32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 157 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2017

Het kabinet heeft in het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) een ambitieuze klimaat- en energieagenda geformuleerd. Deze agenda is niet alleen ingegeven vanuit de plicht om bij te dragen aan de mondiale klimaatopgave, maar ook vanuit de wens om de kracht van de Nederlandse economie verder te versterken en de kansen die de transitie biedt optimaal te benutten. Zowel nationaal als internationaal zet het kabinet in op versnelde actie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. In Europa neemt het kabinet het voortouw om de reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen van ten minste 40% ten opzichte van 1990 naar 55%. Hierbij zoeken we nadrukkelijk samenwerking met gelijkgezinde Noordwest-Europese landen. Ondertussen nemen we in Nederland maatregelen die ons voorbereiden op een reductie in 2030 van 49% ten opzichte van 1990.

Twee belangrijke pijlers onder de nationale ambitie zijn de Klimaatwet, waarin het kabinet de hoofdlijnen van het klimaat- en energiebeleid wil vastleggen, en het Klimaat- en Energieakkoord, waarmee we de inzet van al onze maatschappelijke partners willen richten op onze nationale ambitie. Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over de aanpak om deze twee pijlers van het klimaat- en energiebeleid de komende periode vorm te geven. Daarnaast is in het Regeerakkoord een programmatische aanpak met decentrale overheden aangekondigd. Dit krijgt vorm in een interbestuurlijk programma, waarover u separaat wordt geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Klimaatwet

In het Regeerakkoord is aangegeven dat de hoofdlijnen van de afspraken op het terrein van klimaat en energie worden verankerd in een Klimaatwet. Zoals bekend ligt er een initiatiefvoorstel voor een Klimaatwet van GroenLinks, PvdA, SP, D66 en ChristenUnie voor behandeling in uw Kamer (Kamerstuk 34 534). Tijdens het debat over de regeringsverklaring op donderdag 2 november jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 17, items 2, 5 en 8) heeft het kabinet aangegeven positief te staan tegenover een gesprek over het initiatiefwetsvoorstel, om te bezien of het als basis kan dienen voor een breed gedragen Klimaatwet. Momenteel ben ik de mogelijkheden hiertoe aan het verkennen en ik verwacht uw Kamer in het eerste kwartaal van 2018 te kunnen informeren over de resultaten daarvan.

Klimaat- en Energieakkoord

De klimaat- en energietransitie is een complexe en brede maatschappelijke opgave. De rijksoverheid en decentrale overheden kunnen een breed scala aan instrumenten inzetten om de klimaat- en energietransitie te versnellen, maar zij kunnen dit niet alleen. Voor een effectieve versnelling moeten we de daadkracht, investeringen en kennis en kunde van alle partijen in de maatschappij benutten. Bedrijven, energiecoöperaties, netbeheerders, woningcorporaties, boeren, burgers, vakbonden, natuur- en milieuorganisaties: ze hebben allemaal een uitgesproken ambitie om bij te dragen aan de klimaat- en energietransitie vanuit hun eigen expertise. Die positieve energie wil het kabinet benutten door met al deze partijen afspraken te maken over ieders eigen inzet en gezamenlijke acties.De transitie wordt zo meer dan alleen een proces dat gericht is op het reduceren van broeikasgasemissies, het wordt een (innovatief) proces dat de kracht van de Nederlandse economie en samenleving versterkt.

Een nationaal Klimaat- en Energieakkoord kan een platform creëren waarin al deze maatschappelijke partijen, decentrale overheden en de rijksoverheid hun eigen verantwoordelijkheid kunnen pakken en invullen op een wijze die elkaar versterkt. De nationale opgave om de broeikasgasuitstoot zo effectief en efficiënt mogelijk terug te dringen staat daarin centraal. Dit moet op een zo kosteneffectief mogelijke wijze gebeuren en moet bijdragen aan het reduceren van mondiale broeikasgasemissies, met aandacht voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie, de leefomgeving, de ecologische ruimte en de rol en bijdrage van de burger. Om die opgave te realiseren zullen alle partijen investeringen moeten doen en hun huidige werkwijzen in meer of mindere mate moeten aanpassen.

Een sterk Klimaat- en Energieakkoord staat voor mij voorop. Daarbij gaat kwaliteit voor snelheid. Het streven van het kabinet is erop gericht om in de zomer van 2018, op basis van de afspraken uit het Regeerakkoord, te komen tot een Klimaat- en Energieakkoord op hoofdlijnen voor de periode tot 2030. Dit is een ambitieus tijdpad, hetgeen van alle betrokken partijen grote inspanningen zal vragen. In de elektriciteitssector, de industrie, de gebouwde omgeving, de transsportsector en op het gebied van landbouw en landgebruik zullen de komende jaren stappen gezet moeten worden om, met het oog op de afspraken uit het Akkoord van Parijs, de broeikasgasuitstoot sterk te reduceren. Bij voorkeur is in de zomer van 2018 duidelijkheid over het Klimaat- en Energieakkoord om eventuele maatregelen met budgettaire consequenties binnen het financieel kader uit het Regeerakkoord zorgvuldig in de Ontwerpbegroting 2019 te verwerken. Ook biedt dit tijdpad het kabinet de mogelijkheid om de afspraken, aangevuld met andere maatregelen op het gebied van klimaat- en energiebeleid, op te nemen in het concept Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) dat Nederland als onderdeel van de Europese Energie Unie eind 2018 moet indienen.

