32 500 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011

Nr. 110 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2011

Hierbij doe ik u, mede namens de Staatssecretaris van VWS, ter informatie toekomen het vierde openbare bericht met bijlagen van de Commissie Samson. Deze Commissie verricht onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen die sedert 1945 onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen voor jeugdzorg zijn geplaatst.

Met de toezending van deze informatie geef ik gevolg aan de toezegging die hierover door de toenmalige bewindspersonen aan uw Kamer is gedaan tijdens een algemeen overleg van 1 april 2010. 1

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Vierde openbaar bericht van de commissie-Samson

De commissie-Samson doet in haar vierde openbaar bericht beknopt verslag van haar werkzaamheden. De commissie is halverwege en zal volgens planning 1 juli 2012 rapporteren.

In dit vierde openbaar bericht wordt uitgebreid stilgestaan bij de meldingen die tot nu toe zijn binnengekomen bij de commissie.

Meldingen en meldpunt van de commissie

Aantallen

Het aantal meldingen is sinds het derde openbaar bericht van 20 april jl. amper gegroeid. Het aantal ligt nog steeds rond de 500. De in het laatste bericht gedane oproep om meer meldingen van allochtonen binnen te krijgen, heeft tot nu toe weinig effect gesorteerd. De daarop gevolgde samenwerking met allochtone organisaties en media heeft wel tot extra publiciteit maar niet tot extra meldingen uit deze kring geleid.

Tevens hebben zich bij de commissie nog weinig plegers van seksueel misbruik gemeld.

Contacten met melders

Zoals gezegd hebben tot nu toe 500 mensen zich gemeld. De commissie is er zeer erkentelijk voor dat deze mannen en vrouwen vaak de voor hen moeilijke stap hebben gezet om zich te melden. De meeste melders kampen nog met schaamte- en/of schuldgevoelens. Ook merkt het Meldpunt van de commissie dat seksueel misbruik en seksualiteit moeilijk bespreekbaar zijn. Misbruik is door melders nogal eens hun levenlang verzwegen, nadat zij als kind vaak niet gehoord, niet geloofd of zelfs bedreigd zijn. In de gesprekken met het Meldpunt zijn melders vaak dankbaar eindelijk hun verhaal te kunnen doen.

Op het Meldpunt worden vele indringende telefoongesprekken gevoerd die vaak een vervolg krijgen in nadere telefooncontacten of persoonlijke gesprekken van de commissie met slachtoffers. Door het voeren van deze gesprekken krijgt de commissie meer inzicht in de omstandigheden die het seksueel misbruik mogelijk maakten. Ook is de commissie via de gevoerde gesprekken getuige van het soms verwoestende karakter van het meegemaakte seksueel misbruik: het misbruik gaat dan vaak gepaard met geweld, onderdrukking en eenzaamheid, soms ook voor het latere leven. Het onderhouden van relaties, het afronden van een opleiding en het goed functioneren in het werk zijn er fors door bemoeilijkt. Dat heeft vaak weer nieuwe trauma’s opgeleverd. De psychische problematiek vanwege het misbruik is dan ook groot, zeker als er geen (passende) hulpverlening is geweest.

De meeste melders komen bij de commissie ondersteund door een familielid of een hulpverlener. Een groot deel van de slachtoffers bedankt de commissie na het gevoerde gesprek, omdat het gesprek als blijk van erkenning wordt gevoeld en een steentje bijdraagt aan de verwerking van wat hen overkomen is. De commissie belt de melders altijd enkele dagen na de gevoerde gesprekken om te vragen hoe het met betrokkene gaat. Als het niet goed gaat, komt Slachtofferhulp Nederland op verzoek van de commissie in actie richting de melder om ondersteuning te bieden.

De meldingen die bij het Meldpunt van de commissie zijn binnengekomen, zijn hoogstwaarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg. Het gaat vaak om slachtoffers die nu door alle publiciteit over seksueel misbruik en de kans die de commissie-Samson biedt, besluiten om zich te melden. De commissie hoort geregeld dat men deze moeilijke en pijnlijke stap tevens zet om eraan bij te dragen dat het andere kinderen in de toekomst niet overkomt.

Beeld uit de meldingen

Over de tot nu toe binnengekomen meldingen valt het nodige op te merken, al mag er niet vanuit gegaan worden dat het een representatief beeld geeft van alle seksueel misbruik dat heeft plaatsgevonden bij kinderen die onder verantwoordelijkheid van de overheid uit huis zijn geplaatst. Daarbij dient bedacht te worden dat op dit moment de wetenschappelijke onderzoeken nog volop gaande zijn. Met de nodige voorzichtigheid lijken de volgende indrukken zich af te tekenen bij deze meldingen, die in de wetenschappelijke deelonderzoeken verder meegenomen zullen worden voor nadere analyse:

  • 30% van de meldingen die nu bij de commissie gedaan worden, valt buiten het onderzoeksbereik van de commissie. Dan gaat het bijvoorbeeld om vrijwillige opnamen of misbruik in gezinnen of in andere sectoren dan de jeugdzorg (onderwijs, sport, scouting etc.). De commissie noteert deze meldingen wel en zal ze in haar eindrapport opnemen;

  • naar verhouding heeft de commissie de meeste meldingen binnengekregen over de periode 1950–1980. Over de jaren ’90 zijn naar verhouding minder meldingen binnengekomen;

  • het misbruik overkomt zowel jongens als meisjes. Mannen melden vaker misbruik in de vroegere jaren toen zij als jongen slachtoffer waren in instellingen. De meldingen over de recentere jaren betreffen vooral meisjes in pleeggezinnen. Een rol speelt hierbij dat kinderen na 1980 steeds meer in pleeggezinnen geplaatst worden;

  • seksueel misbruik gaat in een groot deel van de gevallen gepaard met fysiek en geestelijk geweld en vaak met machtsvertoon. Dit geldt voor alle tijdvakken. In het deelonderzoek naar de geschiedenis van het misbruik wordt deze indruk nader onderzocht;

  • plegers van het seksueel misbruik zijn in instellingen overwegend de professionals en in pleeggezinnen de pleegvaders. Pleegmoeders hebben soms niet van het misbruik afgeweten, maar het in sommige gevallen ook «afgedekt». Tegelijkertijd gaat het ook regelmatig om misbruik door leeftijdgenoten: andere groepsgenoten en pleeggezinsleden;

  • de plegers zijn overwegend mannen;

  • kinderen worden soms door meerdere personen misbruikt. Sommigen van hen geven aan dat er naast henzelf meerdere groepsgenoten werden misbruikt door meerdere plegers;

  • het lijkt erop dat bij de gemelde gevallen het misbruik in pleeggezinnen langer duurt dan in instellingen. In de helft van de gevallen houdt het meer dan 3 jaar aan;

  • de meldingen over aard van het misbruik worden in de loop der jaren steeds ernstiger, over de frequentie nemen zij tegelijkertijd af. In een van de deelonderzoeken, het prevalentie-onderzoek, zal nagegaan worden of deze indruk klopt;

  • veel kinderen durven niets te zeggen over het misbruik, vooral omdat zij bang zijn;

  • als kinderen wel rapporteerden wat hen overkwam, is er in tweederde van de gevallen niets gedaan met de signalen van het kind. Dat is niet wezenlijk verbeterd in de loop van de jaren. Deze waarneming wordt uitgebreid getoetst in de wetenschappelijke deelonderzoeken waar expliciet onderzocht wordt hoe overheidsinstanties gereageerd hebben op signalen van seksueel misbruik;

  • klachten en meldingen komen vaak niet terecht waar ze terecht zouden moeten komen;

  • veel kinderen hebben in de vroege jeugd en voorafgaand aan de uithuisplaatsing al veel traumatische ervaringen opgedaan zoals mishandeling, misbruik, verwaarlozing en verlating door ouders en zijn daardoor beschadigd. Een van die ervaringen is seksueel misbruik in het gezin. Dit herhaald slachtofferschap is uit de literatuur al bekend;

  • vanaf 1980 zakt het misbruik in instellingen snel. Een rol speelt waarschijnlijk dat meerdere instellingen toen sloten. Na 1980 worden steeds meer kinderen in pleeggezinnen geplaatst;

  • de meldingsbereidheid onder slachtoffers uit de jaren na 1980 is groter. Ook het doen van aangifte bij de politie lijkt te stijgen. De schaamte en zwijgzaamheid rond het thema werden toen geleidelijk minder. Een probleem is wel dat politiearchieven van voor 1980 vrijwel niet aanwezig zijn;

  • de meeste melders hebben al hulp gezocht en gevonden. Er zijn ook melders die aangeven er nu geen behoefte aan te hebben. Melders die nog geen hulp hebben gehad en aangeven daar behoefte aan te hebben, worden doorverwezen naar het speciale nummer van Slachtofferhulp Nederland.

Overgedragen zaken aan Openbaar Ministerie

Veel meldingen zijn niet verjaard. Na afstemming met het Openbaar Ministerie (OM) en zoveel mogelijk in overleg met de melder draagt de commissie zaken over aan het OM om te onderzoeken of een strafrechtelijke vervolging nog mogelijk is en legt de commissie zaken voor een verjaringstoets voor. Ook worden zaken anoniem ter informatie toegestuurd. In dat geval heeft er bijvoorbeeld al een veroordeling plaatsgevonden of is de zaak inmiddels verjaard.

In 2010 zijn er in totaal 48 zaken aan het OM voorgelegd, in 2011 tot nu toe 5 zaken. De commissie-Samson wordt door het OM regelmatig geïnformeerd over de uitkomsten.

