32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2012

Op 13 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het nieuwe bedrijvenbeleid1. Hiermee schept het kabinet de ruimte voor bedrijven – groot en klein – om te ondernemen, te innoveren, te investeren en te exporteren.

Inmiddels is al flinke voortgang geboekt met de implementatie van dit beleid. Vanaf dit jaar krijgen bedrijven een extra aftrek van 40% van de R&D-investeringen via de nieuwe research and development-aftrek (RDA). Het percentage van deze aftrek zal aangepast worden aan het budget voor de RDA, dat de komende jaren verdubbelt van € 250 miljoen tot structureel € 500 miljoen in 2014. Het Innovatiefonds MKB+ geeft een belangrijke impuls aan de financiering van innovatie bij vooral mkb-bedrijven. Zo stelt het Rijk middelen beschikbaar die tot en met 2015 € 500 miljoen aan financiële ruimte binnen het Innovatiefonds MKB+ zal opleveren. De totale beschikbare middelen voor deze ondernemingen zullen nog verder toenemen, nu sommige provincies hebben aangegeven om parallel aan het Innovatiefonds MKB+ mee te willen financieren. Zo heeft de provincie Gelderland de intentie om mee te financieren in de topsector Agro&Food. Ook zijn de afgelopen maanden belangrijke stappen gezet bij de vorming van de ondernemerspleinen en heeft het kabinet besloten om per 1 januari 2013 de verplichte heffing van de Kamers van Koophandel af te schaffen.

Daarnaast is het nieuwe bedrijvenbeleid gericht op versterking van de topsectoren van de Nederlandse economie. Tien topteams hebben hiervoor het afgelopen jaar ambitieuze agenda’s opgesteld. Het kabinet heeft de topteams gevraagd om deze agenda’s nader uit te werken en met voorstellen voor innovatiecontracten en human capitalagenda’s te komen. Deze voorstellen heb ik inmiddels ontvangen. Daarnaast hebben de boegbeelden van de topteams mij ook een gezamenlijke brief gestuurd, waarin zij het belang van de topsectorenaanpak opnieuw onderstrepen en enkele aandachtspunten meegeven.

Middels deze brief bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de brief van de boegbeelden, de samenvattingen van de innovatiecontracten en de human capitalagenda’s aan2 en geef ik mijn eerste reactie. Daarnaast schets ik de stappen die gezet gaan worden om tot definitieve besluitvorming in het voorjaar van 2012 te komen.

1. Samenvatting

Topsectoren investeren fors in de kenniseconomie...

Ik ben verheugd met de voorstellen voor innovatiecontracten en human capitalagenda’s. De topsectoren kiezen voor een ambitieuze koers en zijn bereid om te investeren in kennis, innovatie en menselijk kapitaal. Bedrijven hebben aangegeven in 2015 ruim € 1,5 miljard in de innovatiecontracten te willen investeren, afhankelijk van de inzet van kennisinstellingen en overheid. Juist in een economisch lastig klimaat is dat een krachtig en hoopgevend signaal. Terecht geven de boegbeelden aan dat investeren in duurzame economische groei de enige manier is om weg te komen uit de recessie.

De human capitalagenda’s laten zien dat onderwijs en bedrijfsleven samen de schouders zetten onder een toekomstbestendig onderwijsstelsel. De innovatiecontracten leiden tot een structurele synergie en samenhang in de Nederlandse kennisinfrastructuur, met minder versnippering en meer doelmatigheid. De Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) zijn de stuwende kracht voor de verdere ontwikkeling van de kenniseconomie. Mkb en grootbedrijf zijn bereid fors te investeren in de TKI’s, waardoor de doelstelling van € 500 miljoen goed haalbaar is.

... met een overheid die zorgt voor excellente randvoorwaarden.

De Rijksoverheid faciliteert investeringen van bedrijven en kennisinstellingen, in het bijzonder universiteiten en hogescholen, in TKI’s door middel van de RDA+. Hiervoor is vanaf 2013 € 90 miljoen beschikbaar. Uiteraard wil ik de succesvolle Nederlandse deelname aan Europese projecten voortzetten. Om die reden zal ik op korte termijn in ieder geval € 20 miljoen vrijmaken voor cofinanciering van deelname van Nederlandse partijen aan de Joint Technology Initiatives3. Zo laten we geen Europese middelen liggen.

