32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2012

De financiering van bedrijven is cruciaal voor economische groei. Toegang tot financiering heeft daarom ook voortdurend mijn aandacht. Ook uw Kamer volgt bedrijfsfinanciering, met name van het MKB, op de voet. Terecht, want de turbulentie op de financiële markten en op economisch gebied heeft laten zien dat deze impact heeft op het bedrijfsleven en investeerders.

Met de diverse spelers op dit terrein wordt regelmatig overleg gevoerd. Ik noem MKB Nederland en andere vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de banken, de participatiemaatschappijen, de Amsterdamse beurs, family offices, informal investors, factoring en leasing1. Daarnaast is een aantal nader in deze brief te noemen onderzoeken beschikbaar gekomen. Dit alles geeft mij goed zicht op de actuele ontwikkelingen en levert de benodigde bouwstenen voor beleid dat effectief blijft aansluiten bij de behoeften in de markt. In deze brief ga ik in op deze ontwikkelingen en schets ik de aanpassingen in het beleid die ik op grond hiervan wenselijk acht.

Veel van deze onderwerpen zijn eerder in ons gezamenlijk overleg aan de orde geweest of geven antwoord op door u gestelde vragen. In deze brief informeer ik u over de volgende onderwerpen en toezeggingen2:

  • de ontwikkeling van de kredietverlening door banken en de tussenstand van het onderzoek naar het structureel beschikbaar stellen van meer gedetailleerde informatie over MKB-kredietverlening;

  • de resultaten van de Financieringsmonitor;

  • de bijdrage van het Europees Investeringfonds (EIF) aan de regeling Borgstelling MKB-kredieten (BMKB);

  • de voortzetting van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) na 2012;

  • de evaluatie van de Groeifaciliteit (GF);

  • een stimulans voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering;

  • de opzet van pilots inzake kredietunies.

Ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsfinanciering

Kwantitatieve ontwikkelingen

Cijfers betreffende kredietverlening aan bedrijven van De Nederlandsche Bank (DNB) tonen aan dat de totale hoeveelheid uitstaand krediet sinds het uitbreken van de crisis is blijven groeien met ca. 3% per jaar, zij het in een lager tempo dan het hoge niveau van direct voorafgaand aan de crisis.

Uw Kamer heeft verzocht om een geactualiseerd inzicht in de kredietverlening aan het MKB. Eind 2010 heeft de Taskforce Kredietverlening de ontwikkeling van de kredietverlening over de periode 2008 tot en met medio 2010 in kaart gebracht3. Hoofdconclusie was dat in het licht van de verslechterende economische omstandigheden de kredietverlening van de Nederlandse banken aan het bedrijfsleven in zijn totaliteit, ook Europees vergeleken, over het algemeen vrij goed op peil was gebleven. Dit gold ook voor het MKB. Uit de bij deze brief gevoegde geactualiseerde cijfers van de gezamenlijke Stuurgroep van banken, MKB Nederland, De Nederlandsche Bank en de ministeries van Financiën en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de kredietverlening over de periode 2010–2011, blijkt dat het totale uitstaande bedrag van leningen aan zowel midden- als kleinbedrijven in zijn geheel over de periode 2010 tot en met 2011 vrijwel gelijk is gebleven, met voor de kleine leningvolumes tot € 250 000 in afwijking daarvan een daling van 3% per jaar.4

Aanvullend op het bedrag van uitstaande leningen zijn door de Stuurgroep cijfers over rekening-courant krediet, dat voor kleine bedrijven uit het MKB een belangrijke bron van bancaire financiering is, geanalyseerd. Daaruit blijkt dat zowel het feitelijk gebruikte deel van rekening courant krediet als de totale beschikbare ruimte (de kredietlimiet) te dalen. De kredietlimieten zijn voor kredietvolumes tot € 10 miljoen met 4%, tot € 3 miljoen met 8% en tot € 250 000 met 13% gedaald over de periode april 2010 tot en met december 2011, terwijl het percentage van de limiet dat daadwerkelijk gebruikt wordt over genoemde periode nagenoeg gelijk is gebleven. Dit geldt ook voor de categorie rekening courant volumes tot € 250 000, wat er op duidt dat de behoefte aan externe financiering is afgenomen en dat ondernemingen percentueel gemiddeld genomen nog altijd evenveel ruimte hebben om een tijdelijke extra kredietbehoefte op te vangen.

Uit de door EIM uitgevoerde financieringsmonitor, die bij deze brief gevoegd is4, blijkt eveneens dat de vraag naar financiering licht is gedaald en de benutting van bestaande kredietruimte is afgenomen. Naast de dalende behoefte aan financiering is er een oplopend percentage aan bedrijven dat aangeeft de externe financiering niet te kunnen realiseren, met als belangrijkste reden een te hoog risicoprofiel voor bancaire financiering. Het percentage is het hoogst bij het kleinbedrijf en bedroeg in 2011 33%, vergeleken met 19% in 2010. Een mogelijke verklaring voor het hogere percentage is, naast aanscherping van de financieringsvoorwaarden door banken, met name de afname van de solvabiliteit die volgens het EIM bij het kleinbedrijf heeft plaatsgevonden. Lagere solvabiliteit verhoogt het risico voor de financier en verlaagt daarmee de financierbaarheid.

Voorgaande cijfers betreffen primair een vergelijking van 2011 met de voorgaande jaren. Wat betreft de ontwikkelingen in 2012 zijn de signalen wat betreft de vraag naar krediet niet positief. Zoals blijkt uit de meest recente Bank Lending Survey6 verwachten banken dat de vraag naar kredieten verder afneemt, met name bij het MKB. Wat de aanbodzijde betreft geven banken aan te verwachten de kredietvoorwaarden voor lange leningen aan het MKB aan te moeten scherpen als gevolg van hogere risico’s. Dit is in lijn met de financieringsmonitor waarin bedrijven aangeven dat de vraag naar externe financiering naar verwachting met bijna 15% zal afnemen. De gedaalde benutting van de BMKB in de eerste maanden van dit jaar is een indicatie dat de voorspelde daling van de vraag inderdaad plaatsvindt.

In het algemeen kan gesteld worden dat diverse indicatoren wijzen op het achterblijven van de vraag in vergelijking met voorgaande perioden. Tegen deze achtergrond kunnen we constateren dat het niveau van kredietverlening in Nederland voor het bedrijfsleven als geheel, maar ook voor het grootste deel van het MKB, gemiddeld genomen redelijk in stand is gebleven. In individuele gevallen kunnen uiteraard wel knelpunten zijn opgetreden. De ontwikkelingen voor kleine bedrijven zijn duidelijk negatiever dan voor grote bedrijven, hetgeen aandacht blijft vergen.

Kwalitatieve ontwikkelingen

Door de expertgroep Bedrijfsfinanciering onder leiding van de heer De Swaan zijn vorig jaar onder meer de kwalitatieve ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsfinanciering geschetst, met name de gevolgen van de aanscherpingen van de regelgeving voor de financiële sector. De expertgroep constateerde dat structurele problemen, die met name starters en overige kleine bedrijven, innovatieve bedrijven en snelle groeiers al langer ondervonden op het gebied van bedrijfsfinanciering, als gevolg van de kredietcrisis zullen toenemen.

In de periode sinds het verschijnen van het advies van de expertgroep De Swaan is de situatie op het gebied van bedrijfsfinanciering veranderd:

  • De voortdurende crisis verzwakt de financierbaarheid van kleine bedrijven met als gevolg een dalende kans op succes bij een kredietaanvraag;

  • De regelgeving voor de financiële sector is verder aangescherpt en extra lastenverzwaringen voor het bankwezen zijn aangekondigd (bijvoorbeeld de bankenbelasting). Ten opzichte van eerder aangekondigde maatregelen is met name van belang:

    • Regelgeving van de per 1 januari 2011 opgerichte Europese Bankenautoriteit (EBA) vereist dat banken al halverwege 2012 minimaal een kernkapitaalratio van 9% moeten hebben, waardoor banken eerder aan hogere eisen in lijn met Basel III moeten voldoen. De oorspronkelijke «deadline»van het Bazelse comité was december 2018.

    • Banken zijn in hun mogelijkheden beperkt om zelf lange uitzettingen te doen. Zowel klanten als banken zelf maken melding van dit knelpunt7.

De samenhang van de aan banken opgelegde maatregelen en hogere fundingkosten voor banken hebben zowel een prijsopdrijvend effect op de kredietverlening als een beperkend effect op de uitleencapaciteit van banken.

De genomen maatregelen hebben tot doel de stabiliteit van de financiële sector te versterken en de kans op herhaling van de kredietcrisis te verkleinen, maar de maatregelen kunnen wel een effect op de kredietverlening hebben. Vooral zodra de economie weer aantrekt en bedrijven hun groei dienen te financieren. Dan bestaat het gevaar dat ondernemingen, hoewel zij economisch gezonder zullen zijn en hun financierbaarheid daarmee is verbeterd, geconfronteerd worden met belemmeringen. De beschikbaarheid van financiering kan dan beperkt zijn omdat de uitleencapaciteit van de banken onvoldoende is om de totale vraag aan financieringen te voldoen. Als de groei langdurig aantrekt wordt het overigens wel makkelijker voor banken om extra bufferkapitaal aan te trekken, waarmee knelpunten vanuit de aanbodzijde weer verminderd kunnen worden.

Ook zijn er structurele problemen om via institutionele beleggers financiering aan te trekken. Zo maakt de beperkende regelgeving voor pensioenfondsen het relatief onaantrekkelijk om illiquide beleggingen te doen, bijvoorbeeld in niet-genoteerde bedrijfsleningen. Ook voor verzekeraars gelden hier beperkingen.

De voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken8, geeft in lijn met het advies van de expertgroep bedrijfsfinanciering9 aan dat het bedrijfsleven, in het bijzonder het MKB, zeer afhankelijk is van bancaire financiering is en dat er behoefte is aan alternatieve aanbieders van (risicodragende) financiering.

De financieringspositie van het MKB verschilt sterk van de financieringspositie van beursgenoteerde en grote niet-beursgenoteerde ondernemingen, zoals uit het bijgevoegde onderzoek van het bureau Orchard blijkt: grote bedrijven tonen een verbeterde solvabiliteit, groei van het onbenutte deel van de kredietfaciliteiten en een betere spreiding van financieringsbronnen.4 Daarbij is het van belang dat deze bedrijven zelf in staat zijn om financiering op de kapitaalmarkt aan te trekken. Voor kleinere bedrijven is dat alternatief in Nederland slechts in beperkte mate voorhanden.

Tegelijkertijd zijn er andere belangrijke oorzaken voor de verschillen in financierbaarheid tussen grote en kleine bedrijven. Voor kleine bedrijven gelden relatief hoge transactiekosten van kleine kredieten (lagere rentabiliteit voor financiers) en informatie asymmetrie (minder – openbare – informatie beschikbaar). Grotere bedrijven beschikken bovendien over meer professionaliteit op financieringsgebied, die het makkelijker maakt om aan financiering te komen

Inmiddels is een groot aantal initiatieven in ontwikkeling of tot stand gekomen, die deze lacunes op de financieringsmarkt, met name voor het MKB, willen opvullen. Enkele van deze initiatieven zoals CCQ, Ad Pontes en Kapitaalplaza hebben in het begin van kredietcrisis een startkrediet ontvangen van mijn ministerie. De afgelopen maanden hebben mijn medewerkers met ca. 20 serieuze partijen gesproken. Deze ontwikkelen met veel inzet en creativiteit nieuwe diensten en producten op het gebied van bedrijfsfinanciering. Dit betreft zowel nieuw aanbod als ondersteuning voor de vraagkant van de markt. Dat loopt uiteen van MKB-fondsen die vreemd vermogen of risicokapitaal aanbieden, crowd funding, kredietunies, onderhandse leningen tot nieuwe vormen van advies en begeleiding voor MKB bedrijven en rating van MKB bedrijven.

Met inzet van nieuwe ICT-toepassingen, standaardisering, specialisering en nieuwe verdienmodellen zien zij mogelijkheden om het bedrijfsleven en met name het MKB goed te laten inspelen op de veranderingen in de financiële wereld.

Een aantal van de nieuwe initiatieven is zeer innovatief, zoals met name crowdfunding. Over crowdfunding treft u bijgaand een kort verslag van een door mijn ministerie georganiseerde ronde tafel aan.4 Hieruit blijkt dat er op dit moment geen wezenlijke belemmeringen zijn voor verdere ontwikkeling. Voor bepaalde groepen kleine bedrijven heeft crowdfunding de potentie om een oplossing te bieden voor hun financieringsknelpunten. De omvang is nog beperkt, maar de groei is fors.

