32 140 Herziening Belastingstelsel

Nr. 158 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 juni 2023

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 23 februari 2023 over de aanpassing percentage belastingrente Vpb en bronbelasting (Kamerstuk 32 140, nr. 148).

De vragen en opmerkingen zijn op 28 maart 2023 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 26 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Inleiding

Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, de beantwoording van een schriftelijk overleg inzake de aanpassing van het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb) en de bronbelasting (Kamerstuk 32 140, nr. 148).

Aan uw Kamer is eerder aangegeven dat het percentage belastingrente voor de Vpb en bronbelasting vanaf 1 maart 2023 is bevroren op 8%. Als dit niet was gebeurd, was dat percentage vanaf dat moment gestegen naar 10,5%. Het percentage is bevroren op 8% vanwege het voornemen om tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2023 te bekijken of er budgettaire ruimte bestaat om de percentages belasting- en invorderingsrente (bir) aan te passing. Het doel van een aanpassing is het verkleinen van de verschillen in de huidige systematiek. Daarbij gaat het zowel om het verkleinen van de verschillen tussen de percentages belastingrente als om het verkleinen van het verschil tussen het percentage belastingrente en het percentage invorderingsrente.

Over de hele linie was het doel daarnaast om de rentestijging naar aanleiding van de stijging van de ECB-rente te beperken.1 Aan dit voornemen is inmiddels uitvoering gegeven. Besloten is de percentages bir aan te passen, maar de precieze manier waarop is nog onderwerp van onderzoek. Er worden meerdere scenario’s onderzocht en tegelijkertijd zijn er diverse beperkingen, zowel in het IV-portfolio als in de budgettaire behandeling van de bir binnen de begrotingssystematiek. Momenteel wordt onderzocht welk scenario beleidsmatig het meest wenselijk is. Uiteraard worden alle mogelijke scenario’s ook onderworpen aan een Uitvoeringstoets, zodat wordt gewaarborgd dat het nieuwe systeem ook goed uitvoerbaar is. Over de uitkomsten wordt uw Kamer na de zomer geïnformeerd. De bevriezing van het percentage belastingrente voor de Vpb en bronbelasting blijft bestaan tot een nieuw scenario kan worden doorgevoerd. Naar verwachting is dat per 1 januari 2024.

Per 1 juli stijgt het percentage belastingrente voor de overige belastingmiddelen2 ingevolge de wettelijke systematiek van 4% naar 6%. Naast dat deze stijging voortvloeit uit de wettelijke systematiek, past deze stijging ook bij het doel om de verschillen tussen de percentages te verminderen. Volgens de wettelijke systematiek werkt deze stijging echter ook door naar de rente die voor terugvorderingen toeslagen wordt gerekend voor de periode tussen 1 juli na afloop van het berekeningsjaar tot het moment van de beschikking tot definitieve vaststelling. Deze stijging vindt het kabinet onwenselijk voor de doelgroep van Toeslagen. Daarom zal een wetsvoorstel bij uw Kamer worden ingediend met het voorstel de wettelijke koppeling tussen de rente bij Toeslagen en de belastingrente voor overige belastingmiddelen met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 te laten vervallen, zodat de rente over terugvorderingen al per 1 juli 2023 op 4% gehandhaafd kan blijven.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

De leden van de fracties van de VVD, D66, de SP, de PvdA en GroenLinks vragen wat de overwegingen waren die tot het besluit hebben geleid om de belastingrente op 8 procent te houden in plaats van deze volgens de geldende systematiek te laten stijgen naar 10,5 procent. Voorts vragen de leden van de fractie van het CDA wat het nieuwe belastingrentebeleid is wat ik voor ogen heb.

Zoals aangegeven in de brief van 23 februari 2023 (Kamerstuk 32 140, nr. 148) was ik voornemens om tijdens de integrale voorjaarsbesluitvorming 2023 de percentages van de belasting- en invorderingsrente opnieuw te bekijken. Het doel hiervan was het verkleinen van de verschillen in de huidige systematiek, zowel tussen de verschillende belastingrentepercentages als tussen het percentage belastingrente en het percentage invorderingsrente. De inzet is om deze percentages meer naar elkaar toe te laten tenderen.

Over de hele linie was het doel tevens het beperken van de rentestijging naar aanleiding van de stijging van de herfinancieringsrente die door de Europese Centrale Bank (ECB) is vastgesteld voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie (ECB-rente).3 Ik vond het niet opportuun om het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting (Vpb) en de bronbelasting vlak voor deze herbeoordeling te laten stijgen van 8 procent naar 10,5 procent. Dit is waarom ik in de genoemde brief heb aangekondigd om de stijging niet te laten plaatsvinden en het rentepercentage voor de Vpb en de bronbelasting te bevriezen op 8 procent met ingang van 1 maart 2023 (het moment waarop ingevolge de wettelijke systematiek de voornoemde renteverhoging zou zijn ingegaan), in ieder geval totdat bij de voorjaarsbesluitvorming eventueel anders werd besloten.

