31 532 Voedingsbeleid

32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 283 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2023

Overgewicht is een veelomvattend probleem. De verleiding om ongezond voedsel te consumeren is overvloedig aanwezig in de fysieke en online omgeving. Dit maakt het een grote uitdaging om gezond(er) te eten, zelfs voor diegenen die gemotiveerd zijn om dat te doen. De voedselomgeving moet daarom gezonder. Het kabinet wil gezonde voedselkeuzes stimuleren en ongezonde keuzes ontmoedigen. Naast andere maatregelen en activiteiten op overgewicht en voeding, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 9 december 20221 en het Nationaal Preventieakkoord, kunnen prijsmaatregelen hieraan bijdragen.

Nederland heeft sinds 1 januari 1993 een zogenoemde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Hierbij gaat het om onder andere frisdranken, limonades en vruchten- en groentesappen. In het Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken dat wordt bezien hoe op termijn een suikerbelasting kan worden ingevoerd. In de brief van 5 juli 2022 hebben wij uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet in dit licht onderzoek zal doen naar de vraag hoe de huidige verbruiksbelasting zo kan worden aangepast dat de consumptie van suiker via frisdrank zoveel mogelijk wordt verminderd.2 Door het vlakke tarief te vervangen door een tarief dat oploopt naarmate het suikergehalte in de drank toeneemt, kan de belasting bijdragen aan de gezondheid van consumenten, mits deze wordt doorberekend in de verkoopprijs. Als de consument zijn keuzes verandert als gevolg van de prijsprikkel, zou dit kunnen leiden tot een daling van het aantal mensen met obesitas.

Daarnaast hebben wij in voornoemde brief onderzoek aangekondigd naar de mogelijke introductie van een brede suikerbelasting. Wij informeren uw Kamer begin 2024 over de uitkomsten.

De Ministeries van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben, met bijdragen van het RIVM en CBS, het onderzoek naar de verbruiksbelasting afgerond in juni 2023. Bij deze brief delen wij graag de uitkomsten met uw Kamer. De uitkomsten bevatten onder meer mogelijke varianten van een gedifferentieerde verbruiksbelasting en de gezondheids- en fiscale effecten daarvan. Bijlage 1 betreft het onderzoeksrapport van de ministeries waarin wordt ingegaan op de gekozen varianten, alternatieve scenario’s en de gezondheids-, fiscale- en uitvoeringsaspecten daarvan. Bijlage 2 betreft het onderzoeksrapport van het RIVM dat ingaat op de effecten voor wat betreft verkoopvolume, hoeveelheid verkochte suikers en de budgettaire opbrengst van de gekozen varianten en alternatieve scenario’s. Bijlage 3 betreft de dataset van het CBS die het RIVM heeft gebruikt voor de doorrekeningen.

In de doorrekeningen van het RIVM zijn mogelijke varianten van een gedifferentieerde verbruiksbelasting ook afgezet tegen de situatie zoals die zal zijn in 2024, dat wil zeggen inclusief de verhoging van het tarief per 1 januari 2024 en de uitzondering van mineraalwaters van de belasting. Uit de doorrekeningen blijkt dat een gedifferentieerde verbruiksbelasting vergeleken met de situatie in 2024 leidt tot 11 tot 14% minder verkoop van alcoholvrije dranken, waarbij het niet gaat om mineraalwaters, en tot 15 tot 18% minder verkoop van suiker via alcoholvrije dranken.

Een gedifferentieerde verbruiksbelasting kan naar verwachting op zijn vroegst worden ingevoerd per 1 januari 2026.

Het kabinet weegt de uitkomsten in de appreciatie die voor het einde van 2023 volgt. Daarbij worden tevens uitvoeringsaspecten met betrekking tot de capaciteit van de Douane betrokken in relatie tot andere taken en prioriteiten. In de appreciatie gaat het kabinet ook in op de reikwijdte van de verbruiksbelasting: zijn er dranken die nu onder de belasting vallen en die daar niet onder zouden moeten vallen, en vice versa. Daarbij komt onder meer de huidige uitzondering voor zuivel- en sojadranken en de belasting van plantaardige alternatieven aan de orde.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


X Noot
1

Kamerstuk 32 793, nr. 647

X Noot
2

Kamerstuk 31 532, nr. 275.

Naar boven