Het Klimaat- en Energieakkoord verschilt op een aantal onderdelen van het huidige Energieakkoord. Het kabinet stuurt op één ambitieus klimaatdoel, te weten 49% broeikasgasreductie in 2030, die het op de meest kosteneffectieve wijze wil realiseren. Het Klimaat- en Energieakkoord komt onder mijn regie tot stand. Waar in 2013 de voorzitter van de SER bij het lopende Energieakkoord een trekkende rol heeft vervuld, past voor de SER nu veel meer een faciliterende rol. Die rol zal de komende periode in goed overleg met de SER nader worden uitgewerkt. Het akkoord gaat over alle vijf sectoren. Voor de onderhandelingen wordt gekozen voor een structuur met vijf sectorale tafels en één coördinatieoverleg. Aan de sectortafels zitten in ieder geval de partijen die daadwerkelijk zelf een bijdrage leveren aan de transitie. Bij het coördinatieoverleg kan vervolgens worden gesproken over horizontale thema’s die meerdere sectoren beslaan.

In het Klimaat- en Energieakkoord wil het kabinet inzetten op drie sporen:

  • Kostenefficiënte uitrol van maatregelen die al op korte termijn tot kostenefficiënte CO2-reductie leiden. Dit omdat het van belang is om direct meters te maken met het oog op het streefdoel voor 2030.

  • Pilotprojecten voor maatregelen waarvan de kosten op dit moment nog hoog zijn, maar die naar verwachting een grote rol zullen spelen richting 2050.

  • Innovatietrajecten voor innovatieve maatregelen, die van belang zijn om de transitie richting 2050 verder vorm te kunnen geven.

De uitwerking van het Klimaat- en Energieakkoord mag niet ten koste gaan van het realiseren van de doelen van het huidige Energieakkoord. Dit hangt ook samen met het realiseren van onze Europese verplichtingen (o.a. 14% hernieuwbare energie in 2020) en het uitvoeren van het Urgenda-vonnis (25% broeikasgasreductie in 2020 ten opzichte van 1990). Het behalen van deze doelen vergt nog een aanzienlijke inspanning de komende jaren.

Het kabinet roept alle maatschappelijke partners op om voor zichzelf ook in kaart te brengen wat zij zelf gaan doen om de benodigde transitie te realiseren en waar ondersteuning van andere partijen gewenst is. Op die manier kunnen snel concrete afspraken in het Klimaat- en Energieakkoord gemaakt worden.

In het regeerakkoord is afgesproken dat jaarlijks € 300 miljoen (2018 t/m 2030) beschikbaar is voor experimenten en (proef)projecten die bijdragen aan het realiseren van de ambitieuze reductiedoelstelling van het kabinet. Het kabinet wil deze middelen vanaf 2019 inzetten in het kader van het Klimaat- en Energieakkoord, om zo tot een kosteneffectieve en breed gedragen besteding te komen die optimaal bijdraagt aan de klimaat- en energietransitie en de reductieopgave richting 2030. Vooruitlopend op het afsluiten van het Klimaat- en Energieakkoord zal het kabinet de komende weken, parallel aan het uitwerken van de inzet voor het Klimaat- en Energieakkoord, ook uitwerken hoe de beschikbare middelen voor 2018 kunnen worden ingezet voor versnellende acties gericht op een kostenefficiënte transitie. Hierbij wordt ook gekeken naar innovatie. De keuzes die hierover gemaakt worden moeten daardoor aansluiten op de ambities voor het Klimaat- en Energieakkoord. Uw Kamer zal hierover uiterlijk bij Voorjaarsnota 2018 nader geïnformeerd worden.

Om de klimaat- en energietransitie voor Nederland tot een succes te maken is breed maatschappelijk en politiek draagvlak nodig. Het Klimaat- en Energieakkoord is hiertoe bij uitstek een effectief middel. Het kabinet hecht er aan uw Kamer hierbij te betrekken. Het kabinet zal uw Kamer aan het begin van volgend jaar informeren over zijn inzet voor het Klimaat- en Energieakkoord.

Op basis van deze inzet zal het kabinet het gesprek aangaan met alle maatschappelijke partners om tot een ambitieus akkoord te komen.

De uitkomsten van de onderhandelingen zullen vanzelfsprekend ook aan uw Kamer worden voorgelegd.

Tot slot

De komende periode staat in het teken van het uitwerken van de pijlers voor het klimaat- en energiebeleid tot 2030. Hierbij zal het kabinet ook rekening houden met de bredere maatschappelijke en internationale effecten van het klimaat- en energiebeleid. Het uitwerken van deze pijlers voor het beleid richting 2030 is belangrijk, maar zal alleen slagen als iedereen zich de komende tijd ook onverkort blijft inzetten om de doelen, in het bijzonder de doelen uit het Energieakkoord, voor 2020 en 2023 te behalen. Alleen op die wijze kan de ambitieuze reductieopgave voor 2030 gezamenlijk worden uitgewerkt en gerealiseerd.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven