32 793 Preventief gezondheidsbeleid

G VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 juni 2024

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 hebben in hun vergadering van 28 mei 2024 gesproken over de brieven van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 april 2024 over de voortgang van de preventieaanpak leefstijl en gedifferentieerde verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken.2

Naar aanleiding hiervan is op 5 juni 2024 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Staatssecretaris heeft op 27 juni 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 5 juni 2024

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben in hun vergadering van 28 mei 2024 gesproken over uw brieven van 26 april 2024 over de voortgang van de preventieaanpak leefstijl en gedifferentieerde verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken.3 De leden danken u voor de beantwoording van de op 11 april 2024 gestelde vragen. De fracties van JA21 en de PvdD hebben naar aanleiding van uw reactie nog een aantal nadere vragen. De leden van de fractie van de SP sluiten zich bij de vragen van de PvdD-fractie aan.

Vragen van de leden van de fractie van JA21

De leden van de fractie van JA21 hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brieven van 26 april 2024 en stellen daarbij de volgende nadere vragen.

Wat zijn de langetermijneffecten van het gebruik en het consumeren van suikervervangers op de volksgezondheid, die financieel gunstiger geprijsd zullen worden en daardoor mogelijk meer geconsumeerd zullen worden?

Welke scenario’s zijn voor het bedrijfsleven het gunstigst in termen van kosten en extra regeldruk?

Welk scenario is het gunstigst in het kader van de koopkracht van consumenten?

Vragen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de fractie van de PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brieven van 26 april 2024. Het valt de leden van de PvdD-fractie op dat in de noodzaak van een gedifferentieerde verbruiksbelasting op suikerhoudende dranken vooral het veiligstellen van extra belastinginkomsten centraal staat en de gezondheidseffecten van het gebruiken van minder suiker een secundair doel lijkt te dienen.

Kan de regering aangeven waarom vooral de belastingheffing doorslaggevend is bij de te nemen en genomen maatregelen en niet het preventiebeleid?

Wanneer de nadruk gelegd wordt op gederfde belastinginkomsten bij de implementatie van een aantal scenario's, lijkt de focus op de maatschappelijke voordelen van gezondheidspreventie – ook in termen van overheidsuitgaven – van minder belang te zijn of in elk geval minder aandacht te krijgen.

Kan de regering aangeven of er scenario's zijn uitgewerkt of anderszins onderzoek is gedaan naar de besparingen in termen van medische kosten, minder arbeidsverzuim en andere voordelen die met een succesvol preventiebeleid samenhangen? En als dat niet het geval is, is de regering dan bereid daar nader onderzoek naar te doen en de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen?

De regering stelt in haar brieven dat natuurlijke suikers in vruchtensappen net zo ongezond zouden zijn als toegevoegde suikers.

Is de regering bekend met het promotieonderzoek van Floor Scheffers waaruit blijkt dat suikers uit natuurlijke vruchtensappen minder ongezond zijn dan toegevoegde suikers in dranken?4 Zo nee, is de regering bereid kennis te nemen van de bevindingen van Scheffers en zo ja, zijn die bevindingen voor de regering reden om haar beleid ten aanzien van toegevoegde suikers vs. fruitsuikers bij te stellen?

Kan de regering aangeven op welke wijze de generieke vrijstelling van verbruiksbelasting op zuivelproducten nog past bij de moderne voedingsinzichten en de aanpassingen in de schijf van vijf die op dat punt hebben plaatsgevonden?

Deelt de regering de mening dat een keuze tussen verschillende scenario's ten aanzien van verbruiksbelasting op suikerhoudende dranken voorzien zou moeten worden van meer en uitgebreidere informatie, anders dan de kwantitatieve uitkomsten van de verschillende belastingmaatregelen en de prijstechnische consequenties van de diverse maatregelen voor de consumentenprijzen van de diverse producten?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 28 juni 2024.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Greet Prins

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2024

Hierbij zend ik u mijn reactie op de vragen die op 5 juni jongstleden zijn gesteld door de leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De leden van de fractie van JA21 hebben gevraagd wat de langetermijneffecten van het gebruik van zoetstoffen zijn. De Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) beoordeelt of zoetstoffen veilig kunnen worden gebruikt. Op basis van de risicobeoordelingen van zoetstoffen die EFSA in het verleden heeft uitgevoerd is er geen aanleiding tot bezorgdheid over de veiligheid van deze zoetstoffen onder de beoogde gebruiksomstandigheden. Zodoende zijn de zoetstoffen toegelaten om aan levensmiddelen te worden toegevoegd. Momenteel voert EFSA een herevaluatie uit voor deze zoetstoffen. Daarbij houden ze alle beschikbare wetenschappelijke informatie, inclusief de mogelijke schadelijke effecten, tegen het licht. Op basis van de uitkomsten zal, indien nodig, de toelating van de zoetstoffen worden herzien.

