32 426 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 maart 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I.1, onderdeel A worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a

Onderdeel d komt te luiden:

d

Het tweede onderdeel van onderdeel G komt te luiden:

2. Artikel 181, tweede lid, eerste volzin (nieuw), komt te luiden: Na een besluit tot omzetting in een vereniging, stichting, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij kan iedere aandeelhouder die niet met het besluit heeft ingestemd de vennootschap schadeloosstelling vragen voor het verlies van zijn aandelen.

b

Na onderdeel e wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

ea

In het in onderdeel O voorgestelde artikel 192, vierde lid, worden na de eerste volzin twee volzinnen ingevoegd, die luiden: Indien een aandeelhouder een of meer van de in de vorige zin genoemde rechten niet kan uitoefenen en de aandeelhouder niet gehouden is zijn aandelen aan te bieden en over te dragen, vervalt de opschorting wanneer de vennootschap niet binnen drie maanden na een verzoek daartoe van de aandeelhouder gegadigden heeft aangewezen aan wie hij al zijn aandelen zal kunnen overdragen volgens een regeling in de statuten. Lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

c

In onderdeel f komt het eerste onderdeel te luiden:

1. In het in het eerste onderdeel voorgestelde eerste lid van artikel 194 wordt de eerste volzin vervangen door: Het bestuur van de vennootschap houdt een register waarin de namen en adressen van alle aandeelhouders zijn opgenomen, met vermelding van de datum waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van de erkenning of betekening, de soort of de aanduiding van de aandelen, alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag. Indien een aandeelhouder niet gebonden is aan een statutaire verplichting of eis als bedoeld in artikel 192 lid 1, wordt dat vermeld.

d

Na onderdeel f worden drie onderdelen ingevoegd, die luiden:

fa

In het in onderdeel R voorgestelde artikel 195, eerste lid, wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, luidende: Aan houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding waaraan ingevolge een statutaire regeling geen stemrecht of recht op deling in de winst of reserves toekomt, kunnen ingevolge de vorige zin slechts aandelen van dezelfde soort of aanduiding worden aangeboden, tenzij in de statuten anders is bepaald.

fb

Het tweede onderdeel van onderdeel V komt als volgt te luiden:

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De aandeelhouder die vanwege een vruchtgebruik geen stemrecht heeft en de vruchtgebruiker die stemrecht heeft, hebben de rechten die door de wet zijn toegekend aan de houders van certificaten van aandelen waaraan stemrecht is verbonden. De vruchtgebruiker die geen stemrecht heeft, heeft deze rechten, indien de statuten dit bepalen en bij de vestiging of overdracht van het vruchtgebruik niet anders is bepaald.

fc

Onderdeel W wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: Het derde, vierde, vijfde en zesde lid van artikel 198 komen te luiden:

2. Onder vernummering van het voorgestelde vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

4. De aandeelhouder die vanwege een pandrecht geen stemrecht heeft en de pandhouder die stemrecht heeft, hebben de rechten die door de wet zijn toegekend aan de houders van certificaten van aandelen waaraan stemrecht is verbonden. De pandhouder die geen stemrecht heeft, heeft deze rechten indien de statuten dit bepalen en bij de vestiging of overgang van het pandrecht niet anders is bepaald.

e

In onderdeel h wordt onder vernummering van het eerste en tweede onderdeel tot tweede en derde onderdeel, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

1. In het in onderdeel 1 voorgestelde eerste lid wordt «vergaderrecht» vervangen door: het vergaderrecht.

f

Onderdeel i komt te luiden:

i

Het in onderdeel CC voorgestelde tweede lid van artikel 206a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. die geen recht geven tot deling in de winst of reserves van de vennootschap of die niet boven een bepaald percentage van het nominale bedrag of slechts in beperkte mate daarboven delen in de winst, of

2. Onderdeel c en de afsluiting van dat lid komen te luiden:

c. waaraan ingevolge een statutaire regeling op grond van artikel 228 lid 5 geen stemrecht is verbonden,

geen voorkeursrecht op uit te geven aandelen.

g

In onderdeel m komt het tweede onderdeel te luiden:

2. In het derde lid wordt na de eerste volzin een zin toegevoegd, die luidt: Artikel 248 lid 5 is van overeenkomstige toepassing.

h

Onderdeel t komt te luiden:

t

Onderdeel CCC wordt als volgt gewijzigd:

1. In het in het eerste onderdeel voorgestelde eerste lid wordt de zinsnede «artikel 228 lid 4, tweede volzin» vervangen door: artikel 228 lid 4, derde volzin.

2. In het in het tweede onderdeel voorgestelde tweede lid vervalt de zinsnede: van dit Boek.

i

Na onderdeel t wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

ta

In het in onderdeel DDD voorgestelde artikel 253 wordt de zinsnede «artikel 228 lid 4, tweede volzin» vervangen door: artikel 228 lid 4, derde volzin.

j

In onderdeel w vervalt in het voorgestelde artikel 373, vierde lid, de zinsnede: 178a leden 2 en 3,.

2

In artikel I.2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a

Onderdeel B vervalt.

b

Onderdeel D komt te luiden als volgt:

D

Artikel 178a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de woorden «besloten vennootschap» vervangen door: vennootschap.

2. Het tweede en derde lid vervallen, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.

c

Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Da

In artikel 178c, eerste en tweede lid, worden de woorden «besloten vennootschap» vervangen door: vennootschap.

d

Onderdeel E komt luiden:

E

Artikel 181 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de woorden «besloten vennootschap» vervangen door: vennootschap.

2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: Dit geldt niet voor houders van stemrechtloze aandelen.

3. na het derde lid worden vijf leden toegevoegd, die luiden:

4. Wanneer de vennootschap zich omzet in een naamloze vennootschap, vereniging, stichting, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij en de vennootschap geen overeenstemming heeft bereikt met een houder van stemrechtloze aandelen over zijn positie in de rechtspersoon na de omzetting, kan deze houder schadeloosstelling vragen voor het verlies van zijn aandelen. Het verzoek tot schadeloosstelling moet schriftelijk aan de vennootschap worden gedaan binnen één maand nadat zij aan de aandeelhouder heeft meegedeeld dat hij deze schadeloosstelling kan vragen. De mededeling geschiedt op dezelfde wijze als de oproeping tot een algemene vergadering.

