29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 440 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2018

Bijgaand bied ik u het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 47 aan, opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)1.

De jihadistische dreiging vormt nog steeds de voornaamste terroristische dreiging tegen Nederland. Dit DTN constateert wel een verandering in het dreigingsbeeld. Het verdwijnen van het geografische ISIS «kalifaat» is een belangrijk succes in de strijd tegen deze terroristische groepering. ISIS is door het terreinverlies onmiskenbaar verzwakt. Was er in 2017 sprake van een piek in ISIS geïnspireerde aanslagen, sinds oktober vorig jaar heeft een kentering plaatsgevonden in dit beeld; de afgelopen maanden hebben nauwelijks meer jihadistische aanslagen plaatsgevonden in westerse landen. De aanslag in Frankrijk op 23 maart jl. toont aan dat de dreiging van aanslagen geenszins is geweken. Ook de afgelopen maanden vonden nog steeds diverse aanhoudingen plaats van personen die verdacht werden van betrokkenheid bij aanslagvoorbereiding.

Daarnaast zijn er blijvende zorgen over andere vormen van terrorisme en extremisme. De dreiging van rechts-terrorisme blijft een factor in diverse Europese landen, zoals recent de aanslag op migranten in Italië. In Nederland blijft de geweldsdreiging vanuit andere extremistische groepen relatief beperkt, maar moet er aanhoudend rekening worden gehouden met intimiderende en buitenwettelijke acties van zowel links- als rechts extremisme.

Het dreigingsniveau blijft in deze periode gehandhaafd op niveau vier op een schaal van vijf. De dreiging van aanslagen is nog steeds reëel. Daarbij speelt ook de problematiek rondom terugkeerders een rol.

De afgelopen periode is veel geïnvesteerd in de aanpak en is de weerstand tegen de dreiging versterkt. Het is belangrijk dat deze weerstand op orde blijft, ook nu de Nederlandse jihadistische beweging gestaag een transitie doormaakt. De beweging richt zich, net als in de periode voor 2012, op prediking (dawa) en sociale activiteiten. Deze activiteiten dragen bij aan de bestendiging van de beweging door het gedachtengoed te verspreiden en netwerken op te bouwen of te verstevigen. De urgentie van de integrale aanpak, zoals in november 2017 aan uw Kamer aangeboden2, blijft hiermee onverminderd hoog. Hierbij staan de vijf interventiegebieden uit de contraterrorisme strategie3 centraal: verwerven, voorkomen, verdedigen, voorbereiden en vervolgen. Daarbij wordt er, mede door de transitiefase waar de Nederlandse jihadistische beweging zich op dit moment in bevindt, onder andere extra ingezet op preventie en deradicalisering en re-integratie om proactief in te kunnen spelen op dit veranderende speelveld.

Om ervoor te zorgen dat propaganda en rekrutering vanuit de jihadistische beweging – en andere extremistische groepen- zo min mogelijk voet aan de grond kunnen krijgen is het van belang meer aandacht te besteden aan preventie en het versterken van de weerbaarheid. Dit betekent een aanpak over de domeinen van veiligheid, zorg, burgerschapsonderwijs en jeugdbeleid heen, waarbij het Rijk in nauwe samenwerking met lokale partners werkt. De afgelopen periode is al veel in de preventieve aanpak geïnvesteerd, bijvoorbeeld door de oprichting van landelijke faciliteiten als het familiesteunpunt, het recent opgerichte Platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie en kunnen professionals gebruik maken van trainingen van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering. De komende periode wordt onder andere ingezet op het doorontwikkelen van de lokale aanpak ter versterking van regionale samenwerkingsverbanden. De Kamer zal dit voorjaar nader worden geïnformeerd over de bredere preventieve aanpak.

Van de terugkeer van Syrië- en Irakstrijders naar Europa, of de mogelijke relocatie van strijders naar andere gebieden, gaat een lange termijndreiging uit. Zij kunnen deel (gaan) uitmaken van nieuwe transnationale jihadistische netwerken. Het ontsluiten en delen van informatie op lokaal- en nationaal niveau als ook in internationaal verband blijft mede daarom van groot belang voor het tijdig onderkennen van potentiële terroristen en het treffen van passende maatregelen. Tevens is het cruciaal te voorkomen dat jihadisten die meevochten met terroristische organisaties in Syrië en Irak, na terugkeer in Nederland gaan functioneren als spil van nieuwe terrorismenetwerken. De komende periode ligt er een grote uitdaging om mensen te vervolgen, te deradicaliseren en te re-integreren in de samenleving, al dan niet na detentie. Nederland zet zich in samen met andere landen, zowel in EU- en VN-verband als in Global Counter Terrorism Forum (GCTF) en de anti ISIS coalitie, om terrorisme aan te pakken door het signaleren en bespreken van problematiek rondom terugkeerders. Er wordt gesproken over onder meer bewijsgaring uit strijdgebieden, vervolging en detentie, en de rol van families met specifieke aandacht voor minderjarigen.

De verzwakking van ISIS betekent niet dat de dreiging tot het verleden behoort. Nederland moet nog steeds rekening houden met een langdurige inzet om extremisme en terrorisme tegen te gaan. Met het oog op het structurele karakter van de dreiging en lessen uit eerdere evaluaties4 is het van belang dat de aandacht en inzet blijvend is, zodat de noodzakelijke kennis en kunde op peil blijft. Op die manier kunnen we nu en in de toekomst actief dreigingen indammen en de weerbaarheid in onze samenleving blijven stimuleren.

Aangezien de analyse die ten grondslag ligt aan het AIVD jaarverslag eveneens is meegenomen in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 47 (DTN 47), voldoe ik met deze brief eveneens aan de twee verzoeken5 om een reactie op het jaarverslag van de AIVD.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 436

X Noot
3

Kamerstuk 29 754, nr. 391

X Noot
4

Gericht, gedragen en geborgd interventievermogen? Evaluatie van de nationale contraterrorisme-strategie 2011–2015, Universiteit Utrecht (2016).

X Noot
5

In de regeling van werkzaamheden van 6 maart jongstleden heeft uw Kamer mij verzocht om een brief over het openbare jaarverslag 2017 van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) (Handelingen II 2017/18, nr. 57, Regeling van Werkzaamheden). Daarnaast verzocht de vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid mij per brief van 15 maart jongstleden om een reactie op het jaarverslag van de AIVD inzake terrorisme.

Naar boven