Aan het voornemen om de percentages belasting- en invorderingsrente opnieuw te bekijken tijdens de integrale voorjaarsbesluitvorming 2023 is inmiddels uitvoering gegeven. Besloten is de percentages belasting- en invorderingsrente aan te passen, maar de precieze manier waarop is nog onderwerp van onderzoek. Er zijn meerdere opties om te onderzoeken en tegelijkertijd zijn er diverse beperkingen, zowel in het IV-portfolio van de Belastingdienst als in de budgettaire behandeling van de belasting- en invorderingsrente binnen de begrotingssystematiek. Momenteel wordt onderzocht welk scenario beleidsmatig het meest wenselijk is. Verdere besluitvorming hangt samen met de belangen van belastingplichtigen, belastingschuldigen (die invorderingsrente zijn verschuldigd) en toeslaggerechtigden die met (invorderings)rente te maken krijgen, en de belangen van de staat. Uiteraard worden alle mogelijke scenario’s onderworpen aan een Uitvoeringstoets, zodat wordt gewaarborgd dat het nieuwe systeem ook goed uitvoerbaar is. Over de uitkomsten wordt uw Kamer uiteraard geïnformeerd, nog dit jaar.

De bevriezing van het percentage belastingrente voor de Vpb en bronbelasting blijft bestaan tot een nieuw scenario kan worden doorgevoerd. Naar verwachting is dat per 1 januari 2024 het geval.

Ten aanzien van het belastingrentepercentage voor de inkomstenbelasting, erfbelasting, loonbelasting, dividendbelasting, bronbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting, belasting van personenauto’s en motorrijwielen, accijns, verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en een in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belasting (hierna: overige belastingmiddelen) geldt dat deze ingevolge de wettelijke systematiek op 1 juli 2023 stijgt van 4 procent naar 6 procent.4 Deze stijging zal wel doorgang vinden. Naast dat deze stijging voortvloeit uit de wettelijke systematiek, past deze stijging ook in het beeld wat betreft het doel om de verschillen tussen de percentages te verminderen. Ten aanzien van deze stijging is het dan ook niet nodig de integrale aanpassing van alle percentages belasting- en invorderingsrente af te wachten.

Volgens de wettelijke systematiek werkt deze stijging echter ook door naar de rente die voor terugvorderingen toeslagen wordt gerekend voor de periode tussen 1 juli na afloop van het berekeningsjaar tot het moment van de beschikking tot definitieve vaststelling. Deze stijging vindt het kabinet onwenselijk voor de doelgroep van Toeslagen. Daarom zal een wetsvoorstel bij uw Kamer worden ingediend met het voorstel de wettelijke koppeling tussen de rente bij Toeslagen en de belastingrente voor overige belastingmiddelen met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023 te laten vervallen, zodat de rente over terugvorderingen al per 1 juli 2023 op 4% gehandhaafd kan blijven.

Ten aanzien van de in rekening te brengen invorderingsrente geldt dat die op 23 maart 2020 is verlaagd van 4 procent (het percentage wat op dat moment gold, op basis van de wettelijke systematiek) naar 0,01 procent ten gevolge van de tijdelijke COVID-regelgeving. Vanaf 30 juni 2022 wordt het percentage van de in rekening te brengen invorderingsrente stapsgewijs verhoogd. Op dit moment bedraagt het percentage 2 procent, per 1 juli 2023 komt het 3 procent te bedragen en per 1 januari 2024 zal het weer aansluiten bij het percentage belastingrente dat geldt voor de overige belastingmiddelen, zoals ook voorafgaand aan COVID het geval was.5 Het percentage te vergoeden invorderingsrente is niet tijdelijk verlaagd ten gevolge van COVID. Ook dit percentage stijgt ingevolge de wettelijke systematiek op 1 juli 2023 van 4 procent naar 6 procent.6 De systematiek wat betreft het percentage voor overige belastingmiddelen en de invorderingsrente wordt in antwoord op de volgende vraag verder toegelicht.

De leden van de fracties van de VVD, D66, de PVV en GroenLinks vragen om een toelichting op het onderscheid tussen een percentage voor de Vpb en bronbelasting, en een percentage voor de overige belastingmiddelen waarvoor belastingrente van toepassing kan zijn. Ook vragen zij wat de ratio is achter de automatische vermeerdering van het ECB-rentepercentage met 8-procentpunt, en of dit niet tot een lager belastingrentepercentage zou moeten leiden bij een negatief vastgestelde ECB-rente.

De leden van de fracties van D66 en de PvdA vragen naar de systematiek van belastingrente voor burgers. Meer specifiek vragen zij of deze belastingrente eenzelfde soort koppelingsmechanisme kent, en of die dan ook verhoogd zou moeten worden.

In de belastingrente wordt gewerkt met twee rentepercentages. Voor de Vpb en de bronbelasting (en binnenkort ook voor de solidariteitsbijdrage7, kortheidshalve verder niet meer genoemd) geldt een ander percentage dan voor de overige belastingmiddelen en de invorderingsrente.8 Voor de volledigheid merk ik op dat ik voornemens ben om ook het belastingrentepercentage voor de minimumbelasting te laten aansluiten bij het rentepercentage dat geldt voor de Vpb en de bronbelasting.9 Het wetsvoorstel waarmee de minimumbelasting in Nederland wordt geïmplementeerd is op 31 mei jl. bij uw Kamer ingediend, met een beoogde inwerkingtredingsdatum van 31 december 2023.10

Het percentage belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting is gelijk aan de wettelijke rente voor handelstransacties11. Deze wettelijke handelsrente is gelijk aan de ECB-rente, vermeerderd met 8-procentpunt.12 Het percentage kan ieder half jaar worden gewijzigd. Voor de belastingrente geldt verder ook een wettelijke ondergrens van 8 procent (terwijl voor de wettelijke handelsrente dus alleen een opslag van 8-procentpunt geldt).13 Hierdoor bedraagt het percentage belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting ten minste 8 procent, ook indien de ECB-rente negatief zou worden vastgesteld. Overigens is de ECB-rente nooit lager geweest dan 0 procent,14 waardoor ook de wettelijke handelsrente nooit lager dan 8 procent is geweest.

De marge van 8-procentpunt bovenop de ECB-rente bij de wettelijke handelsrente is ingevoerd ter implementatie van een richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.15 Het percentage van de basisherfinancieringsrente wordt op grond van deze richtlijn verhoogd met een marge van ten minste acht procentpunten.16

De verhoging van deze rente, die aanzienlijk hoger is dan de hieronder toegelichte wettelijke rente voor niet-handelstransacties, is bedoeld als extra financiële prikkel om te late betalingen tegen te gaan.

Het percentage belastingrente voor de overige belastingmiddelen en de invorderingsrente is gelijk aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties.17 Ook deze wettelijke rente is gelijk aan de ECB-rente, maar dan vermeerderd met 2,25-procentpunt.18Die ophoging is noodzakelijk om te voorkomen dat de wettelijke rente lager zou kunnen uitvallen dan de rente die banken gemiddeld in rekening brengen voor voorschotten die, anders dan tegen effecten, in rekening-courant zijn opgenomen, eventueel vermeerderd met een extra rente-opslag.19 Ook voor dit percentage geldt een wettelijke ondergrens, niet van 8 procent (zoals bij de Vpb en bronbelasting) maar van 4 procent.20 Dit betekent dat de «belastingrente voor burgers», zoals de leden van de fracties van D66 en de PvdA dit noemen, ook een koppelingsmechanisme kent. Echter valt het belastingrentepercentage daar lager uit door de vermeerdering met 2,25-procentpunt in plaats van met 8-procentpunt.

Het hanteren van een hoger rentepercentage voor de Vpb en bronbelasting (die ondernemers treft) dan voor andere belastingplichtigen sluit aan bij de gedachte achter de wettelijke rente, namelijk dat in het handelsverkeer een hoger rentepercentage geldt dan in het niet-handelsverkeer.21 In de jurisprudentie is inmiddels bepaald dat voor het ontstane verschil tussen de percentages van vier en acht procent (de wettelijke ondergrenzen) een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. In het handelsverkeer is het rentepercentage immers ook hoger dan in het niet-handelsverkeer en de wetgever is binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid gebleven.22 Voor de betaling en vergoeding van belastingrente werden tot 1 maart 2023 overigens dezelfde percentages gehanteerd.23 Zoals eerder opgemerkt is de inzet van een mogelijke aanpassing van de percentages belasting- en invorderingsrente om de verschillen in de huidige systematiek te verkleinen, zowel tussen de verschillende belastingrentepercentages als tussen het percentage belastingrente en het percentage invorderingsrente. Het kabinet acht het wenselijk om deze percentages meer naar elkaar toe te laten tenderen.

De leden van de fractie van de VVD vragen tevens hoe het door Nederland gehanteerde percentage zich tot door andere EU-lidstaten gehanteerde percentages verhoudt, ook in het kader van het vestigingsklimaat.

Het percentage dat door andere EU-lidstaten voor belasting- en invorderingsrente wordt gehanteerd is lastig te vergelijken met het percentage dat in Nederland geldt. Dit omdat een percentage op zichzelf bezien niet zoveel zegt over het geldende regime ten aanzien van het bestrijden van aangifte- of betalingsverzuimen. Sommige EU-lidstaten hanteren bijvoorbeeld een (aanmerkelijk) lagere belastingrente dan Nederland, maar leggen sneller (en soms ook hogere) verzuimboetes op in geval van aangifte- of betalingsverzuimen. Ook is het relevant over welke periode belasting- en invorderingsrente wordt gerekend. Zo kan het voorkomen dat een nominaal lagere rente die wordt gerekend over een langere periode, uiteindelijk leidt tot een hoger te betalen bedrag aan belasting- of invorderingsrente. Ook ten aanzien van de uitwerking van de hoogte van de belasting- en invorderingsrente op het Nederlandse vestigingsklimaat kan niet in zijn algemeenheid een antwoord worden gegeven.

