32 176 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij onder meer de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 1 juli 2011

Graag wil ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid danken voor hun inbreng en voor de vragen die zij hebben gesteld. Op de gestelde vragen ga ik, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, hieronder in. Daarbij wordt de indeling van het voorlopig verslag als uitgangspunt genomen. De beantwoording van de vragen wordt voorafgegaan door een korte beschouwing over de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens met gebruikmaking van het persoonsgebonden nummer en het Elektronisch Leerdossier (ELD). Dit is het onderdeel waar de meeste vragen door uw Kamer over gesteld zijn. Het wetsvoorstel beoogt echter ook een tweetal andere zaken te regelen. Namelijk dat een school van een nieuw ingeschreven leerling de gegevens kan opvragen die opgenomen zijn in het basisregister onderwijs. Daarnaast dat het persoonsgebonden nummer door een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs gebruikt kan worden bij de opgave van leerlingen die door de school ambulant begeleid worden. In mijn inleidende beschouwing hieronder zal ik ook kort reflecteren op het door uw Kamer gevoerde beleidsdebat op 17 mei jl. over digitale dataverwerking en privacy in het kader van de evaluatie van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In het bijzonder zal ik een reactie geven op de vraag van de VVD-fractie in hoeverre dit wetsvoorstel voldoet aan de gestelde criteria in de brief over het privacybeleid van 29 april 20111, welke criteria eveneens deel uitmaken van de door uw Kamer aangenomen motie-Franken.2 Het gaat hierbij om noodzaak (en effectiviteit), proportionaliteit, impact op privacy van betrokkenen, controle en toezicht en een evaluatie- of horizonbepaling. Voorop gesteld kan ik u bevestigen dat ik zeer hecht aan de fundamentele rechten van leerlingen en hun ouders en dat de afweging tussen nut en noodzaak van dit wetsvoorstel voor onderwijsinstellingen en de privacy van leerlingen zeer zorgvuldig en weloverwogen is gemaakt. Hieronder zal ik nader ingaan op genoemde criteria.

Overdracht leer- en begeleidingsgegevens met persoonsgebonden nummer en Elektronisch Leerdossier

Het is gebruikelijk dat scholen leer- en begeleidingsgegevens uitwisselen wanneer leerlingen van school veranderen. In het basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt daartoe het verplichte onderwijskundig rapport opgesteld. Door het uitwisselen van deze op de persoonlijke onderwijsbehoeften toegesneden gegevens zorgen scholen ervoor dat leerlingen ook na een overstap op de nieuwe school het juiste onderwijs of aangepaste begeleiding ontvangen. Deze gegevens worden in de praktijk al decennia op allerlei manieren uitgewisseld tussen scholen: in mondeling contact, middels papieren dossiers, per e-mail. Het valt te verwachten dat de uitwisseling in toenemende mate op elektronische wijze zal plaatsvinden. Met dit wetsvoorstel schept de regering een belangrijke basisvoorwaarde voor een ordelijke elektronische uitwisseling van gestandaardiseerde leer- en begeleidingsgegevens tussen scholen die de kans op fouten zo klein mogelijk maakt. Deze basisvoorwaarde bestaat uit het mogen toevoegen van het persoonsgebonden nummer als unieke sleutel aan deze leer- en begeleidingsgegevens. Het persoongebonden nummer wordt al gebruikt voor het uitwisselen van administratieve gegevens ten behoeve van de in- en uitschrijving van een leerling. Dit wetsvoorstel beoogt een wettelijke grondslag te bieden voor het gebruik van het persoonsgebonden nummer voor uitwisseling tussen scholen van leer- en begeleidingsgegevens. Hoe vervolgens de elektronische uitwisseling van leergegevens samen met het persoonsgebonden nummer tussen scholen precies wordt vormgegeven (en alle daarmee samenhangende nadere keuzes ten aanzien van techniek, beveiliging, vormgeving van inzagerecht, enzovoorts), is – uiteraard binnen de kaders van wet- en regelgeving – aan het onderwijsveld. Het wetsvoorstel biedt ruimte voor verschillende vormen van elektronische uitwisseling van gegevens tussen scholen, daaronder valt ook de uitwerking van een standaard en een overstapservice, waaraan op dit moment door de PO- en VO-Raad gewerkt wordt in het project Elektronisch Leerdossier (ELD).

Onderscheid dient daarom gemaakt te worden tussen het creëren van basisvoorwaarden voor elektronische uitwisseling – hetgeen in het voorliggende wetsvoorstel aan de orde is – en de specifieke uitwerking van een systematiek van elektronische uitwisseling van gegevens tussen scholen, waarvoor het veld zelf verantwoordelijk is. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het eerdere wetsvoorstel EPD, waarbij beoogd was het instrumentarium zelf – een landelijke voorziening en de daarvoor geldende randvoorwaarden en voorschriften – nader bij wet te regelen. Evenmin is sprake van een landelijk verzamelpunt. Het voorliggende wetsvoorstel voor uitbreiding van het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het onderwijs is in dit opzicht beter vergelijkbaar met de invoering van de wet voor het gebruik van het BSN in de zorg in 2008.

De begeleidingsgegevens van leerlingen die scholen vastleggen in dossiers en onderling uitwisselen kunnen privacygevoelige persoonsgegevens zijn. Op de verwerking (waaronder uitwisseling) van deze gegevens is de Wbp van toepassing. Scholen mogen, als verantwoordelijke in de zin van de Wbp, de begeleidingsgegevens alleen verwerken voor zover zij, gelet op de doeleinden waarvoor deze gegevens worden verzameld en verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. De proportionaliteit wordt dus gewaarborgd voor wat betreft de gegevens die mogen worden uitgewisseld: alleen gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor het leren en begeleiden van de leerling op een volgende school op het moment van overstappen. Daarnaast wordt ook proportionaliteit betracht voor het moment waarop mag worden uitgewisseld, namelijk uitsluitend bij de overstap van een leerling naar een andere school. Tenslotte, is het wetsvoorstel beperkt tot uitwisseling tussen scholen onderling en is uitwisseling met andere instanties niet toegestaan.

Nu elektronische uitwisseling van deze gegevens steeds gebruikelijker wordt, en bovendien de beleidswens om de doorlopende leerlijn te verbeteren hoog op de agenda staat, komt de wens uit de dagelijkse onderwijspraktijk om deze uitwisseling ordelijker en efficiënter te laten verlopen en de kans op fouten te minimaliseren. De uitbreiding van het gebruik van het persoonsgebonden nummer betreft hiermee een specifiek afgebakend doel. Tevens beoogt juist het gebruik van het persoonsgebonden nummer het veld te faciliteren bij een effectieve en transparante (digitale) gegevensuitwisseling, echter zonder daarvoor een specifiek systeem voor te schrijven.

Het gebruik van persoonsnummers draagt, anderzijds, risico’s in zich voor de persoonlijke levenssfeer. Het gaat in het bijzonder om het risico dat persoonsgegevens uit verschillende domeinen aan elkaar gekoppeld worden. Bij wet voorgeschreven – landelijke – persoonsnummers vergemakkelijken de koppeling van verschillende bestanden aanzienlijk. Dat is dan ook de reden dat artikel 24 Wbp om een wettelijke grondslag vraagt voor elk gebruik van deze persoonsnummers. Het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij de uitwisseling tussen scholen van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen vereist dus een wettelijke verankering. Dit wetsvoorstel voorziet in deze basisvoorwaarde. Het is mijn stellige overtuiging dat de hier voorgestelde toevoeging van het persoonsgebonden nummer aan de leer- en begeleidingsgegevens die in de huidige praktijk reeds worden uitgewisseld, uiteindelijk in hoge mate zal bijdragen aan een soepeler doorlopende leerlijn voor elk kind. Scholen kunnen dan immers sneller en eenvoudiger beschikken over adequate informatie over de leerling die relevant is voor het leren en begeleiden van die leerling na een overstap. Bij zorgvuldige implementatie binnen de kaders van de Wbp zal elektronische uitwisseling van deze gegevens ordelijker en met minder kans op fouten plaatsvinden en acht ik de potentiële extra risico’s voor de persoonlijke levenssfeer aanvaardbaar. Hierbij wijs ik tevens op de rechten van ouders en leerlingen, die zij jegens de school als verantwoordelijke in de zin van de Wbp, kunnen uitoefenen. De ouder of leerling in het voortgezet onderwijs of het middelbaar beroepsonderwijs moet expliciet toestemming geven voor de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens. Bij de uitwisseling van het onderwijskundig rapport van het basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs naar het voortgezet onderwijs geldt dat de ouder inzage- en correctierecht heeft. Ik zal hier later nader op ingaan naar aanleiding van vragen die hierover zijn gesteld.

Het wetsvoorstel biedt geen ruimte tot het zogenoemde vernetwerken van de gegevens richting andere partijen, noch het bewaren van overdrachtsgegevens in een database met historie over de jaren heen of het koppelen aan andere bestanden om de overdrachtsgegevens te verrijken. Het persoonsgebonden nummer wordt uitsluitend gebruikt om de (elektronische) overdracht van de leer- en begeleidingsgegevens tussen scholen onderling te ondersteunen. Er worden dus ook geen (aanvullende) gegevens aan de overheid geleverd noch centraal bewaard.

Het elektronisch leerdossier dat door de PO- en VO-Raad wordt ontwikkeld, faciliteert een transparante en beveiligde uitwisseling van de benodigde gegevens tussen twee scholen. Het project ELD standaardiseert de inhoud van de overgedragen gegevens, uniformeert het proces van gegevensuitwisseling, en ondersteunt de betrokken scholen bij het nemen van hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de bescherming van de privacy en het kunnen waarmaken van de rechten van betrokkenen. Het onderwijsveld heeft en neemt hier dus zijn eigen verantwoordelijkheid, om tot een goede en gedragen uitwerking te komen die aansluit bij de behoefte in de praktijk en binnen de kaders van wet- en regelgeving. Daarom ondersteun ik dit initiatief.

Wat betreft het criterium «evaluatie- of horizonbepaling», merk ik op dat in het wetsvoorstel een evaluatiebepaling is opgenomen (artikel VIA). Bij de evaluatie van het wetsvoorstel na drie jaar zal ik uiteraard expliciet aandacht schenken aan de privacyaspecten.