De tijd zal leren welke van deze initiatieven in welke mate een plaats op de markt weten te veroveren. Ik stimuleer de totstandkoming van nieuwe spelers op de markt voor MKB-financiering actief.

Nieuwe maatregelen ten aanzien van bedrijfsfinanciering

Er bestaat reeds een breed instrumentarium op het gebied van bedrijfsfinanciering. Met behulp van deze instrumenten is tot een aanmerkelijk bedrag voor een behoorlijke groep bedrijven financiering mogelijk gemaakt. Het betreft:

  • de borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) voor bancaire financiering tot ca. € 212 miljoen ten behoeve van MKB-bedrijven met onvoldoende zekerheden. In totaal staat op dit moment ca € 4,5 miljard aan leningen uit aan vele duizenden bedrijven, die de afgelopen jaren met behulp van een borgstelling mogelijk zijn gemaakt;

  • de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) voor leningen tot € 50 miljoen, waarmee de afgelopen jaren bij elkaar voor meer dan € 2 mrd aan leningen voor het middenbedrijf mogelijk gemaakt is;

  • de Groeifaciliteit voor risicokapitaal tot maximaal € 25 miljoen, waarmee de afgelopen jaren tientallen groeibedrijven financiering hebben kunnen verkrijgen;

  • het participatiebedrijf van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen: de grootste investeerders in innovatieve startende bedrijven;

  • de gezamenlijk met de banken opgezette microkredietinstelling Qredits voor leningen tot € 50 000 voor bedrijven die ook met een borgstelling niet in aanmerking komen voor bancaire financiering. Daarmee krijgen ruim 1 000 kleine bedrijven, in hoofdzaak starters, toch de benodigde financiering.

Daarnaast wordt het functioneren van de markt voor informele investeerders (Business Angels) verbeterd door het kennisniveau van investeerders en bedrijven te verhogen en zijn acties ten aanzien van de informatie over bedrijfsfinanciering ondersteund (bijvoorbeeld Ondernemerskredietdesk).

Deze instrumenten staan ook open voor innovatieve bedrijven, soms zoals bij de BMKB zelfs met een specifieke faciliteit. In aanvulling daarop is voor innovatieve bedrijven het Innovatiefonds MKB+ gerealiseerd. Hierover zal ik u nog separaat informeren.

Ook voor internationaal werkende ondernemingen bestaat een apart aanvullend instrumentarium.

Medio 2011 heeft zoals ik hiervoor al aangaf een expertgroep onder leiding van de heer De Swaan in kaart gebracht welke ontwikkelingen er op het gebied van bedrijfsfinanciering verwacht worden en suggesties gedaan voor overheidsbeleid.

In de bedrijfslevenbrief van 13 september 2011 heb ik op basis van het advies de grote lijnen van mijn voorgenomen beleid ten aanzien van bedrijfsfinanciering aangekondigd. Deze houden in:

  • bezien hoe de bedrijfsfinanciering (o.a. door middel van garantieregelingen) zo veel mogelijk op peil gehouden kan worden;

  • bezien hoe het nieuwe aanbod van bedrijfsfinanciering gestimuleerd kan worden;

  • verbetering van de informatieverschaffing aan het MKB.

Deze hoofdlijnen van beleid wil ik als volgt invullen:

  • 1. Gebruik maken van het aanbod van het Europees Investeringsfonds (EIF) om een verhoging van het borgstellingsbudget van de BMKB tot € 1 mrd mogelijk te maken in 2012 en 2013.

    Indien het EIF daartoe bereid is, zal met steun van het EIF het budget voor de BMKB van het nu beschikbare € 705 miljoen in 2012 en 2013 op € 1 mrd per jaar gebracht worden. EIF draagt dan een deel van de verliezen die met een dergelijke budgetverhoging gepaard gaan. Om de oplopende verliezen op de BMKB te beperken zal onderzocht worden of maatregelen genomen kunnen worden die er op gericht zijn de regeling op termijn kostendekkender te maken.

  • 2. Voorzetting Garantie Ondernemingsfinanciering (GO).

    De GO wordt verlengd tot eind 2013, aangezien verwacht wordt dat ook voor het middenbedrijf financiering na 2012 nog een knelpunt zal blijven vormen. Daarmee wordt ook een stimulans gegeven aan de financiering van het grotere middenbedrijf.

  • 3. Stimulering nieuw aanbod van MKB-financiering.

    Om nieuw aanbod van financiering voor het MKB te stimuleren zullen de volgende maatregelen genomen worden:

    • a. de BMKB wordt bij wijze van pilot opengesteld voor niet-banken, waarvoor bij amendement Koppejan een budget van € 25 miljoen is gereserveerd. Daarmee kunnen nieuwe aanbieders van MKB-financiering onder gelijke voorwaarden als banken financiering aan het MKB verstrekken. Deze partijen dienen over een financieringsproces en -organisatie te beschikken van een zodanige kwaliteit dat de kosten en risico’s voor de staat niet toenemen;

    • b. tevens zal in de verschillende garantieregelingen tot ultimo 2013 op beperkte schaal en onder voorwaarden de mogelijkheid geopend worden om deze ook te gebruiken om de financiering van nieuwe aanbieders van MKB-financiering zelf te ondersteunen. In 2013 zal deze verruiming geëvalueerd worden;

    • c. ik volg de ontwikkeling van nieuwe aanbieders van MKB-financiering op de voet en ben ik in overleg met de betrokken marktpartijen om knelpunten op te sporen en waar mogelijk aan te pakken. Dat geldt bijvoorbeeld voor crowdfunding, een vernieuwende vorm van bedrijfsfinanciering, die onder meer interessant kan zijn voor innovatieve bedrijven. Daarop wordt verderop in deze brief teruggekomen. Dat geldt eveneens voor kredietunies, waar ondernemers met raad en daad elkaar ondersteunen bij de financiering van kleine bedrijven en voor ondershandse leningen, een in onbruik geraakte vorm van financiering van het MKB, waar nu vanuit diverse hoeken opnieuw belangstelling voor is.

  • 4. Voorlichting en informatie.

    Met MKB Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) zal het MKB verder ondersteund worden bij het verkrijgen van financiering door:

    • a. de Ondernemerskredietdesk (OKD), die met een subsidie van mijn ministerie is opgezet, om te vormen tot een centraal informatiepunt op het gebied van bedrijfsfinanciering. Bedrijven wordt de weg gewezen naar de juiste financier, de wijze waarop financiering aangevraagd moet worden en naar de adviseurs die daarbij behulpzaam kunnen zijn. Ook op dit gebied zien we veel nieuwe initiatieven ontstaan. Met behulp van de OKD kunnen we deze inzichtelijk maken voor het bedrijfsleven. Uit de monitor bedrijfsfinanciering blijkt dat bedrijven zelf hun kennis over financiering niet hoog inschatten. Nu financiering moeilijker verkrijgbaar wordt is het dus van veel belang om dat kennisniveau op te voeren;

    • b. een voorlichtingscampagne, aansluitend bij de ondernemersdagen en de ondernemerscongressen die in 2012 door het gehele land plaats zullen vinden. Daarbij zal ook de weg gewezen worden naar financiers waar veel ondernemers niet direct aan denken zoals factoring, leasing, informal investors, venture capital en family offices.

    • c. evenals bij het ontstaan van nieuwe aanbieders volg ik ook de ontwikkelingen op het gebied van nieuwe diensten ter ondersteuning van de vraag naar financiering zorgvuldig en geef waar nodig ondersteuning. Zo heb ik recent middels het zogenaamde Innovatie Prestatie Contract (IPC) programma de opzet van een «kredietpaspoort» ondersteund. Het kredietpaspoort moet het ondernemerschap en de kredietwaardigheid van MKB-bedrijven beter in kaart brengen.

  • 5. Kredietunies.

    Inmiddels is gesproken met enkele initiatiefnemers die pilots willen opzetten met Kredietunies. Hoewel de vooruitzichten op zich positief zijn, is op dit moment nog geen van de initiatieven van start gegaan. De besluitvorming daarover vindt in de loop van dit jaar plaats. Zoals ik al aangaf zullen deze pilots onder voorwaarden gebruik kunnen maken van de BMKB. In aanvulling daarop ben ik bereid een startkrediet te verstrekken voor een deel van de opstartkosten van deze pilots, voor zover het niet op winst gerichte initiatieven betreft.

