31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 693 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2023

Kinderen en jongeren die na schooltijd meedoen met een voetbaltraining in de wijk, leren drummen bij de muziekvereniging, in de moestuin van de school werken, samen onder begeleiding huiswerk maken, op het schoolplein een dansworkshop volgen of leren hoe een 3D-printer werkt. Het zijn voorbeelden van wat de coalities van het programma School en Omgeving dit jaar al aanbieden aan ruim 124.000 kinderen en jongeren in kwetsbare wijken in Nederland. Met een breed pallet aan activiteiten buiten schooltijd bieden scholen en gemeenten in samenwerking met lokale partijen een ondersteunende en stimulerende omgeving aan die leerlingen die dit het hardste nodig hebben. Hierdoor kunnen deze kinderen en jongeren hun kennis, talenten en vaardigheden in de volle breedte ontdekken, ontwikkelen en benutten en vergroten we hun ontwikkeling in het onderwijs en daarbuiten.

Middels deze brief informeer ik u over het vervolg van het programma School en Omgeving, waarvoor het kabinet vanuit het Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) structureel extra budget beschikbaar stelt. Bovenop de ruim 56 miljoen die voor dit jaar al beschikbaar was gesteld, wordt een extra budget geïnvesteerd oplopend tot € 377 miljoen waardoor er vanaf 2027 € 433 miljoen structureel beschikbaar komt. Met dit budget wil ik de komende jaren nog gerichter investeren in die scholen waar we het meeste verschil kunnen maken, zodat we voor de leerlingen die dit het hardste nodig hebben echt een stevig aanvullend aanbod neer kunnen zetten. Mijn ambitie is om voor al die leerlingen een verrijkte schooldag neer te kunnen zetten met uiteindelijk tien extra uur aan aanvullende activiteiten per week. In deze brief licht ik toe hoe we dit de komende jaren gaan aanpakken. Daarnaast ga ik in op de eerste uitkomsten uit onderzoek en hoe we de door ontwikkeling van het programma gaan monitoren.

Structureel investeren in een verrijkende omgeving

Dit kabinet investeert met structureel € 1 miljard fors in kansengelijkheid. Die investeringen zijn hard nodig. Het CPB laat zien dat het inkomen van een kind op latere leeftijd steeds meer bepaald wordt door het inkomen van ouders, doordat de effecten van ons stelsel op kansengelijkheid opstapelen: leerlingen die al instromen in het onderwijs vanuit een lastigere omgeving, concentratie van het lerarentekort op scholen met veel kinderen van ouders met een laag inkomen, aan het einde van het basisonderwijs een schooladvies dat niet passend is bij de potentie van leerlingen, minder kans op stapelen in het voortgezet onderwijs en ga zo maar door. Dat wil dit kabinet veranderen en daarmee ook op de lange termijn impact hebben. Met deze investeringen zorgen we ervoor dat alle kinderen, maar in het bijzonder diegenen die dat het hardste nodig hebben, goed en extra onderwijs en ondersteuning krijgen. In mijn brief van 10 maart jl. heb ik breed toegelicht welke stappen we zetten op dit gebied.1

Kinderen en jongeren brengen gemiddeld zo’n 26 uur per week op school door. De rest van de tijd zijn ze thuis of in de wijk, en juist daar ontstaan de grootste verschillen. Het ene kind gaat naar muziekles en judo, krijgt hulp van zijn ouders bij het maken van opdrachten voor school of leest boeken, oefent met programmeren of leert in het bos over de natuur. Voor een ander kind is dit niet weggelegd omdat ouders dit niet kunnen betalen of er door stress of problemen geen mentale ruimte is om dit te regelen, doordat ouders of kind het belang hiervan niet inzien, maar soms ook door het gebrek aan aanbod in de wijk. Om te zorgen dat ook die kinderen hun talenten, interesses en vaardigheden optimaal kunnen ontwikkelen, investeert het kabinet in totaal structureel € 433 miljoen in een buitenschools verrijkend aanbod met het programma School en Omgeving.

