32 317 JBZ-Raad

29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 512 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2018

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg JBZ-Raad op 7 maart 2018 (Kamerstuk 32 317, nr. 511) informeer ik u over de EU-besprekingen over vrouwen en kinderen in ISIS-gebied en de inzet van Nederland. Tevens ga ik in op het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid van 29 maart 2018 ten aanzien van de positie van vrouwen en kinderen en welke hindernissen zij ondervinden om een ambassade te bereiken, evenals de toezegging van Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid over Nederlandse minderjarige wezen in het gebied tijdens het AO Opvang, Terugkeer en Bewaring op 28 maart 2018.

Vooropgesteld zij dat de meest betrokken lidstaten zowel in EU verband als bilateraal doorlopend goed contact hebben over de ontwikkelingen rond de terroristische groepering ISIS en de gevolgen voor de dreiging tegen Europa en Europese belangen. De lidstaten nemen maatregelen tegen de terroristische dreiging en werken in Europees verband op diverse gebieden samen, vaak ondersteund door de Europese Commissie.

Eén van de onderwerpen binnen de Europese besprekingen is de dreiging die uitgaat van de personen uit Europa die zich bij ISIS of andere terroristische groeperingen hebben aangesloten en hun mogelijke terugkeer. Nederland vraagt in deze discussies expliciet aandacht voor vrouwen en minderjarigen. Er wordt vaak in stereotypen gesproken over vrouwen die zijn uitgereisd naar Syrië of Irak en hun rol kan makkelijk worden onderschat. Er is niet één profiel van personen die zich hebben aangesloten bij ISIS, man of vrouw. Vrouwen kunnen kwetsbaar zijn en slachtoffer maar ook dader. De AIVD heeft in november 2017 een rapport gepubliceerd dat de rol van Nederlandse vrouwen in de jihadistische beweging en bij ISIS beschrijft.1 Nederland heeft dit rapport gedeeld met de EU-lidstaten.

Nederland maakt dan ook geen onderscheid tussen mannen en vrouwen die zich hebben aangesloten bij ISIS en die terug willen keren. Beiden worden beschouwd als een potentiële dreiging voor de nationale veiligheid en beiden zijn onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek. De inschatting en afweging wordt per individu gemaakt en ook de aanpak is maatwerk. Nederland biedt geen bijstand aan personen die de onveilige gebieden in Syrië en Irak willen verlaten; zij kunnen consulaire bijstand vragen door zich te melden bij een diplomatieke vertegenwoordiging. Dit standpunt en de diverse onderdelen van de aanpak draagt Nederland uit in Brussel.

Ten aanzien van kinderen die meegenomen zijn door hun ouders naar ISIS-gebied of daar geboren zijn, benadrukt Nederland dat zij in eerste instantie moeten worden gezien als slachtoffers. Het is schrijnend dat deze veelal jonge kinderen zijn blootgesteld aan ernstige omstandigheden. Deze kinderen zullen bij terugkeer ook adequate zorg nodig hebben. De aanpak die Nederland bij terugkeer hanteert, is gericht op het verlenen van deze zorg en begeleiding. De Raad voor de Kinderbescherming staat klaar om kinderen uit het strijdgebied adequaat bij te staan bij terugkeer in Nederland. Indien er sprake is van de terugkeer van een Nederlandse minderjarige met zijn of haar ouder(s) uit het jihadistisch strijdgebied dan is er een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam minderjarige terugkeerders (LAT).2 Dit landelijke adviesteam is ingericht om de zorg en eventuele veiligheidsrisico’s te borgen. Dit team adviseert over opvang, veiligheid, zorg en onderwijs aan lokale partijen. Bij minderjarigen vanaf 9 jaar wordt ook rekening gehouden met een eventuele dreiging die uit kan gaan van het kind.3

Van Nederlandse ISIS-vrouwen en kinderen is lang niet altijd bekend waar zij zich bevinden of dat zij nog in leven zijn. Een aantal is nog steeds aangesloten bij ISIS of een andere jihadistische strijdgroep. Een aantal zou zich in opvang- of detentiekampen bevinden, bijvoorbeeld onder gezag van de YPG in Noord-Syrië. Volgens de AIVD verblijft een aantal van circa 30 personen niet meer in het strijdgebied, maar bijvoorbeeld in kampen of elders in de regio.4 De YPG oefent in grote delen van Noord-Syrië de facto het gezag uit. Evenwel betekent het eventueel door YPG verlenen van toestemming om de kampen te verlaten beslist niet dat men ongestoord naar een veilige plaats kan komen.

De voormalige ISIS-gebieden in o.a. Noord-Syrië zijn nog steeds onveilig. Er wordt op diverse plekken gevochten; er zijn geen uitspraken te doen hoe deze situatie zich in de nabije toekomst zal ontwikkelen vanwege de vele complexe factoren die daarbij meespelen. Het is niet met zekerheid te zeggen of er wezen met een Nederlandse link in Syrië en Irak bevinden gelet op de omstandigheden daar. Er wordt met regelmaat navraag gedaan naar Nederlanders bij de Irakese autoriteiten. Zoals bekend heeft Nederland geen betrekkingen met de Syrische autoriteiten en is er geen diplomatieke vertegenwoordiging in Syrië om daar navraag te doen.

Het wel of niet bieden van bijstand aan personen die zijn uitgereisd en de aanpak van terugkeerders is in eerste instantie een nationale bevoegdheid. Nederland bepleit in de EU, met inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten, een gezamenlijke, op elkaar afgestemde benadering in het belang van de interne EU veiligheid. Andere lidstaten delen het belang hiervan en ook de Europese Contraterrorisme Coördinator speelt een aanjagende rol. Dit gebeurt onder andere in de EU kopgroep van Ministers van meest betrokken lidstaten, die geregeld voorafgaand aan de JBZ-raden bijeenkomt.

Op hoofdlijnen komt de aanpak tussen de meest betrokken lidstaten overeen. Zo bieden de meeste lidstaten op dit moment evenmin bijstand aan personen die de onveilige gebieden in Syrië of Irak willen verlaten. Dit geldt in de regel ook voor vrouwen en kinderen. In individuele gevallen wordt hiervan afgeweken om bijvoorbeeld humanitaire redenen of ten behoeve van strafvervolging in het land van herkomst.

Tot slot blijft de inzet en internationale uitwisseling ten aanzien van de strafrechtelijke vervolging van terugkeerders een prioriteit. Hierbij is in Europees verband ook aandacht voor een goede re-integratie na detentie waar met financiële steun van de Europese Commissie extra op wordt ingezet.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

AIVD Publicatie «Jihadistische vrouwen, een niet te onderschatten dreiging», november 2017

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 419

X Noot
3

Publicatie NCTV en AIVD «Minderjarigen bij IS», bijlage bij Kamerstuk 29 754, nr. 418

X Noot
4

Openbare samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 47, bijlage bij Kamerstuk 29 754, nr. 440

Naar boven