De leden van de fractie van de VVD vragen of het percentage hetzelfde is voor de twee verzuimsituaties, en om een toelichting indien dit niet het geval is.

Ik ga er bij de beantwoording van deze vraag vanuit dat deze leden doelen op het verschil tussen het percentage voor de belastingrente en dat voor de invorderingsrente. Belastingrente en invorderingsrente zien immers op verschillende verzuimsituaties. Zoals aangegeven in mijn brief van 23 februari 2023 komt de regeling van de belasting- en invorderingsrente er in grote lijnen op neer dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het vaststellen van een belastingaanslag met een door de belastingplichtige (of inhoudingsplichtige) te betalen bedrag, door toedoen van die belastingplichtige te lang op zich laat wachten (verzuim van de belastingplichtige). De inspecteur vergoedt belastingrente als hij er te lang over doet een belastingaanslag met een uit te betalen bedrag vast te stellen (verzuim van de inspecteur). Invorderingsrente daarentegen wordt berekend op het moment dat een belastingschuld of -vordering reeds is geformaliseerd in een aanslag, maar dat betaling daarvan (door ofwel de belastingschuldige ofwel de Belastingdienst) op zich laat wachten. Kort gezegd is er dan sprake van rente in verband met een te late betaling.24

Het percentage invorderingsrente is onder de huidige wettelijke systematiek gelijk aan het percentage belastingrente voor de overige belastingmiddelen (met uitzondering van de tijdelijke verlaging voor in rekening te brengen invorderingsrente in verband met de coronaschulden). Voor de Vpb en bronbelasting geldt dat het percentage belastingrente sinds 1 januari 2014 verschilt van het percentage invorderingsrente. Op dit moment bedraagt het percentage belastingrente 8 procent en het percentage in rekening te brengen invorderingsrente 2 procent (per 1 juli 2023 wordt dit, zoals aangegeven, 3 procent).25 Zoals eerder aangegeven sluit het hanteren van een hoger rentepercentage voor belastingrente bij vennootschapsbelastingplichtigen, voornamelijk ondernemers, aan bij de gedachte achter de wettelijke rente, namelijk dat in het handelsverkeer een hoger rentepercentage geldt dan in het niet-handelsverkeer. Het hanteren van een hogere invorderingsrente bij belastingschuldigen met een Vpb- of bronbelastingschuld dan bij belastingschuldigen met een belastingschuld ten aanzien van overige belastingmiddelen is nooit overwogen. Zoals aangegeven is de inzet van het huidige onderzoek naar aanpassing van de percentages belasting- en invorderingsrente wel dat de verschillen tussen de belastingrentepercentages en tussen het percentage belastingrente en het percentage invorderingsrente worden verkleind.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe ik de opmerking van de Afdeling advisering van de Raad van State bij haar behandeling van de Fiscale verzamelwet 2023 beoordeel. De Afdeling advisering heeft bij haar behandeling van de Fiscale verzamelwet 2023 opgemerkt dat «de hoge rentepercentages, mede gelet op de huidige werkelijke rentepercentages, als onredelijk (worden) ervaren».

In 2018 heeft mijn voorganger in kaart gebracht of het huidige systeem van de belastingrente redelijk, billijk en rechtvaardig is en of de gehanteerde rentepercentages marktconform zijn, en zijn verbeterpunten onderzocht.26 In dit onderzoek is ook ingegaan op de hoogte van de percentages belastingrente. In dit onderzoek wordt benadrukt dat de regeling belastingrente is geënt op de verzuimgedachte, waarbij – zoals eerder opgemerkt – geldt dat belastingrente in rekening wordt gebracht als een belastingplichtige in verzuim is en wordt vergoed als de inspecteur in verzuim is. Het behalen van economisch voor- of nadeel speelt hierbij geen rol. Los daarvan blijkt uit een vergelijking dat onder andere het toen geldende percentage van 8 procent voor de Vpb en bronbelasting binnen de marges valt van verschillende rentepercentages die onderzocht zijn. Sinds deze notie van de Afdeling advisering van de Raad van State (Afdeling advisering) zijn de rentes op de (financiële) marken overigens fors gestegen.

De leden van de fractie van D66 vragen naar mijn zienswijze op de budgettaire derving van afzien / uitstellen van de verhoging van het te innen belastingrentepercentage naar 10,5 procent, vragen waar de dekking wordt gevonden voor dit besluit en of ik de mening van deze leden deel dat het logisch is om dekking te vinden binnen het zelfde domein. Voorts vragen de leden van de fractie van GroenLinks om een toelichting op de budgettaire gevolgen van de huidige situatie.

Het bevriezen van de belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting op 8 procent is een tijdelijke maatregel die vooruitlopend op de voorjaarsbesluitvorming 2023 is genomen. Bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 is inmiddels besloten dat de percentages voor de belasting- en invorderingsrente voor belastingen en toeslagen structureel worden aangepast. Zoals eerder aangegeven wordt de precieze invulling van de aanpassingen momenteel nader uitgewerkt en getoetst op uitvoerbaarheid.

De voorgenomen aanpassingen leiden tot een per saldo kleinere stijging van de renteontvangsten en -uitgaven dan zonder de aanpassingen het geval zou zijn. De voorgenomen aanpassing betekent in die zin een intensivering omdat het in feite het afzien van een meevaller betreft, die zou zijn opgetreden indien de percentages op basis van de bestaande wettelijke systematiek zouden stijgen. Omdat er nog steeds sprake is van een stijging van de renteontvangsten, zijn er nog steeds extra ontvangsten dan eerder geraamd; deze worden ingezet ter dekking van de rijksbrede opgave.

De leden van de fractie van de SP en GroenLinks vragen waar de middelen vandaan komen voor het tijdelijk vergoeden van een hoger percentage belastingrente dan het percentage dat voor de inning van belastingrente versus ten koste waarvan het vergoeden van 10,5 procent belastingrente gaat.

Zoals toegelicht wordt de in rekening te brengen belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting per 1 maart bevroren op 8 procent. Voor de te vergoeden belastingrente blijft het percentage van 10,5 procent gelden totdat het wijzigingsbesluit waarin de tijdelijke bevriezing wordt geregeld, in werking treedt. Het percentage van 10,5 procent blijft gelden voor de te vergoeden belastingrente omdat er anders sprake zou zijn van terugwerkende kracht in het nadeel van een belastingplichtige. De budgettaire gevolgen van dit tijdelijke verschil zijn beperkt en bedragen ca. € 2,4 miljoen (uitgaande van de periode 1 maart 2023 tot en met 1 september 2023). Deze derving wordt opgevangen binnen de begroting van de niet-belastingontvangsten op artikel 1 van de Financiënbegroting.27

De leden van de fractie van de PVV vragen wat de budgettaire impact is van elke 1 procentpunt renteverlaging.

Een verlaging van 1 procentpunt van de belastingrente voor de Vpb en bronbelasting leidt tot ongeveer € 49 miljoen minder ontvangsten per jaar en € 7 miljoen minder uitgaven per jaar.

De leden van de fracties van de PVV en de SP vragen om een overzicht waarbij het budgettaire belang (2023 t/m 2027) per belastingmiddel wordt weergegeven, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de ontvangsten en de uitgaven.

Onderstaande tabel toont de ontvangsten en uitgaven aan belastingrente in 2022. De ontwikkeling van het budgettaire belang in de periode 2023–2027 is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de ECB-rente en de snelheid waarmee de wijzigingen zoals voorgesteld in de voorjaarsbesluitvorming doorgevoerd worden.

Tabel: Ontvangen en te vergoeden belastingrente 2022 (naar belastingsoort in miljoen €).

Middel

Ontvangsten

Uitgaven

Inkomstenbelasting

132

28

Vennootschapsbelasting

341

39

Omzetbelasting

50

26

Loonbelasting

10

4

Overig

19

9

Premies volksverzekeringen

75

17

Totaal Financiënbegroting +sociale fondsen

627

123

De leden van de fractie van de PVV vragen of bij de vernieuwde ICT-systemen ook een mogelijkheid wordt gecreëerd om verschillende percentagens voor de te vergoeden dan wel de in rekening te brengen belastingrente.

Tot op heden wordt in de ICT-systemen van de Belastingdienst nog geen rekening gehouden met de mogelijkheid om verschillende percentages (voor het vergoeden dan wel voor het rekenen van belastingrente) te hanteren omdat daar vanuit beleid en uitvoering nog geen noodzaak toe was. Dit geldt echter niet voor de Vpb. Naar aanleiding van de aanpassing van het percentage belastingrente voor de Vpb in het Besluit belasting- en invorderingsrente wordt de mogelijkheid om verschillende percentages te hanteren zoals hiervoor bedoeld, in het tweede kwartaal van 2024 gerealiseerd. Tot dat moment wordt de te vergoeden belastingrente waarbij voor (een deel van) de renteperiode recht op een vergoedingspercentage van 10,5% bestaat, handmatig berekend.

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe ik aankijk tegen het effect dat een belastingplichtige voor de Vpb waarbij sprake is geweest van een te laag vastgestelde voorlopige aanslag, bij oplegging van de definitieve aanslag geconfronteerd wordt met een belastingrente van 8 procent over het te lage bedrag. Voorts vragen deze leden of ik het terecht vind dat ondernemers om dit te voorkomen zelf een voorlopige aanslag moeten indienen en betalen, wat voor hen betekent dat zij de betaling van de Vpb naar voren moeten halen. Zij vragen of ik kan aangeven of dit mogelijk op een andere manier kan worden geregeld.

Belastingplichtigen hebben de verplichting om tijdig en correct aan fiscale verplichtingen te voldoen. Als dit niet gebeurt, treedt verzuim op en wordt belastingrente verschuldigd. Wanneer sprake is van het tijdig voldoen aan de fiscale verplichtingen is in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en verschillende materiewetten uiteengezet. Belangrijk is dat belastingplichtigen kunnen voorkomen dat zij belastingrente zijn verschuldigd door tijdig en correct aangifte te doen of de inspecteur tijdig te verzoeken een (voorlopige) aanslag op te leggen. Ook kan de inspecteur worden gevraagd een opgelegde voorlopige aanslag te herzien indien daartoe aanleiding bestaat.28 Dat een voorlopige aanslag niet aansluit bij het bedrag aan te betalen belasting dat wordt vastgesteld bij de definitieve aanslag kan het gevolg zijn van allerlei omstandigheden, zoals bijvoorbeeld een meevallend resultaat of een gemaakte fout bij het aanvragen van de voorlopige aanslag. Het feit dat er belastingrente wordt gerekend in deze situatie is een inherent onderdeel van de geldende belastingrentesystematiek en vind ik als zodanig geen onwenselijk effect. Zoals gezegd is van belang dat een belastingplichtige een voorlopige aanslag kan herzien om daarmee belastingrente te voorkomen.

Ten aanzien van het betalen van belasting op een voorlopige aanslag deel ik de mening van deze leden niet dat dit zou gaan om het voortijdig betalen van belasting. De belastingschuld in materiële zin ontstaat op het moment waarop het tijdvak waarover de belasting moet worden betaald (vaak het kalenderjaar) eindigt. Op grond van de belastingrenteregeling vangt de periode waarover mogelijk belastingrente is verschuldigd zes maanden na afloop van dit tijdvak aan. Als het belastingrentetijdvak bijvoorbeeld het kalenderjaar 2022 is, is vanaf 1 juli 2023 pas belastingrente verschuldigd (indien van toepassing). In deze periode kan een voorlopige aanslag worden aangevraagd die zo goed mogelijk aansluit bij het belastbare resultaat van de betreffende onderneming. Als een belastingplichtige bekend wordt met het feit dat de opgelegde voorlopige aanslag te laag is, kan hij – zoals opgemerkt – verzoeken om een herziening van de voorlopige aanslag.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik het met hen eens ben dat het belangrijk is om vast te houden aan de vaste momenten van besluitvorming. Ook vragen deze leden waarom het besluit over de belastingrente zo kort voor de voorjaarsbesluitvorming tot stand is gekomen. Voorts vragen de leden van de fractie van de PvdA en van GroenLinks waarom het besluit om de belastingrente voor de Vpb niet te verhogen nu nodig is en of deze besluitvorming enkel geldt voor de belastingrente die in rekening wordt gebracht bij de Vpb en de bronbelasting.

Ik ben met de leden van de fractie van de PvdA van mening dat het in beginsel goed is om vast te houden aan de vaste momenten van besluitvorming (1 juli en 1 januari).29 Voor het percentage belastingrente van de Vpb en de bronbelasting gelden ingevolge de wettelijke systematiek echter andere aanpassingsmomenten, namelijk 1 maart en 1 september.30 Zoals gezegd vond ik het onwenselijk om dit rentepercentage vlak voorafgaand aan de integrale voorjaarsbesluitvorming 2023 te laten stijgen naar 10,5 procent, vanwaar is besloten deze tijdelijk te bevriezen op 8 procent. Dit besluit geldt uitsluitend voor de belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting. Ten aanzien van het belastingrentepercentage voor andere belastingmiddelen dan de Vpb en bronbelasting geldt dat deze ingevolge de wettelijke systematiek op 1 juli 2023 zal stijgen van 4 procent naar 6 procent.31 Zoals eerder toegelicht zal deze stijging wel doorgang vinden.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik problemen voorzie als er een hoger percentage aan belastingrente wordt gerekend dan het geldende percentage van 8 procent.

Zoals gezegd sluit het percentage belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting aan bij de wettelijke rente voor handelstransacties, waarbij een opslag van 8 procentpunt geldt. Dit is al sinds 2014 het geval en ik voorzie hierbij geen specifieke problemen. Zoals eerder opgemerkt is bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 wel besloten tot aanpassing van de percentages, met als doel het verkleinen van de verschillen in de huidige systematiek. Het gaat hierbij zowel om de verschillende belastingrentepercentages als om het verschil tussen het percentage belastingrente en het percentage invorderingsrente. Op dit moment worden de verschillende scenario’s onderzocht. Zodra hierover meer duidelijkheid is, kom ik hierop terug bij uw Kamer.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of er bedrijven zijn die buitensporig profijt zullen hebben van het besluit om de belastingrente voor de Vpb niet te verhogen.

Er zijn geen bedrijven die buitensporig profijt hebben van het voorliggende besluit. Het besluit houdt in dat het percentage belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting voorlopig wordt bevroren op 8 procent in plaats van dat deze wordt verhoogd naar 10,5 procent. Alle belastingplichtigen die nu een te betalen aanslag met belastingrente ontvangen, betalen 2,5 procentpunt minder rente over de periode dat het lagere percentage geldt. Belastingplichtigen die een teruggaaf van belasting krijgen en recht hebben op een vergoeding van belastingrente, krijgen na inwerkingtreding van het voorliggende besluit juist 2,5 procentpunt minder rente vergoed.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of het vergoeden van een hoger percentage aan belastingrente dan het percentage wat in rekening wordt gebracht, consequenties heeft voor de ICT.

Voor de Vpb geldt dat het wenselijk is om een systeemaanpassing (in de ICT) te realiseren om voor het vergoeden van belastingrente een ander percentage te kunnen hanteren dan voor het in rekening brengen van belastingrente. Het tijdelijk hogere percentage voor de te vergoeden belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting werkt de komende jaren namelijk nog door op rentebeschikkingen die nog worden opgelegd over eerdere belastingjaren. De systeemaanpassing zal uiterlijk in het tweede kwartaal van 2024 in de systemen worden gerealiseerd. Vanaf dat moment zal de renteberekening volledig geautomatiseerd plaatsvinden. Tot dat moment wordt de te vergoeden belastingrente waarbij voor (een deel van) de renteperiode recht op een vergoedingspercentage van 10,5% bestaat, handmatig berekend. In het derde kwartaal van 2023 zal een signaleringsvoorziening in de systemen worden ingebouwd. Zodoende zal inzichtelijk zijn welke rentebeschikkingen handmatig moeten worden berekend. Als voorafgaand aan de signaleringsvoorziening een onjuiste rentebeschikking is opgelegd, wordt deze ambtshalve herzien. Het streven is om de hiervoor genoemde herzieningen in het derde kwartaal van 2023 te laten plaatsvinden en de te weinig vergoede belastingrente na te betalen. Belastingplichtigen hoeven hiervoor geen actie te ondernemen. Als belastingplichtigen het niet eens zijn met de (herziene) rentebeschikking, dan kunnen zij een bezwaarschrift indienen of verzoeken om ambtshalve herziening.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik bereid ben om de belastingrente van de solidariteitsbijdrage los te koppelen van de het percentage van de Vpb en de bronbelasting.

In de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage is besloten het percentage belastingrente dat voor de solidariteitsbijdrage geldt, gelijk te stellen aan het percentage belastingrente dat geldt voor de Vpb. Deze koppeling is logisch, gezien het feit dat de solidariteitsbijdrage – indien van toepassing – alleen aan ondernemingen kan worden opgelegd. Ik zie geen aanleiding om deze koppeling te doorbreken.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het uitvoeringstechnisch niet mogelijk was om het percentage belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting per 1 april te verhogen en wat het budgettaire effect daarvan zou zijn geweest.

Uitvoeringstechnisch was het mogelijk de rente per 1 april 2023 te verhogen. Dat hiertoe niet is overgegaan (en dat het percentage dus per 1 maart 2023 is bevroren op 8 procent), is een beleidsmatige keuze die hierboven is toegelicht.

Wanneer de verhoging van de belastingrente voor de Vpb en bronbelasting naar 10,5% wel doorgang gehad zou hebben, dan zou een verhoging per 1 april 2023 in plaats van per 1 maart 2023 geleid hebben tot circa € 4 miljoen lagere ontvangsten in 2023.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat het beleid rondom de hoogte van de belastingrente niet wordt geraakt door het arrest van de Hoge Raad over de belastingrente van 18 november 2022.

Het klopt inderdaad dat het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2022 niet ziet op de hoogte van de percentages van de belasting- en invorderingsrente. In dit arrest heeft de Hoge Raad, kort gezegd, erop gewezen dat er geen belastingrente mag worden gerekend over een bedrag wat in een eerder stadium al was betaald aan de Belastingdienst. Dit arrest heeft geen impact op het beleid met betrekking tot de hoogte van de belastingrente, enkel op de termijn waarover belastingrente in rekening gebracht mag worden.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe lang de situatie duurt waarin de te vergoeden belastingrente hoger is dan de in rekening te brengen belastingrente.

Het wijzigingsbesluit waarin wordt geregeld dat de belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting wordt vastgesteld op 8 procent ligt op dit moment ter advisering bij de Afdeling Advisering van de Raad van State. Zodra dit advies is ontvangen, zijn mijn inspanningen er uiteraard op gericht om dit besluit zo spoedig mogelijk van kracht te laten zijn. Ten aanzien van de te vergoeden belastingrente geldt dat het gewijzigde besluit van kracht wordt op de eerste dag van de maand, volgend op de publicatie van het wijzigingsbesluit in het Staatsblad. Tot die tijd blijft er dus sprake van een (tijdelijk) verschil tussen de te vergoeden en de in rekening te brengen belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting. Vanaf het moment dat het besluit in werking treedt, geldt zowel voor in rekening te brengen als voor te vergoeden rente een percentage van 8 procent. Dit regime geldt totdat het nieuwe regime, dat nu in onderzoek is, in werking kan treden (naar verwachting op 1 januari 2024).


X Noot
1

Meer specifiek: Het doel is dat de voorgenomen aanpassingen leiden tot een kleinere per saldo stijging van de renteontvangsten en -uitgaven dan zonder de aanpassingen het geval zou zijn. De voorgenomen aanpassing betekent in die zin een intensivering omdat het in feite het afzien van een meevaller betreft, die zou zijn opgetreden indien de percentages op basis van de bestaande wettelijke systematiek zouden stijgen.

X Noot
2

Onder overige belastingmiddelen wordt in dit verband verstaan de inkomstenbelasting, de erfbelasting, de loonbelasting, de dividendbelasting, de omzetbelasting, de overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen.

X Noot
3

Meer specifiek: Het doel is dat de voorgenomen aanpassingen leiden tot een kleinere per saldo stijging van de renteontvangsten en -uitgaven dan zonder de aanpassingen het geval zou zijn. De voorgenomen aanpassing betekent in die zin een intensivering omdat het in feite het afzien van een meevaller betreft, die zou zijn opgetreden indien de percentages op basis van de bestaande wettelijke systematiek zouden stijgen.

X Noot
4

Zie artikel 1, onderdeel a, Besluit belasting- en invorderingsrente.

X Noot
5

Zie artikel 2 Besluit belasting- en invorderingsrente en de Verzamelspoedwet COVID-19.

X Noot
6

Zie artikel 2, tweede lid, Besluit belasting- en invorderingsrente.

X Noot
7

Zie de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage (Kamerstuk 36 235).

X Noot
8

Zie artikel 1, onderdelen a en b, Besluit belasting- en invorderingsrente.

X Noot
9

Kamerstuk 36 369, nr. 4.

X Noot
10

Kamerstuk 36 369, nr. 2.

X Noot
11

Zie artikel 6:120, tweede lid, BW.

X Noot
12

Zie artikel 1, onderdeel b, Besluit belasting- en invorderingsrente jo. Artikel 6:120, tweede lid BW.

X Noot
13

Kamerstuk 34 755, nr. 3.

X Noot
14

Dit is anders dan bij de depositorente die is vastgesteld door de ECB. Deze is enkele jaren negatief geweest.

X Noot
15

Richtlijn nr. 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L 48/1).

X Noot
16

Zie artikel 2, onderdeel 6, van Richtlijn nr. 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L 48/1).

X Noot
17

Voor de in rekening te brengen invorderingsrente geldt nog tot 1 januari 2024 een afwijkende systematiek, met het oog op de coronaschulden. Op grond van deze systematiek is het rentepercentage voor de invorderingsrente tot 1 juli 2023 2 procent en van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 3 procent.

X Noot
18

Zie artikel 1, onderdeel a, Besluit belasting- en invorderingsrente, artikel 6:120, eerste lid, Burgerlijk Wetboek en het Besluit vaststelling wettelijke rente.

X Noot
19

Zie Besluit vaststelling wettelijke rente, nota van toelichting.

X Noot
20

Zie artikel 1, onderdeel a, Besluit belasting- en invorderingsrente.

X Noot
21

Kamerstuk, 34 755, nr. 3, p. 2.

X Noot
22

Rb. Zeeland-West-Brabant 1 juli 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5573.

X Noot
23

Na 1 maart 2023 geldt tijdelijk dat het percentage te vergoeden rente voor de Vpb en de bronbelasting 10,5 procent bedraagt en het percentage in rekening te brengen rente 8 procent. Dit omdat afwijking van de wettelijke systematiek in het nadeel van burgers onwenselijk is. Een vergoedingspercentage van 10,5 procent, waarop je ingevolge de wettelijke systematiek per 1 maart 2023 uitkomt, is voor burgers uiteraard gunstiger dan een percentage van 8 procent.

X Noot
24

Zie artikel 28, eerste lid, Invorderingswet 1990.

X Noot
25

Kamerstuk 33 755, nrs. 1–3.

X Noot
26

Kamerstuk 34 785, nr. 99.

X Noot
27

Kamerstuk 36 350, nr. 1.

X Noot
28

Kamerstuk 33 003, nr. 3, p. 34.

X Noot
29

Artikel 4.17 Aanwijzingen voor de regelgeving.

X Noot
30

Zie artikel 1, onderdeel b, Besluit belasting- en invorderingsrente.

X Noot
31

Zie artikel 1, onderdeel a, Besluit belasting- en invorderingsrente.

Naar boven