Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2013
In de Hoofdlijnenbrief actualisering bibliotheekwetgeving van 7 december 20111 is een verkenning aangekondigd naar het vraagstuk van het leenrecht in het digitale
domein. Openbare bibliotheken hebben op basis van een beperking in de Auteurswet de
mogelijkheid om auteursrechtelijk beschermde, fysieke werken tegen een billijke vergoeding
uit te lenen. Bij verschillende gelegenheden is in het kader van de landelijke digitale
bibliotheek de vraag naar de toepasselijkheid van het leenrecht op e-books aan de
orde geweest. Genoemde verkenning is inmiddels afgerond. Het rapport «Online uitlenen
van e-books door bibliotheken» treft u hierbij aan.2
Onderzocht is of het uitlenen van digitale werken (e-lending) door openbare bibliotheken
onder de regeling van het leenrecht in de Auteurswet kan vallen en of het Europese
auteursrechtelijke kader ruimte laat voor een wettelijke uitzondering in het auteursrecht.
Voorts is onderzocht wat de economische gevolgen zouden zijn van de invoering van
een eventuele wettelijke beperking. Ten derde is gekeken naar hoe e-lending in een
aantal landen is vormgegeven.
Het onderzoek geeft de volgende bevindingen:
-
• Uit de tekst en de geschiedenis van de huidige Auteurswet moet de conclusie worden
getrokken dat de wet alleen betrekking heeft op het uitlenen van stoffelijke (fysieke)
exemplaren van werken en geen ruimte laat voor e-lending;
-
• Ook de Richtlijn verhuurrecht en uitleenrecht, die het leenrecht voor de lidstaten
van de Europese Unie heeft geharmoniseerd, lijkt beperkt te zijn tot de uitleen van
materiële exemplaren en laat daarom waarschijnlijk geen ruimte voor aanpassing van
de Nederlandse wet;
-
• Behalve de Richtlijn verhuurrecht en uitleenrecht is ook de Auteursrechtrichtlijn
van 2001 van belang. Deze bevat een limitatieve lijst van toegestane wettelijke beperkingen
van het auteursrecht, waaronder ook enkele beperkingen voor openbare bibliotheken.
Geen van deze bepalingen biedt de bibliotheken de ruimte om aan hun leden e-books
online ter beschikking te stellen;
-
• Ten aanzien van de economische gevolgen geeft het rapport aan dat een aantrekkelijk
uitleenaanbod van e-books kan leiden tot omzetderving bij commerciële partijen. E-lending
door openbare bibliotheken kan daarentegen ook positieve effecten voor marktpartijen
hebben, doordat via dat aanbod nieuwe groepen consumenten kunnen worden bereikt en
lezers interesse kunnen ontwikkelen voor de aanschaf van e-books.
Op grond van bovenstaande bevindingen moet de conclusie worden getrokken dat het bestaande
Europese kader van richtlijnen op het terrein van het auteursrecht geen ruimte laat
voor invoering op nationaal niveau van een wettelijke uitzondering die e-lending door
openbare bibliotheken – al dan niet tegen vergoeding – toestaat. Dit betekent dat
het uitlenen van e-content door openbare bibliotheken zal moeten plaatsvinden op basis
van contractuele afspraken tussen betrokken partijen zoals auteurs, uitgevers, rechtenorganisaties,
distributeurs en bibliotheken. Met deze bevindingen en conclusies houd ik rekening
bij de aangekondigde bibliotheekwetgeving, die u na de zomer krijgt toegezonden.
In Europees verband wordt langs verschillende lijnen aandacht gegeven aan de transitie
van openbare bibliotheken van fysiek naar digitaal. Waar mogelijk zal ik bepleiten
dat daarbij ook het onderwerp «e-lending en openbare bibliotheken» op de agenda komt.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker