Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 11 december 2013, kenmerk 443885, houdende instelling van de commissie De Jong (Instellingsbesluit commissie De Jong)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie;

b. de commissie:

de commissie De Jong;

Artikel 2. Instelling

Er is een commissie De Jong.

Artikel 3. Taak

De commissie heeft tot taak voor één februari 2014 een advies op te stellen over:

  • a. Op welke wijze het validatiestelsel filantropie verplicht dient te worden gemaakt voor alle charitatieve ANBI’s;

  • b. Hoe taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot het beheer van het validatiestelsel dienen te worden belegd.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden.

  • 2. De commissie bestaat uit deskundigen op het snijvlak van de filantropie, de fiscaliteit, toezicht en staats- en bestuursrecht

  • 3. De leden van de commissie worden op eigen aanvraag door de Minister tussentijds ontslagen.

  • 4. De leden kunnen voorts door de Minister worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

  • 5. Nieuwe leden van de commissie worden, op aanbeveling van de voorzitter, door de Minister benoemd.

Artikel 5. Leden

Als leden van de commissie worden benoemd:

  • a. De heer drs. G. de Jong, oud-lid van de Algemene Rekenkamer, thans gepensioneerd, tevens voorzitter;

  • b. De heer professor dr. S.E. Zijlstra, hoogleraar staats- en bestuursrecht bij de Vrije Universiteit te Amsterdam;

  • c. De heer professor dr. mr. M. Pheijffer RA, hoogleraar accountancy en forensische accountancy bij de Universiteit Leiden en NijenRode;

  • d. De heer mr. M.L.A. van Rij, senior partner EY;

  • e. De heer professor dr. ing. F.J.H. Mertens, hoogleraar toezicht bij de Technische Universiteit te Delft.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De heer mr. B. Franssen is secretaris van de commissie.

  • 2. De secretaris is voor zijn inhoudelijke werkzaamheden verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3. De secretaris is geen lid van de commissie.

Artikel 7. Advies

  • 1. Het advies als bedoeld in artikel 3, wordt algemeen beschikbaar gesteld.

  • 2. Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het advies, dan stelt zij de Minister daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 3. De Minister beslist over de eventuele verlenging van de termijn als bedoeld in artikel 3 en brengt de commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De leden van de commissie, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangen een vergoeding per vergadering. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedraagt deze vergoeding 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met dien verstande dat aan de voorzitter een vergoeding wordt toegekend van 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie wordt toegekend.

  • 2. De leden ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten conform artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 9. Einde commissie

Zodra de commissie advies heeft uitgebracht aan het bestuurlijk overleg van de ondertekenende partijen van het convenant “Ruimte voor geven”, als bedoeld in artikel 3, eindigen de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 10. Archief

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgedragen aan het archief van het Ministerie van van Veiligheid en Justitie.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2013.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit commissie De Jong.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Algemeen

Op 21 juni 2011 tekenden het Kabinet en de Stichting Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) het convenant ‘Ruimte voor geven’. In het convenant is vastgelegd dat de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën en de SBF gezamenlijk een document opstellen met daarin een moderne visie op toezicht en verantwoording. Deze visienotitie is vervolgens opgesteld en bij brief van 20 september 2012 aan de Tweede Kamer gestuurd. In de visienotitie is aangegeven dat die visie zijn beslag zal krijgen in een gezamenlijk projectplan ‘Toezicht en verantwoording in de filantropische sector’ en dat voor de uitwerking een ambtelijke projectgroep wordt opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van respectievelijk het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Ministerie van Financiën en de SBF.

Daarnaast is in de visitatienotitie aangegeven dat de ondertekenaars een werkgroep instellen die het toetsingskader met betrekking tot het validatiestelsel dat gericht is op het publieksbelang ontwikkelt, het validatiestelsel vervolgens toetst aan het toetsingskader en advies uitbrengt aan de ondertekende partijen.

Gelet hierop is, bij besluit van 19 maart 2013, kenmerk 347449, de Werkgroep publieksbelang filantropie ingesteld (hierna: de Werkgroep). De heer drs. G. de Jong, oud-lid van de Algemene Rekenkamer, thans gepensioneerd, is voorzitter van de Werkgroep. Zoals is vastgelegd in voornoemd instellingsbesluit, beëindigt deze Werkgroep zijn taken als het validatiestelsel is opgeleverd en de Werkgroep daarover zijn laatste oordeel heeft gegeven.

Het door de Werkgroep opgestelde toetsingskader publieksbelang is op 25 april 2013 aan de Tweede Kamer gestuurd. In dit kader komt het belangrijke uitgangspunt naar voren dat het validatiestelsel voor alle ANBI’s en, meer specifiek, het keurmerkstelsel, voor alle fondsenwervende ANBI’s zou moeten gelden. Deze visie wordt thans uitgewerkt in een validatiestelsel dat bestaat uit een gedragscode, een keurmerk en een centraal informatieportaal voor de sector filantropie.

In het bestuurlijk overleg van 10 juni 2013 heb ik met de vertegenwoordigers van de SBF afgesproken opnieuw aan een commissie onder leiding van de heer De Jong te vragen advies te geven over:

  • 1. Op welke wijze dient het validatiestelsel filantropie verplicht te worden gemaakt voor alle charitatieve ANBI’s?

  • 2. Hoe dienen de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot het beheer van het validatiestelsel te worden belegd?

Met het onderhavige besluit wordt de commissie De Jong ingesteld om mij over voornoemde vragen te adviseren. Deze taken vragen om een specifieke deskundigheid op fiscaal en toezicht gebied en, gelet op de verstrekkendheid van haar advies, om onafhankelijkheid.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven