Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 32740 nr. 19 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 32740 nr. 19 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2014
Met deze brief informeer ik u mede namens de Staatssecretaris van Financiën over relevante ontwikkelingen bij de totstandkoming van het validatiestelsel filantropie en de kabinetsreactie op het advies van de Commissie De Jong.1 Deze commissie heeft begin dit jaar een advies opgesteld over de vraag op welke wijze het validatiestelsel filantropie een verplicht karakter kan krijgen en hoe het beheer van het validatiestelsel dient te worden belegd.
Na overleg met de Staatssecretaris van Financiën en de Stichting Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) heb ik recentelijk besloten dat de normen van het validatiestelsel filantropie, voortvloeiend uit de gedragscode, algemeen verbindend worden verklaard. Een nadere onderbouwing voor dit besluit licht ik toe in deze brief.
Validatiestelsel filantropie
Conform afspraak 8 van het convenant «Ruimte voor geven»2 is door het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Ministerie van Financiën en de SBF een gezamenlijke visie opgesteld op het toezicht en de verantwoording in de sector filantropie. Deze visie vormt de basis voor de ontwikkeling van het validatiestelsel filantropie (gedragscode, keurmerk en centraal informatieportaal) dat tot doel heeft het verbeteren van de transparantie en de kwaliteit van het toezicht op de filantropiesector. Bij brief van 25 april 2013 heb ik uw Kamer bericht over de voortgang van het validatiestelsel filantropie en de uitkomsten van de werkgroep publieksbelang.3
Nu er in de sector overeenstemming is over de gedragscode van het validatiestelsel, met principes en normen voor «goed bestuur», wordt onder regie van de SBF gewerkt aan de verdere inrichting van het toezicht. Er worden afspraken gemaakt over de normstelling en het toezicht voor respectievelijk de fondsenwervende instellingen, de vermogensfondsen en de kerkgenootschappen. Voor de fondsenwervende instellingen wordt een nieuw keurmerkstelsel voorbereid. Ten aanzien van het centraal informatieportaal kan worden gemeld dat de zogeheten Kennisbank Filantropie vooralsnog wordt ingericht als het Centraal Informatiepunt Filantropie.
Ik hecht eraan op te merken dat de genoemde werkgroep publieksbelang de onderdelen van het validatiestelsel zal toetsen aan de criteria uit het toetsingskader publieksbelang zodra deze zijn vastgesteld. Dit zal naar verwachting ultimo 2014 zijn beslag krijgen.
Advies Commissie De Jong
In overleg met de Staatssecretaris van Financiën en de SBF is bij besluit van 11 december 2013 de Commissie De Jong ingesteld om te bezien hoe het validatiestelsel een verplicht karakter kan krijgen voor alle charitatieve Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) en hoe het beheer van het validatiestelsel dient te worden belegd.4Op 20 januari 2014 heb ik het advies van de Commissie De Jong ontvangen (hierna: de Commissie).
Het advies heeft aanzienlijke consequenties voor de sector filantropie en de rol van de rijksoverheid. Waar zelfregulering tot nu toe een belangrijk uitgangspunt was, adviseert de Commissie een zwaardere rol voor de rijksoverheid met betrekking tot het toezicht op fondsenwerving. De Commissie constateert dat de sector filantropie voor een aantal uitdagingen staat en noemt daarbij een dalend geversvertrouwen, het gebrek aan overzichtelijke en vergelijkbare informatie over (het functioneren van) filantropische instellingen en het belang van het verbeteren van het toezicht op de sector.
De Commissie neemt als uitgangspunt voor het advies het publieksbelang dat is gemoeid met de filantropische sector. Daarom adviseert de Commissie de focus in het beleid te leggen op de fondsenwervende instellingen, namelijk door het stellen en handhaven van normen voor fondsenwervende instellingen en registratie van fondsenwervende instellingen in een wettelijk omschreven – online te raadplegen – register. Aan deze registratie moeten normen ten grondslag liggen die door de sector zelf worden opgesteld via een zogeheten «multistakeholder»-stichting. Een officieel geregistreerde instelling wordt vervolgens automatisch toegelaten tot de ANBI-status.
Voor het beheer en de uitvoering van het register wordt geadviseerd een wettelijk, onder de Minister van Veiligheid en Justitie ressorterend organisatieonderdeel, in het leven te roepen met eigen wettelijke bevoegdheden. Aangezien het verkrijgen van de ANBI-status een gevolg is van opname in het register, zou in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) een verwijzingsregeling moeten worden opgenomen.