1)

Ook vragen zij welke scenario’s het gunstigst zijn voor het bedrijfsleven in termen van kosten en regeldruk en voor consumenten in het kader van koopkracht.

In de contourenbrief van 26 april 2024 over een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte5 zijn verschillende scenario’s wat betreft de behandeling van categorieën van dranken uiteengezet. Hierbij is steeds aangegeven wat het effect van het desbetreffende scenario is op het tarief van de verbruiksbelasting. In scenario I zijn alle dranken belast, en is dus geen enkele (soort) alcoholvrije drank uitgezonderd van de belasting. Vervolgens worden in de navolgende scenario’s steeds uitzonderingen toegevoegd. In scenario II is mineraalwater uitgezonderd en in scenario III mineraalwater en zuivel- en sojadranken zonder toegevoegd suiker. De scenario’s IVa en IVb kennen als uitzondering mineraalwater en zuivel- en sojadranken (ongeacht het suikergehalte), waarbij onder scenario IVa fruit- en vruchtensappen onder een verlaagd tarief vallen, en deze dranken onder scenario IVb helemaal zijn uitgezonderd.

De leden van de fractie van JA21 vragen welke scenario’s het gunstigst zijn voor het bedrijfsleven in termen van kosten en regeldruk en voor consumenten in het kader van koopkracht. Zoals in de contourenbrief is aangegeven, geldt wat betreft kosten en regeldruk voor het bedrijfsleven dat een gedifferentieerde verbruiksbelasting voor het bedrijfsleven als doenbaar wordt beoordeeld omdat ook op dit moment al een verbruiksbelasting van kracht is. Het verschil tussen de huidige verbruiksbelasting en een gedifferentieerde verbruiksbelasting is dat onder laatstgenoemde ook het suikergehalte in de drank dient te worden aangegeven. De informatie die bedrijven daarvoor nodig hebben, is – over het algemeen – bekend via het etiket van de drank. Daarover gelden al regels uit de verordening betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten.6 Wat betreft de scenario’s geldt dat het qua kosten en regeldruk voor bedrijven (uiteraard) het meest prettig is als zij van de belasting worden uitgezonderd. De uitzondering van de ene categorie dranken levert echter een hoger tarief op voor de categorieën van dranken die nog wel worden belast. De tarieven van de verbruiksbelasting zijn het laagst in scenario I. Als wordt gekeken naar de optimale verdeling van de kosten van de verbruiksbelasting – waarbij die voor de individuele bedrijven het laagst zijn – is scenario I dus het gunstigst. Wat betreft de koopkrachteffecten voor consumenten geldt een vergelijkbare redenering: hoe minder dranken zijn uitgezonderd, hoe lager het tarief voor de dranken wordt. Verder geldt dat onder een gedifferentieerde verbruiksbelasting dranken met veel suiker hoger worden belast dan nu het geval is, en dranken met weinig suiker lager. De exacte koopkrachteffecten zijn afhankelijk van de precieze consumptie van consumenten en de vraag of zij hun consumptiepatroon aanpassen door over te stappen op dranken die minder suiker bevatten.

2)

De leden van de fractie van de PvdD vragen of de regering kan aangeven waarom vooral belastingheffing doorslaggevend is bij de genomen maatregelen. Het primaire doel van de huidige verbruiksbelasting, waarbij voor alle dranken één vlak tarief geldt ongeacht het suikergehalte, is het behalen van een budgettaire opbrengst. Dit is reeds van oudsher het geval. Indien wordt gekozen voor een lagere budgettaire taakstelling brengt dit een dekkingsopgave met zich. Of hiertoe wordt overgegaan, is een politieke keuze. Het voorstel om de huidige verbruiksbelasting om te zetten naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting, komt daarentegen wel volledig voort uit gezondheidsoverwegingen. Het demissionaire kabinet verwacht namelijk dat een gedifferentieerde verbruiksbelasting zal bijdragen aan het verminderen van de suikerinname via alcoholvrije dranken.

Ook vragen zij of er scenario’s zijn uitgewerkt of onderzoek is gedaan naar besparingen in termen van medische kosten, minder arbeidsverzuim en andere voordelen van succesvol preventiebeleid. Binnen het onderzoek naar de gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is hier nog niet naar gekeken. Wanneer gekozen is voor één van de voorliggende scenario’s, dan zal deze worden doorgerekend door het RIVM op gezondheidsniveau. Wel heeft recent onderzoek7 naar een suikerbelasting op voedingsmiddelen uitgewezen dat het verminderen van suikerconsumptie kan leiden tot productiviteitswinst als gevolg van lager ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Ook is er een winst in gezonde levensjaren.

De leden van de fractie van de PvdD vragen of de regering bekend is met het promotieonderzoek van Floor Scheffers. Het kabinet heeft inderdaad kennisgenomen van dit promotieonderzoek. Dit promotieonderzoek concludeert dat het af te raden is om puur vruchtensap te gebruiken als (gedeeltelijke) vervanger voor fruit, vooral vanwege de lage verzadigingswaarde (het «vult» nauwelijks) in combinatie met het hoge suikergehalte. Maar het drinken van puur vruchtensap hoeft volgens het onderzoek niet, net zoals dranken met toegevoegd suiker, volledig te worden afgeraden. Toch is het bewijs voor een gunstig effect van het drinken van vruchtensap nog te beperkt. De richtlijn van de Gezondheidsraad is dan ook om zo min mogelijk puur vruchtensap te drinken, juist vanwege de lage verzadigingswaarde en het hoge suikergehalte.

Ook vragen deze leden of de regering kan aangeven op welke wijze de generieke vrijstelling van de verbruiksbelasting op zuivelproducten nog past binnen de moderne voedingsinzichten en aanpassingen in de Schijf van Vijf. De uitzondering van zuivel- en sojadranken onder de huidige verbruiksbelasting is gebaseerd op het melkvetgehalte van deze dranken.8 Deze uitzondering geldt van oudsher.9 Uit parlementaire stukken ten tijde van de invoering van de verbruiksbelasting in 1993 blijkt dat destijds werd overwogen dat «melk, karnemelk en dergelijke dranken niet vallen onder het begrip limonade (binnen de verbruiksbelasting) omdat het geen gezoete en gearomatiseerde dranken zijn».10 Aangezien het uitgangspunt van een gedifferentieerde verbruiksbelasting is om alle dranken op grond van het suikergehalte te belasten, vormt deze overweging geen reden meer om zuiveldranken bij voorbaat van de belasting uit te zonderen. Ook vanuit gezondheidsoptiek is er geen noodzaak om zuivel- en sojadranken door middel van een uitzondering op de verbruiksbelasting een fiscaal voordeel te geven ten opzichte van andere dranken. Zuivel- en sojadranken kunnen weliswaar een belangrijke bron van eiwit, calcium en vitamines B2 en B12 zijn in een gevarieerd dieet, maar deze voedingsstoffen kunnen ook op een andere manier worden geconsumeerd dan via het drinken van zuiveldrank zoals bijvoorbeeld via yoghurt en kaas.11 Wel is het zo dat de Gezondheidsraad adviseert om enkele porties zuivel per dag te consumeren. Magere, halfvolle en karnemelk staan dan ook in de Schijf van Vijf.

3)

Ten slotte vragen de leden van de fractie van de PvdD of de regering de mening deelt dat het maken van een keuze tussen de scenario’s voorzien zou moeten worden van uitgebreidere informatie. Met het onderzoek12 dat is gepubliceerd op 6 juli 2023, het onderzoek van het RIVM dat op diezelfde datum is gepubliceerd en de uitwerking van de vijf scenario’s in de brief van 26 april jl. ligt er, wat betreft het kabinet, al veel informatie. Gezien het technische gehalte van het onderwerp en de vele aspecten die een rol spelen, leent dit onderwerp zich mogelijk goed voor een technische briefing. Indien uw Kamer hieraan behoefte heeft, voorzie ik hierin graag.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Van Knapen (BBB), Lievense (BBB) Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Kaljouw (VVD), Klip-Martin (VVD), Prins (CDA) (voorzitter), Bakker-Klein (CDA), Moonen (D66), Van Meenen (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023–24, 32 793, E (verslag nader schriftelijk overleg) en Kamerstukken I 2023–24, 36 418, AO, op 14 mei 2024 behandeld in de commissie Financiën.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023–24, 32 793, E (verslag nader schriftelijk overleg) en Kamerstukken I 2023–24, 36 418, AO, op 14 mei 2024 behandeld in de commissie Financiën.

X Noot
4

Scheffers, Floor R., Pure fruit juice and chronic diseases (2003) UMC Repository (Dissertation), https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/433179.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023/24, 32 140, nr. 186.

X Noot
6

Verordening (EU) Nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, PbEU L 304.

X Noot
7

Kamerstukken II 2023/24, 31 532, nr. 187.

X Noot
8

Artikel 9, derde lid, Wvad stelt dat als «limonade» niet wordt aangemerkt: «de uit melk of melkproducten bereide drank met een gehalte aan melkvetten van 0,02%mas of meer waarin zich melkeiwit en melksuiker bevinden, niet zijnde een uit wei of weiproducten vervaardigde drank».

X Noot
9

De uitzondering bestaat sinds de inwerkingtreding van de verbruiksbelasting in 1993. In de jaren ’80 is voorgesteld om de voorganger van de verbruiksbelasting – de accijns van alcoholvrije dranken – uit te breiden met melk. Daarvan is afgezien omdat werd geoordeeld dat er geen accijns moest worden geheven op melk als eerste levensbehoefte.

X Noot
10

Kamerstukken II 1992/93, 22 843, nr. 3, pp. 20 en 21.

X Noot
11

Melk en melkproducten | Voedingscentrum.

X Noot
12

Kamerstukken II 2022/23, 31 532, nr. 283.

Naar boven