Er wordt werk gemaakt van de doelstelling om 2,5% van het inkoopbudget van de overheid te besteden aan innovatiegericht inkopen, inclusief SBIR. Met acht boegbeeldenprojecten koopt de overheid betere en hoogwaardigere oplossingen om haar dienstverlening en taken beter en efficiënter uit te kunnen voeren. Tegelijk worden hiermee het innovatie- en exportpotentieel van vooral het mkb vergroot. Het betreft de boegbeeldprojecten dynamisch verkeersmanagement, klimaatneutrale gebouwen en gebouwde omgeving, facilitair management inclusief planmatig onderhoud van gebouwen en kunstwerken, management van watersystemen, elektriciteit in vervoer en netten, grondstoffenschaarste, gezondheidszorg en veiligheid.

De regio’s zijn sterk betrokken bij het topsectorenbeleid. In de tweede helft van januari zal ik met de provincies en de meest betrokken steden nadere afspraken maken over initiatieven waar regio en Rijk elkaar versterken. Het gaat dan om onderwerpen als acquisitie en promotie, strategische reisagenda, innovatiefondsen, innovatiecontracten (TKI’s) en human capital. Over de uitkomsten van de bestuurlijke overleggen zal ik uw Kamer informeren.

Het kabinet zet zich in om de economische kracht van de topsectoren te verbinden aan de doelen van ontwikkelingssamenwerking. Zo is uw Kamer op 9 januari jl. geïnformeerd over de plannen op efficiënt watergebruik, veilige delta’s en toegang tot veilig drinkwater in ontwikkelingslanden4. De totale uitgaven hiervoor zullen stijgen van € 156 miljoen in 2011 naar € 254 miljoen in 2015. Het Water OS programma sluit aan bij het topsectorenbeleid, in het bijzonder de topsector water. In de innovatiecontracten geven de topsectoren Agro&Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en Water bijvoorbeeld aan zich gezamenlijk te willen inzetten voor projecten in onder andere Zuid-Afrika. Daarnaast heeft de topsector Life Sciences & Health voorstellen gedaan om armoedegerelateerde ziekten te bestrijden, te voorkomen en tijdig op te sporen.

2. Innovatiecontracten

Privaatpublieke samenwerking als motor voor innovatie...

Met de innovatiecontracten bundelen ondernemers en onderzoekers hun krachten om van excellente wetenschap tot innovatieve producten en diensten te komen. Economische en maatschappelijke innovatiebehoeften vormen het startpunt (vraagsturing). Het is goed om te zien dat maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid5, gezonde voeding, zorg en waterbeheer volop terug komen in de voorstellen. Ook is er veel aandacht voor doorsnijdende thema’s als ICT, nanotechnologie en de biobased economy.

De innovatiecontracten zijn het visitekaartje van de Nederlandse kenniseconomie. Dit is voor internationale samenwerking en voor de acquisitie van buitenlandse innovatieve bedrijven en kenniswerkers een groot voordeel. Het Rijk draagt daar aan bij met gerichte economische missies en de inzet van onze ambassades in het buitenland. Een goed georganiseerde topsector kan beter inspelen op buitenlandse agenda’s en ontwikkelingen, waaronder de Europese Horizon 2020 agenda.

De contracten laten zien dat alle topsectoren groot belang hechten aan excellent, fundamenteel onderzoek. Dit bevestigt dat er geen noodzakelijke tegenstelling is tussen excellent fundamenteel onderzoek en economische en maatschappelijke relevantie. Dit blijkt ook uit het commitment van publieke kennispartners om volwaardig te participeren in de innovatiecontracten. Volledigheidshalve wil ik nogmaals benadrukken dat er ook buiten de topsectoren volop ruimte blijft voor excellent fundamenteel onderzoek, zowel vanuit de universiteiten als vanuit NWO en KNAW.

De komende twee maanden zal ik benutten om in overleg met alle betrokkenen duidelijkheid te geven over de overheidsbijdrage aan de innovatiecontracten, zodat de inzet van de publieke kennisinstellingen en de Rijksoverheid voor 2012 en 2013 per topsector helder wordt. In mijn brief van 13 september jl. is aangegeven wat de budgettaire kaders hiervoor zijn. In 2015 zal meer dan € 2 miljard beschikbaar zijn voor de topsectoren. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat de ambities de budgettaire kaders overstijgen, in 2012 maar vooral ook in de daaropvolgende jaren. De krapte is het grootst bij die sectoren die de afgelopen jaren relatief sterk hebben geput uit FES-middelen en innovatieprogramma’s. Privaat commitment, impact en kennisexcellentie zijn leidend bij de te maken keuzes.

... met Topconsortia voor Kennis en Innovatie als vliegwiel

Iedere topsector heeft aansprekende voorstellen voor TKI’s ingediend. De doelstelling van het kabinet, om in 2015 meer dan € 500 miljoen te laten omgaan in de TKI’s, is op basis van de huidige voorstellen in de innovatiecontracten goed haalbaar. De ingeslagen route van privaatpublieke samenwerking op het gebied van kennis en innovatie binnen TKI’s werkt dus in de praktijk. Daarmee bouwen we ook voort op de technologische topinstituten. Bij bewezen excellentie en commitment van private partijen en kennisinstellingen zullen deze de kern vormen van de TKI’s6.

De boegbeelden vragen om meer duidelijkheid over de precieze vormgeving van de nieuwe TKI’s. Uiteraard is er ruimte voor maatwerk, om recht te doen aan de verschillen tussen de topsectoren. Ik heb de volgende uitgangspunten voor ogen, onder andere omdat de TKI’s de grondslag vormen voor de RDA+ regeling (zie volgende paragraaf):

  • een consortium met een structureel karakter, voor regie, netwerkvorming en kennis(ver)deling;

  • bundeling van excellente privaatpublieke samenwerking in topsectoren, met een minimale omvang van € 5 miljoen per jaar;

  • een langetermijnstrategie met een meerjarenwerkplan, op basis van het innovatiecontract;

  • vraaggestuurde inzet van kennisinstellingen en bedrijfsleven (met name ook mkb) met minimaal 40% private cofinanciering (cash of in kind-bijdragen);

  • internationaal toonaangevend profiel (bijvoorbeeld aansluiting op Europese of andere internationale programma’s).

Met de innovatiecontracten hebben de topteams de kennisvragen van innovatieve ondernemers, excellente wetenschappers en de overheid bijeengebracht. Economische kansen en maatschappelijke uitdagingen gaan zo hand in hand. De TKI’s gaan binnen het kader van innovatiecontracten een prominente rol spelen. Het uitgangspunt bij de financiering van TKI’s is dat het bedrijfsleven en kennisinstellingen zelf bepalen óf, in welke omvang en met welk programma een TKI blijft voortbestaan.

... met ondersteuning van TKI’s via de RDA+.

De Rijksoverheid faciliteert investeringen in TKI’s via de RDA+. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2012 is toegezegd de Tweede Kamer voor het einde van het jaar nader te informeren over de RDA+7. Ten opzichte van de Bedrijfslevenbrief zal ik de RDA+ verbreden, zodat naast bedrijven ook kennisinstellingen, in het bijzonder universiteiten en hogescholen, worden geprikkeld om bij te dragen aan de TKI’s. Vanaf 2013 wordt vanuit het aanvullende innovatiepakket € 90 miljoen ingezet voor de RDA+. Dit is € 40 miljoen bovenop de in de Bedrijfslevenbrief aangekondigde € 50 miljoen. Het indicatieve voordeel voor bedrijven komt op een niveau van circa 25%. Voor de universiteiten en hogescholen zal daarbij binnen de budgettaire kaders zo veel mogelijk worden aangesloten.

De hoogte van de RDA+ bijdrage is afhankelijk van de inzet van private partijen die financieel bijdragen aan een TKI alsmede de inzet van universiteiten en hogescholen via onderzoekers voor een TKI, en niet van advies- of selectiecommissies. Immers, de bijdrage van bedrijven, universiteiten en hogescholen is leidend. Op dit punt wordt tegemoet gekomen aan tekortkomingen van eerdere FES-impulsen8.