Kabinetsreactie
De Staatssecretaris van Financiën en ik hebben het advies uitvoerig besproken met het bestuur van de SBF. Het kabinet en de SBF delen het uitgangspunt van de Commissie De Jong dat voor de fondsenwervende instellingen borging van het publieksvertrouwen voorop moet staan. Daarom is het van belang dat het validatiestelsel filantropie ook van toepassing wordt op instellingen die geen lid zijn van één of meer van de brancheorganisaties van de SBF.
Voorts acht het kabinet het een positieve ontwikkeling dat de gedragscode van het validatiestelsel niet alleen van toepassing zal zijn op de fondsenwervende instellingen, maar ook – rekening houdende met de bestaande diversiteit – op de vermogensfondsen. De kerkgenootschappen zullen met inachtneming van de onderliggende normen van de gedragscode hieraan een eigen invulling geven gelet op hun eigenstandige positie (ingevolge art. 2:2 BW).
Samen met de SBF onderschrijf ik het belang van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden in die zin dat de sector zelf de normen ontwikkelt en aandraagt in (een) private instelling(en). Daarnaast past het een volwassen sector deze opgestelde kwaliteitsnormen in beginsel zelf te handhaven. De verkenning die het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) nu uitvoert naar mogelijkheden voor toezicht en kwaliteitbevordering, geeft bouwstenen voor het verder inrichten van het validatiestelsel, in elk geval voor de fondsenwervende instellingen. Het streven van de sector is erop gericht dat vóór 1 januari 2015 het validatiestelsel op hoofdlijnen is vastgesteld en dat dan duidelijkheid bestaat over wie verantwoordelijk wordt voor het beheer van de code en de toezichtsnormen respectievelijk de uitvoering van het toezicht. Het validatiestelsel zal voorzien in een bagatelregeling om de kleinere instellingen te ontzien.
De normen van het validatiestelsel worden wettelijk algemeen verbindend verklaard als het kabinet de normen passend vindt. Ik ga er vanuit dat het kabinet dit terughoudend zal toetsen. De Minister van Veiligheid en Justitie wordt systeemverantwoordelijke voor het validatiestelsel. Ik bereid hiertoe een wetsvoorstel voor dat in 2015 in consultatie gaat. Het niet naleven van de normen van het validatiestelsel kan leiden tot maatregelen, waaronder het intrekken van ANBI-status door de Belastingdienst.
De Belastingdienst zal een half jaar na de invoering van het validatiestelsel en het daaraan verbonden stelsel van intern toezicht een complianceverkenning uitvoeren. Deze verkenning heeft tot doel na te gaan in hoeverre de aan het validatiestelsel deelnemende instellingen in staat en bereid zijn om de toepasselijke fiscale wet- en regelgeving correct uit te voeren. Daarbij zal worden beoordeeld hoe het interne stelsel van toezicht in de filantropische sector functioneert.
Op basis van de uitkomsten van deze complianceverkenning, zal worden bepaald of met (betrekking tot) de groep instellingen die deelnemen aan het validatiestelsel een toezichtsarrangement kan worden gesloten. Concreet houdt dit arrangement in dat wederzijdse afspraken en spelregels worden gemaakt over het fiscale toezicht op de aan het validatiestelsel deelnemende ANBI’s. Dit gebeurt op transparante wijze, in een sfeer van onderling vertrouwen en informatie-uitwisseling. Met een dergelijk toezichtsarrangement kan de Belastingdienst zich zoveel mogelijk beperken tot metatoezicht. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst het directe toezicht op de individuele instellingen in eerste instantie overlaat aan de sector zelf en dat de Belastingdienst zich beperkt tot het beoordelen van het interne stelsel van toezicht in de filantropische sector. Uiteraard verliest de Belastingdienst niet haar eigen bevoegdheden omdat zij haar publiekrechtelijke taak en verantwoordelijkheid houdt.
Ik verwacht dat met bovengenoemde maatregelen het validatiestelsel filantropie voldoende wordt geborgd met als doel dat de transparantie en de kwaliteit van het toezicht in de sector filantropie in zijn geheel toenemen.
Vervolgconvenant
Het convenant «Ruimte voor geven» dat op 21 juni 2011 is opgesteld tussen de rijksoverheid en de SBF inzake een achttal afspraken over de samenwerking op terrein van filantropie, zou per ultimo 2013 aflopen. In een rijksbreed overleg met de SBF zijn het convenant en de afspraken daarin geëvalueerd.5 Hieruit is het naar voren gekomen dat op verschillende terreinen afspraken zijn gemaakt voor betere afstemming en samenwerking en dat deze inspanningen moeten worden voortgezet. Het streven is om in het laatste kwartaal van 2014 een vervolgconvenant te sluiten. Het convenant Ruimte voor geven loopt ondertussen door. In het nieuwe convenant zullen onder meer afspraken worden opgenomen over de concrete uitwerking van het validatiestelsel filantropie.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32740-19.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.