Samenvattend, komt de regering met dit wetsvoorstel tegemoet aan de wens uit de dagelijkse praktijk van het onderwijsveld. De scholen zijn de verantwoordelijken in de zin van de Wbp voor verwerking van deze gegevens. De concrete uitwerking en vormgeving van de (elektronische) uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens tussen scholen via een overstapdossier vindt daarom plaats onder formele verantwoordelijkheid van de VO-Raad in samenwerking met de PO-Raad (hierna noem ik steeds beide raden gezamenlijk als verantwoordelijke uitvoerder van het project ELD). Ik sta daar op enige afstand van. Uiteraard dienen deze uitwerking en vormgeving plaats te vinden binnen de kaders van wet- en regelgeving. Hier ligt dus een eigen verantwoordelijkheid van de sector, waarop instellingsaccountants, de Onderwijsinspectie en het College bescherming persoonsgegevens risicogericht toezien. Mijn verantwoordelijkheid betreft het scheppen van de wettelijke randvoorwaarden voor het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het onderwijs, met inbegrip van het nader bij AMvB specificeren van de leer- en begeleidingsgegevens die met dat nummer mogen worden uitgewisseld tussen scholen.

Met inachtneming van deze verantwoordelijkheidsverdeling, ga ik in op de gestelde vragen over het ELD. De beantwoording van de feitelijke vragen over ELD is daarbij gebaseerd op informatie van en afstemming met de PO-Raad en de VO-Raad als verantwoordelijke partijen. Als opmerking vooraf vermeld ik ten slotte dat de standaard en de overstapvoorziening op dit moment nog in ontwikkeling is en dus niet in gebruik is genomen door scholen. Het project bevindt zich in de ontwikkelfase en de voorziening voor het uitwisselen van overstapdossiers met het persoonsgebonden nummer wordt vanzelfsprekend pas in gebruik genomen nadat de wettelijke kaders daarvoor gereed zijn. Ik zal deze ontwikkelingen constructief en kritisch blijven volgen. Bij besluitvorming over mogelijke vervolgfinanciering voor implementatie van het project ELD zal ik de privacyaspecten expliciet betrekken op basis van een externe privacy audit.

Algemeen deel

Inhoud van het wetsvoorstel

Het doet mij genoegen dat de leden van de CDA-fractie met belangstelling kennis hebben genomen van het wetsvoorstel en dat de leden van de D66-fractie met instemming daarvan hebben kennisgenomen. Ik constateer eveneens met genoegen dat de leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de SP-fractie kennis hebben genomen van het wetsvoorstel, en dat alle genoemde fracties nog een aantal vragen hebben, die ik hierna zal beantwoorden.

Privacy en meerwaarde

Hoewel het project ELD van de PO-Raad en de VO-Raad geen onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel, maar hier door uw Kamer wel veel vragen over zijn gesteld, ga ik hier eerst kort in op de stand van zaken rondom dit project.

Met het project ELD beogen de raden twee zaken te regelen. Enerzijds het vaststellen van standaarden met betrekking tot de inhoud van een overstapdossier. Om welke gegevens gaat het, hoe zijn ze gedefinieerd, hoe worden ze vastgelegd en op welke wijze worden ze uitgewisseld. Anderzijds het inrichten van een voorziening om de overstapdossiers tijd- en plaatsonafhankelijk en beveiligd te kunnen overdragen (bijvoorbeeld via een – digitaal – postkantoor) ten behoeve van de inschrijving op een andere school. Voor de PO-Raad en de VO-Raad gelden de kaders van de Wbp en voorliggend wetsvoorstel daarbij steeds als uitgangspunt bij de verdere ontwikkeling en inrichtingskeuzes daarbij.

In een eerder stadium beoogden de raden dat alle overstapdossiers via een postkantoor zouden lopen en ouders/leerlingen inzage zouden kunnen krijgen in hun overstapdossier met behulp van hun Digid met sms-authenticatie. Recente ontwikkelingen hebben aanleiding gegeven om deze overdrachtservice anders in te gaan richten. Ten eerste zijn er de afgelopen jaren regionale initiatieven ontstaan om de overdracht van leerlinggegevens te faciliteren. Deze regionale initiatieven maken afspraken over de uit te wisselen gegevens en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn. De regio’s willen hun regionale aanpak behouden maar willen wel dat er een landelijke standaard komt met betrekking tot de definiëring van gegevens, uitwisselingsprotocollen en de mogelijkheid om ook overstapdossiers met scholen buiten de regio uit te wisselen. In het laatste geval gaat het volgens een schatting van de PO-Raad en de VO-Raad om ongeveer 20% van de over te dragen dossiers. Ten tweede blijkt dat inzage door de ouders/leerlingen van het overstapdossier op een postkantoor met behulp van Digid met sms-authenticatie op dit moment juridisch niet haalbaar is. Enerzijds omdat er geen wettelijke basis is voor het gebruik door scholen van het persoonsgebonden nummer van ouders, voogden en verzorgers en anderzijds omdat er nog geen goede machtigingsvoorziening is gerealiseerd, waarmee de gezagsrelatie tussen ouders, voogden en verzorgers en kinderen onder de 16 jaar digitaal op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld.

Deze ontwikkelingen hebben aanleiding gegeven voor de raden om de ontwikkeling van een overstapvoorziening op korte termijn anders aan te gaan pakken. De voorziene standaard voor het overstapdossier zal nu met de regionale voorzieningen worden afgestemd en er wordt naar gestreefd om de overstapdossiers zo veel mogelijk via lokale voorzieningen te laten lopen en een landelijk postkantoor alleen te gebruiken voor bovenregionale uitwisseling en gebieden waar nog geen regionale initiatieven zijn ontplooid. De verwachting is dat daardoor het overdrachtsproces voor het grootste deel via de regionale voorzieningen zal lopen. Daarbij zullen afspraken worden gemaakt over gezamenlijke beveiligingsvoorzieningen. Hierover vindt onder meer overleg plaats door de PO-Raad en de VO-Raad met regiovertegenwoordigers en betrokken softwareleveranciers. Inzage voor ouders/leerlingen in het overstapdossier op de centrale en regionale voorzieningen zal plaatsvinden via de school.

Gebruik van overstapvoorzieningen die in het kader van het project ELD worden ontwikkeld is niet verplicht. Een schoolbestuur zal een bewerkerovereenkomst moeten sluiten om gebruik te kunnen maken van de centrale en/of regionale voorziening. Deze zullen vanuit het project worden ontwikkeld en uiteraard voldoen aan de Wbp. Periodieke audits door een onafhankelijke derde zullen in opdracht van de PO-Raad en VO-Raad worden uitgevoerd om vast te stellen in hoeverre de centrale voorzieningen die binnen het project ELD worden ontwikkeld voldoen aan de voorschriften.

Kortom, juist in deze fase voorafgaand aan mogelijke implementatie wordt door de PO-Raad en VO-Raad, mede gelet op alle privacyaspecten, nog eens kritisch gekeken naar de wenselijkheid, bruikbaarheid en haalbaarheid van de in ontwikkeling zijnde standaarden en voorzieningen. Dit wordt ook nauw afgestemd door de PO-Raad en VO-Raad met alle belanghebbenden, zoals scholen, regionale samenwerkingsverbanden en ouder- en leerlingorganisaties.

Hoewel er in het veld veel belangstelling bestaat voor het verbeteren van het elektronisch overdragen van leer- en begeleidingsgegevens zal dit enige inspanning van scholen vragen. Daarom is nu de gedachte dat gedurende de eerste periode scholen een beroep kunnen doen op ondersteuning vanuit het project ELD. Daarbij zal ook een handreiking worden ontwikkeld waarin alle zaken met betrekking tot de privacy aan de orde zullen komen.

De leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie vragen of het ELD voor kinderen die het goed doen in het onderwijs (80–90%) meerwaarde heeft en waar deze meerwaarde uit bestaat.

Het is voor elke leerling van belang dat de overstap van de ene school naar de andere zo soepel mogelijk verloopt. Tijdige overdracht van op de persoon toegesneden informatie – over behaalde resultaten, leerhouding, ontvangen begeleiding, specifieke onderwijsbehoeften e.d. – draagt in hoge mate bij aan deze soepele overgang. De oude school weet welke leer- en begeleidingsinformatie het beste kan worden doorgegeven. Het is nu al verplicht voor basisscholen om bijvoorbeeld bij de overgang naar het voortgezet onderwijs voor alle leerlingen een onderwijskundig rapport op te stellen voor de nieuwe school. De nieuwe school gebruikt deze informatie onder meer voor de inrichting van het onderwijs, de aanschaf van leermiddelen, het opstellen van een individueel leerplan, het zorg dragen voor adequate begeleiding en de samenstelling van de klassen. Deze informatieoverdracht is van belang voor álle leerlingen. Ook goed presterende leerlingen kunnen hun talenten pas volledig ontplooien in een omgeving waarin het onderwijs, de leermiddelen, de samenstelling van de groepen en het leerplan op hun niveau en onderwijsbehoeften zijn toegesneden.

Toename gebruik BSN in wetgeving en koppeling gegevens

De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie vragen of de regering in de nabije of verre toekomst ook uitbreiding van geautoriseerde toegang tot ELD-gegevens bij het landelijke schakelpunt voorziet voor partijen buiten de onderwijssector.

Het is van belang om hier een onderscheid te maken tussen enerzijds de gegevens van onderwijsdeelnemers die centraal verzameld en opgeslagen worden in het basisregister onderwijs (BRON) bij DUO en anderzijds de leer- en begeleidingsgegevens die tussen scholen uitgewisseld mogen worden. Het project ELD wil voorzien in een veilige uitwisseling van een overstapdossier tussen twee scholen wanneer (en alleen wanneer) een leerling overstapt. De gegevens worden niet samen met de gegevens van andere leerlingen opgeslagen in een database. De overheid en andere instanties hebben geen toegang tot het beoogde postkantoor. In die zin is het dus geen landelijk schakelpunt waar informatie uit allerlei bronnen samenkomt en waaruit allerlei afnemers kunnen putten. Het postkantoor beoogt alleen de ordelijke en veilige uitwisseling te faciliteren tussen twee scholen van leer- en begeleidingsgegevens die een specifieke leerling betreffen. Het wetsvoorstel voorziet niet in uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens op basis van het persoonsgebonden nummer tussen andere instanties dan scholen noch tussen scholen en andere instanties.

Deze leden vragen ook of toegang bijvoorbeeld mogelijk wordt voor gemeenten, het CWI, (stage)bedrijven of voor melders bij de Verwijsindex risicojongeren.

Nee, dit wordt niet mogelijk. Met verwijzing naar het antwoord op de vorige vraag wil ik nogmaals benadrukken dat geen andere instelling of organisatie toegang krijgt tot de overstapdossiers op de landelijke en regionale voorziening dan de verzendende en ontvangende school. De VO-Raad en PO-Raad staan daar, als ELD-bestuur, voor in. Daarom is de beoogde technische inrichting van het postkantoor zodanig dat koppeling met derden en/of inzage door andere partijen, niet mogelijk is.

Voor de volledigheid meld ik u dat het kabinet ernaar streeft om gegevens die bij de overheid beschikbaar zijn en nodig zijn voor de uitvoering van een andere wettelijke taak door de overheid kunnen worden geleverd, zodat scholen zo min mogelijk door andere overheidsinstanties worden bevraagd. Het gaat hierbij echter uitsluitend om de centrale gegevens van onderwijsdeelnemers uit het basisregister onderwijs (BRON), dat namens de minister beheerd wordt door DUO. In de Wet op het onderwijstoezicht (artikelen 24e en 24f) is restrictief omschreven welke organisaties voor welk doel gegevens uit BRON ontvangen.

Verder vragen deze leden of toegang ook mogelijk wordt voor schoolartsen die voor 5-, 10- en 13-jarigen een vragenlijst «vroegsignalering psychosociale problemen» hanteren, en die gegevens aan het ELD zouden kunnen toevoegen.

Ook op deze vraag is het antwoord ontkennend. Opnieuw benadruk ik hier dat het bij het project ELD gaat om de uitwisseling van een overstapdossier tussen scholen, waartoe alleen geautoriseerde medewerkers van de betrokken scholen toegang hebben. Aan de dossiers die door scholen naar een landelijk postkantoor worden verstuurd, kunnen geen gegevens meer toegevoegd worden.

Deze leden vragen voorts of het mogelijk wordt om het ELD met het EKD-JGZ te koppelen.

Dit wordt niet mogelijk gemaakt met dit wetsvoorstel en is niet toegestaan.

Deze leden vragen of het mogelijk wordt het ELD te koppelen voor andere doeleinden.

Dit wordt evenmin mogelijk gemaakt met dit wetsvoorstel en is niet toegestaan.

Tenslotte vragen deze leden of er wetsvoorstellen voorzien zijn ten behoeve van de wettelijke onderbouwing.

Er zijn geen wetsvoorstellen voorzien om andere partijen dan scholen toegang te verlenen tot de overstapdossiers, noch om het mogelijk te maken dat scholen de leer- en begeleidingsgegevens met andere partijen uitwisselen.

De leden van de D66-fractie zouden graag meer helderheid krijgen over het gebruik en de doelomschrijving van de uitwisselingsmogelijkheid van gegevens.

Het realiseren van een doorlopende leerlijn voor iedere onderwijsdeelnemer is een belangrijke doelstelling van het Nederlands onderwijssysteem. Het beleid richt zich daarbij op maatregelen en activiteiten die kunnen bijdragen aan een soepelere overgang van leerlingen naar het vervolgonderwijs, van primair onderwijs tot en met hoger onderwijs. Om een doorlopende leerlijn te kunnen realiseren en de leerling daarbij adequaat zorg en begeleiding te bieden, is het voor scholen van cruciaal belang dat bij de overstap naar een nieuwe school gestandaardiseerde leer- en begeleidingsgegevens van een leerling tussen scholen uitgewisseld kunnen worden. Dit wetsvoorstel beoogt een wettelijke grondslag te bieden voor het gebruik van het persoonsgebonden nummer voor het onderling uitwisselen van leer- en begeleidingsgegevens door scholen.

Deze leden vragen of de regering nog verdere doeluitbreidingen van de opgeslagen gegevens voorziet.

De regering voorziet geen verdere doeluitbreidingen van de leer- en begeleidingsgegevens die tussen scholen worden uitgewisseld. Voor hergebruik van de centraal opgeslagen gegevens van onderwijsdeelnemers in BRON geldt, dat ander of nieuw gebruik alleen op basis van een wettelijke taak mogelijk is. Hiervoor zal in voorkomende gevallen een wetsvoorstel aan u worden voorgelegd. Een voorbeeld hiervan is het wetsvoorstel over de instelling van een diplomaregister (Kamerstukken I 2010/11, 32 587, A) dat momenteel in uw Kamer voorligt.

3. Koppeling tussen de dossiers en beveiliging

Privacy bij en alternatieven voor koppeling dossiers

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering denkt te voorkomen dat uiteindelijk, door slimme maar ongewenste koppelingen tussen verschillende dossiers – bijvoorbeeld in de sfeer van gezondheidszorg, onderwijs en justitie – heel veel privacygevoelige informatie over burgers gecombineerd beschikbaar komt en gebruikt kan worden. Juist het gebruik van het unieke persoonsgebonden nummer maakt dat risico niet denkbeeldig, zo menen deze leden.

Uit de beantwoording van de voorgaande vragen blijkt dat koppeling tussen dossiers niet is toegestaan. Er zou dan sprake zijn van overtreding van de wet. Er zullen door het project ELD voorzieningen worden getroffen die dat zo veel mogelijk zullen verhinderen. Het College bescherming persoonsgegevens en de Onderwijsinspectie houden toezicht op oneigenlijk gebruik van persoonsgegevens. Als er signalen zijn van koppeling kunnen het CBP en de Onderwijsinspectie hier onderzoek naar doen.

De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie vragen of er alternatieven voor een landelijk schakelpunt/digitaal postkantoor zijn overwogen, zoals een ELD in beheer van de ouders/leerling in een digitaal kluisje of op een stick. Zo ja, welke zijn de voor- en nadelen van de gemaakte keuze, zo vragen deze leden. Zo nee, waarom zijn geen alternatieven overwogen?

Bij het ontwerpen van de overstapvoorziening is het uitgangspunt dat scholen op een eenvoudige, veilige en gestandaardiseerde wijze onderling leer- en begeleidingsgegevens kunnen uitwisselen, op een transparante en traceerbare wijze. Hierbij worden per technisch onderdeel afwegingen gemaakt ten aanzien van de beveiligingsaspecten, privacywaarborgen, stand van de techniek, gebruiksvriendelijkheid en de kosten.

De huidige gedachte gaat uit naar een beveiligde uitwisseling van overstapdossiers tussen scholen, om de volgende redenen:

  • Essentieel voor de voorziening is dat deze voor de gebruikers (de betrokken leraren, mentoren, schoolleider op de school) laagdrempelig, met relatief weinig «uitvoeringslast», leer- en begeleidingsinformatie ter beschikking stelt. Een digitaal kluisje is een duurdere en bewerkelijkere optie. Uitwisseling per stick is kwetsbaarder voor verlies of diefstal;

  • Doordat landelijke afspraken gemaakt worden ontstaat juist meer helderheid, eenduidigheid en transparantie over het vastleggen en uitwisselen van leer- en begeleidingsgegevens door scholen;

  • Door standaardisering en het bieden van een overstapservice wordt het digitaal uitwisselen van overstapdossiers tussen scholen eenvoudiger en kunnen administratieve lasten verlicht worden;

  • De voorgestelde oplossing die nu in ontwikkeling is, is geen «high tech oplossing», maar gebaseerd op een redelijk laagdrempelig technisch beproefd concept dat aansluit bij de huidige werkwijze op scholen en aansluit bij het huidige ICT-niveau binnen de sector;

  • Het beoogde overstapdossier is eenvoudig te implementeren op scholen omdat leveranciers van leerling-administratiesystemen deze mogelijkheid tot veilige uitwisseling van dossiers in het eigen systeem kunnen bouwen en daar reeds ervaring mee hebben in het kader van de uitwisseling met BRON;

  • Er zal slechts sprake zijn van korte tijdelijke opslag van het overstapdossier. De voorzieningen zullen de beveiligde uitwisseling van een overstapdossier tussen twee scholen faciliteren.

Normen voor uitwisseling van gegevens

De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie vragen de regering toe te lichten aan welke normen een school moet voldoen voor de elektronische uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens zoals in een ELD.

In het algemeen geldt dat een school dient te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving, waarbij in dit kader met name acht geslagen dient te worden op de bepalingen die de Wbp stelt. Daarin hebben scholen hun eigen verantwoordelijkheid als verwerker van persoonsgegevens, die met deze wetswijziging niet verandert.

Als een school gebruik wil maken van de voorzieningen van het project ELD voor de overdracht van de leer- en begeleidingsgegevens dient vooraf een kwalificatieprocedure te worden doorlopen. Hierbij wordt in de aanloopfase gekeken naar de volgende punten:

  • toegekende autorisaties en rollen aan medewerkers en organisatorische functiescheiding binnen de onderwijsinstelling;

  • opgestelde interne procedures voor onderwerpen als: wie mag welk dossier dat uitgewisseld gaat worden inzien, hoe worden de ouders en de leerling geïnformeerd over het inzage- en correctierecht en hoe is de procedure geregeld om bezwaar te maken?

  • er wordt een bewerkerovereenkomst gesloten tussen de school en de beheerder van de voorzieningen.

Verder wordt ook de gebruikte software (leerling-administratiesysteem) en de digitale koppeling met de overstapvoorzieningen getest door een externe onafhankelijke partij. Ook hierbij wordt gekeken naar de beveiliging en betrouwbaarheid voordat uitwisseling van gegevens kan plaatsvinden. Dit betekent dat scholen alleen worden aangesloten als de school en het schoolsysteem op alle punten zijn gekwalificeerd en de school beschikt over een geldig digitaal toegangscertificaat, waarmee een beveiligde verbinding voor de uitwisseling tot stand gebracht wordt.

Deze ledenvragen of dit in overeenstemming is met de «NEN 7510» die voor het EPD geldt.

De beveiliging en kwalificatie van de voorzieningen die het project ELD ontwikkelt is volledig gebaseerd op de Code voor Informatiebeveiliging.3 Voor het onderwijsveld bestaat echter geen specifieke, van de Code voor Informatiebeveiliging afgeleide, norm zoals de NEN 7510 voor informatiebeveiliging in de zorgsector.

Ook vragen de leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie hoeveel van de scholen momenteel voldoet aan die normen. Kan de regering per schoolsoort aangeven hoeveel procent van de scholen gekwalificeerd is voor uitwisseling van gegevens met het ELD, zo vragen deze leden.

De regering heeft geen zicht op de mate waarin individuele scholen aan deze norm voldoen. Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor adequate beveiliging van hun systemen. Het is evenmin mogelijk aan te geven hoeveel scholen gekwalificeerd zijn voor uitwisseling via het project ELD. De voorzieningen in het kader van het ELD-project zijn nog in ontwikkeling en de implementatie moet nog starten. De uitwisseling op basis van het persoonsgebonden nummer kan pas plaatsvinden nadat dit wetsvoorstel van kracht is.

Deze leden vragen de regering toe te lichten of de beveiligingsnormen hetzelfde zijn of verschillen: voor de lokale uitwisseling van gegevens, voor het school informatiesysteem, voor regionale informatie-uitwisseling – zoals in het regionale overstap- en informatie uitwisselingsysteem tussen scholen (ROISS) in de regio Den Haag – en voor uitwisseling tussen scholen via het landelijke schakelpunt, ofwel het digitale postkantoor.