5. De schadeloosstelling als bedoeld in het vierde lid wordt bij gebreke van overeenstemming op verzoek van de meest gerede partij vastgesteld bij de machtiging tot omzetting of door de voorzieningenrechter van de rechtbank. De rechter kan een of meer onafhankelijke deskundigen benoemen, die over de schadeloosstelling schriftelijk bericht moeten uitbrengen. De artikelen 194 tot en met 199 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn voor het overige van toepassing. De artikelen 351 en 352 zijn van toepassing. Indien tussen partijen op grond van de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, bepalingen over de vaststelling van de waarde van de aandelen en de vaststelling van de schadeloosstelling gelden, stellen de deskundigen hun bericht op met inachtneming daarvan. De rechter kan de benoeming van deskundigen achterwege laten, indien de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, een duidelijke maatstaf voor de bepaling van de waarde van de aandelen bevatten en de rechter aan de hand daarvan de schadeloosstelling zonder meer kan vaststellen. Deze wijze van vaststelling van schadeloosstelling kan ook worden toegepast in geval van gebreke van overeenstemming als bedoeld in lid 3.

6. Artikel 231 lid 4 is niet van toepassing ten aanzien van houders van de stemrechtloze of winstrechtloze aandelen in geval van een besluit tot statutenwijziging in het kader van een omzetting van de vennootschap in een andere rechtsvorm.

7. Wanneer een rechterlijke machtiging is vereist voor de omzetting als bedoeld in artikel 18 leden 4 en 5, wordt die geweigerd indien de belangen van houders van stemrechtloze aandelen in de vennootschap onvoldoende zijn ontzien.

8. Op het moment van de omzetting in een naamloze vennootschap, vervallen alle stemrechtloze of winstrechtloze aandelen.

e

Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ea

In artikel 183, derde lid, wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, die luidt: Zonder zijn instemming kunnen aan hem geen winstrechtloze of stemrechtloze aandelen worden uitgegeven.

f

In het in onderdeel G voorgestelde vijfde lid van artikel 210 wordt de zinsnede «mits alle vergadergerechtigden in de gelegenheid zijn gesteld» vervangen door: mits alle overige vergadergerechtigden in de gelegenheid zijn gesteld.

g

Het in onderdeel O voorgestelde onderdeel d van artikel 326 komt te luiden:

d. de gevolgen van de fusie voor de houders van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen.

h

Het in onderdeel R voorgestelde artikel 330a komt te luiden:

Artikel 330a

1. Wanneer geen van de verkrijgende vennootschappen een besloten vennootschap is en er geen overeenstemming is bereikt met een houder van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen over zijn positie als aandeelhouder na de fusie, kan deze houder de vennootschap schadeloosstelling vragen voor het verlies van zijn aandelen. Het verzoek tot schadeloosstelling moet schriftelijk aan de vennootschap worden gedaan binnen één maand nadat zij aan de aandeelhouder heeft meegedeeld dat hij deze schadeloosstelling kan vragen. De mededeling geschiedt op dezelfde wijze als de oproeping tot een algemene vergadering.

2. De schadeloosstelling wordt bij gebreke van overeenstemming op verzoek van de meest gerede partij vastgesteld door de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de verkrijgende rechtspersoon is gelegen. De rechter kan een of meer onafhankelijke deskundigen benoemen, die over de schadeloosstelling schriftelijk bericht moeten uitbrengen. De artikelen 194 tot en met 199 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn voor het overige van toepassing. De artikelen 351 en 352 zijn van toepassing. Indien tussen partijen op grond van de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, bepalingen over de vaststelling van de waarde van de aandelen en de vaststelling van de schadeloosstelling gelden, stellen de deskundigen hun bericht op met inachtneming daarvan. De rechter kan de benoeming van deskundigen achterwege laten, indien de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, een duidelijke maatstaf voor de bepaling van de waarde van de aandelen bevatten en de rechter aan de hand daarvan de schadeloosstelling zonder meer kan vaststellen.

3. Artikel 330 lid 2 is niet van toepassing ten aanzien van houders van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen in geval van een besluit tot statutenwijziging in het kader van een fusie.

4. Op het moment dat de fusie van kracht wordt, vervallen alle stemrechtloze of winstrechtloze aandelen.

i

Na onderdeel S worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:

Sa

In artikel 333h wordt aan het slot van het tweede lid een zin toegevoegd, die luidt: Deze schadeloosstelling kan daarnaast worden bepaald op de wijze als bedoeld in artikel 330a lid 2 indien er tevens een schadeloosstelling moet worden bepaald als bedoeld in artikel 330a leden 1 en 2.

Sb

In artikel 334f wordt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met l tot onderdelen e tot en met m, een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

e. de gevolgen van de splitsing voor de houders van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen;

j

Het in onderdeel W voorgestelde artikel 334ee1 komt te luiden:

Artikel 334ee1

1. Wanneer geen van de verkrijgende vennootschappen een besloten vennootschap is en er geen overeenstemming is bereikt met een houder van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen over zijn positie als aandeelhouder na de splitsing, kan deze houder de vennootschap schadeloosstelling vragen voor het verlies van zijn aandelen. De verkrijgende vennootschappen zijn hoofdelijk verbonden voor het voldoen van de schadeloosstelling. Het verzoek tot schadeloosstelling moet schriftelijk aan de vennootschap worden gedaan binnen één maand nadat zij aan de aandeelhouder heeft meegedeeld dat hij deze schadeloosstelling kan vragen. De mededeling geschiedt op dezelfde wijze als de oproeping tot een algemene vergadering.

2. De schadeloosstelling wordt bij gebreke van overeenstemming op verzoek van de meest gerede partij vastgesteld door de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de verkrijgende rechtspersoon is gelegen. De rechter kan een of meer onafhankelijke deskundigen benoemen, die over de schadeloosstelling schriftelijk bericht moeten uitbrengen. De artikelen 194 tot en met 199 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn voor het overige van toepassing. De artikelen 351 en 352 zijn van toepassing. Indien tussen partijen op grond van de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, bepalingen over de vaststelling van de waarde van de aandelen en de vaststelling van de schadeloosstelling gelden, stellen de deskundigen hun bericht op met inachtneming daarvan. De rechter kan de benoeming van deskundigen achterwege laten indien de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, een duidelijke maatstaf voor de bepaling van de waarde van de aandelen bevatten en de rechter aan de hand daarvan de schadeloosstelling zonder meer kan vaststellen.