  • 6. Onderhandse leningen.

    Zoals in de media gemeld zijn er ook nog andere mogelijkheden voor bedrijven om aan financiering te komen. Het grote bedrijfsleven doet dat bijv. door obligaties te plaatsen, het iets kleinere bedrijfsleven is soms in staat onderhandse leningen uit te geven, hetzij op de Amerikaanse markt of bij institutionele beleggers, hetzij in Nederland. Samen met betrokken partijen als beleggers, beurs, banken, Holland Financial Centre en wetenschappers zal ik de komende maanden onderzoeken hoe een impuls aan deze markt gegeven kan worden.

Monitoring kredietverlening

De ontwikkeling van de financiering binnen het MKB is vanwege het belang van deze bedrijven voor de Nederlandse samenleving van groot belang. Uw Kamer heeft hier terecht aandacht voor gevraagd. Ik verwijs hier naar de moties van Ziengs en Verhoeven en van Van Bemmel gesteld bij de behandeling van de begroting 2012 van mijn departement en de vraag van Van Bemmel tijdens het vragenuur d.d. 3 april 2012,

Gegeven de economische vooruitzichten en diverse maatregelen ten aanzien van banken, die beperkend en kostenopdrijvend doorwerken voor de kredietverstrekking in Nederland, heb ik geconcludeerd dat het wenselijk is om de monitoring van zowel de financieringsbehoefte van het MKB als het financieringsaanbod aan het MKB als volgt te intensiveren:

  • In de eerder genoemde Stuurgroep kredietverlening, bestaande uit de banken, MKB Nederland, De Nederlandsche Bank en de ministeries van Financiën en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, is onderzocht hoe de beschikbaarheid van cijfers over de kredietverlening aan het MKB vergroot kan worden. Op basis daarvan concludeer ik dat de gevraagde gegevens slechts voldoende volledig en betrouwbaar kunnen worden geleverd via de rapportage van de DNB. Aanpassing van de cijfers die alle Nederlandse banken periodiek aan DNB verstrekken op basis van Europese verplichtingen kunnen naar verwachting in 2014 of 2015 beschikbaar komen. Daarmee wordt vanaf dat moment naar verwachting een goed en betrouwbaar inzicht geboden in de MKB-kredietverlening. Met de banken en MKB Nederland is afgesproken om over een jaar weer met een geactualiseerde rapportage van kredietverlening aan het MKB te komen, conform de bij deze brief gevoegde rapportage van de stuurgroep kredietverlening.

  • Dit jaar laat ik de vraag naar bedrijfsfinanciering tweemaal onderzoeken. Bijgaand treft u daarvan een eerste versie aan, die overigens een vervolg is op de eerder tijdens de crisis uitgevoerde onderzoeken van het EIM.

  • De Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) publiceert jaarlijks cijfers over de ontwikkelingen op de markt voor private equity en venture capital. Zelf laat ik jaarlijks de markt voor vroege fase venture capital in kaart brengen.

  • Met de organisaties van factoring en leasemaatschappijen ben ik in gesprek om eveneens cijfers over deze belangrijke financieringsbronnen beschikbaar te stellen.

Evaluatie Groeifaciliteit

De bijgevoegde beleidsevaluatie van de Groeifaciliteit is in de periode december 2011 tot begin maart 2012 uitgevoerd door Carnegie Consult B.V.4 Via de regeling Groeifaciliteit helpt mijn ministerie bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen door garanties te verstrekken op achtergestelde leningen van banken en op aandelen van participatiemaatschappijen. Ervaringen van de doelgroep hebben een belangrijke rol gespeeld in het evaluatieonderzoek. Dit geeft de benodigde bouwstenen om de regeling effectiever te maken en beter aan te laten sluiten bij de behoeften in de markt. Uit de evaluatie blijkt dat het niet wenselijk is om grote aanpassingen in de Groeifaciliteit door te voeren

De Groeifaciliteit is in 2007, kort voor het begin van de kredietcrisis, operationeel geworden en kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. De uitvoering is professioneel, effectief en zorgvuldig vormgegeven.

De turbulentie op de financiële markten en op economisch gebied heeft gevolgen gehad voor de doelgroep van de Groeifaciliteit. Uit de voor de evaluatie gehouden interviews en uit diverse (markt)analyses blijkt dat het aantal knelpunten in de financieringsmarkt is toegenomen, waaronder de fondswerving voor nieuwe fondsen van participatiemaatschappijen.

Uit de evaluatie blijkt de toegevoegde waarde van de regeling met name te liggen bij de sterk groeiende kleinere ondernemingen. Gedurende de looptijd van de regeling is groei van een onderneming de meest voorkomende reden geweest voor het inzetten van de Groeifaciliteit. Vanaf 2009 zijn ook herstructureringen een belangrijke plaats in gaan nemen. Aannemelijk is dat dit samenhangt met de crisis.

De belangrijkste bevinding uit de evaluatie is dat de Groeifaciliteit een duidelijke functie vervult voor het MKB. De omvang van het gebruik is bij het opzetten van de regeling voorafgaand aan de crisis wel te optimistisch gebleken. De doelstelling om een forse groei in het beschikbaar stellen van risicodragend kapitaal aan het MKB te realiseren is dan ook slechts gedeeltelijk gerealiseerd. Belangrijkste oorzaak lijkt de kredietcrisis en de gevolgen daarvan voor banken.

Het verstrekken van achtergestelde leningen door banken is sterk gereduceerd en de verwachting is dat op de afzienbare termijn banken hun activiteiten op deze markt niet zullen uitbreiden. Voor zover banken op dit gebied actief zijn gebleven en behoefte hadden aan een overheidsgarantie, hebben zij gebruik gemaakt van de GO. Dat neemt niet weg dat de ondersteuning die de regeling heeft geboden doelmatig is voor het aantrekken van additionele financiering. Het MKB zou in veel gevallen niet zonder de regeling gefinancierd zijn. De Groeifaciliteit is voor de meeste participatiemaatschappijen van belang. Met name voor fondsen in de start-up fase en fondsen die hun kapitaal lastig of niet meer kunnen uitbreiden. De accreditatie zorgt tevens voor een positief effect op de fondswerving door participatiemaatschappijen, zeker bij nieuwkomers.

Voor komende periode is de verwachting dat de vraag naar risicokapitaal zal toenemen. In het onderzoek dat KPMG in mijn opdracht heeft gedaan naar de ontwikkeling van de bancaire dienstverlening, geven de banken aan dat zij bij de kredietverlening hogere eisen (gaan) stellen aan het eigen vermogen van bedrijven14. De Groeifaciliteit is daarom van toenemend belang voor bedrijven die op zoek zijn naar risicokapitaal, alsook voor participatiemaatschappijen die op zoek zijn naar middelen voor nieuwe fondsen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Family offices: beleggingsorganisatie van zeer vermogende families of individuen; informal investors: private financiers, doorgaans oud ondernemers; factoring: financiering op basis van vorderingen van bedrijf op zijn klanten; leasing: financiering waarbij bedrijfsmiddelen tegen vergoeding beschikbaar gesteld worden.

X Noot
2

Toezeggingen n.a.v.: brief over het Bedrijfslevenbeleid van september 2011 (Kamerstuk 32 637, nr. 15), brief van 26 januari over de benutting van mijn financieringsinstrumentarium (Kamerstuk 31 371, nr. 369), vragenuur d.d. 3 april 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 71, item 4, blz. 5–6), de moties Ziengs en Verhoeven en Van Bemmel (Kamerstukken 33 000 XIII, nr. 20 en 33 000 XIII, nr. 49).

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
6

Bank lending survey, ECB, April 2012.

X Noot
7

Zie: De bancaire dienstverlening aan bedrijven na de financiële crisis, KPMG (2011), Amstelveen. Dit is met het rapport van de Cie. De Swaan eerder aan uw Kamer aangeboden.

X Noot
8

Interview voorzitter Nederlandse Vereniging van Banken in Financieel Dagblad van 16 april 2012.

X Noot
9

«Naar een gezonde basis: bedrijfsfinanciering na de crisis», mei 2011.

X Noot
12

Hoogte borgstellingkrediet is dan € 1 miljoen.

X Noot
14

De bancaire dienstverlening aan bedrijven in Nederland na de financiële crisis, KPMG (2011), Amstelveen.

Naar boven