De «normen» zijn vastgelegd in de Wbp, namelijk dat bij de uitwisseling van persoonsgegevens adequate beveiligingsmaatregelen dienen te worden genomen. Dit geldt zowel voor het project ELD als voor andere projecten, zoals bij regionale uitwisseling. Wat in een concrete situatie adequaat is en hoe hier in de praktijk invulling aan wordt gegeven kan verschillen en dit is in beginsel de verantwoordelijkheid van de scholen in de regio. Het project ELD is in gesprek met regionale samenwerkingsverbanden om de voorzieningen complementair aan elkaar te laten functioneren. Door bijvoorbeeld de kwalificatie en standaarden van het project ELD ook bij regionale overstapprocedures te (gaan) hanteren, wordt toegewerkt naar landelijke uniformering van de uitwisselstandaarden van gegevens en uniforme beveiligingsnormen.

Werkwijze en beveiliging

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of het om één landelijk dossier gaat dat wordt aangelegd of dat er gewerkt wordt met aan elkaar gekoppelde dossiers of met signaleringsfuncties.

Er is geen sprake van een landelijk dossier of aan elkaar gekoppelde dossiers of signaleringsfuncties. Per leerling wordt bij de overstap naar een nieuwe school door de oude school vanuit de eigen administratieeen actueel overstapdossier aangemaakt, dat uitgewisseld wordt met de nieuwe school. In dat dossier is de minimale gegevensset opgenomen om een leerling op de nieuwe school optimaal te kunnen opvangen en begeleiden. Er is geen sprake van een cumulatief dossier noch van een permanente dossieropslag waarin de gehele historie van leerlingen vanaf de basisschool wordt verzameld. Het gaat om korte tijdelijke opslag van een overstapdossier. In de overstapdossiers zelf vindt ook geen historische cumulatie plaats. Het betreft een momentopname waarbij alleen gegevens die relevant zijn voor de betreffende overstap worden opgenomen.

Deze leden vragen of het ELD wordt gelieerd aan het EKD en de Verwijsindex. Zij vragen hoe dit zal gebeuren.

Nee, het is niet toegestaan noch de intentie om het overstapdossier te koppelen aan het EKD of de Verwijsindex. Daartoe is het postkantoor dan ook technisch niet geëquipeerd. Hiermee is de vraag hoe dit zal gebeuren niet aan de orde.

Ook vragen deze leden zich af hoe de beveiliging op de scholen wordt afgedwongen.

Primair is een school zelf verantwoordelijk voor het beheren en verwerken van persoonsgegevens binnen de eigen organisatie en de uitwisseling met anderen. De projectorganisatie ELD ondersteunt dit met het kwalificatieproces vooraf voor scholen die uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens via de overstapvoorziening laten verlopen en door de beveiliging van de uitwisseling.

Naar de leden van de SP-fractie begrijpen stuurt een school – volgens een bepaalde dataset, bijvoorbeeld die dataset voor de overgang van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs – gegevens van een leerling naar het landelijke schakelpunt, voorzien van een digitale handtekening. Vervolgens kan de ouder of leerling van 16 jaar of ouder – ingelogd met Digid+ – deze gegevens inzien en digitaal toestemming geven dat school X de gegevens mag ophalen. School X, die van deze nieuwe leerling het BSN (of onderwijsnummer) heeft gekregen en geautoriseerd is, kan dan de gegevens ophalen. De gegevens blijven maar voor een beperkte periode – waarin de leerling van school verandert – bij het landelijke schakelpunt opgeslagen. De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven of het voorgaande een correct begrip is van de werkwijze voor het ELD via het landelijke schakelpunt. Zo nee, dan wensen deze leden een toelichting van de regering op de werkwijze. Zo ja, dan vragen deze leden of Digid+ wel van een voldoende beveiligingsniveau is om ouders/leerlingen toegang tot het ELD te bieden. Voor patiëntentoegang tot het EPD wordt dit niet voldoende bevonden en wordt er momenteel een speciale EPD-Digid (een smartcard met een gekwalificeerd PKI-overheid certificaat) ontwikkeld.

Zoals eerder aangegeven hebben recente ontwikkelingen aanleiding gegeven om de facilitering van het overstapproces door de projectorganisatie ELD aan te passen. Regionale en centrale faciliteiten zullen nu complementair gaan opereren. De inzage van overstapdossiers zal via de school verlopen. Voorop gesteld moet worden dat de school verantwoordelijk is om, voorafgaand aan uitwisseling van de gegevens, te zorgen voor de mogelijkheid tot inzage, correctie en waar nodig toestemming van de ouder of leerling daarvoor. De overstapvoorziening faciliteert vervolgens een transparante en veilige overdracht van een dossier tussen scholen. Het dossier dat aan de ontvangende school zal worden overgedragen wordt, evenals nu, met de ouders en/of de leerling besproken. De ouder of leerling op het VO of MBO moet bovendien expliciet toestemming geven voor de uitwisseling van een dossier en kan bezwaar maken tegen de inhoud. De toestemming of een mogelijk bezwaar wordt vastgelegd op de school. Als de school en de ouder of leerling niet tot overeenstemming komen en het bezwaar blijft gehandhaafd, dan mag het dossier niet worden verzonden.

Bij de uitwisseling van het onderwijskundig rapport van het primair en (voortgezet) speciaal onderwijs naar het voortgezet onderwijs geldt dat de ouder inzagerecht heeft en weliswaar correctierecht heeft op de feitelijke inhoud van het dossier, maar niet op professionele indrukken van de school. De ouder kan bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs geen bezwaar maken tegen overdracht van het dossier naar de nieuwe school. Het onderwijskundig rapport is immers een wettelijk verplicht document. In het geval dat ouders bezwaren hebben tegen of opmerkingen willen plaatsen bij gedeelten van dat rapport worden deze, als gevolg van het correctierecht, met het dossier meegezonden.

Deze leden vragen zich ook af hoe autorisatie van de ophaler van ELD-gegevens van de nieuwe school plaats vindt. Niet met een UZI-pas (zoals in de zorg), maar hoe wel, zo vragen deze leden. Deze leden vragen welke betekenis logging hier kan hebben.

Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor een adequate autorisatiestructuur en afscherming van gegevens binnen de organisatie. Medewerkers op scholen hebben in de huidige situatie vaak op basis van gebruikersnaam en wachtwoord al toegang tot leerlinggegevens in het eigen schoolsysteem. Aanvullend wordt bij het project ELD met het kwalificatieproces afgedwongen dat door de eindverantwoordelijke van de school aan medewerkers additionele toegang/autorisatie wordt verleend voor uitwisseling met de overstapvoorziening. Iedere handeling die in het kader van de uitwisseling van een overstapdossier wordt verricht, wordt in een logfile bijgehouden. Ouders en leerlingen vanaf 16 jaar kunnen via de school de logfile inzien.

Bij de overstapvoorziening wordt geen gebruik gemaakt van persoonscertificaten (UZI-pas). Het implementeren en in stand houden van een dergelijk beveiligingsconcept is kostbaar en vergt veel extra inspanning en ongemak. Door middel van de logfile wordt straks geregistreerd wat er met een dossier gebeurt en hiermee wordt de transparantie en controlemogelijkheid op juist gebruik vergroot. Immers achteraf kan altijd worden vastgesteld wat op welk moment met een dossier is gebeurd en of er mogelijk sprake is van misbruik.

Deze leden vragen of het systeem voldoende beveiligd is zodat alleen die gegevens waarvoor toestemming is verleend kunnen worden opgehaald.

De verzendende school is (voor zover nodig) verantwoordelijk voor het vooraf verkrijgen van toestemming voor het doorsturen van een overstapdossier. De overstapvoorziening beoogt de digitale uitwisseling tussen scholen te faciliteren. Mocht onverhoopt een school toch een dossier doorsturen zonder dat daarvoor de benodigde toestemming van de ouder of leerling is gegeven, dan is er een grote kans dat de ouder of leerling hier achter komt. Hetzij via de logfile die kan worden ingezien via de oude school, hetzij via de nieuwe school die gebruik maakt van de informatie uit het dossier. De ouder of leerling kan vervolgens de school aanspreken die zonder toestemming het dossier heeft doorgestuurd.

Hoelang bewaart een school de gegevens nog na doorgifte, zo vragen deze leden. Deze leden vragen of dit stopt zodra de gegevens bij de nieuwe school zijn binnengehaald.

Artikel 10 van de Wbp ziet op de bewaartermijn van persoonsgegevens: deze mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld. In dit verband is het relevant te wijzen op het convenant dat tussen OCW en de besturenorganisaties is afgesloten bij de invoering van het persoonsgebonden nummer in 2003. Resultaat hiervan was dat door de besturenorganisaties een modelprivacyreglement verwerking leerlinggegevens is opgesteld als hulpmiddel voor de scholen. In het modelprivacyreglement is de algemene Wbp-norm met betrekking tot de bewaartermijn van persoonsgegevens gepreciseerd in die zin, dat persoonsgegevens uit de leerlingadministratie worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd, tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht.4 Het Vrijstellingsbesluit Wbp bevat eenzelfde bepaling (artikel 19, vijfde lid). Er geldt in beginsel dus een maximale bewaartermijn van twee jaar in de eigen administratie.

Deze leden vragen of de vorige school van de aankomst van de gegevens dan bericht krijgt.

Nee, de vorige school krijgt geen bericht. De verzendende school kan wel via de logfile op het postkantoor zien wat er is gebeurd met een dossier dat het zelf geplaatst heeft.

Deze leden vragen of gegevensvernietiging in het systeem is ingebouwd, of anderszins is geregeld.

Een overstapdossier wordt automatisch na een korte periode verwijderd. Tijdens de implementatie wordt de periode vastgesteld, die nodig is om de logistieke en administratieve processen rond de overstap van leerlingen te ondersteunen op zowel de verzendende als de ontvangende school. Naar verwachting zal dit een aantal maanden zijn en op basis van de eerste ervaringen kan straks een definitieve periode van beschikbaarheid van dossiers worden vastgesteld, binnen de wettelijke kaders zoals hierboven beschreven. Gedacht wordt aan enkele maanden, niet aan jaren.

Aansluiting op BRON

Volgens de informatie op de site van BRON is momenteel circa 75% van de bekostigde scholen aangesloten op BRON. De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten aan welke beveiligingseisen de informatiesystemen van deze scholen moeten voldoen. Deze leden vragen of zij daar ook aan voldoen en welke instantie dit toetst. Deze leden vragen of het overige kwart van de scholen niet aan deze beveiligingsnormen voldoet. Deze leden vragen of er andere redenen zijn waarom zij nog niet zijn aangesloten. Wanneer verwacht de regering een aansluiting van 100%, zo vragen deze leden.