Extra aanbod van tien uur voor de leerling die dit het hardste nodig heeft

De komende jaren wil ik ervoor zorgen dat die kinderen die dit het hardste nodig hebben, een verrijkt aanvullend aanbod krijgen van uiteindelijk tien uur per week. In sommige wijken, zoals in Rotterdam Zuid, zien we al hoeveel dit kan betekenen voor de kinderen. Daar zien we dat leerlingen aan verschillende activiteiten meedoen waar ze anders niet of minder makkelijk mee in aanraking zouden komen, en komen en leren ze op plekken waar zij anders niet zouden komen.2 Dat wil ik realiseren voor zoveel mogelijk kinderen in Nederland, te beginnen op die plekken waar dit het hardste nodig is.

Dit schooljaar zijn we van start gegaan met 127 coalities van scholen, gemeenten en andere lokale partijen zoals sport- en cultuurorganisaties, buitenschoolse opvang, welzijnswerk en bedrijven uit de regio. 44 van deze gebieden zijn voorlopers die al veel ervaring hebben met het aanbieden van een verrijkte schooldag. Met de voorlopers werken we samen in een lerende aanpak, waarin we zowel praktijk- als wetenschappelijke kennis opbouwen en uitwisselen en samen toewerken naar een duurzaam en structureel aanbod.3 Alle 127 coalities ontvangen subsidie om een verrijkt aanbod op te starten, uit te breiden of door te ontwikkelen.

De komende schooljaren ga ik nog gerichter investeren in die leerlingen die dit het hardste nodig hebben. De scholen in de huidige coalities kunnen in september opnieuw subsidie aanvragen voor de komende twee schooljaren. Aanvullend ondersteun ik de scholen met de grootste uitdagingen met relatief meer middelen en extra ondersteuning vanuit de Gelijke Kansen Alliantie. Het gaat daarbij om vijf procent van alle leerlingen in Nederland op scholen waar de nood het hoogst is.4 Een deel van deze scholen staat binnen de huidige coalities, een deel is nog geen onderdeel van het programma School en Omgeving. Uiteindelijk wil ik dat al deze kinderen en jongeren een aanbod krijgen van tien extra uur per week. Coalities krijgen de tijd en ruimte om hier naartoe te werken. De overige scholen binnen de huidige coalities kunnen subsidie aanvragen om een aanbod van minimaal vijf uur per week aan te bieden, maar moedig ik aan om met behulp van cofinanciering ook naar een aanbod van tien uur per week toe te werken.

Voor Caribisch Nederland wordt een aparte aanpak ontwikkeld die aansluit bij de context, het stelsel en de schaal van de eilanden. Het is belangrijk om te kijken naar de lokale infrastructuur, lopende programma’s zoals Best4kids en bestaande subsidies voor buitenschoolse sportactiviteiten. Ik verken hiervoor met Minister Schouten en Staatssecretaris Van Ooijen hoe we door integrale samenwerking nog meer kunnen bijdragen aan kansengelijkheid en ontwikkeling van alle jeugd in Caribisch Nederland.

Interdepartementale SPUK

Een aantal coalities valt binnen één van de stedelijke focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). Deze coalities hebben de mogelijkheid om het geld voor School en Omgeving aan te vragen via een interdepartementale Specifieke Uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk aan gemeenten. In deze SPUK worden middelen en beleidsdoelen van OCW en SZW samengevoegd tot een breed pakket voor de stedelijke focusgebieden. Hierover bent u onlangs geïnformeerd via de brief van Minister de Jonge over de voortgang van het NPLV.5 Vijf coalities hebben hiervoor gekozen. Ik zal de ervaringen met deze SPUK nauwgezet volgen. De focusgebieden worden vanuit het Ministerie van BZK ondersteund bij de uitvoering van hun plannen, en vanuit het Programma School en Omgeving is er voor alle coalities ondersteuning beschikbaar via de Gelijke Kansen Alliantie.