3. Artikel 334ee lid 2 is niet van toepassing ten aanzien van houders van de stemrechtloze of winstrechtloze aandelen in geval van een besluit tot statutenwijziging in het kader van een splitsing.

4. Op het moment dat de splitsing van kracht wordt, vervallen alle stemrechtloze of winstrechtloze aandelen.

k

In onderdeel Z wordt de zinsnede «artikel 353, derde lid» vervangen door: artikel 353, vierde lid.

l

Onderdeel JJ komt te luiden:

JJ

Artikel 404, eerste lid, komt te luiden:

1. Een in artikel 403 bedoelde aansprakelijkstelling kan worden ingetrokken door nederlegging van een daartoe strekkende verklaring ten kantore van het handelsregister.

3

In artikel I.3 worden de volgende wijzigingen aangebracht

a

Onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde onderdeel komt te luiden:

4. Het derde lid komt te luiden:

3. Slechts de besloten of naamloze vennootschap kan machtiging tot omzetting verzoeken aan de rechtbank onder overlegging van een notarieel ontwerp van die akte. De rechter gelast de oproeping van de aandeelhouders die niet hebben ingestemd en hij kan de oproeping gelasten van houders van stemrechtloze aandelen die geen vennoot willen of kunnen worden. De machtiging wordt in elk geval geweigerd indien het vereiste besluit nietig is of indien een rechtsvordering tot vernietiging daarvan aanhangig is, indien de belangen van de aandeelhouders die niet hebben ingestemd of van de houders van stemrechtloze aandelen, onvoldoende zijn ontzien, en voorts indien een aandeelhouder die niet heeft ingestemd en geen vennoot wil worden van de besloten of naamloze vennootschap, of een houder van stemrechtloze aandelen die geen vennoot wil of kan worden, van de besloten of naamloze vennootschap op zijn schriftelijk verzoek in te dienen binnen een maand nadat hem de mogelijkheid hiertoe is meegedeeld op dezelfde wijze als de oproeping tot een algemene vergadering, geen schadeloosstelling heeft verkregen voor het verlies van zijn aandelen. De notaris verklaart in de akte van omzetting dat de machtiging op het ontwerp van de akte is verleend.

2. Het vijfde onderdeel komt te luiden:

5. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zesde en zevende lid, worden twee leden ingevoegd, die luiden:

4. Deze schadeloosstelling wordt bij gebreke van overeenstemming ten verzoeke van de meest gerede partij vastgesteld door de rechtbank of haar voorzieningenrechter. De rechter kan een of meer onafhankelijke deskundigen benoemen, die over de schadeloosstelling schriftelijk bericht moeten uitbrengen. De artikelen 194 tot en met 199 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn voor het overige van toepassing. De artikelen 351 en 352 van Boek 2 zijn van toepassing. Indien tussen partijen op grond van de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, bepalingen over de vaststelling van de waarde van de aandelen en de vaststelling van de schadeloosstelling gelden, stellen de deskundigen hun bericht op met inachtneming daarvan. De rechter kan de benoeming van deskundigen achterwege laten indien de statuten of een overeenkomst waarbij de desbetreffende aandeelhouders partij zijn, een duidelijke maatstaf voor de bepaling van de waarde van de aandelen bevatten en de rechter aan de hand daarvan de schadeloosstelling zonder meer kan vaststellen.

5. Artikel 231 lid 4 van Boek 2 is niet van toepassing ten aanzien van houders van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen in geval van een besluit tot statutenwijziging in het kader van een omzetting van een besloten vennootschap in een openbare rechtspersoon met rechtspersoonlijkheid.

3. In het zesde onderdeel wordt de zinsnede «In het vierde lid» vervangen door: In het zesde lid (nieuw).

4

Na artikel 1.3 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL I.3a

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2007 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7:13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II, 2006–2007, 31 065, nrs. 1–2) tot wet is of wordt verheven, wordt, alvorens het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nrs. 1–2) na tot wet te zijn verheven door het eerstgenoemde wetsvoorstel wordt aangepast, in het eerstgenoemde wetsvoorstel hoofdstuk 1, artikel I, onderdeel F, van eerstgenoemde wet als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 0 komt te luiden:

0. Het eerste lid komt te luiden:

1. Opvolging van een uit de vennootschap tredende vennoot of toetreding tot de vennootschap van een nieuwe vennoot geschiedt met medewerking van alle vennoten. De medewerking van de uittredende vennoot aan zijn opvolging kan ook worden verleend nadat de vennootschap ten aanzien van hem reeds is ontbonden. Is er naast de uittredende vennoot en de opvolgende vennoot slechts één andere vennoot, dan dient zowel zijn medewerking als die van de uittredende vennoot uiterlijk te worden verleend met bekwame spoed na de in de tweede zin bedoelde ontbinding.

2. Het derde onderdeel vervalt.

5

Artikel I.4 komt als volgt te luiden:

ARTIKEL I.4

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 november 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen (Kamerstukken II 2008/09, 31 763) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of in werking treedt, worden in die wet de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In het in artikel I, onderdeel Ob voorgestelde artikel 297b, tweede lid, wordt de zinsnede «groepsmaatschappij van de vennootschap» vervangen door: groepsmaatschappij van de stichting.

B

In het in artikel I, onderdeel Oc, voorgestelde artikel 391, zevende lid, wordt de zinsnede «In het geval de artikelen 166 en 276 op een vennootschap van toepassing zijn» vervangen door: In het geval artikel 166 of 276 op een vennootschap van toepassing is.

6

Artikel V.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «De artikelen 68a, 69, 74» vervangen door: De artikelen 68a, 69, 71, 74.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «wordt daaronder verstaan» vervangen door: wordt daaronder mede verstaan.

7

Artikel V.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «en indien het bestuur betwist dat de certificaten met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven».

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Op de aansprakelijkheidsverklaring als bedoeld in de artikelen 204a, derde lid, onder a, en 204b, derde lid, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn neergelegd bij handelsregister, blijft artikel 404 van toepassing.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Op een besluit als bedoeld in artikel 208, eerste lid, dat vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet is genomen, blijven de artikelen 208 en 209 van toepassing zoals die tevoren luidden.

4. In het zesde lid wordt de zinsnede «certificaten op naam van haar aandelen» vervangen door: certificaten van haar aandelen en vervalt de zinsnede: , doch uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

5. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd die luidt: Tot het moment van die statutenwijziging worden onder certificaten waaraan bij de statuten vergaderrecht is verbonden tevens verstaan certificaten die voor inwerkingtreding van de wet over vergaderrecht beschikten en die in het aandeelhoudersregister zijn opgenomen.

6. In het zevende lid vervalt de zinsnede «, doch uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet».

Toelichting

Algemeen

De meeste wijzigingen in deze nota vloeien voort uit een nadere verduidelijking van de positie van houders van winst- of stemrechtloze aandelen bij omzetting, fusie en splitsing, die in de nota naar aanleiding van het verslag uitgebreid is toegelicht. De regeling die hier wordt voorgesteld wijkt in hoofdlijnen niet af van hetgeen in het wetsvoorstel was opgenomen, maar is verder uitgewerkt. De wijziging zal daarom vooral verduidelijking bieden. Deze aanpassing heeft voor een aantal artikelen op gelijke wijze gevolgen. Het gaat hier om de aanpassing van de artikelen 72 en 181 en 183 Boek 2 BW en artikel 835 Boek 7 BW over omzetting, de artikelen 326, 330a en 333h over fusie en de artikelen 334f en 334ee1 over splitsing.

Naar aanleiding van opmerkingen en vragen van leden van de VVD-fractie zijn verder de artikelen 192, 194, 195 en 206a aangepast. En naar aanleiding van opmerkingen van VNO-NCW die door de leden van de VVD- en CDA-fracties onder de aandacht zijn gebracht, zijn de artikelen 178a en 373 en het overgangsrecht uit artikel V.2 op een aantal punten aangepast en verduidelijkt. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een verbetering aan te brengen in het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.13 BW en een klein aantal technische wijzigingen in het wetsvoorstel bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen. De wijzigingen in de artikelen 197 en 198 en in artikel V.1 over het overgangsrecht betreffen het herstel van een tweetal gebreken in het wetsvoorstel bv-recht die door de praktijk waren aangedragen. De overige wijzigingen in de artikelen 204b, 210, 216, 252, 253, 353 en 404 zijn van geringe technische of taalkundige aard.

1

Artikel I.1 – Wijzigingen in het wetsvoorstel bv-recht

I.1. onder a (artikel 181)

De wijziging betreft het herstel van een verkeerde aanhef van onderdeel a. Inhoudelijk is er geen wijziging beoogd.

I.1. onder b (artikel 192)

Naar aanleiding van vragen van de leden van de VVD-fractie wordt een regeling opgenomen ter bescherming van de aandeelhouder die bekneld is geraakt door een opschorting van rechten. Deze beschermingsregeling komt overeen met de huidige regeling voor statutaire eisen aan het aandeelhouderschap in artikel 2:195b BW (zie de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf II onder Amendement artikel 2:192 BW).

I.1 onder c (artikel 194)

Op grond van het voorgestelde artikel 192 lid 1 kan een statutaire verplichting of eis niet tegen de wil van de aandeelhouder worden opgelegd. Naar aanleiding van vragen van de leden van de VVD-fractie wordt ten behoeve van de rechtszekerheid in de nieuwe tweede zin van het eerste lid geregeld dat de niet-gebondenheid van een aandeelhouder in het aandeelhoudersregister wordt vermeld (zie de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf II onder Amendement artikel 2:192 BW).

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de regeling van het aandeelhoudersregister op een ander punt aan te passen. Thans bevat het voorgestelde artikel 194 de verplichting om stemrechtloze aandelen als zodanig in het register op te nemen. Ten aanzien van winstrechtloze aandelen geldt dat niet, terwijl die informatie wel van belang is om de rechten van aandeelhouders te kennen. Daarom wordt bij nota van wijziging in het voorgestelde artikel 194 geregeld dat niet het stemrechtloze karakter van aandelen moet worden vermeld (zoals was voorgesteld), maar de soort of de aanduiding van de aandelen die worden gehouden. De oorspronkelijk in het wetsvoorstel voorgestelde tweede zin van het eerste lid komt hiermee te vervallen en in de eerste zin wordt toegevoegd dat de soort of de aanduiding van de aandelen moet worden vermeld. Indien er aandelen met bijzondere rechten zijn, kan uit de vermelding in het register van de soort of de aanduiding van de aandelen met behulp van de statuten worden vastgesteld welke rechten er wel of niet aan het aandeel zijn verbonden. Die omvatten dus zowel de winst- als de stemrechten.

I.1 onder d (artikelen 195, 197 en 198)

Naar aanleiding van vragen van de leden van de VVD-fractie wordt in het voorgestelde artikel 195 lid 1 de wettelijke hoofdregel zodanig aangepast dat aan houders van winstrechtloze en houders van stemrechtloze aandelen alleen aandelen van een zelfde soort of aanduiding kunnen worden aangeboden, tenzij in de statuten daarvoor iets anders is bepaald (zie de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf II, onder Artikel 2:195 BW).

In het wetsvoorstel bv-recht wordt het vierde lid van de artikelen 197 en 198, dat gaat over de rechten van vruchtgebruikers en pandhouders en van aandeelhouders die vanwege vruchtgebruik of pandrecht geen stemrecht hebben, geschrapt of vervangen door een andere inhoud. Het vergaderrecht is geregeld in artikel 227, maar de overige rechten die zij hebben, zijn niet meer geregeld en dreigen daardoor te vervallen, zoals het recht van enquête van artikel 346 (zie onder b). Daarom is het vierde lid in beide artikelen teruggeplaatst, met een aan het nieuwe bv-recht aangepaste terminologie. Het vergaderrecht van artikel 227 is daarmee een van de rechten die hun door de wet zijn toegekend zoals is bedoeld in het voorgestelde vierde lid van de artikelen 197 en 198.

I.1 onder e (artikel 204b)

De wijziging in de laatste volzin van artikel 204b lid 1 is van taalkundige aard.

I.1 onder f (artikel 206a)

Op voorstel van de leden van de VVD-fractie wordt in artikel 206a lid 2 sub a als hoofdregel opgenomen dat houders van aandelen zonder recht op deling in de winst of de reserves van de vennootschap geen voorkeursrecht hebben op nieuw uit te geven aandelen. Van deze hoofdregel kunnen vennootschappen desgewenst in de statuten afwijken (zie de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf II, onder Artikel 2:206a lid 2 sub a BW). In het tweede onderdeel van onderdeel i over artikel 206a lid 2 onder c en slot is niets gewijzigd.