De boegbeelden geven aan dat het van belang is dat de financiële tegemoetkoming van de RDA+ voldoende geborgd is. Het kabinet bestudeert de mogelijkheden om de RDA+ op een effectieve en efficiënte wijze vorm te geven. Hierbij wordt beoogd om de stimulans zo direct mogelijk te relateren aan de bijdragen van publieke en private partijen aan de TKI’s.

De definitieve vormgeving van de RDA+ vindt plaats na de evaluatie van de S&O-afdrachtvermindering (WBSO) in maart 2012. Bij de vormgeving van de RDA+ zijn tevens de volgende randvoorwaarden van belang: EU-aspecten inclusief staatssteunkader, inpassing in de fiscale agenda, uitvoerbaarheid, juridische houdbaarheid en budgettaire beheersbaarheid.

3. Human Capitalagenda’s

Samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven krijgt steeds beter vorm...

In de human capitalagenda’s beschrijven de topsectoren welk menselijk kapitaal zij nodig hebben voor een duurzame versterking van hun concurrentiekracht. Centraal staat de ambitie om het bestaande personeelsbestand optimaal te benutten door een leven lang leren en sociale innovatie, en om leerlingen beter op te leiden én op te leiden voor die beroepen waar de arbeidsmarkt om vraagt. Daarvoor wordt onder andere ingezet op vergroting van de instroom van leerlingen, structurele samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, behoud en ontwikkeling van kwalitatief goed personeel via loopbaanontwikkeling en sociale innovatie, vergroting van de zij-instroom en het aantrekken van internationale kenniswerkers. Meerdere sectoren nemen zelf verantwoordelijkheid voor het gezamenlijk vormgeven van opleidingen, het uitwisselen van faciliteiten en het inzetten van vakkrachten in het beroepsonderwijs. Ook is er veel aandacht voor het verbeteren van het imago van de topsectoren, duurzaam en praktijkgericht onderwijs en de belevingswereld van de jeugd.

De human capitalagenda’s maken duidelijk dat de structurele samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven in de topsectoren steeds beter vorm krijgt. Hierbij zijn niet alleen de klassieke functies van het onderwijs in beeld, maar ook de rol van de school als kenniscentrum in de regio, gericht op het beter bedienen van het innovatieve mkb. Het opleveren van de agenda’s is daarbij geen sluitstuk. Het is de start van een proces waarin bedrijfsleven, onderwijs en overheid gezamenlijk blijven optrekken om leerlingen beter op te leiden voor die beroepen waar de arbeidsmarkt om vraagt en om de aantrekkingskracht van de topsectoren op (toekomstige) werknemers te vergroten.

... mede door investeringen van het bedrijfsleven...

Ik ben verheugd over de voornemens van de topsectoren om excellentiebeurzen beschikbaar te stellen en om te investeren in publiek-private samenwerking. Zo heeft het bedrijfsleven in alle topsectoren de intentie uitgesproken om te investeren in Centra voor Innovatief Vakmanschap in het mbo en Centers of Expertise in het hbo. Bijdragen van bedrijven en gerichte kennisverspreiding vanuit het onderzoek kunnen een impuls geven aan de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het onderwijs. Het kabinet verkent daarom mogelijkheden om private investeringen in het onderwijs toe te laten nemen en vindt het van belang dat vanuit onderzoeksprogramma’s kennisverspreiding richting het onderwijs plaatsvindt. Als bedrijven en scholen willen samenwerken, mag wet- en regelgeving dat niet onnodig belemmeren. Daarom zal het kabinet bijvoorbeeld bezien hoe vakkrachten uit de praktijk op goede wijze kunnen worden ingezet in het onderwijs.

.... de samenwerking wordt verder verankerd...

