25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 422 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2020

In de afgelopen maanden zijn ingrijpende maatregelen getroffen om de verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan, te bewerkstelligen dat de gezondheidszorg de groei van COVID-19 patiënten aan kon, en kwetsbare personen te beschermen. De maatregelen hebben grote gevolgen voor onze economie, onze samenleving en de kwaliteit van leven van veel van onze inwoners.

In het recente debat met uw Kamer (4 juni jl.; Handelingen II 2019/20, nr. 79, Debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus) is op verschillende wijze gesproken over de vraag wat wij kunnen leren van de ervaringen in het bestrijden van de Coronacrisis tot nu toe, met name met het oog op het goed voorbereid zijn op de volgende fase. Daarover zijn ook diverse moties ingediend 1. De motie van het lid Veldman c.s. verzoekt de regering bevindingen en resultaten van de maatregelen te bestuderen met als doel nut en noodzaak in beeld te hebben ingeval het noodzakelijk blijkt opnieuw beperkende maatregelen op te leggen. De moties van het lid Asscher en van de leden Asscher en Marijnissen richten zich eveneens op de genomen maatregelen en waar deze aanpassing, wijziging of uitbreiding behoeven in het geval dat het aantal besmettingen toeneemt. De moties van de leden Dik-Faber, Marijnissen- Bergkamp en Van den Berg c.s. richten zich specifieker op de gevolgen voor verpleeghuizen en op mensen met beperkingen. Ik deel de wens van uw Kamer om ten behoeve van een nieuwe opleving van het virus de diverse maatregelen te bezien met de kennis van nu. Met deze brief geef ik aan hoe ik een vervolg wil geven aan de brede wens tot het trekken en benutten van lessen uit de ervaringen van de afgelopen maanden met het oog op een eventuele tweede golf.

De belangrijkste opdracht voor de komende periode ziet het kabinet in het voorkomen van een volgende golf van besmettingen. Dat doen we onder meer met het ingezette beleid van testen en tracing en ook door gebruik van het dashboard om zo tijdig mogelijk oplevingen te signaleren. Maar we willen ook voorbereid zijn op een onverhoopte tweede golf van besmettingen. Daartoe wil het kabinet de geleerde lessen expliciteren. Voor de goede orde: deze exercitie van het kabinet is geen (tussen)evaluatie. Al eerder is immers aangegeven dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid is verzocht een evaluatie uit te voeren. Evenmin zullen we al conclusies willen trekken op het gebied van het algemeen functioneren van het zorgstelsel. Die nemen we mee met de al eerder aangekondigde Contourennota.

Het kabinet zal voor de handzaamheid en bruikbaarheid focus aanbrengen in die lessen, gericht op wat beter kan, mocht het aantal besmettingen in de nabije toekomst weer sterk stijgen. Concreet dus en geen vuistdikke rapportage.

De aanpak

Met het proces dat nu gestart wordt, wil ik voorbereid zijn op een eventuele toename van besmettingen in de controlefase. Dat doen we op de volgende onderwerpen:

  • geleerde lessen voor wat betreft de beschikbaarheid van hulpmiddelen.

  • idem voor wat betreft de IC capaciteit.

  • de effecten op de reguliere zorg.

  • de verhoogde inspanning ten aanzien van het testen en het bron- en contactonderzoek.

  • lessen ten aanzien van de hygiëne en lock downmaatregelen: welke maatregel heeft nou in de afgelopen maanden het grootste effect gehad? Dit zal waarschijnlijk wel een kwalitatieve duiding zijn en niet eenvoudig per individuele maatregel uit te splitsen.

  • de opzet en werking van het dashboard.

  • de opvattingen van veldpartijen met betrekking tot de langdurige zorg zoals afgesproken met uw Kamer.

Hierbij betrek ik:

  • adviezen en opvattingen van onafhankelijke deskundigen op enkele onderdelen van de aanpak.

  • een vergelijking met de aanpak in de ons omringende landen.

Ik ben voortdurend in contact met het veld om de effecten van de genomen maatregelen te horen en waar nodig te kunnen bijsturen. Veldpartijen weten elkaar ook goed te vinden om te leren van ervaringen en waar nodig elkaar te helpen. Met de professionals (artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, gedragsdeskundigen) zijn we in overleg, daar worden de maatregelen immers het meest gevoeld. Er zijn de afgelopen periode veel deskundigen die een visie hebben ontwikkeld op de maatregelen van de afgelopen periode en adviezen geven. Deze zal ik in mijn aanpak betrekken. Ik heb hierbij expliciete aandacht voor de verschillende perspectieven.

Het kabinet streeft ernaar om tot werkbare en uitvoerbare lessen te komen.

Moties langdurige zorg

Tijdens het debat in de Tweede Kamer van 4 juni jl. zijn in dit verband drie moties aangenomen die specifiek aandacht vragen voor de langdurige zorg. De aangenomen motie van de leden Marijnissen en Bergkamp richt zich op verpleeghuizen en verzoekt de regering in overleg met onafhankelijke experts, cliënten-, beroeps- en brancheorganisaties, op basis van de ervaringen tot nu toe lessen te formuleren voor het toekomstige beleid voor en in verpleeghuizen. Wij hebben inmiddels een uitvraag gedaan bij onder meer cliëntenorganisaties, beroepsorganisaties, zorgaanbieders, RIVM, GGDen, NZa, ZN en de Academische Werkplaatsen. Wij verwachten tijdig van genoemde partijen de informatie verkrijgen zodat we op basis daarvan de lessen kunnen formuleren en de Tweede Kamer voor het reces informeren.

Tijdens hetzelfde debat is ook de motie van het lid Dik-Faber c.s. aangenomen over het ondersteunen van de verpleeghuissector bij het op orde brengen van de basisveiligheid, waaronder hygiëne, en infectiepreventie. Hiertoe wordt in samenwerking met onder andere de koepels van zorgaanbieders, beroepsgroepen, regionale zorgnetwerken antibioticaresistentie, Vilans, IGJ, RIVM en GGD-GHOR gekeken hoe versterking van de ondersteuning van verpleeghuizen op het gebied van hygiëne en infectiepreventie kan plaatsvinden. Daarbij wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande structuren, bouwstenen die er al zijn en aangesloten bij de activiteiten in het kader van de motie van de leden Marijnissen en Bergkamp.

De motie van het lid Van den Berg c.s. verwijst naar de onlangs vastgestelde strategie voor mensen met een beperking of chronische ziekte en verzoekt de regering met het veld in overleg te treden hoe zich voor te bereiden op een terugkeer naar het «gewone» leven, dan wel hoe zich voor te bereiden op een mogelijke tweede golf. Daartoe zullen we de benutting en uitvoering van strategie monitoren en de Kamer hierover cf. de motie na het zomerreces informeren.

Evaluatie

Zoals aangegeven is het trekken van de lessen voor de volgende fase nadrukkelijk niet hetzelfde als de evaluatie. De Onderzoeksraad voor Veiligheid startte op 7 mei 2020 een onderzoek naar de aanpak van de Coronacrisis door de Nederlandse overheid en andere betrokken partijen.

Bij het onderzoek kijkt de Raad onder meer naar de voorbereiding op een pandemie, de crisisbeheersing en de getroffen maatregelen en de uitfasering van deze maatregelen. Daarnaast kijkt de Onderzoeksraad ook naar de effecten van de coronacrisis op de veiligheid van kwetsbare mensen in de samenleving, bijvoorbeeld door het wegvallen van reguliere zorg of maatschappelijke diensten. Medische handelingen en economische steunmaatregelen vallen buiten de focus van het onderzoek. Het doel van het onderzoek is om lessen te trekken voor eventuele toekomstige epidemieën. Omdat partijen nog volop bezig zijn met het bestrijden van de crisis, doet de Raad nog geen uitvoerend onderzoek bij de betrokken partijen zelf.

Afsluitend

Op bovenstaande wijze zal het kabinet de komende tijd invulling geven aan het trekken van de lessen voor de volgende fase. Op deze wijze kan tevens uitvoering worden gegeven aan de moties die door het lid Asscher en de leden Asscher en Marijnissen zijn ingediend. Een brief met deze geleerde lessen met het oog op de volgende fase zal de Kamer voor 1 september bereiken.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Moties Veldman (Kamerstuk 25 295, nr. 392), Asscher en Marijnissen (Kamerstuk 25 295, nr. 399), Asscher (Kamerstuk 25 295 nr. 400), Van den Berg c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 395), Marijnissen en Bergkamp (Kamerstuk 25 295, nr. 396), Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 402).

Naar boven