I.1 onder g (artikel 216)

Het gaat bij deze wijziging om het in overeenstemming brengen van de verwijzing naar artikel 248 lid 5 in de artikelen 207 lid 3 (zoals gewijzigd in onderdeel j van artikel I.1, onderdeel A van het wetsvoorstel) en 216 lid 3. In beide gevallen is sprake van overeenkomstige toepassing van artikel 248 lid 5.

I.1 onder h en i (artikelen 252 en 253)

De aanpassing van de verwijzing naar artikel 228 lid 4 in de artikelen 252 lid 1 en 253 betreft het herstel van een foutieve verwijzing.

I.1 onder j (artikel 373)

In de opsomming van de wettelijke reserves in artikel 373 lid 4 wordt de euro-reserve uit artikel 178a leden 2 en 3 geschrapt. Ik verwijs naar hetgeen hierover is opgemerkt in de toelichting op artikel I.2 onder c hieronder en in de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf V.1, onder Artikel 373 lid 4.

2

Artikel I.2 – Wijziging in Boek 2 BW

I.2 onder a (artikel 72)

In het wetsvoorstel is bij de omzetting van een bv in een nv in artikel 72 lid 2 voorgeschreven dat in de akte van omzetting de hoogte van de schadeloosstelling voor de aandeelhouder wegens het verlies van zijn winst- of stemrechtloze aandelen moet worden opgenomen (artikel I.2 onderdeel B). Voorgesteld wordt deze bepaling te schrappen. In de aanpassingen die in deze nota zijn gedaan in de regeling van de positie van houders van winst- of stemrechtloze aandelen bij omzetting, fusie en splitsing, is dit voorgestelde tweede lid in artikel 72 niet meer nodig. Ik verwijs naar hetgeen hierover in de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt in paragraaf II onder Artikel 2:181 lid 2 BW.

I.2 onder b (artikel 178a)

De wijziging in het eerste onderdeel is gelijk aan die in onderdeel D van artikel I.2 in het wetsvoorstel. Het tweede onderdeel is toegevoegd naar aanleiding van een door de leden van de CDA- en VVD-fractie onder de aandacht gebrachte vraag uit de brief van VNO-NCW/MKB Nederland. Die vraag betreft de afschaffing van de reserves die te maken hebben met de afronding van de omrekening van gulden in euro. Deze reserves vloeien niet voort uit EU-rechtelijke verplichtingen. Het eerste lid over de omrekening dient gehandhaafd te blijven, voor het geval er nog statuten zijn die in guldens luiden, maar voor de gevolgen van deze omrekening zijn het tweede en derde lid niet meer nodig, omdat die enkel voor de jaarrekening relevant zijn en daarin zijn de aandelen al onmiddellijk na de invoering van de euro omgerekend. Ik verwijs naar de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf V.1, onder artikel 373 lid 4.

I.2. onder c (artikel 178c)

De wijziging is dezelfde als in onderdeel D van artikel I.2 in het wetsvoorstel, maar is afgesplitst in verband met een toegevoegde wijziging in artikel 178a (zie hiervoor).

I.2 onder d (artikel 181)

In de nota naar aanleiding van het verslag is uitgebreid aandacht besteed aan de positie van houders van winst- of stemrechtloze aandelen bij omzetting, fusie en splitsing en is de regeling die hiervoor in het wetsvoorstel was getroffen op een aantal punten verduidelijkt en uitgebreid. Een belangrijk deel van die wijzigingen is in artikel 181 opgenomen, dat handelt over de omzetting van de bv.

Artikel 181 lid 1 is zodanig aangepast dat voor houders van stemrechtloze aandelen het automatisme vervalt dat aandeelhouders bij omzetting van de bv in een vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij lid worden, tenzij zij schadevergoeding vragen. Voor de houders van stemrechtloze aandelen wordt in het vierde lid een regeling opgenomen die luidt dat de vennootschap met de houders van die aandelen overeenstemming moet proberen te bereiken over de gevolgen van de omzetting voor deze houders. Zij kunnen lid worden of hun kan schadevergoeding aangeboden worden. En slagen zij daarin niet, dan kan de rechter gevraagd worden de schadevergoeding vast te stellen, eventueel met inschakeling van deskundigen (lid 5). Bij deze schadeloosstellingsregeling is aangesloten bij de regeling voor de vaststelling van de prijs van aandelen in de geschillenregeling, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel bv-recht (artikel 339 nieuw). De extra bescherming van vaststelling door de rechter van de schadeloosstelling is in dit geval op haar plaats, omdat deze aandeelhouders zich niet over de omzetting hebben kunnen uitlaten en omdat het kan zijn dat de stemrechtloze aandeelhouders tegen hun zin de bv moeten verlaten. De prijs van de aandelen zal onderdeel uitmaken van de schadeloosstelling, maar ook voor het bepalen van de gehele schadeloosstelling kan aangesloten worden bij de regeling van artikel 339. Wanneer er schadeloosstelling moet worden betaald aan zowel tegenstemmende aandeelhouders als aan vertrekkende houders van stemrechtloze aandelen, dan kan uit oogpunt van efficiënte procesvoering voor beide categorieën gekozen worden voor de procedure van lid 5, zodat de schadeloosstelling van alle bedoelde aandeelhouders in één procedure kan worden afgehandeld.

Aan artikel 181 is lid 7 toegevoegd dat voorschrijft dat bij de omzetting van of in een stichting en van een nv of bv in een vereniging, waarvoor rechterlijke machtiging is vereist (artikel 18 lid 4), de rechter deze machtiging in elk geval ook weigert als de belangen van houders van stemrechtloze aandelen in de bv onvoldoende zijn ontzien. Het is een vangnet voor het geval de vennootschap aan de rechter machtiging voor omzetting zou vragen zonder dat er een regeling voor de houders van stemrechtloze aandelen zou zijn getroffen en zonder dat de rechter een verzoek tot het vaststellen van de schadeloosstelling heeft gehad. Als de rechter een dergelijk verzoek niet heeft gekregen, kan dat immers ook betekenen dat de partijen tot overeenstemming zijn gekomen.

Vervolgens is de vraag wat er met de stemrechtloze en winstrechtloze aandelen gebeurt bij de omzetting van een bv in een nv en het vertrek van de houder van die aandelen. Doordat de vennootschap na de omzetting blijft voortbestaan (artikel 18 lid 8), kunnen de aandelen zonder winst- of stemrecht ter gelegenheid van de omzetting in de akte van omzetting zelf (artikel 18 lid 2 onder c) geconverteerd of ingetrokken worden. Wil de vennootschap de aandelen intrekken (kapitaalvermindering), dan zijn er verschillende mogelijkheden krachtens artikel 208 lid 2. Als alle houders in de vennootschap die stem- of winstrechtloze aandelen hebben, instemmen met de intrekking of als de desbetreffende houder wil meewerken aan de overdracht van de aandelen aan de vennootschap, dan kunnen de aandelen door de vennootschap worden ingetrokken. Intrekking van de aandelen kan ook geschieden zonder medewerking van de houder ervan, mits bij de uitgifte van die aandelen in de statuten is bepaald dat ze kunnen worden ingetrokken met terugbetaling. Conversie in aandelen met stem- en winstrecht (waarvoor immers eenvoudiger een ruilverhouding is vast te stellen dan voor aandelen zonder winst- of stemrecht) is alleen mogelijk als de bv die aandelen houdt en de conversie zal moeten plaatsvinden vóór het verlijden van de akte van fusie of splitsing. Voor de conversie is een statutenwijziging en een besluit daartoe van de aandeelhouders nodig.

Voor het geval een van deze situaties uit artikel 208 lid 2 zich niet voordoet of conversie niet mogelijk of gewenst is, is in de nota van wijziging in artikel 181 lid 8, evenals bij fusie en splitsing, het verval van die aandelen voorgesteld. Ook de aandelen die op het moment van de omzetting nog in het bezit van de vennootschap zijn, bijvoorbeeld omdat de vennootschap ze overgedragen heeft gekregen in het kader van een minnelijke regeling met de houder van die aandelen en de vennootschap ze niet wil converteren in aandelen met winst- en stemrecht of wil intrekken, komen van rechtswege te vervallen. Het verval in lid 2 is aldus een vangnet voor de aandelen die op het moment dat de akte van omzetting verleden moet worden, nog in bezit van de oorspronkelijke houder of van de vennootschap zijn.

Artikel 231 lid 4 is niet van toepassing (lid 6), zodat wordt voorkomen dat de houders van stemrechtloze aandelen dubbele bescherming genieten: met hen wordt onderhandeld over hun positie na de omzetting dan wel over schadeloosstelling en hun hoeft niet in een vergadering van houders van aandelen van een bijzondere soort – stemrechtloze aandelen – goedkeuring gevraagd te worden voor de omzetting.

Ik verwijs naar de nota naar aanleiding van het verslag (paragraaf I.3 en paragraaf II onder Artikel 2:181 lid 2 BW) voor een uitgebreidere uiteenzetting over deze aanpassingen.

I.2 onder e (artikel 183)

Naar aanleiding van opmerkingen van de leden van de VVD-fractie is in artikel 183 lid 3 een zin ingevoegd om te verduidelijken dat bij de omzetting van een vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij in een bv alleen stemrechtloze of winstrechtloze aandelen aan de leden uitgegeven kunnen worden, indien ieder van hen daarmee instemt. Op basis van de hoofdregel in artikel 228 lid 5 kan in de statuten slechts een regeling voor stemrechtloze aandelen getroffen worden ten aanzien van alle aandelen van een bepaalde soort of aanduiding waarvan voor de uitgifte in de statuten is bepaald dat daaraan geen stemrecht is verbonden. Ten aanzien van winstrechtloze aandelen is voor een daartoe strekkende statutenwijziging de instemming vereist van alle houders van aandelen waaraan de statutenwijziging afbreuk doet (artikel 216 lid 8). Echter, op het moment van de hier bedoelde statutenwijziging zijn er nog geen aandeelhouders, maar enkel leden. In beide gevallen zullen daarom de leden die ingevolge de statuten tegen hun zin stemrechtloze of winstrechtloze aandelen zullen krijgen, enkel hun instemming met de statutenwijziging ter gelegenheid van de omzetting kunnen weigeren. Daarbij kunnen zij overstemd worden door andere leden. Het lijkt daarom aangewezen om deze leden te beschermen tegen beperking van hun rechten als aandeelhouder. De in artikel 183 lid 3 voorgestelde regeling voldoet daaraan op eenvoudige wijze. Ik verwijs ook naar hetgeen in de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt in paragraaf II onder artikel 2:183 lid 3.

I.2 onder f (artikel 210)

In het in artikel 210 lid 5 geschetste geval zijn alle aandeelhouders tevens bestuurder, zodat de kennisneming van de opgemaakte jaarrekening alleen betrekking heeft op de «overige» vergadergerechtigden.

I.2 onder g (artikel 326)

Door de aangepaste wijze waarop wordt omgegaan met stem- of winstrechtloze aandelen bij omzetting, fusie en splitsing, wordt in artikel 326 opgenomen dat in het fusievoorstel ten algemene moet worden opgenomen wat de gevolgen van de fusie voor de houders van deze aandelen zijn. Wat hierover in het fusievoorstel wordt opgenomen, zal mede afhankelijk zijn van de stand van de onderhandelingen met deze houders en of al duidelijk is of de vennootschap en de houders het eens zijn over de positie van deze houders na de fusie: is er voor hen als stem- of winstrechtloze aandeelhouders plaats in een bv na de fusie, worden zij houders van aandelen met winst- en stemrecht in een verkrijgende nv of verlaten zij de bv met schadeloosstelling. In dit laatste geval kan in het fusievoorstel een voorstel voor de hoogte van de schadeloosstelling opgenomen worden, maar een verplichting daartoe is niet opgenomen (zie wat daarover is opgemerkt in de nota naar aanleiding van het verslag in paragraaf I.3 naar aanleiding van een vraag erover van de leden van de VVD-fractie).