Eerste opbrengsten School en Omgeving

Uit het eerste inventariserende onderzoek naar de verrijkte schooldag, dat ik op 10 mei aan uw Kamer heb aangeboden, blijkt dat er veel enthousiasme en energie in het land is om met School en Omgeving aan de slag te gaan.6 De bereidheid om aan het onderzoek mee te werken was groot, en binnen en buiten de coalities wordt hard gewerkt om de verrijkte schooldag gestalte te geven. Scholen, instellingen en gemeenten zoeken verder naar mogelijkheden om hun lokale aanpak verder te versterken, uit te breiden en te verduurzamen.

Uit de inventarisatie blijkt dat ongeveer de helft van alle scholen voor regulier en speciaal basis- en voortgezet onderwijs een bepaalde vorm van verrijkt aanbod heeft. Ruim een kwart van de programma’s met verrijkt aanbod ontvangt subsidie vanuit het programma School en Omgeving. Daarnaast blijkt dat, van alle scholen die verrijkt aanbod aanbieden, de activiteiten zich het vaakst richt op de ontwikkelingsdomeinen Sport/bewegen en gezondheid (85%) en op Cultuur (75%). De activiteiten richten in iets mindere mate ook op de domeinen Cognitieve ontwikkeling (42%), Oriëntatie op jezelf en de wereld (45%) en Sociaal emotionele ontwikkeling (47%). Verder blijkt dat 18% van de scholen activiteiten aanbiedt gericht op alle ontwikkelingsdomeinen. Om dit aanbod te realiseren werken coalities samen met professionals in en om de school, de kinderopvang, bedrijven, verenigingen en welzijnspartners. Ik vind het belangrijk dat coalities de samenwerking op blijven zoeken met het bedrijfsleven, zodat kinderen bijvoorbeeld ook meer kunnen leren over ondernemerschap en techniek. De aangeboden activiteiten zijn meestal bedoeld voor alle leerlingen van de school. Daarnaast blijkt uit het rapport dat de vormgeving van het verrijkt aanbod erg verschillend is, en dat daarmee ook de kosten van het aanbod erg variëren, bijvoorbeeld afhankelijk van verschillen in groepsgrootte en verschillen tussen enerzijds vakkrachten en anderzijds vrijwilligers. De meerjarige monitor zal de kosten van coalities verder in kaart brengen. De monitor loopt tot eind 2025 en ik zal in 2024 de tussentijdse resultaten met uw Kamer delen.

School en omgeving in de praktijk

Een mooi voorbeeld van een verrijkt aanbod is het Ontdeklab op OBS het Karrepad in Groningen. Kinderen krijgen hier de kans om aan de slag te gaan met de meest innovatieve technologische middelen. Zo gaan leerlingen op onderzoek uit met 3D-brillen en drones en hebben ze apparatuur om podcasts te maken of uitzendingen te maken voor een green screen. Hierdoor worden leerlingen gestimuleerd om creatief te denken, kritisch te kijken en volop samen te werken.

Vervolgonderzoek en kennisdeling

In het inventariserend onderzoek zijn ook lokale onderzoeken en monitors in kaart gebracht en is een advies gedaan voor de meerjarige monitoring. Op basis hiervan start ik dit jaar met een meerjarige monitor waarmee we de vormgeving, inhoud en de samenwerking tussen partijen binnen coalities volgen. Hierbij kijken we ook naar kwaliteitsaspecten van het aanbod en de verwachte meerwaarde van het aanbod op de kinderen en jongeren. Door de ervaringen, succesfactoren en knelpunten in kaart te brengen kunnen we het programma steeds effectiever vorm gaan geven, zodat we uiteindelijk maximaal impact hebben op de kinderen en jongeren. Daarnaast organiseren we bijeenkomsten waarin coalities en wetenschap kennis en informatie uitwisselen over hoe de verrijkte schooldag het beste kan worden vormgegeven, welke varianten van samenwerking succesvol zijn, wat werkt en wat niet als het gaat om gelijke kansen en ontwikkelingskansen voor leerlingen.