Er zijn op dit moment van de zaken die in 2010 en 2011 naar het OM zijn gestuurd nog 11 zaken in onderzoek (9 bij de politie en 2 ter beoordeling bij het OM), 25 zaken zijn afgerond en bij 3 zaken heeft men geen contact kunnen krijgen met de melder. Er zijn 5 zaken voorgelegd voor een verjaringstoets en 9 zaken ter informatie gestuurd.

Hulpverlening

In de meeste gevallen hebben melders zelf eerder hulp gezocht. Daarnaast blijkt de commissie dat veel melders op dit moment behoefte hebben aan hulp. De commissie heeft in augustus 2010 goede afspraken gemaakt met Slachtofferhulp Nederland. 44 mensen hebben individuele begeleiding gekregen. In 13 gevallen is op verzoek van de commissie door Slachtofferhulp Nederland zelf het contact gelegd met de melder en is niet het initiatief van betrokkene daartoe afgewacht. Bij twee personen is het helaas niet gelukt om het contact tot stand te brengen. Op dit moment worden 17 mensen door Slachtofferhulp Nederland begeleid in langdurige trajecten. Bij 27 personen is de begeleiding door Slachtofferhulp Nederland afgerond. 4 personen zijn voor specialistische hulp doorverwezen. Tientallen mensen hebben eenmalig contact gehad. Mensen hebben daardoor uitgebreider hun verhaal kunnen vertellen, een begin gemaakt met verwerking of therapie. De commissie verneemt regelmatig van cliënten dat zij de snelle en professionele begeleiding van Slachtofferhulp Nederland op prijs stellen.

Onderzoekswerkzaamheden

Voortgang onderzoek

De wetenschappelijke deelonderzoeken verlopen volgens planning. Er is op dit moment bij de deelonderzoeken geen sprake van vertraging. Alles is erop gericht om op tijd aan de commissie te kunnen rapporteren. (zie voor verdere informatie (www.commissiesamson.nl).

Als laatste deelonderzoek is van start gegaan het onderzoek naar seksueel misbruik bij kinderen met een verstandelijke beperking in de periode 2008–2010. Het kwantitatieve deel van dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Leiden. Het kwalitatieve deel van dit onderzoek – het houden van interviews met ouders en professionals alsook een literatuurstudie – wordt uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met het Kohnstamm-instituut.

In het vorige openbaar bericht werd al mededeling gedaan dat de commissie het optreden van politie en OM onderzoekt. Het onderzoek bij de politie richt zich erop hoe de politie destijds is omgegaan met signalen van seksueel misbruik in de jeugdzorg. Daarbij wordt nagegaan of een melding al of niet geresulteerd heeft in het doen van een aangifte. Het onderzoek bij het OM richt zich op het sepotbeleid van het OM in jeugdzorgzaken, d.w.z. of de sepots verdedigbaar en derhalve gegrond zijn.

Er is een belangrijke beschrijving van het juridische kader afgerond (zie www.commissiesamson.nl). De voormalig raadsadviseur mr. J.J. Wiarda heeft een beschrijving op hoofdlijnen gegeven van de voor de commissie relevante verdragen en wetgeving op strafrechtelijk, bestuursrechtelijk en privaatrechtelijke gebied. De beschrijving van het uiterst omvangrijke, complexe en veelsoortige juridische kader zoals gegeven door de heer Wiarda is van grote waarde. De andere deelonderzoeken waaronder het governance-onderzoek zullen er gebruik van maken. Zo zal het historisch onderzoek het overheidsbeleid verhelderen. En het governance-onderzoek zal laten zien hoe de wettelijke verantwoordelijkheid van instanties en personen daadwerkelijk vorm is gegeven en verantwoord. De beschrijving van het juridische kader is beschikbaar gesteld aan de commissie-Deetman.

Betrokkenheid jeugdveld

Ten behoeve van een goede voortgang van het onderzoek is het wezenlijk dat de onderzoekers bij alle relevante dossiers en archieven kunnen. Daarnaast is het van belang dat werkenden in de jeugdzorg informatie verschaffen aan de onderzoekers. Er zijn hiertoe inmiddels convenanten afgesloten met leden van Jeugdzorg Nederland, de Vereniging van Orthopedische Behandelcentra en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland. De wetenschappers nemen op hun beurt ethische en privacystandaarden in acht, zodat zij verantwoord omgaan met vertrouwelijke informatie. Het is ook om die reden dat de commissie-Samson het College Bescherming Persoonsgegevens bericht heeft over het protocol dat zij hanteert.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 VI, nr. 100. Eerdere tussenberichten van de Commissie Samson (nrs 1, 2 en 3) zijn op respectievelijk 6 oktober 2010, 26 januari 2011 en 13 mei 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 VI, nrs. 5, 80 en 101) aan de Tweede Kamer aangeboden.

Naar boven