I.2 onder h (artikel 330a)

De wijziging van het in het wetsvoorstel voorgestelde artikel 330a betreft ten eerste een verduidelijking dat er in alle gevallen van fusie waarbij houders van stem- of winstrechtloze aandelen betrokken zijn, met deze houders onderhandeld moet worden over hun positie als aandeelhouder na de fusie. De uitkomst van deze onderhandelingen kan zijn dat er na de fusie een bv bestaat, waarin ze dezelfde positie als houder van stem- of winstrechtloze aandelen houden of dat hun aandelen worden geconverteerd naar aandelen met stem- of winstrecht. Het kan ook zijn dat beide partijen niet met elkaar verder willen of dat een van beide partijen niet met de ander verder wil, dan dient onderhandeld te worden over schadeloosstelling. Slagen partijen er ook daarbij niet in tot een vergelijk te komen, dan kunnen zij de rechter vragen de schadeloosstelling vast te stellen, eventueel met behulp van deskundigen. De stem- en winstloze aandelen die op het moment van de fusie nog in bezit van de aandeelhouders zijn en waarvoor zij schadeloosstelling ontvangen, komen van rechtswege te vervallen. Dat geldt ook voor de aandelen die op het moment van de fusie in bezit van de vennootschap zijn, bijvoorbeeld omdat de vennootschap ze overgedragen heeft gekregen in het kader van een minnelijke regeling met de houder van die aandelen en de vennootschap ze niet heeft geconverteerd in aandelen met winst- en stemrecht of niet heeft ingetrokken. Door in lid 4 te spreken van stemrechtloze of winstrechtloze aandelen op het moment dat de fusie van kracht wordt, is aangegeven dat het erom gaat dat zij op het moment van de fusie nog bestaan en dus niet zijn geconverteerd of ingetrokken. Het is niet de bedoeling van lid 4 dat alle stem- en winstrechtloze aandelen van rechtswege op het moment van fusie vervallen. De vennootschap kan de aandelen intrekken of converteren in aandelen met winst- en stemrecht vóór het passeren van de akte van fusie. Het verval in lid 4 is een vangnet voor de aandelen die op het moment dat de akte van fusie verleden moet worden, nog in bezit van de oorspronkelijke houder of van de vennootschap zijn. Ik verwijs naar de nota naar aanleiding van het verslag (paragraaf I.3 en paragraaf II onder artikel 2:181 lid 2 BW) en naar hetgeen hierboven is opgemerkt in de toelichting bij artikel 181 lid 8, voor een uitgebreidere uiteenzetting over deze aanpassing.

I.2 onder i (artikelen 333h en 334f)

De regeling voor houders van stem- of winstrechtloze aandelen bij een fusie geldt ook bij een grensoverschrijdende fusie (artikel 333c lid 2 slotzin). Wanneer er bij een grensoverschrijdende fusie zowel tegenstemmende aandeelhouders als houders van stem- of winstrechtloze aandelen de vennootschap met schadeloosstelling verlaten, waarbij de schadeloosstelling niet in onderlinge overeenstemming kan worden bepaald, dan zou de schadeloosstelling voor die twee categorieën aandeelhouders over verschillende wijze bepaald moeten worden: voor de gewone aandeelhouders volgens de procedure van artikel 333h (door de door de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam aan te wijzen deskundigen) en voor de houders van winst- of stemrechtloze aandelen volgens de wijze van artikel 330a lid 2 (door de voorzieningenrechter, eventueel na benoeming van deskundigen). Om te voorkomen dat er twee procedures tot bepaling van schadeloosstelling gevoerd zouden moeten worden, is in artikel 333h toegevoegd dat alle schadeloosstellingen in één procedure op de wijze van artikel 330a lid 2 afgerond kunnen worden.

De aanpassing van artikel 334f betreft het opnemen in het splitsingsvoorstel van een voorstel voor de gevolgen van de splitsing voor de houders van stem- of winstrechtloze aandelen. Deze aanpassing is gelijk aan die in artikel 326 voor de fusie. Ik verwijs naar de toelichting hierboven bij de wijziging van dat artikel.

I.2 onder j (artikel 334ee1)

De aanpassing van de regeling voor de houders van stem- of winstrechtloze aandelen in geval van splitsing, is gelijk aan die voor fusie. Ik verwijs naar de toelichting hiervoor bij artikel 330a en de nota naar aanleiding van het verslag (paragraaf I.3 en paragraaf II onder artikel 2:181 lid 2 BW).

I.2 onder k (artikel 353)

De wijziging betreft de correctie van een verschrijving.

I.2 onder l (artikel 404)

Per abuis was bij de wijziging van dit artikel in het wetsvoorstel artikel 204a lid 4 blijven staan, dat echter in het wetsvoorstel bv-recht vervalt.

3

I.3 – Wijziging in titel 7.13 BW

De regeling voor de omzetting van openbare vennootschappen met rechtspersoonlijkheid in bv’s en nv’s uit artikel 7:834 wordt op gelijke wijze aangepast als de overige regelingen voor omzetting. In het derde lid is verduidelijkt dat de rechter de machtiging tot omzetting ook weigert als de belangen van houders van stemrechtloze aandelen in de bv onvoldoende zijn ontzien. Ik verwijs naar hetgeen hierover in de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt in paragraaf II, onder Artikel 2:181 lid 2 BW.

4

I.3a – Wijziging in titel 7.13 BW

In de vijfde nota van wijziging van het wetsvoorstel Invoeringswet titel 7:13 Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II, 2009/10, 31 065, nr. 17) is beoogd het in wetsvoorstel vaststelling titel 7.13 (Kamerstukken I 2004/05, 28 746, nr. A) voorgestelde artikel 823 lid 1 te verduidelijken door dit in artikel I.1 onder F uitdrukkelijk als dwingend recht te kwalificeren. In de literatuur is gewezen op de ongewenste fiscale gevolgen die het dwingend karakter van de eerste zin voor commanditaire vennootschappen die zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig zijn, de zogenoemde open commanditaire vennootschappen, met zich zou brengen (zie Van de Streek, «Het einde van de open CV per 1 januari 2011?», Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht 2010/1425, p. 26–30). Deze fiscale gevolgen waren voorzien noch beoogd bij de vijfde nota van wijziging. Daarom wordt thans voorgesteld dat het derde onderdeel met daarin de vermelding van lid 1 in artikel 823 lid 5 komt te vervallen, waarmee lid 5 dezelfde redactie krijgt als het voor de vijfde nota van wijziging had.