De informatie op de site van BRON betrof de stand van zaken bij de invoering van het persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs. Deze invoering maakt het mogelijk dat scholen hun leerlinggegevens elektronisch naar DUO kunnen verzenden ten behoeve van de bekostiging. In het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs wisselen de scholen en instellingen inmiddels al enkele jaren leerlinggegevens uit met BRON.

In de periode van september 2009–november 2010 zijn alle bekostigde scholen in het primair onderwijs gefaseerd overgestapt op de beveiligde elektronische levering van leerlinggegevens aan BRON. In deze periode heeft elke school, begeleid door de helpdesk BRON, een traject van ongeveer 10 weken doorlopen om de «aansluiting op BRON» tot stand te brengen. Tijdens dit begeleide traject diende de school onder meer een beveiligingscertificaat te installeren en proefgegevensuitwisselingen met BRON te controleren, totdat alle leerlinggegevens correct en volledig in BRON waren geregistreerd. Op dat moment werd de school als «aangesloten op BRON» beschouwd. Inmiddels hebben nagenoeg alle scholen in het primair onderwijs dit traject doorlopen en sturen zij regelmatig leerlinggegevens naar BRON. In mijn brief van 16 december 2010 (Kamerstukken II 2010/11, 31 293, nr. 85) heb ik de Tweede Kamer over de succesvolle invoering van het persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs geïnformeerd.

Om de gegevensuitwisseling tussen een leerling-administratiesysteem van een school en BRON te beveiligen worden beveiligingscertificaten gebruikt. De school dient dit beveiligingscertificaat te installeren op de computer waarop het leerling-administratiesysteem wordt bijgehouden, en waarmee met BRON wordt gecommuniceerd. Het certificaat is een technische maatregel (software) waarmee berichten worden versleuteld en waarmee een controle op verzender en ontvanger van deze berichten wordt uitgevoerd (identificatie en authenticatie). De beveiliging van de uitwisseling tussen de scholen en DUO is een ketenverantwoordelijkheid. Het beveiligingsniveau van dit certificaat is gekozen op basis van een risico-analyse door een extern adviesbureau in opdracht van DUO en de PO-Raad. Met deze beveiligingsmaatregel wordt gegarandeerd dat het leerling-administratiesysteem verbinding heeft met het BRON en niet met een andere partij. Bovendien kan op deze manier de verbinding niet door andere partijen worden onderschept. Alle op BRON aangesloten scholen wisselen gegevens uit met deze beveiliging. Zonder deze beveiliging kan uitwisseling niet plaatsvinden. Gegevensuitwisseling met BRON vindt dus altijd op een veilige wijze plaats. DUO voert periodiek interne audits uit op de veiligheid van de gegevensuitwisseling.

Deze leden vragen of er ook niet-bekostigde scholen op BRON zijn aangesloten. Zo nee, zullen deze nog wel worden aangesloten op BRON, zo vragen deze leden.

Niet bekostigde scholen en instellingen in het PO, VO en BVE zijn op dit moment niet aangesloten op BRON. Er is een wetsvoorstel (Kamerstukken II 2010/11, 32 713, nr. 2) ingediend dat beoogt om een deel van het erkende VO (artikel 56 WVO-scholen) en het erkende BVE (opleidingen beroepsonderwijs op grond van artikel 1.4.1 WEB en opleidingen educatie op grond van artikel 1.4a.1 WEB) aan te sluiten op BRON. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel moeten deze niet bekostigde scholen en instellingen ook hun leerlingen in BRON gaan registeren. Dit gebeurt onder meer ten behoeve van de bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten en het aanpakken van het verschil – wat betreft de hoogte van de cijfers – tussen het schoolexamen en het centraal examen in het voortgezet onderwijs.

Deze leden vragen of er van mag worden uitgegaan dat de voorschriften over verdere gegevensuitwisseling met behulp van het BSN, zoals in dit wetsvoorstel, tevens gelden voor niet-bekostigde scholen.

De voorschriften in dit wetsvoorstel over de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens tussen scholen met gebruikmaking van het persoonsgebonden nummer, gelden niet voor het niet-bekostigde onderwijs. Op dit moment is het persoonsgebonden nummer nog niet in gebruik in het niet-bekostigde onderwijs en het onderwijskundig rapport is niet verplicht. Wel kan het niet-bekostigde onderwijs met toestemming van ouders/verzorgers te allen tijde informatie bij de vorige school van een leerling opvragen zonder gebruikmaking van het persoonsgebonden nummer.

4. Specificatie van leer- en begeleidingsgegevens

Specificatie van de gegevens (in AMvB)

De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie vragen of de regering inzage kan geven in de conceptteksten van de AMvB waarin voor het primair onderwijs (PO) en het (voortgezet) speciaal onderwijs (V)SO voorschriften worden gegeven betreffende het onderwijskundige rapport en de AMvB waarin de voor het voortgezet onderwijs (VO) en de voor de beroeps- en volwasseneneducatie (BVE) bedoelde afbakening van leer- en begeleidingsgegevens wordt gegeven.

Het is niet mogelijk nu reeds conceptteksten voor de AMvB te overleggen. Deze zijn nog in ontwikkeling. Beide Kamers zullen door middel van de zogenoemde nahangprocedure5 in de gelegenheid worden gesteld kennis te nemen van de inhoud van de AMvB.

De leden van de D66-fractie memoreren dat in de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt dat de professional van geval tot geval zal moeten beoordelen of uitwisseling van specifieke gegevens gerechtvaardigd is. De collegiale praktijk in het onderwijs, zo lezen deze leden, moet de toetsing van uitwisseling van privacygevoelige informatie verder normeren. Deze leden vragen zich af of deze praktijktoetsing niet in veel gevallen tot gevolg heeft dat er meer gegevens worden uitgewisseld dan strikt noodzakelijk is voor de vervulling van de onderwijstaak. Deze leden vragen welke stappen de regering wil ondernemen om het overmatig uitwisselen van informatie te beperken.

De oude school beoordeelt bij elke leerling welke specifieke gegevens moeten worden doorgegeven aan de nieuwe school om een soepele overstap voor die leerling mogelijk te maken. Daarbij dient de school uiteraard een aantal spelregels in het oog te houden. In de eerste plaats mogen alleen díe gegevens worden doorgegeven die noodzakelijk zijn voor het geven van onderwijs en begeleiding op de nieuwe school. Naar mijn mening mogen we erop vertrouwen dat scholen die afweging ten aanzien van de noodzakelijkheid kunnen maken. In de tweede plaats zal ik in een AMvB helder uiteen zetten welke categorieën gegevens de school – dus enkel voor zover nodig – in het overstapdossier mag opnemen. Dit biedt, samen met de Wbp, een duidelijk kader waarbinnen de school nadere keuzes kan én mag maken. In de derde plaats wijs ik u op de rechten van de betrokken ouders en leerlingen, waaronder het recht op inzage en correctie van niet ter zake doende gegevens (artikel 36 Wbp). Ik zal in de evaluatie van dit wetsvoorstel ook onderzoeken of scholen zich houden aan de gestelde kaders ten aanzien van bescherming van de privacy en de rechten van betrokkenen.

Datasets in het ELD

De leden van de SP-fractie vragen of de regering voornemens is de datasets – zoals die nu per scharnierpunt als «het standaard ELD» staan op www.lerendoorgeven.nl – in de AMvB’s op te nemen.

De datasets die als «standaard ELD» op onder meer de website lerendoorgeven.nl zijn gecommuniceerd, zijn in overleg met vertegenwoordigers uit het veld vastgesteld en worden betrokken bij de totstandkoming van de AMvB. De sets bevatten die leerling- en leergegevens die deskundigen in de huidige praktijk willen uitwisselen tussen scholen en die geschikt zijn voor gestandaardiseerde elektronische uitwisseling. Het gaat om gegevens die vallen binnen de categorieën administratieve, leer- en begeleidingsgegevens die in de AMvB zullen worden onderscheiden. Ik maak hierbij een voorbehoud ten aanzien van de gegevens over etniciteit. Zie daarvoor mijn antwoord op de vragen van deze leden over het voorkomen van onder meer geboortelandgegevens in de datasets van ELD. In de AMvB geef ik nadere richtlijnen aan de praktijk.

Deze leden vragen of de regering kan aangeven hoe groot het draagvlak onder scholen, medewerkers van zorg- en adviesteams, personeel van expertisecentra en onder ouders en leerlingen is voor deze datasets in het ELD.

Er is behoefte in het onderwijsveld aan standaardisering. De datasets worden besproken en uitgewerkt door de koepelorganisaties van de scholen en worden als zodanig ondersteund door het veld. Het sluit aan op bestaande werkwijzen in het veld en het is aan scholen in hoeverre zij daarbij hun zorg- en adviesteams betrekken. Als initiatief van en voor het onderwijsveld zelf zal het project ELD voldoende aandacht besteden aan draagvlak bij alle betrokkenen. Hierover zal in het kader van doorontwikkeling en implementatie afstemming plaatsvinden door de PO-Raad en VO-Raad met betrokken partijen inclusief scholen en ouderorganisaties.

In deze datasets komen onder meer de volgende gegevens voor: het geboorteland (code), het geboorteland van de vader en de moeder, de nationaliteit, de tweede nationaliteit, de datum van ingang van de nationaliteit, de datum van vestiging in Nederland en de verblijfstitel. Is de regering van mening dat deze gegevens over een leerling in een ELD geregistreerd mogen worden, zo vragen deze leden. Zo ja, kan de regering toelichten welk betekenis deze gegevens hebben voor het onderwijs en de begeleiding aan de leerling, zo vragen deze leden.

De door deze leden genoemde gegevens zijn aan te merken als gegevens omtrent ras in de zin van de Wbp. Het begrip ras moet, zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis van de Wbp, ruim worden opgevat en omvat ook huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming.6 Verwerking van gegevens omtrent ras is verboden tenzij wordt voldaan aan strikte voorwaarden. Volgens artikel 18, onderdeel b, Wbp moet het gaan om een verwerking die noodzakelijk is in het kader van een beleid ter vermindering van een achterstandspositie van etnische of culturele minderheidsgroepen (voorkeursbeleid), waarbij de gegevens alleen betrekking mogen hebben op het geboorteland van betrokkene, diens ouders of grootouders of andere, bij wet vastgestelde criteria. Dit laatste betekent dat er een wettelijke grondslag aanwezig moet zijn voor verwerking van andere rasgegevens dan geboortelandgegevens. Tot slot is verwerking van gegevens omtrent ras niet toegestaan wanneer betrokkene daartegen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.

