32 740 Fiscale agenda

Nr. 14 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2013

Mede in het licht van de dag van de filantropie op 25 april 2013 informeren wij uw Kamer over enkele ontwikkelingen in de sector filantropie. Daarbij wijzen we u allereerst op het onderzoek naar het geefgedrag in Nederland over 2011 dat op deze dag door de Vrije Universiteit wordt gepresenteerd. Daarnaast gaan we in deze brief in op de ontwikkelingen rond de totstandkoming van het validatiestelsel filantropie. Ten slotte gaan we in op belangrijke zaken met betrekking tot de fiscale regelgeving ter zake van de algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s).

Rapport Geven in Nederland

In afspraak 3 van het op 21 juni 2011 met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) gesloten convenant «Ruimte voor geven»1 is opgenomen dat uiterlijk in het 2e kwartaal van 2013 het onderzoek Geven in Nederland over 2011 gereed zal zijn. De laatste zeventien jaar wordt tweejaarlijks onderzoek gedaan naar het geefgedrag van Nederlandse burgers en bedrijven door middel van het onderzoek Geven in Nederland door de Vrije Universiteit in Amsterdam. Door het onderzoek op vergelijkbare wijze uit te voeren ontstaat inzicht in de trendmatige ontwikkelingen, niet alleen op macroniveau, maar ook van het geefgedrag van specifieke groepen als bedrijven en vermogende Nederlanders.

Belangrijke conclusie van het onderzoek over 2011 is dat de gevolgen van de economische crisis ook in de sector filantropie zijn waar te nemen. Mensen geven minder: zo is de waarde van de giften en goederen die zijn gegeven door huishoudens in Nederland sinds 2009 gedaald met 10%. Ook neemt de deelname aan vrijwilligerswerk af. Na jaren van stijgen is het totaal gegeven bedrag in 2011 gedaald tot bijna € 4,3 miljard, het laagste sinds 2001. Vooral de bijdragen van bedrijven in de vorm van sponsoring en giften aan goede doelen zijn ten opzichte van 2009 sterk gedaald.

Bij het geven aan een goed doel speelt vertrouwen een zeer belangrijke rol. Hoe meer vertrouwen in de sector filantropie, hoe eerder de burger of het bedrijf bereid zal zijn een bijdrage te leveren, in de vorm van giften, sponsoring of vrijwilligerswerk. Het belang van de filantropische sector voor de Nederlandse samenleving is onmiskenbaar. De goededoelensector levert een belangrijke bijdrage aan ons aller welzijn en aan het behoud van de samenleving. Met de hierna beschreven maatregelen werken de sector filantropie en de Rijksoverheid gezamenlijk aan het vergroten van transparantie en daarmee aan het vertrouwen in de sector.

Validatiestelsel filantropie

Op 20 september 2012 hebben wij uw Kamer de visie op toezicht en verantwoording in de filantropische sector aangeboden2, die samen met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) is opgesteld. In de visie is neergelegd dat de genoemde partijen een validatiestelsel filantropie ontwikkelen. Het doel van het nieuwe validatiestelsel is het verbeteren van de transparantie van de sector en de kwaliteit van het toezicht. Validatie wordt gezien als aanvulling op wetgeving en draagt bij aan professionalisering van de sector. Belangrijk uitgangspunt is dat de sector filantropie zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van zijn dienstverlening.

Inmiddels is door een projectgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van eerdergenoemde ministeries en de SBF begonnen met de ontwikkeling van het validatiestelsel. De projectgroep heeft een belangrijke eerste stap gezet met de oplevering van de QuickScan filantropie. Dit document bevat een heldere analyse van de mogelijkheden om vorm te geven aan toezicht en verantwoording en biedt scenario’s hoe de visie uitgewerkt kan worden. De QuickScan is te vinden op de website van SBF (www.sbf-filantropie.nl/actueel ).

In de visie is ook aangekondigd nadere uitwerking te geven aan het publieksbelang bij filantropie. Met het oog op het draagvlak voor het te ontwikkelen validatiestelsel is een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers van organisaties die het publieksbelang vertegenwoordigen, hoogleraren, keurmerkinstellingen, SBF en onze ministeries. De voorzitter van de werkgroep publieksbelang filantropie, voormalig lid van de Tweede Kamer en van de Algemene Rekenkamer, de heer Gerrit De Jong, heeft inmiddels het door de werkgroep ontwikkelde toetsingskader aangeboden. Wij hechten eraan uw Kamer te informeren over dit toetsingskader publieksbelang, dat u als bijlage bij deze brief aantreft.3

De werkgroep hanteert de volgende definitie van publieksbelang: «het belang dat het publiek (belastingbetalers, donateurs, begunstigden) heeft om erop te kunnen vertrouwen dat de instellingen in de sector filantropie het algemeen nut dienen». Het publieksbelang omvat de legitimiteit van filantropische instellingen om geld te verwerven en om fiscale voordelen te genieten en is gebaat bij inzicht in onder meer de omvang van de verworven donaties, bestedingen, kosten en effectiviteit van filantropische instellingen.

De werkgroep heeft een toetsingskader opgesteld bestaande uit een schema waarin per onderdeel van het validatiestelsel (keurmerk, gedragscode en centraal informatiepunt) criteria met richtinggevende indicatoren zijn opgenomen. De toelichting met een verklarende tekst is integraal onderdeel van het toetsingskader. De werkgroep oordeelt dat vanuit het publieksbelang gezien, het validatiestelsel in elk geval op alle ANBI’s van toepassing moet zijn. De werkgroep heeft geen standpunt geformuleerd over de implementatie van het validatiestelsel en de afdwingbaarheid daarvan, alhoewel deze aspecten wel het publieksbelang aangaan.

Het toetsingskader biedt ons inziens een goed fundament voor de verdere uitwerking en implementatie van het validatiestelsel. Bij de uitwerking zal onder meer het vraagstuk van de reikwijdte van het validatiestelsel in relatie tot het uitgangspunt van zelfregulering uitgebreid aan de orde moeten komen. Van belang is daarbij dat zelfregulering in de sector filantropie het uitgangspunt vormt voor het kabinet. De werkgroep zal het te ontwikkelen validatiestelsel eind 2013 toetsen aan de criteria uit het toetsingskader en hierover advies uitbrengen.

Aanpassing Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Met ingang van 1 januari 2014 zijn instellingen verplicht bepaalde gegevens op het internet openbaar te maken voor behoud of verkrijging van de ANBI-status. In de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt geregeld welke gegevens op internet moeten worden gepubliceerd. De aanpassing van genoemde uitvoeringsregeling bevindt zich in het afrondende stadium. De inhoud strekt tot de verplichting voor alle ANBI’s tot publicatie op internet van bepaalde gegevens, zoals de naam van de instelling, het door de Kamer van Koophandel toegekende unieke nummer, contactgegevens, de doelstelling, een beknopt beleidsplan, de bestuurssamenstelling en het beloningsbeleid, een verslag van de uitgeoefende activiteiten en een financiële verantwoording. Voldoet een instelling niet aan de verplichting, dan wordt de ANBI-status geweigerd of ingetrokken. Bezien wordt welke fiscale consequenties moeten worden verbonden aan het beëindigen van de ANBI-status.

Het is de bedoeling de wijzigingsregeling uiterlijk 1 juli 2013 in de Staatscourant te plaatsen om de ANBI’s in staat te stellen zich tijdig te prepareren op hun nieuwe verplichtingen. De eerste twee genoemde gegevens en het webadres zullen ook op de lijst van ANBI’s op de site van de Belastingdienst worden opgenomen om de vindbaarheid te vergroten. Omdat de verplichting tot publicatie op internet van genoemde gegevens mede voortvloeit uit de motie Omtzigt/Van Vliet4 is het voornemen om in mei de wijzigingsregeling in concept aan uw Kamer te zenden opdat nog voor het zomerreces erover gedebatteerd kan worden, zoals afgesproken bij het wetgevingsoverleg van 16 november 2012 over het Belastingplan 2013.

Versterking Integriteit ANBI’s

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2012 c.s. is uw Kamer toegezegd5 dat Financiën en Veiligheid en Justitie zullen overleggen op welke wijze recht kan worden gedaan aan de strekking van de motie Huizing/Van Vliet6, mede gelet op de discussie die hier toen over is gevoerd. Inmiddels heeft dit overleg plaatsgevonden. Er is daarbij een aantal mogelijkheden aan de orde gekomen. Over deze mogelijkheden willen wij u in deze brief alvast kort informeren. In een brief aan de Kamer in mei 2013 zal de tweede ondergetekende uitgebreider ingaan op het onderwerp integriteit van ANBI’s en op onderstaande mogelijkheden in het bijzonder.

  • 1. De ANBI-wetgeving kan naast de bestaande weigerings- of intrekkingsgronden vanwege een onherroepelijke veroordeling voor aanzetten tot haat of tot geweld, dan wel gebruik van geweld, worden uitgebreid. Gedacht kan worden aan onherroepelijke veroordelingen voor misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht (als bedoeld in titel VII van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht).

  • 2. Het ministerie van Veiligheid en Justitie onderzoekt op welke wijze het toezicht op rechtspersonen door de Dienst Justis – dat thans reeds ziet op stichtingen en hun bestuurders – kan bijdragen aan het toezicht op ANBI’s door de Belastingdienst. Met een bijdrage van de Dienst Justis zal de Belastingdienst naar verwachting beter in staat zijn specifieke ANBI’s nader te onderzoeken en daarmee het toezicht op de ANBI’s beter in te richten.

  • 3. De Belastingdienst is voornemens een meldpunt Misbruik ANBI in te richten, wederom om gerichter op basis van signalen uit de maatschappij bepaalde ANBI’s tegen het licht te kunnen houden.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

Kamerstuk 32 740 nr. 6

X Noot
2

Kamerstuk 32 740 nr. 13

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Kamerstuk 33 003, nr. 52

X Noot
5

Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–91

X Noot
6

Kamerstuk 33 003, nr. 67

Naar boven