30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 570 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2017

Hierbij bied ik u het rapport REDII-voorstel impact analyse aan1, dat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door ECN is uitgevoerd. Het rapport toont de resultaten van een impact-analyse van het voorstel van de Europese Commissie tot herziening van de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED2) op de Nederlandse vervoerssector. Tevens gaat het onderzoek in op de motie van de leden Remco Dijkstra en Çegerek (Kamerstuk 30 196, nr. 400), die oproept tot een onderzoek naar het groeipad voor (meer) bijmenging van geavanceerde biobrandstoffen voor de periode 2020–2030.

Eind 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel tot herziening van de Hernieuwbare Energierichtlijn gedaan. Op 18 december is het voorstel van het voorzitterschap van de Europese Raad behandeld op de Energieraad. Het aangenomen voorstel wijkt af van het voorstel van de Europese Commissie. Ten tijde van dit onderzoek waren de uitkomsten van de onderhandelingen in de Europese Raad nog niet bekend. Daarom gaat dit onderzoek in op het voorstel van de Europese Commissie uit november 2016. De tussentijdse resultaten van het onderzoek heb ik kunnen toepassen tijdens de onderhandelingen.

Hieronder ga ik in op een aantal resultaten uit het onderzoek.

Regels rondom biobrandstoffen uit landbouwgewassen

In het initiële voorstel van de Europese Commissie telden biobrandstoffen gemaakt uit landbouwgewassen niet langer mee voor de verplichting hernieuwbare energie in transport. Uit het onderzoek blijkt dat de impact van dit voorstel aanzienlijk zou zijn; het zou een verminderde CO2-emissiereductie betekenen in de transportsector ten opzichte van het eerdere biobrandstofbeleid. Dit zou de haalbaarheid van de klimaatdoelen onder spanning zetten. Bij de lidstaten bleek er geen draagvlak voor dit voorstel te zijn vanwege de gedane investeringen in de productie van deze biobrandstoffen. In de Raadspositie mogen conventionele biobrandstoffen wel meetellen voor de totaaldoelstelling hernieuwbare energie in transport tot een limiet van 7%. Dit komt overeen met de huidige Europese limiet, waarbij lidstaten de ruimte houden om de limiet nationaal lager te stellen en te sturen op CO2 en ILUC-prestaties.

Inzet van geavanceerde biobrandstoffen

De Europese Commissie heeft in haar voorstel een subdoelstelling van 3,6% voorgesteld voor geavanceerde biobrandstoffen (hier vallen de grondstoffen binnen bijlage IX-deel A onder). Conform de motie van de leden Remco Dijkstra en Çegerek (Kamerstuk 30 196, nr. 400) hebben de onderzoekers hier specifiek aandacht besteed. Uit het onderzoek blijkt dat er groeipotentie is voor geavanceerde biobrandstoffen richting 2030, maar dat dit een zeer grote inspanning zal vragen aan de productiekant en hoge initiële investeringskosten met zich meebrengt.

De verwachting is dat met name biogas veel potentie heeft om ingezet te worden als een kosteneffectieve geavanceerde biobrandstof. De onderzoekers merken op dat wanneer het aandeel hiervan groot wordt, de stimulans voor andere innovatieve biobrandstoftechnologieën vermindert.

In de Raadspositie is de subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen verlaagd naar 3%, lidstaten mogen dubbeltelling toepassen.

Het kabinet vindt het belangrijk dat we in Nederland de ontwikkeling van geavanceerde biobrandstoffen stimuleren. Bij de implementatie van de wetgeving, zal ik aandacht houden voor het blijven stimuleren van diverse innovatieve biobrandstoftechnologieën.

Inzet hernieuwbare elektriciteit

Naast conventionele en geavanceerde biobrandstoffen kan onder andere hernieuwbare elektriciteit bijdragen aan de doelstelling. In het commissievoorstel was geen vermenigvuldigingsfactor voor hernieuwbare elektriciteit opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de inzet van hernieuwbare elektriciteit kan concurreren met andere hernieuwbare energievormen zoals de grondstoffen onder Annex IX-deel B (dit is bijvoorbeeld gebruikt frituurvet) en conventionele biobrandstoffen. Het zal niet concurreren met de inzet van geavanceerde biobrandstoffen, omdat deze een minimale subdoelstelling heeft. In de positie van de Raad wordt hernieuwbare elektriciteit in wegtransport met een vermenigvuldigingsfactor van 5 gestimuleerd. Dit zal de concurrentie met de andere hernieuwbare energievormen versterken. Het kabinet hecht veel waarde aan de inzet van hernieuwbare elektriciteit in transport, dit moet volop gestimuleerd blijven worden. Wel is het belangrijk om de feitelijke CO2 emissiereductie in deze sector te behouden. Dit is voor het kabinet een argument voor een hogere totaaldoelstelling.

Wanneer de onderhandelingen in Europees verband in het geheel zijn afgerond, zal ik uw Kamer daar spoedig over informeren. Daarbij zal ik onder de aandacht brengen wat de volgende stappen zijn voor de Nederlandse implementatie en op welke wijze CO2 sturing bij de implementatie een rol zal spelen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven