32 641 Wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs in verband met de evaluatie van die wet

Nr. 16 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 2013

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over het afschrift van de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Eerste Kamer van 25 december 2013 betreffende de voorgestelde wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs die voortvloeit uit het amendement De Liefde/Voordewind (artikel I, onderdeel A, onder 2 en 2a)1 (Kamerstuk 32 641, nr. G). Bij brief van 1 mei 2013 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković-van Bemmel

Inhoud

blz.

       

I.

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Algemeen

2

 

Uitvoeringsproblemen van het wetsartikel

2

 

Tweede evaluatie van de Wet op de vaste boekenprijs

4

II.

Reactie van de minister

4

I. Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief waarin de minister van OCW reageert op het amendement De Liefde/Voordewind. De leden vinden het teleurstellend dat de minister aangeeft voorlopig het amendement niet te zullen uitvoeren. De eerste en de belangrijkste vragen van de leden zijn dan ook als volgt. Kan de minister toezeggen dat ze de wens van de Tweede Kamer wel zal uitvoeren en de vaste boekenprijs voor wetenschappelijke boeken gaat afschaffen? En kan de minister aangeven wanneer dit zal gebeuren, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de minister over het uitstellen van de inwerkingtreding van het amendement De Liefde /Voordewind om ook wetenschappelijke boeken naast studieboeken uit te zonderen van de vaste boekenprijs.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brief. Zij gaan akkoord met de insteek van de minister. Wel vragen zij de minister of zij een toelichting kan geven op de door haar gevolgde procedure.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op de vaste boekenprijs als gevolg van het amendement De Liefde/Voordewind.

Uitvoeringsproblemen van het wetsartikel

De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal inhoudelijke vragen over de brief die de minister heeft gestuurd. De minister merkt op dat door de wetswijziging, waarin niet alleen het schoolboek, maar het school- én wetenschappelijke boek worden vrijgesteld van de vaste boekenprijs, veronderstelt dat de school- en wetenschappelijke boeken identiek zijn. Kan de minister aangeven wat er ten grondslag ligt aan deze veronderstelling? Immers, er staan twee definities, zo merken de leden op, namelijk die van het schoolboek en die van het wetenschappelijke boek. De wetgevers hebben alleen gesteld dat deze onder hetzelfde prijsregime zouden moeten vallen, zo stellen de genoemde leden. Vervolgens merkt de minister op dat uitgevers een onderscheid maken op basis van A-, W-, en S-boeken.2 Maar in de alinea daarna stelt de minister dat het onderscheid niet te maken is. Kan de minister aangeven waarom de minister dit verschil niet kan maken en de uitgevers wel, zo vragen zij.

Voorts stelt de minister dat de boekenkorting, die studenten nu kunnen krijgen, een belemmering is voor het loslaten van de vaste boekenprijs. Kan de minister aangeven waarom dit een belemmering is? Dit kan, zo menen deze leden, immers ook gezien worden als aanmoediging voor een liberalisering van de boekenprijs. Op dit moment profiteren studenten van de korting op de vaste boekenprijs maar particulieren niet. Deelt de minister de mening dat het particuliere gebruik van wetenschappelijke boeken voor bijscholing en verdere verbreding wordt gestimuleerd door het vrijgeven van de boekenprijs van het wetenschappelijke boek? Zo nee, kan de minister dan uitleggen hoe de vaste boekenprijs bijdraagt aan een betere toegankelijkheid van wetenschappelijke literatuur voor een breed publiek? Kan de minister aantonen dat in landen zonder vaste boekenprijs er minder wetenschappelijke boeken worden gepubliceerd en verkocht, zo vragen de leden.

Tevens merken de leden op dat de minister stelt dat sommige wetenschappelijke boeken maar door enkele instellingen worden voorgeschreven als verplicht studiemateriaal. Kan de minister aangeven waarom dat een probleem is? Als een student een wetenschappelijk boek wil aanschaffen dat niet op de lijst van verplichte literatuur staat, dan wordt het boek ook voor studiedoeleinden gebruikt. Hetzelfde geldt voor een afgestudeerd persoon die graag bij wil blijven. Die koopt individueel een boek, met als doel zijn of haar kennis bij te spijkeren. Kan de minister een overzicht geven van de tien meest verkochte wetenschappelijke boeken? Hoeveel worden hiervan verkocht en kan de minister daarbij de verkoopcijfers uitsplitsen tussen de losse verkoop en het deel dat wordt verkocht in het kader van de literatuurlijst van studenten?

Verder merken de leden op dat de minister stelt dat er wisselende geluiden zijn uit het «boekenvak». Kan de minister een overzicht sturen van deze «wisselende geluiden»? Wat zijn deze geluiden, wie melden deze geluiden en hoe apprecieert de minister deze geluiden en wat zijn daarvoor de argumenten, zo vragen de leden.

Kan de minister voorts aangeven of het waar is dat digitale boeken zijn vrijgesteld van de vaste boekenprijs. Zo ja, is de minister het dan met de leden eens dat dit kan leiden tot een ongelijk speelveld tussen wetenschappelijke boeken. Een deel kan worden verkocht zonder de vaste boekenprijs in acht te nemen, te weten de digitale versies. Een ander deel moet zich houden aan de vaste boekenprijs. Hetzelfde geldt voor Engelstalige wetenschappelijke boeken. Deze boeken kunnen worden gekocht zonder de vaste boekenprijs. Hiermee ontstaat er, zo menen de leden, een ongelijk speelveld voor wetenschappelijke boeken. Deelt de minister deze zienswijze, zo vragen zij.

Ten slotte vragen deze leden of de minister kan aangeven of het waar is dat bibliotheken geen digitale boeken mogen uitlenen. Zo ja, wat is hiervan de reden? En is de minister bereid dit aan te passen met het oog op een verdere modernisering van de boekenmarkt en de toegankelijkheid van boeken in bredere zin, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie hebben begrip voor de uitleg van de minister dat het problematisch is om een helder onderscheid te maken tussen wetenschappelijke boeken die als studieboek gebruikt worden en wetenschappelijke boeken die op andere wijze gebruikt worden. Om een duidelijker inzicht te krijgen in deze problematiek willen de leden graag een toelichting krijgen van de breedte aan boeken die onder de categorie W-boeken vallen. Ook horen deze leden graag wat voor effecten de minister verwacht van het niet langer onder de vaste boekenprijs vallen van wetenschappelijke boeken.

Tweede evaluatie van de Wet op de vaste boekenprijs

De leden van de PvdA-fractie hechten er waarde aan dat de evaluatie van de wet tijdig gereed komt, zodat het buitenwerking treden van het amendement zo kort mogelijk duurt en er snel een definitieve oplossing ten aanzien van W-boeken getroffen kan worden. Daarom vragen deze leden of de minister kan toezeggen dat de evaluatie tijdig aan de Kamer wordt gezonden.

De leden van de SP-fractie merken op dat het wetenschappelijke boek niet hetzelfde is als het schoolboek, en een gelijkschakeling dan ook zorgt voor de nodige problemen. De leden vragen de minister op welke wijze het gewenste onderzoek vorm wordt gegeven. Ook wensen zij de uitkomsten daarvan te betrekken bij de eerstkomende evaluatie van de wet op de vaste boekenprijs.

De leden van de D66-fractie kijken uit naar de resultaten van het aanvullende onderzoek van de minister begin 2014 en zouden graag enkele overwegingen aan haar meegeven om te betrekken bij dit onderzoek. De leden zouden graag zien dat de minister nadrukkelijk de ontwikkelingen in de (wetenschappelijke) boekenmarkt op het gebied van digitalisering, online publicaties, e-books, internet en online aankopen mee neemt in haar overwegingen en de Kamer hierover informeert.

II. Reactie van de minister

Algemeen

Graag dank ik de leden van de fracties van VVD, PvdA, SP en D66 voor hun vragen en opmerkingen naar aanleiding van mijn brief over het amendement De Liefde/Voordewind.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik conform de wens van de Tweede Kamer de vaste prijs voor wetenschappelijke boeken zal afschaffen en wanneer dit zal gebeuren. In mijn brief van 25 januari 2013 heb ik geschreven dat ik de inwerkingtreding van de wijziging zal laten afhangen van nader onderzoek naar de afschaffing van de vaste prijs voor het wetenschappelijke boek.3 Dit onderzoek is een onderdeel van de eerstkomende evaluatie van de wet die in januari 2014 aan beide Kamers zal worden toegezonden. De uitkomsten van dit nadere onderzoek zijn bepalend voor de inwerkingtreding per 1 juli 2014 of 1 januari 2015.

Wat betreft het verzoek van de leden van de SP-fractie om een toelichting op de door mij gevolgde procedure verwijs ik naar mijn antwoord op de overige gestelde vragen.

Uitvoeringsproblemen van het wetsartikel

De leden van de VVD-fractie vragen wat ten grondslag ligt aan mijn veronderstelling dat school- en wetenschappelijke boeken identiek zijn. Kennelijk is hier sprake van een misverstand. Het wetenschappelijke boek is namelijk niet identiek aan het studieboek voor WO en HBO. Van dat gegeven zijn de indieners van het amendement wel uitgegaan. De status van wetenschappelijk boek valt niet af te leiden uit het feit of een boek voor het onderwijs is voorgeschreven. Dat kan wel voor het schoolboek. Tevens vragen deze leden waarom de uitgevers hun uitgaven wel kunnen indelen naar A-, W-, en S-boeken en ik dit onderscheid niet kan maken. Ik merkte op dat de uitgeversindeling hoofdzakelijk bepalend is voor de handelskorting die boekverkopers van de uitgevers krijgen. Dat is een individuele afweging van de uitgever. Die indeling komt daarom niet per definitie overeen met de aard of inhoud van het boek. Voor algemene boeken geldt de hoogste korting en voor schoolboeken de laagste. Voor de wet is alleen het inhoudelijke criterium relevant.

De leden van de VVD-fractie refereren aan de bestaande studentenkorting. Zij gaan er vanuit dat deze in mijn visie een belemmering is voor het loslaten van de vaste prijs. De huidige korting is echter geen belemmering voor het opheffen van de vaste prijs, want die is feitelijk irrelevant voor deze beslissing. Waar ik in mijn brief op wees, is dat deze korting een complicerende factor is in het licht van de wettelijke definitie van het wetenschappelijke boek naar aanleiding van het amendement. Er ontstaan dan namelijk twee soorten «studieboeken». Enerzijds alle boeken (waaronder mogelijk ook algemene boeken) die studenten verplicht zijn aan te schaffen, maar die niet specifiek voor het onderwijs bestemd behoeven te zijn en waarvoor zij korting kunnen krijgen. Anderzijds alle boeken die naar inhoud en vorm zijn bestemd voor gebruik in het WO en HBO en waarvoor een vrije prijs zou gelden. Deze twee verzamelingen «studieboeken» overlappen elkaar weliswaar in meerdere of mindere mate, maar vallen zeker niet volledig samen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de brede toegankelijkheid van wetenschappelijke literatuur is gediend met het vrijgeven van de prijs voor wetenschappelijke boeken en vragen of ik deze opvatting deel. Graag verwijs ik naar de Memorie van Toelichting bij het oorspronkelijke wetsvoorstel. Hierin is uiteengezet waarom een vaste prijs voor algemene en wetenschappelijke boeken bijdraagt aan de brede beschikbaarheid van deze boeken. Inmiddels zijn bijna tien jaar verstreken en kan sprake zijn van veranderde omstandigheden. Het aangekondigde evaluatieonderzoek naar het wetenschappelijke boek zal de objectieve basis moeten verschaffen voor het al dan niet continueren van de prijsbinding voor het studieboek en/of het wetenschappelijke boek in den brede.

Op de vraag van de leden of er in landen zonder vaste boekenprijs minder wetenschappelijke titels worden gepubliceerd of verkocht, kan ik geen antwoord geven wegens het ontbreken van gegevens hierover. Daarbij plaats ik de kanttekening dat vele factoren van invloed zijn op de productie en afzet van wetenschappelijke titels in een bepaald land. Daarmee zal het afzonderlijke effect van de factor prijsbinding moeilijk zijn vast te stellen. Ook kan ik geen overzicht geven van de tien meest verkochte wetenschappelijke boeken. De verkoop van wetenschappelijke titels wordt niet centraal geregistreerd zoals wel gebeurt voor het algemene boek. Ik verwijs u naar de brieven die de Koninklijke Boekverkopersbond, de Groep Algemene Uitgevers en de wetenschappelijke uitgevers verenigd in Media voor Vak en Wetenschap (voorheen Groep uitgevers voor vak en wetenschap) aan de Eerste Kamer hebben verstuurd naar aanleiding van het amendement De Liefde/Voordewind.4 De boekverkopers achten het amendement onuitvoerbaar en bepleiten een nader onderzoek. De uitgevers zien ook problemen op dit vlak, maar spreken in hun tweede brief van een goede uitvoerbaarheid. Hierop doelde ik met de kwalificatie «wisselende geluiden». Het onderzoek moet uitsluitsel bieden over de uitvoerbaarheid respectievelijk over de validiteit van de door uitgevers en boekverkopers gebruikte argumenten.

De leden van de VVD-fractie vragen of digitale boeken vrijgesteld zijn van de vaste boekenprijs. Digitale boeken hebben inderdaad geen vaste prijs. Voor de mate van concurrentie tussen digitale en papieren boeken is het verschil in prijsniveau één van meerdere relevante factoren, naast bijvoorbeeld gebruikersgemak. Het verschil op het punt van de prijsbinding is vooralsnog niet van noemenswaardige betekenis.

Vreemdtalige boeken vallen evenmin onder de wet. Er zou sprake zijn van een ongelijk speelveld indien van veel Nederlandstalige boeken (goedkopere) Engelstalige equivalenten beschikbaar zouden zijn. Dit is echter niet het geval. Verkopers van Nederlandstalige wetenschappelijke boeken ondervinden vooral concurrentie van de tweedehandsmarkt. Met name studenten maken hiervan gebruik bij de aanschaf van voorgeschreven boeken.

Bibliotheken mogen wel digitale boeken uitlenen, mits zij hiervoor contractuele afspraken met de auteursrechthebbenden van deze boeken hebben gemaakt. Digitale boeken vallen namelijk niet onder de leenrechtexceptie die de Auteurswet toekent aan openbare bibliotheken. De SEO Economisch Onderzoek en het IVIR hebben een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de juridische mogelijkheden voor en economische gevolgen van een wettelijke uitzondering (leenrecht) voor het online uitlenen van e-books door openbare bibliotheken. Het onderzoeksrapport is op 26 februari jl. naar de Tweede Kamer gezonden.5 De conclusie van de onderzoekers is dat de nationale wetgeving inzake het leenrecht noch het Europese auteursrechtelijk kader ruimte biedt voor een wettelijke uitzondering in het auteursrecht voor openbare bibliotheken om zonder toestemming van de rechthebbende online e-books uit te lenen. De Nederlandse leenrechtexceptie is beperkt tot de uitleen van fysieke boeken en elektronische werken op een fysieke informatiedrager. Dit is in overeenstemming met de relevante Europese wetgeving, i.e. de Europese Richtlijn verhuurrecht en uitleenrecht van 1992 (laatst gewijzigd in 2006) en de Auteursrechtrichtlijn van 2001. De invoering van een leenrechtexceptie voor digitale boeken is dus alleen mogelijk na aanpassing van de Europese wetgeving terzake.

De leden van de PvdA-fractie informeren naar de breedte van de boeken die onder de categorie W-boeken vallen en naar de effecten van het loslaten van de prijsbinding voor wetenschappelijke boeken. Beide onderwerpen komen aan de orde in het eerder aangekondigde onderzoek naar de afschaffing van de vaste prijs voor het wetenschappelijke boek.

Tweede evaluatie van de Wet op de vaste boekenprijs

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik kan toezeggen dat de evaluatie tijdig naar de Kamer wordt gezonden. Ik zal de evaluatie in januari 2014 naar beide kamers der Staten-Generaal zenden.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het gewenste onderzoek vorm wordt gegeven. Het onderzoek is onderdeel van de totale evaluatie van de Wet op de vaste boekenprijs. De hoofdopdracht van dit deel van het onderzoek is het maken van een analyse van de productie en distributie van studieboeken en overige wetenschappelijke boeken en het ontwikkelen van criteria ten behoeve van eenduidige definities van deze twee soorten uitgaven.

De leden van de D66-fractie zien graag dat de ontwikkelingen op het gebied van de digitalisering betrokken worden in de evaluatie. Ik kan bevestigen dat de impact van de digitalisering een belangrijk aandachtspunt vormt van de evaluatie.


X Noot
1

Kamerstuk 32 641, nr. 9.

X Noot
2

A-, W- en S-boeken: algemene, wetenschappelijke en schoolboeken.

X Noot
3

Eerste Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 641, G.

X Noot
4

Brief Groep uitgevers voor vak en wetenschap d.d. 1 februari 2012; brief Media voor vak en wetenschap d.d. 3 mei 2012; brief Koninklijke Boekverkopersbond Educatief d.d. 5 mei 2012; brief Koninklijke Boekverkopersbond d.d. 26 oktober 2012; brief Groep algemene uitgevers d.d. 31 oktober 2012 en brief Koninklijke Boekverkopersbond d.d. 17 januari 2013.

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 28 330, nr. 55.

Naar boven