Ten slotte verken ik samen met het NRO wat de mogelijkheden zijn voor een impactonderzoek. Daarmee wil ik zicht krijgen op wat het effect is van School en Omgeving op de brede ontwikkeling van een kind en welke randvoorwaarden hierbij belangrijk zijn.

Toekomstige vormgeving programma School en Omgeving

In de komende jaren wil ik voor zoveel mogelijk leerlingen die dit het hardste nodig hebben een buitenschools aanbod realiseren van 10 uur per week. Ik zal de scholen en samenwerkende partijen maximaal ondersteunen om dit te realiseren, en verwacht hier de komende twee jaar al een significante impuls aan te kunnen geven. De komende twee schooljaren kunnen circa 1.000 scholen met daarop ruim 250.000 leerlingen subsidie aanvragen om dit extra aanbod te realiseren. Daarnaast wil ik over twee jaar weten welke randvoorwaarden nodig zijn voor de uitvoering van een kwalitatief sterk aanvullend aanbod met maximale impact, zodat we via School en omgeving een belangrijke bijdrage leveren aan de brede ontwikkeling van kinderen.

Met de verschillende onderzoeken en de lerende aanpak bouw ik de komende twee jaar samen met de coalities die kennis en ervaring op, zodat we met het programma School en Omgeving steeds meer impact kunnen hebben op de kinderen en jongeren waar we het voor doen. Op basis hiervan zal ik in 2025 besluiten hoe School en Omgeving ingericht zal worden vanaf schooljaar 2025–2026. Om te zorgen dat de inrichting van School en Omgeving blijft aansluiten bij de actuele behoeften en ontwikkelingen zal ook na die tijd een periodieke herijking plaatsvinden. Elke drie jaar zullen we op basis van de monitoring en onderzoek besluiten op welke punten de vormgeving en inrichting van School en Omgeving bijgesteld moeten worden.

Ik zie het programma School en Omgeving als een essentiële component in het bevorderen van kansengelijkheid voor kinderen en jongeren in ons land. Juist door samen te werken op lokaal, regionaal en landelijk niveau kunnen we het verschil maken. Daarom werk ik voor dit programma nauw samen met de betrokken Ministers van SZW, VWS en BZK. Op lokaal niveau zie ik prachtige samenwerkingen ontstaan tussen onder andere scholen, gemeenten, welzijnswerk, sport- en cultuurorganisaties en de kinderopvang. Het is mooi om te zien hoe de verschillende expertise van deze partijen wordt ingezet en hoe dit het aanbod enorm kan versterken. Ik zal uw Kamer blijven informeren over de voortgang op het programma.

Tot slot ontvangt u bijgaand tevens een afschrift van de brief die is gestuurd aan schoolbesturen over aanvullend onderwijs, zoals toegezegd in de Kamerbrief van 1 juni jl.7

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerbrief Visie Kansengelijkheid in het funderend onderwijs, Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 660.

X Noot
2

Sardes. Dagprogrammering in Rotterdam in 2022: Rapportage van 6 schouwen.

X Noot
3

Kamerbrief Programma School en Omgeving in het funderend onderwijs, Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 639.

X Noot
4

5% van alle leerlingen op scholen met de hoogste relatieve scores op de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden en voor het speciaal onderwijs de CUMI-scores.

X Noot
5

Kamerbrief van 12 juni 2023 Kamerstuk 30 995, nr. 102.

X Noot
6

KBA Nijmegen, Kohnstamm Instituut & Oberon. Inventarisatie verrijkte schooldag (2023).

X Noot
7

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 686.

Naar boven