Gelet op het voorgaande is het naar mijn mening niet toegestaan dat gegevens omtrent nationaliteit, datum van vestiging in Nederland of verblijfstitel tussen scholen worden uitgewisseld (al dan niet in een overstapdossier), nu daarvoor geen wettelijke grondslag aanwezig is.

Voor wat betreft geboortelandgegevens is er naar mijn mening sprake van een andere situatie. Het geboorteland van de leerling of diens ouders en, daarmee samenhangend, de taal die in de thuissituatie wordt gesproken, kan in bepaalde gevallen een verklarende factor zijn voor een taalachterstand van de leerling. Het is voor de nieuwe school, met het oog op het wegnemen of verminderen van taalachterstanden, relevant te weten welke leerlingen een taalachterstand hebben, hoe groot deze achterstand is en waardoor deze te verklaren is. In die zin kan het geboorteland van leerling of ouders een voor het leren relevant gegeven zijn, dat verwerking daarvan rechtvaardigt. Dit neemt niet weg dat ik op dit punt uiterste zorgvuldigheid wil betrachten, omdat het bij geboortelandgegevens om bijzondere persoonsgegevens gaat waarvoor in beginsel een verwerkingsverbod geldt. Ik zal daarom aan het College bescherming persoonsgegevens, in het kader van de advisering over de AMvB, specifiek de vraag voorleggen of, en zo ja onder welke voorwaarden, geboortelandgegevens mogen worden verstrekt door scholen bij de overstap van leerlingen.

Deze leden vragen of advies is ingewonnen van het CBP dan wel het College hierover op eigen initiatief advies heeft gegeven. Zo ja, hoe luidt het advies? Zo nee, is de regering bereid dit alsnog te aan het CBP te vragen, zo vragen deze leden.

Het positieve advies van het CBP over het onderhavige wetsvoorstel, en de reactie daarop, is weergegeven in paragraaf 1.7 van de memorie van toelichting. De regering zal ook de AMvB voor advies voorleggen aan het CBP. De AMvB vormt het kader waaraan niet alleen de gegevenssets van ELD, maar ook die van andere digitale systemen voor uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens, moeten voldoen. Over de specifieke gegevenssets van ELD heeft het CBP geen advies uitgebracht.

Deze leden vragen of de Onderwijsinspectie ook wordt gevraagd om een beoordeling van de datasets en of deze mogelijk overbodige en/of ongewenste items bevatten.

De nadere AMvB met de gegevens die mogen worden uitgewisseld zal, in het kader van de uitvoeringstoets, worden voorgelegd aan de Onderwijsinspectie. De omschrijving in de AMvB zal verder in afstemming met het onderwijsveld tot stand komen. Bij de evaluatie van deze wetswijziging en de uitwerking daarvan in de praktijk, zal ook aandacht zijn voor de datasets en of deze niet onnodig ruim of juist te beperkend zijn voor goed en proportioneel gebruik.

Er wordt ook gesproken van een «ELD-plus», dat datasets bevat voor speciale groepen leerlingen, aldus deze leden. Zij vragen of de regering de mening deelt dat ook deze datasets aan de afbakening, zoals die in de AMvB zal komen te staan, zullen moeten voldoen.

De regering deelt deze mening.

Gegevens met betrekking tot godsdienst en ras

De leden van de SP-fractie verwijzen naar de nota naar aanleiding van het verslag en vragen of verwerking van de gegevens omtrent iemands godsdienst wel in het ELD op scholen in het bijzonder onderwijs is toegestaan, maar niet in het openbaar onderwijs.

Gegevens omtrent godsdienst of levensovertuiging hebben naar mijn mening geen directe relevantie voor het leren van de leerling. Van de datasets die door ELD zijn ontwikkeld, maken gegevens over godsdienst en levensovertuiging ook geen deel uit. Met het oog op het beperken van de gegevensuitwisselingen tussen scholen tot het noodzakelijke, ben ik dan ook niet voornemens gegevens over godsdienst en levensovertuiging op te nemen in de AMvB over het onderwijskundig rapport en de specificatie van de leer- en begeleidingsgegevens.

Gegevens over godsdienst en ras mogen in beginsel niet worden verwerkt, tenzij het gaat om speciale begeleiding van een leerling, aldus de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen zich af waarom deze registratie noodzakelijk is voor de speciale begeleiding van een leerling. Deze leden vragen de regering praktijkvoorbeelden te geven waarin de verwerking van deze bijzondere persoonsgegevens noodzakelijk is om dit doel te dienen.

Op de verwerking van gegevens over godsdienst en ras door scholen ben ik hiervoor reeds ingegaan bij de beantwoording van vragen van de leden van de SP-fractie.

5. Rechten van ouders en kinderen bij het ELD

Toestemming

De leden van de VVD-fractie merken op dat er toestemming nodig is voor de opslag van de gegevens: eerst van de ouders en vanaf het 16e jaar van de leerling zelf. Er is echter geen enkele procedure voorgeschreven in het wetsvoorstel en de vraag is wat er gebeurt als de school een handje licht. Niets, denken deze leden, want wie komt daar achter? Scholen geven zelf aan dat er geen tijd en mogelijkheid is om te voldoen aan het toestemmingsvereiste. Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering op deze opmerkingen en vragen.

In het PO en (V)SO is geen instemmingsrecht van ouders of leerlingen aan de orde, omdat het bij het onderwijskundig rapport om een wettelijk verplichte verstrekking gaat. Dit neemt niet weg dat ouders, in het kader van de informatieplicht van scholen, actief moeten worden betrokken bij het overstapdossier. Zij moeten in de gelegenheid worden gesteld het inzage- en correctierecht uit te oefenen. Indien ouders het niet eens zijn met de inhoud van het overstapdossier geldt, evenals nu ook het geval is, dat ouders hun bezwaren kenbaar kunnen maken bij de verzendende school alvorens deze het dossier uitwisselt.

In het VO en MBO is wel sprake van instemmingsrecht. De school moet organiseren dat, op het moment dat het overstapdossier is vastgesteld, de ouders of de leerling van 16 jaar expliciet toestemming geeft voor het uitwisselen. Pas daarna mag een dossier met het persoonsgebonden nummer worden overgedragen aan de volgende school en bijvoorbeeld tijdelijk worden opgeslagen op een postkantoor. De toestemming moet op de oude school vastgelegd en in de administratie bewaard worden.7 De toestemming geldt voor het gehele dossier dat na afstemming wordt verzonden. De school kan bij bezwaar immers in gesprek gaan met de ouder of leerling. Ik ga ervan uit dat scholen tijd en mogelijkheid creëren om te voldoen aan het toestemmingsvereiste. Hiervoor zijn mijns inziens eenvoudige organisatorische en praktische oplossingen mogelijk. Het project ELD ondersteunt scholen hierbij in de kwalificatieprocedure.

In het geval geen toestemming wordt gegeven in het VO of MBO mag het dossier niet worden uitgewisseld met een andere school en dus ook niet op het postkantoor worden geplaatst. Ouders of leerlingen kunnen via de school de logfile inzien en daarmee is altijd te achterhalen wat er met een dossier is gebeurd. Verder is het aannemelijk dat ouders en leerling zullen merken wanneer de nieuwe school gegevens heeft en gebruikt, waarvoor zij geen toestemming hebben verleend. Zo nodig kan men een bezwaar indienen bij de verzendende school als toch mocht blijken dat een dossier is uitgewisseld.

De leden van de SP-fractie vragen of ouders/leerlingen enkel voor het gehele ELD toestemming kunnen geven of deze kunnen weigeren, of dat zij dit ook voor delen van het ELD kunnen doen.

Ouders en leerlingen kunnen alleen toestemming geven voor het gehele overstapdossier. Bij bezwaar van de ouder of leerling kan deze met de oude school in gesprek gaan. Mogelijk zal bij overeenstemming de school het dossier aanpassen of bepaalde gegevens op verzoek van de ouder of leerling verwijderen uit het dossier, waarna wellicht alsnog toestemming wordt gegeven.

Deze leden vragen wat de gevolgen zijn als er geen toestemming (bewust niet, vergeten of om andere redenen) wordt gegeven. Mogen de ELD-gegevens dan niet door de nieuwe school worden opgehaald, zo vragen deze leden.

Zoals eerder vermeld is bij het PO en (V)SO geen sprake van toestemmingsvereiste omdat hier sprake is van een wettelijke eis tot overdracht van het onderwijskundig rapport.

Als in het VO en MBO door de ouder/leerling geen toestemming is gegeven voor uitwisseling van het overstapdossier dan mag het dossier door de oude school niet worden overgedragen aan een andere school en ook niet op het postkantoor worden geplaatst. Voor de nieuwe school zal dan dus geen dossier beschikbaar zijn.

Expiratie

De leden van de VVD-fractie missen een regeling voor de expiratie van het

dossier. Deze leden pleiten voor tenminste een duidelijke markering, afsluiting en eventuele vernietiging van de dossiers, misschien met uitzondering van enkele zeer moeilijke – door de wet aan te geven – gevallen.

Een overstapdossier is tijdelijk van aard ten behoeve van het overdragen van relevante leer- en begeleidingsgegevens uit het systeem van de oude school naar het systeem van de nieuwe school. Bij het project ELD zal bij de start van de implementatie gekozen worden voor een beperkte periode van beschikbaarheid van een dossier op het postkantoor, waarna het dossier wordt vernietigd. Zowel de oude als de nieuwe school is zelf verantwoordelijk voor het naleven van de eisen die de Wbp stelt aan het verwerken en bewaren van persoonsgegevens. Kortheidshalve verwijs ik u verder naar mijn eerdere beantwoording van de vragen van de leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie over de bewaartermijn van gegevens en de gegevensvernietiging in het systeem.

Toegang tot en recht op inzage (van de uitwisseling) en aanpassing van gegevens

De leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie vragen of ouders de mogelijkheid hebben de dossiers te bekijken en/of te muteren.

Ja, de oude school moet ouders of leerling de mogelijkheid bieden het overstapdossier in te zien en zo nodig gebruik te maken van het correctierecht. De ouders of leerling kunnen echter niet zelf de gegevens muteren, dit is aan de oude school voorbehouden als opsteller van het overstapdossier. Hierbij verwijs ik ook naar de beantwoording van de vragen van de SP-fractie over de werkwijze van de overstapvoorziening, de VVD-fractie over toestemming en van de SP-fractie over toestemming voor delen van het dossier.

Deze leden vragen voorts wie er verder toegang tot het ELD hebben.

Er hebben geen anderen toegang tot het overstapdossier, dan de geautoriseerde medewerker(s) van de verzendende en ontvangende school en de ouders of leerling zelf via de school.

De leden van de SP-fractie vragen of ouders/leerlingen de ELD-gegevens ook kunnen corrigeren. Hoe gaat dat in z’n werk, zo vragen deze leden.

In zijn algemeenheid geldt, dat op grond van artikel 36 Wbp de leerling of de ouder om correctie van gegevens kan verzoeken indien deze gegevens feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking, onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Door de leerling of de ouder moet worden aangegeven wat naar zijn of haar idee moet worden gewijzigd. Het recht op correctie is niet bedoeld om persoonsgegevens bestaande uit professionele indrukken, meningen en conclusies voor zover ter zake dienend en waarmee betrokkene het niet eens is, te corrigeren. Wel mag worden verwacht dat het schriftelijk commentaar van de betrokkene wordt toegevoegd aan het dossier.

Het correctierecht is aan de orde als het overstapdossier door de oude school wordt opgesteld en voorafgaand aan uitwisseling met de ouders of de leerling wordt besproken. In het PO wordt bijvoorbeeld het onderwijskundig rapport in een persoonlijk gesprek door de groepsleerkracht van groep 8 met de ouders besproken. Ouders of leerling kunnen aangeven het met de inhoud van het overstapdossier niet eens te zijn, waarna de oude school hierover in gesprek kan gaan. Op basis van dit overleg kan de school overwegen het onderwijskundig rapport in het PO of het overstapdossier in het VO of MBO bij te stellen. Mochten de ouders en de school geen overeenstemming bereiken dan kunnen de ouders een klacht indienen bij de oude school. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de ouders of leerling een klacht indienen bij het CBP. Als uiterste kunnen ouders of leerling naar de rechter stappen. Bij de overgang in het VO en MBO kunnen de ouders of leerling ook hun toestemming onthouden voor overdracht van het gehele dossier.

Deze leden vragen of de regering over gegevens beschikt over hoe vaak correctie respectievelijk afscherming van gegevens door ouders/leerlingen wordt gevraagd.

Mij zijn geen gegevens bekend over hoe vaak correctie, respectievelijk afscherming van gegevens door ouders/leerlingen in de huidige situatie wordt gevraagd. Daarbij merk ik wellicht ten overvloede op dat het nieuwe uitwisselingsproces nog niet plaatsvindt.

De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven of het voor ouders/leerlingen mogelijk is om in te zien met wie gegevens zijn uitgewisseld en zo ja, welke gegevens zijn uitgewisseld.

Alle verrichte handelingen rondom het uitwisselen en inzien van het overstapdossier, ook als het op het postkantoor staat, worden geregistreerd en in een logfile vastgelegd. Het overstapdossier kan worden ingezien via de oude school. De ouder dient in dat geval de geautoriseerde medewerker van de school te vragen om het overstapdossier of de logfile in te mogen zien via het schoolsysteem.

Verzet tegen verwerking en uitwisseling van gegevens

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel verzet er is tegen verwerking van leer- en begeleidingsgegevens in een ELD.

Er zijn geen signalen bekend van verzet tegen verwerking van gegevens. Het project ELD streeft ernaar een transparante en veilige uitwisseling van gegevens te organiseren, met duidelijkheid voor alle betrokkenen. Scholen staan positief tegenover het project. Bij de verdere uitwerking zullen door de PO-Raad en de VO-Raad ook de ouder- en leerlingenorganisaties worden betrokken.

Deze leden vragen de regering toe te lichten waar ouders of leerlingen met eventuele problemen, bezwaren en/of klachten met betrekking tot het ELD terecht kunnen.

Ouders of leerlingen kunnen in eerste instantie bezwaar maken bij de school zelf. De school kan bij klachten of bezwaren ten aanzien van de uitwisseling via overdrachtsvoorzieningen de betreffende voorziening aanspreken of aansprakelijk stellen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de ouders of leerling een klacht indienen bij het CBP. Als uiterste kunnen ouders of leerling naar de rechter stappen.

Deze leden vragen voorts hoe de communicatie over het ELD plaatsvindt.

De communicatie over project ELD richting scholen gebeurt door de PO-Raad en de VO-Raad. De communicatie aan ouders of leerling vindt primair plaats vanuit de oude school. De school wordt hierin bijgestaan door een implementatiehandleiding. Ook wordt tijdens het kwalificatieproces de oude school geholpen met onder andere voorbeeldbrieven voor ouders of leerlingen. Tenslotte bestaat uiteraard de mogelijkheid om de website van het project ELD te bezoeken.

Deze leden vragen welke rol het ministerie van OCW daarin vervult.

Vooralsnog wordt er rond het ELD geen communicatietraject voorzien vanuit het ministerie van OCW, want het project ELD wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de PO-Raad en VO-Raad. Het is aan het onderwijsveld zelf om betrokkenen adequaat te informeren.

In de nota naar aanleiding van het verslag worden een aantal categorieën genoemd van informatie die verwerkt en uitgewisseld kan worden. Een leerling zou terechte bezwaren kunnen hebben tegen het uitwisselen van bepaalde gegevens, bijvoorbeeld wanneer deze betrekking hebben op «algemene leerling-kenmerken» of «gezondheidskenmerken», aldus de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen de regering welke stappen een leerling kan nemen wanneer er een uitwisseling van gegevens kan plaatsvinden die hij/zij partieel onwenselijk acht, bijvoorbeeld op het terrein van gezondheidskenmerken.

In de beantwoording van de vragen hierboven van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de SP-fractie over het inzage- en correctierecht en het verlenen van toestemming voor overdracht, is uitgebreid ingegaan op de stappen die ouders en leerlingen kunnen ondernemen en de gevolgen als geen toestemming wordt gegeven om (bepaalde) gegevens uit te wisselen.

Hieraan wil ik bij de beantwoording van deze vraag nog graag nog het volgende toevoegen.

Artikel 16 Wbp verbiedt het verwerken van bijzondere gegevens zoals gezondheidsgegevens, tenzij die verwerking gebaseerd kan worden op de artikelen 17 e.v. Wbp. Artikel 21, eerste lid, onderdeel b, Wbp bevat voor scholen de wettelijke basis om gezondheidsgegevens te verwerken, voor zover dat noodzakelijk is met het oog op de speciale begeleiding van leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen die direct relatie hebben met de gezondheidstoestand van de leerling. Dit betekent dat per leerling bekeken moet worden of deze gegevens noodzakelijk zijn voor het geven of kunnen volgen van onderwijs. Het gaat om een professionele afweging van de oude school. Dit betekent bovendien dat niet van alle leerlingen gezondheidsgegevens verwerkt mogen worden.

Deze leden vragen of de regering het met deze leden eens is dat een leerling of zijn wettelijk vertegenwoordiger andere belangen kunnen hebben bij het al dan niet uitwisselen van specifieke gegevens dan de betrokken onderwijsinstellingen. Deze leden vragen of het voor een leerling of zijn wettelijk vertegenwoordigers mogelijk is zich te verzetten tegen een gedeelte van de gegevensuitwisseling.

De uitwisseling van gegevens van een leerling van de oude school aan de nieuwe school van de leerling, heeft tot doel om de leerling op de nieuwe school goed te kunnen plaatsen en direct vanaf het begin optimaal onderwijs te kunnen bieden, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke leer- en begeleidingsbehoeften van de leerling. De professionals op de oude school van de leerling bepalen wat er, gelet op dat doel, voor de leerling in het dossier wordt opgenomen. De ouders of de leerling kunnen eigen overwegingen hebben om het daar op onderdelen niet mee eens te zijn. Bij voorbeeld omdat men vindt dat de leerling een nieuwe start moet kunnen maken. De ouders of de leerling kunnen hierover met de oude school in gesprek gaan. Verder verwijs ik u naar mijn eerdere beantwoording op de vragen van de VVD-fractie, de PvdA-fractie en de SP-fractie over inzage- en correctierecht en het verlenen van toestemming voor uitwisseling.

6. Uitvoerbaarheid

Beveiliging van gegevens

De leden van de CDA-fractie vragen of op het niveau van de individuele school, waar gegevens daadwerkelijk verwerkt worden, een beveiligingsniveau «vergelijkbaar met betalingsverkeer» valt te realiseren. Zijn veel lokale schoolorganisaties daarvoor niet te klein, en niet opgeleid en toegerust, zo vragen deze leden zich af.

De beveiliging van gegevens in het eigen administratiesysteem en het netwerk is de verantwoordelijkheid van scholen zelf, daarin treedt met dit wetsvoorstel geen verandering op.Ik verwijs u hierbij ook naar de beantwoording van de regering aan de Tweede Kamer op vragen van de leden Biskop en Jan de Vries.8 Dit wetsvoorstel gaat over de uitwisseling van gegevens tussen scholen, waarvoor scholen eveneens zelf verantwoordelijk zijn. In het kader van het ELD-project worden voorzieningen getroffen voor beveiligde overdracht tussen de betrokken partijen. Deze doen niet onder voor de beveiligingseisen die gelden voor de uitwisseling met BRON waarmee de scholen al vertrouwd zijn.

Wat betreft de verantwoordelijkheid van de onderwijsprofessionals, vragen deze leden hoe de regering in het kader van deze wet het gegeven beoordeelt dat professionals in het onderwijs, in tegenstelling tot bijvoorbeeld medici, geen aan het beroep verbonden geheimhoudingsplicht hebben.

Onderwijsprofessionals hebben inderdaad geen specifieke, aan het beroep verbonden, geheimhoudingsplicht. In artikel 12, tweede lid, Wbp is wel een algemene geheimhoudingsplicht neergelegd voor ieder die handelt onder het gezag van de verantwoordelijke, waarbij deze geheimhoudingsplicht wordt doorbroken wanneer de taak van betrokkene, of een wettelijke plicht, daartoe noodzaakt. Deze bepaling geldt ook voor onderwijsprofessionals die, onder het gezag van het bevoegd gezag van de school, persoonsgegevens van leerlingen verwerken. De overstap van een leerling naar een andere school is een situatie die een doorbreking van bedoelde geheimhoudingsplicht rechtvaardigt, maar dit neemt niet weg dat de informatie die aan de ontvangende school wordt verstrekt wel ter zake dienend, niet bovenmatig en actueel moet zijn.

De leden van de SP-fractie vragen zich af wie er verantwoordelijk is voor het correcte ophalen van de gegevens. Dit gebeurt immers door de nieuwe school aan de hand van het van de leerling gekregen BSN, aldus deze leden.

De nieuwe school wordt gekwalificeerd voordat zij toegang krijgt tot het landelijk postkantoor. Onderdeel van de kwalificatie is het toekennen van autorisatie aan de medewerkers op de betreffende school. De nieuwe school krijgt van de ouder/leerling zelf het persoonsgebonden nummer ten behoeve van de inschrijving. Dit gegeven wordt vervolgens gebruikt als sleutel voor de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens.

Deze leden vragen of de school verplicht is tot verificatie van het BSN. Voorts vragen deze leden hoe dat gebeurt bij leerlingen die jonger zij dan 14 jaar, die niet verplicht zijn een identiteitsbewijs bij zich te dragen.

De verificatie van het persoonsgebonden nummer gebeurt ook in de bestaande situatie als een leerling zich aanmeldt op de nieuwe school. De school verzoekt dan om één van de volgende documenten waarin (onder meer) het BSN van de leerling is opgenomen: een door de overheid verstrekt document of een door een andere school verstrekt bewijs van uitschrijving (artikelen 2 Leerplichtwet 1969, 40b WPO, 42a WEC, 27b WVO en 8.1.1a WEB). Bij de hier bedoelde, door de overheid verstrekte, documenten kan worden gedacht aan de brief met onder meer het BSN die ouders van de gemeente ontvangen na inschrijving van het kind in de gemeentelijke basisadministratie9, de brief met onder meer het sociaal-fiscaal nummer die ouders tot enige jaren geleden van de Belastingsdienst ontvingen, een afschrift van de persoonslijst uit de gemeentelijke basisadministratie of een reisdocument dat is uitgegeven op grond van de Paspoortwet (paspoort of identiteitskaart).

Deze leden vragen hoe de aansprakelijkheid is geregeld bij verlies, inbraak, diefstal of misbruik van de bewaarde of doorgegeven ELD-gegevens.

Ouders of leerlingen kunnen in alle gevallen bij verlies, diefstal of misbruik van persoonsgegevens de school aansprakelijk stellen. Indien dit plaatsvindt op de overdrachtsvoorzieningen of tijdens het transport van een dossier van en naar een school, dan kan de school vervolgens de betreffende beheerder aansprakelijk stellen voor het niet goed beheren van de aangeleverde persoonsgegevens. De betreffende beheerder fungeert als gegevensbewerker voor de scholen en daartoe wordt een bewerkerovereenkomst gesloten met deelnemende scholen conform artikel 14, tweede lid, Wbp. Daarin worden afspraken gemaakt over de uit te voeren bewerkingen en de beveiliging van beschikbaar gestelde persoonsgegevens.

Toezicht

De Onderwijsinspectie wordt belast met het toezicht op de naleving van de standaarden die in verband met de privacybescherming zijn geformuleerd, aldus de leden van de CDA-fractie. Deze leden en de leden van de PvdA-fractie vragen of de Onderwijsinspectie voor deze taak is toegerust.

Dit valt onder de reguliere toezichtsrol en de Onderwijsinspectie is hiervoor toegerust. Hieronder zal ik bij de vraag van de leden van de SP-fractie nader ingaan op waar de Onderwijsinspectie en CBP op toezien.

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten waarop het CBP en waarop de Onderwijsinspectie toeziet, met betrekking tot de uitwisseling tussen scholen van leer- en begeleidingsgegevens, gekoppeld aan een BSN.

Primaire insteek bij het toezicht door de Onderwijsinspectie is de kwaliteit van het onderwijs en de naleving van onderwijswet- en regelgeving. Een deel van onderwijswet- en regelgeving is specifiek gericht op privacybescherming van de leerling en valt daarmee onder het toezichtdomein van de Onderwijsinspectie.

Uit doelmatigheidsoverwegingen wordt het inspectietoezicht ingericht op basis van risicoanalyses. Deze analyses worden op zich weer gevoed met informatie en signalen uit de praktijk. Te denken valt aan signalen van verontruste ouders of leerlingen, verontruste leraren, onderwijsinspecteurs die op de scholen signalen krijgen bij hun inspectiewerkzaamheden, instellingsaccountants die bij hun controletaken onregelmatigheden tegenkomen en dit bij hun – al dan niet goedkeurende – verklaring naar aanleiding van hun controles, melden.

Het toezicht door de onderwijsinspectie is ook «proportioneel» in de zin dat het rekening houdt met de maatregelen voor de waarborging van privacy die binnen de sector zelf al worden genomen. De scholen zijn primair verantwoordelijk voor het zorgvuldig omgaan met de privacy van de leerlingen. De scholen worden geacht adequate maatregelen te treffen rond de leerlinggegevens die ze beheren, gericht op die privacybescherming.

Ook de instellingsaccountants spelen een rol bij de bewaking op het naleven van de privacywet- en regelgeving. De uit te wisselen leer- en begeleidingsgegevens worden opgenomen in het overstapdossier. De kwaliteit van het dossier is de verantwoordelijkheid van de school. De accountant van elke onderwijsinstelling heeft van oudsher tot taak vast te stellen of de administratie voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daartoe behoort ook de naleving van de wettelijke voorschriften, en dus ook voorschriften over vorming en bijhouding van dossiers. De instellingsaccountant controleert niet op het niveau van individuele dossiers. Hij toetst of de geldende regelgeving bekend is en wordt nageleefd en of, indien van toepassing, de voorgeschreven regels actueel en accuraat zijn, zoals beveiligingsvoorschriften en het betreffende deel van de administratieve organisatie. Als dat nodig is zal de instellingsaccountant daarover een opmerking plaatsen. De inspectie ziet erop toe dat instellingsaccountants hun controles verrichten conform het voorgeschreven protocol.

Het CBP houdt specifiek toezicht op de verwerking van persoonsgegevens in de samenleving. Omdat het CBP dit voor heel Nederland doet, gebeurt het sterk risicogericht, onder meer op basis van signalen van burgers. In dit kader verwijs ik u ook naar de Beleidsregels handhaving10 van het CBP. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het CBP zijn toezichthoudende taken uitoefent. Het CBP geeft in de Beleidsregels aan dat het prioriteit geeft aan zaken waarbij het een vermoeden heeft van ernstige, structurele overtredingen die veel mensen treffen en waarbij het CBP door de inzet van handhavingsinstrumenten effectief verschil kan maken en aan zaken die vallen binnen de (jaarlijkse) aandachtspunten die door het CBP bekend zijn gemaakt. Waar het CBP – op basis dus van een eigen risicoanalyse – het toezicht daadwerkelijk uitoefent, zal het CBP daarbij zo veel als mogelijk gebruik maken van mogelijke resultaten van het toezicht door andere toezichthouders. Daarmee is de eventuele relatie voor wat betreft het toezicht op de privacywetgeving tussen het CBP en de Onderwijsinspectie gekarakteriseerd.

Deze leden vragen of er intussen van het CBP een reactie is ontvangen op de vraag of zij de controle nog met de huidige formatie kan uitvoeren.

Het College heeft aangegeven dat het wetsvoorstel, vanuit bovengenoemd risicogericht toezicht door het CBP, geen gevolgen heeft voor de formatie.11 Het College maakt, op basis van de aanwezige formatie, een eigen risicoanalyse en prioritering, jaarlijks een planning van de te verrichten onderzoeken. Controles bij scholen of onderzoek in het onderwijsveld kunnen hiertoe (blijven) behoren.

7. Tot slot

Naleving

De informatieplicht van basisscholen om ouders te informeren over het onderwijskundig rapport bleek voor een groot deel niet te worden nageleefd, aldus de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen hoe dit door de regering verbeterd wordt.

Onderzoek van TNS Nipo toont dat 95% van de onderwijsinstellingen van mening is dat de informatieplicht van toepassing is op hun organisatie; 91% vindt de informatieplicht (zeer) belangrijk.12 In algemene zin is de wil om de informatieplicht na te leven bij de onderwijsinstellingen dus aanwezig. Uit onderzoek van het CBP bij 20 basisscholen bleek dat alle bezochte basisscholen verklaarden de ouders over het onderwijskundig rapport te informeren. Wel bleek dat de helft van deze onderzochte scholen niet in hun leerlingdossiers bijhoudt of aan deze informatieplicht is voldaan.13 Daarom heeft het CBP in 2009 de basisscholen in een Richtsnoer met als titel «Informatieplicht basisscholen m.b.t. het onderwijskundig rapport» onder de aandacht gebracht dat basisscholen een actieve invulling dienen te geven aan de informatieplicht, en dat de naleving van de informatieplicht uit het leerlingdossier dient te blijken. Naar aanleiding hiervan heeft mijn ministerie alle basisscholen in augustus 2009 via de Nieuwsbrief Primair Onderwijs gewezen op de rechten van ouders en het belang van goede naleving van de informatieplicht. Mocht hiervoor in de toekomst concrete aanleiding zijn, dan zal ik de scholen opnieuw actief op hun plichten betreffende het onderwijskundig rapport wijzen.

Evaluatie

De leden van de SP-fractie memoreren dat bij amendement in het wetsvoorstel is opgenomen dat er binnen drie jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel aan de Staten-Generaal een verslag wordt gedaan over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Deze leden vragen de regering toe te lichten welke instantie(s) dit evaluatieverslag zal/zullen gaan maken.

Op dit moment kan ik nog niet aangeven welke instantie(s) de evaluatie van de wetswijziging en de uitwerking daarvan in de praktijk, specifiek ten aanzien van de omgang met privacygevoelige informatie, concreet zal uitvoeren.

Hiervoor zal te zijner tijd een betrouwbare en onafhankelijke partij via de daarvoor geldende (aanbesteding)regels worden gezocht.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Bijlage 2 bij de brief van 29 april 2011, blz. 9–10 (nog niet gepubliceerd).

X Noot
2

Kamerstukken I 2010/11, 31 051, D.

X Noot
3

NEN-ISO/IEC 27002:2007 nl.

X Noot
4

Bijvoorbeeld artikel 23, achtste lid, WPO, dat een bewaartermijn van 3 jaar bevat voor beslissingen en adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg.

X Noot
5

Zie hiervoor de artikelen 42 WPO, 43 WEC, 103b WVO, 2.3.6a en 2.5.5a WEB, zoals deze artikelen komen te luiden door dit wetsvoorstel.

X Noot
6

Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 104.

X Noot
7

Zie de artikelen 103b, zevende lid, WVO, 2.3.6a, zevende lid, en 2.5.5a, negende lid, WEB, zoals deze artikelen komen te luiden door dit wetsvoorstel.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nr. 2454.

X Noot
9

Op grond van artikel 8 Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

X Noot
10

De Beleidsregels handhaving door het CBP (Stcrt. 2011, 1916) zijn op 1 februari 2011 in werking getreden.

X Noot
11

Kamerstukken II 2010/11, 32 176, nr. 15.

X Noot
12

TNS NIPO Consult, De naleving en de beleving van de informatieplicht onder organisaties in Nederland, februari 2006.

X Noot
13

College bescherming persoonsgegevens, Bevindingen onderzoek informatieplicht (http://www.cbpweb.nl/Pages/med_20090609_basisscholen.aspx).

Naar boven