De komende maanden worden door het bedrijfsleven gebruikt om in samenspel met de onderwijsinstellingen voornemens verder uit te werken op landelijk niveau en in de regionaal economische clusters. Daarbij worden waar nodig harde afspraken gemaakt over bijvoorbeeld (regionale en sectorale) zwaartepuntvorming en private financiering. In het middelbaar beroepsonderwijs kunnen de agenda’s richting geven aan de ambitie om te komen tot een toegankelijk, doelmatig en arbeidsmarktrelevant opleidingenaanbod zoals door het kabinet is aangekondigd in de Actieagenda «Focus op Vakmanschap». In het hoger onderwijs wordt onder andere aangesloten bij het proces van profilering dat het kabinet met de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap «Kwaliteit in Verscheidenheid» heeft ingezet. Instellingen en topsectoren kunnen op basis van de agenda’s verder met elkaar in gesprek gaan over profilering en het aanbod en de inhoud van de opleidingen. Het hoger agrarisch onderwijs speelt hier bijvoorbeeld met een sectorplan op in. Op deze wijze worden de agenda’s medebepalend voor de profilering in het hoger onderwijs. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de reviewcommissie voor het hoger onderwijs verzoeken om op adequate wijze te voorzien in ex ante toetsing van profileringsvoorstellen aan de human capitalagenda's en de innovatiecontracten voor wat betreft het onderzoek.

... en bèta en techniek krijgt een krachtige impuls.

Topsectoren benadrukken gezamenlijk het belang van voldoende en kwalitatief goed opgeleide bèta’s en technici. Dat vraagt om een gezamenlijke inspanning van overheid, onderwijsinstellingen en sociale partners. Meer jongeren moeten enthousiast gemaakt worden om te kiezen voor technisch onderwijs, bijvoorbeeld door het geven van baangaranties aan jongeren die definitief voor deze sectoren kiezen. Het is nodig om werk te maken van een aantrekkelijk aanbod aan techniekonderwijs, maar het is ook van belang dat het werken in de techniek aantrekkelijker wordt gemaakt. De tekorten zijn niet alleen terug te dringen door het bevorderen van de instroom van nieuwe werknemers. Bedrijven moeten ook maatregelen nemen die ervoor zorgen dat werknemers langer en productiever door kunnen werken en die de topsectoren aantrekkelijker maken. Bij de verdere uitwerking van de HCA’s verdient dit specifieke aandacht.

Om bèta- en techniekonderwijs en de aantrekkelijkheid van de technische sectoren een krachtige impuls te geven, stellen de topsectoren op basis van de human capitalagenda’s een Masterplan Bèta en Techniek op. Het Masterplan bevat de acties die de topsectoren gezamenlijk willen oppakken om verwachte tekorten aan vakkrachten in bèta en techniek terug te dringen. Het Masterplan wordt 7 februari a.s. aan het kabinet aangeboden. Vervolgens zal ik, samen met de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bezien of er naast het reeds ingezette beleid aanvullende overheidsmaatregelen noodzakelijk zijn om tekorten terug te dringen en de juiste randvoorwaarden te creëren voor samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Begin maart wordt uw Kamer geïnformeerd over de ambities van het kabinet.

4. Tenslotte

De komende maanden zal ik in overleg treden met alle betrokkenen om tot definitieve innovatiecontracten en human capitalagenda’s te komen. In februari geven de publieke partijen (departementen, kennisinstellingen, financiers) op basis van interne besluitvorming aan welk commitment zij willen aangaan. In overleg met de sectoren leidt dit onder mijn regie tot definitieve contracten die in het voorjaar worden ondertekend.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Tweede Kamer vergaderjaar 2011–2012 stuk 32 637, nr. 15.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Tweede Kamer vergaderjaar 2011–2012 stuk 33 000-XIII, nr. 30.

X Noot
4

Tweede Kamer vergaderjaar 2012–2013 stuk 32 605, nr. 65.

X Noot
5

Tweede Kamer vergaderjaar 2011–2012 stuk 33 000-XIII, nr. 27.

X Noot
6

Tweede Kamer vergaderjaar 2011–2012 stuk 33 000-XIII, nr. 45.

X Noot
7

Tweede Kamer vergaderjaar 2011–2012 stuk 33 003, nr. 10.

X Noot
8

Tweede Kamer vergaderjaar 2011–2012 bijlage bij stuk 32 500-XIII, nr. 10.

Naar boven