Een en ander laat onverlet dat de behoefte aan verduidelijking van lid 1 blijft bestaan. De tekst van de eerste zin van het in wetsvoorstel vaststelling titel 7.13 voorgestelde artikel 823 lid 1 luidt: «Opvolging van een uit de vennootschap tredende vennoot of toetreding tot de vennootschap van een nieuwe vennoot kan alleen met medewerking van alle vennoten geschieden.» Teneinde buiten kijf te stellen dat de medewerking van de vennoten in geval van opvolging of toetreding van regelend recht is, worden de woorden «kan alleen [...] geschieden» vervangen door «geschiedt». Dit betekent dat in de overeenkomst van vennootschap van deze bepaling kan worden afgeweken (vgl. over regelend recht de nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2007/08, 28 746, nr. 8, p. 5). Dit is in overeenstemming met de huidige praktijk.

5

I.4 – Wijziging in wetsvoorstel bestuur en toezicht

De drie voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel bestuur en toezicht betreffen alle het herstel van een redactionele misslag.

6

V.I – Overgangsrecht

Aan artikel V.1, dat een opsomming bevat van een aantal artikelen uit de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek die van toepassing zullen zijn op de wetswijzigingen ten gevolge van het nieuwe bv-recht, wordt artikel 71 toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat een beding dat naar een vóór de inwerkingtreding van de wet geldend wetsartikel verwijst of de zakelijke inhoud daarvan weergeeft, wordt geacht een verwijzing naar of een weergave van de (gewijzigde) wet in te houden, tenzij dat niet in overeenstemming zou zijn met de strekking van het beding. Toevoeging stelt buiten twijfel dat waar bijvoorbeeld in statuten wordt verwezen naar artikelen die gewijzigd zijn, de statuten geacht worden te verwijzen naar het gewijzigde artikel, tenzij dit niet in overeenstemming is met de strekking van de statutaire bepaling.

De aanpassing van artikel V.1 lid 2 betreft het herstel van een omissie.

7

V.2 – Overgangsrecht

In artikel V.2, eerste lid, was opgenomen dat in het kader van de inschrijving van certificaathouders als vergadergerechtigden in het aandeelhoudersregister, de certificaathouders aan de rechter de inschrijving konden vragen indien het bestuur hun verzoek daartoe heeft afgewezen en indien het bestuur betwist dat de certificaten met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven. Deze twee redenen konden cumulatief opgevat worden. Hoewel naar verwachting het betwisten van de stelling dat de certificaten met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven vaak de reden zal zijn voor de weigering de certificaathouders als vergadergerechtigden in te schrijven, kan inschrijving ook om andere redenen geweigerd worden en ook in die gevallen moet die weigering getoetst kunnen worden door de rechter. Daarom wordt de grond geschrapt dat het bestuur betwist dat de certificaten met medewerking van de vennootschap zijn opgenomen.

Het derde lid dat een overgangsregeling biedt voor de goedkeuringsprocedure van artikel 204c (de zogenaamde nachgründung van bepaalde rechtshandelingen die zonder die goedkeuring vernietigd zouden kunnen worden) is geschrapt. Ook zonder artikel 204c kan de algemene vergadering een rechtshandeling achteraf goedkeuren op een overeenkomstige wijze als in artikel 204c beschreven is. In lid 3 is nu een overgangsregeling ingevoegd voor het geval in het kader van inbreng anders dan in geld (artikelen 204a en 204b) een aansprakelijkheidsverklaring is neergelegd bij het handelsregister vóór de inwerkingtreding van de wet en men deze wil intrekken na de inwerkingtreding. Voor die situatie dient artikel 404, dat over die intrekking gaat, van toepassing te blijven. Ik verwijs naar hetgeen hierover is opgemerkt naar aanleiding van een vraag hierover van de leden van de VVD-fractie in de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf III. In artikel 204a (en 204b) was bij de van overeenkomstige toepassingsverklaring van artikel 404 (over de intrekking van een aansprakelijkheidsverklaring) in de wet opgenomen dat de verklaring niet kan worden ingetrokken binnen twee jaren na de inbreng (artikelen 204a lid 4 en 204b lid 3). Deze beperking is bij de overgangsbepaling niet in stand gelaten, omdat het gezien de redenen voor de afschaffing van de accountantsverklaring en de aansprakelijkheidsverklaring bij het achterwege laten van de accountantsverklaring, niet opportuun leek die minimumtermijn voor de aansprakelijkheidsverklaring te handhaven.

In artikel V.2 lid 4 is de overgangsregeling voor besluiten tot kapitaalvermindering vereenvoudigd. In de nota van wijziging wordt voorgesteld het oude bv-recht van toepassing te laten op alle besluiten tot kapitaalvermindering die zijn genomen vóór de inwerkingtreding van het nieuwe bv-recht. Bij het nemen van het besluit is van belang welk regime van toepassing is: de verzetregeling en de zekerheidstelling van het oude bv-recht of de uitkeringstest en de daaraan gekoppelde aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders onder het nieuwe bv-recht. Het heeft daarom de voorkeur dat ten algemene dat oude recht gehandhaafd blijft op de besluiten die onder het oude recht zijn genomen. Dat betekent dan ook dat zekerheden die onder het oude recht zijn gesteld, in stand blijven.

In artikel V.2 lid 6 is een vereenvoudiging aangebracht ten aanzien van het vergaderrecht van certificaathouders. Verwezen wordt naar hetgeen in antwoord op vragen van de VVD-fractie is opgemerkt in paragraaf IV in de nota naar aanleiding van het verslag. De andere wijziging van het zesde lid in onderdeel 4 betreft een terminologische correctie. Ten slotte wordt in het vijfde onderdeel een zin toegevoegd aan lid 6 die zeker stelt dat tot het moment waarop in de statuten het vergaderrecht van de certificaathouders wordt vastgelegd, onder certificaten waaraan bij de statuten vergaderrecht is verbonden, tevens worden verstaan certificaten die voor de inwerkingtreding van de wet over vergaderrecht beschikten en in het aandeelhoudersregister zijn opgenomen.

De aanpassing van lid 7 heeft eveneens betrekking op de overgangstermijn van vijf jaar die in de overgangsbepalingen stond voor het aanpassen van de statuten ten aanzien van de beletregeling voor commissarissen (artikel 252 lid 4). Zie hetgeen hierover is opgemerkt in de nota naar aanleiding van het verslag, paragraaf III naar aanleiding van vragen van de VVD- en de SP-fractie.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven