32 615 Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)

33 400 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013

D1 BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 9 juli 2013

De vaste commissies voor Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben naar aanleiding van de brief van de bewindslieden EZ, mede namens de Ministers van SZW en VWS, van 1 mei 2013 waarin u stelt voornemens te zijn om de publieke taken vanaf 1 januari 2014 over te dragen en daarmee vooruit te lopen op formele opheffing van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)2, uitgebreid schriftelijk overleg met de bewindslieden EZ gevoerd.3 Dit schriftelijk overleg heeft geresulteerd in een mondeling overleg op 2 juli 2013, waarin de bewindslieden EZ de gelegenheid hebben gekregen om het regeringsstandpunt inzake de noodzaak van het op korte termijn nemen van stappen nader toe te lichten. Naar aanleiding van dit mondeling overleg bericht ik u, gehoord het College van Senioren, als volgt.

De Kamer constateert, in navolging van hetgeen de commissies voor EZ, VWS en SZW in het gevoerde schriftelijk overleg naar voren hebben gebracht en conform het standpunt van de Kamer in een langlopende schriftelijke gedachtewisseling met de regering over de onwenselijkheid van vooruitlopen op wetgeving4, dat de voorgestelde handelwijze in dit dossier indruist tegen de staatsrechtelijk zuivere gang van zaken en tegen het regeringsstandpunt om geen onomkeerbare stappen te zetten voordat de Kamer zich over een wetsvoorstel heeft kunnen uitspreken5. Een en ander doet afbreuk aan het gezag van de wet, is strijdig met het beginsel van rechtszekerheid en doet geen recht aan de positie van de Kamer in het wetgevingsproces.

De Kamer heeft kennisgenomen van de toelichting van de bewindslieden EZ in het mondeling overleg van 2 juli jl. met de commissies voor EZ, VWS en SZW. De Kamer constateert dat de bewindslieden meer duidelijkheid hebben verschaft over de noodzaak om op korte termijn stappen te zetten en over de situatie waarin de bewindslieden zich in dit dossier bevinden. Ook is door de bewindslieden EZ expliciet benadrukt dat zij de volle verantwoordelijkheid nemen voor het proces zoals dit nu wordt ingezet.

De Kamer deelt naar aanleiding hiervan mee dat zij in dit specifieke geval niet voornemens is om het door de bewindslieden EZ aangekondigde proces te blokkeren. Wel wenst de Kamer regelmatig op de hoogte te worden gehouden van de voortgang in het PBO-dossier, zodat zij de gelegenheid heeft om in overleg te treden met de bewindslieden EZ, indien de stand van zaken daartoe aanleiding geeft. Verder wenst de Kamer nog nadrukkelijk enkele opmerkingen te maken:

  • De Kamer benadrukt dat de – door de regering onderschreven – lijn om vóór of hangende het parlementaire proces geen onomkeerbare stappen te zetten onverminderd van kracht blijft. De Kamer gaat er daarom van uit dat dit geval geen precedent schept. Ook het – zoals in onderhavig geval – vooraf middels schriftelijk en mondeling overleg steun zoeken bij de Eerste Kamer voordat het wetsvoorstel de Eerste Kamer heeft bereikt, verhoudt zich niet tot de staatsrechtelijk zuivere gang van zaken en verdient derhalve geen navolging. Ten overvloede merkt de Kamer op dat zij de volle vrijheid heeft om het aangekondigde wetsvoorstel op zijn merites te beoordelen.

  • De Kamer constateert tegelijkertijd dat het nog steeds met regelmaat voorkomt dat onomkeerbare stappen worden gezet voordat de Kamer zich over een wetsvoorstel heeft kunnen uitspreken. De Kamer roept de bewindslieden EZ op om de werkwijze en processen in het ministerie zo in te richten dat deze situaties zich niet meer voordoen. Hetzelfde verzoek doet de Kamer aan de overige bewindslieden. Hiertoe wordt een afschrift van deze brief aan de Minister-President gezonden met het verzoek de inhoud ervan door te geleiden naar de overige bewindslieden.

  • De Kamer heeft met instemming kennisgenomen van de toezegging van de Minister EZ tijdens het mondeling overleg om conform de kabinetsreactie6 op het eindrapport van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering / Verzelfstandiging7 ten aanzien van de voornemens om bepaalde taken door het Rijk te laten uitvoeren en bepaalde taken niet over te nemen en over te laten aan de sector, het door de onderzoekscommissie opgestelde besliskader8 te gebruiken en hierop nader in te gaan in de memorie van toelichting bij het aangekondigde wetsvoorstel.

A. Broekers-Knol


X Noot
1

De letter D heeft alleen betrekking op 32 615.

X Noot
2

Kamerstukken I 2012/13, 32 615, A.

X Noot
3

Kamerstukken I 2012/13, 32 615, B; Kamerstukken I 2012/13, 32 615, C.

X Noot
4

Zie onder meer: Kamerstukken I 2012/13, 33 400 VI, E.

X Noot
5

Kamerstukken I 2012/13, 33 400 VI, E.

X Noot
6

Kamerstukken I 2012/13, C, I.

X Noot
7

Kamerstukken I 2012/13, C, A-B.

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstukken I 2012/13, C, A-B.

Naar boven