector Logistiek met een investering van € 23 miljoen en heb ik
€ 26,5 miljoen uit de Klimaatenveloppe te besteden aan innovaties in het vrachtverkeer,
de bouw van zeven waterstoftankstations, de uitrol van elektrische bestelwagens en
lokale stimuleringsmaatregelen. Daarnaast werk ik aan ambitieuze normen in Europa
op het gebied van hernieuwbare energie in de vervoerssector (Kamerstuk 30 196, nr. 570) en CO2-normen voor voertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 1466) en zijn er de afgelopen tijd al stappen gezet op het gebied van internationale spoorverbindingen
(Kamerstuk 29 984, nr. 739), de leasefiets (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1509) en is de aanpassing van wetgeving voor milieuzones en differentiatie parkeertarieven
in gang gezet (Brief van 5 april 2018, (Kamerstuk 30 175, nr. 289)).
Daarmee doe ik meer dan alleen het reduceren van de CO2-uitstoot. De waarde van mobiliteit is veel breder dan alleen een verplaatsing. Er
is tegelijkertijd winst te boeken op veel terreinen, zoals de flexibiliteit, gezondheid,
en betaalbaarheid van het vervoer. En het mooie is dat met een maatregel vaak winst
op verschillende aspecten wordt geboekt. Het stimuleren van zuinige banden heeft bijvoorbeeld
zowel minder geluid, minder fijnstof, minder CO2, als minder kosten voor de autobezitter tot gevolg.
Van de vijf prioritaire thema’s uit het regeerakkoord, te weten: elektrische voertuigen
en emissieloos rijden vanaf 2030, innovatieve energiedragers, zakelijk reizen en alternatieven
voor automobiliteit, duurzame (stads)logistiek, en zuinige banden, wordt binnen Nederland
de meeste CO2-reductie verwacht. Daarnaast worden ook procesafspraken gemaakt over de verduurzaming
van de scheep- en luchtvaart. Vervanging van vluchten door treinen komt ook aan de
orde en middels een regionale aanpak stellen regio’s voor hoe zij bijdragen aan CO2-reductie, onder andere door het gebruik van de fiets te stimuleren.
Bij de maatregelen die zullen worden gegenereerd voor mobiliteit sluit ik uiteraard
aan bij de algemene kaders voor het Klimaatakkoord uit de brief van d.d. 23 februari
2018.2
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer