31 935 Beleidsdoorlichting Financiën

Nr. 86 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 maart 2024

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 7 juli 2023 inzake de Beleidsdoorlichting artikel 5 begroting IX: Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (Kamerstuk 31 935, nr. 82).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 maart 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Vraag 1

Hoe wordt bewerkstelligd dat door «Vergroening» van de exportkredietverzekeringfaciliteit (ekv-faciliteit) deze faciliteit uiteindelijk niet verwordt tot een «groene» subsidie maar structureel blijft bijdragen aan bevordering van de Nederlandse export, de Nederlandse economie, de werkgelegenheid en tevens minimaal kostendekkend blijft?

Antwoord 1

De hoofddoelstelling van de ekv-faciliteit is het bevorderen van Nederlandse export, productie en werkgelegenheid. Binnen deze hoofddoelstelling hanteert het kabinet verschillende subdoelstellingen, die de bevordering van export ondersteunen. Eén van de subdoelstellingen is het verhogen van het aantal groene transacties, welke exporteurs ondersteunen in de transitie van een fossiele naar een duurzame en toekomstbestendige economie. Zie het antwoord op vraag 15 voor de andere subdoelstellingen. De mate waarin de subdoelstellingen worden gerealiseerd, is bepalend voor de mate waarin de exportkredietverzekering (ekv) kan bijdragen aan export, productie en werkgelegenheid. De ekv-faciliteit is overigens geen subsidie, want verzekerden betalen een premie die berekend is volgens internationale afspraken en kostendekkend werkt voor de gehele ekv-portefeuille. Dit geldt dus ook voor groene ekv-gedekte transacties.

Vraag 2

Wat zijn de ervaringen met de «Vergroening» van de publieke ekv’s, zijn deze tot op heden (minimaal) kostendekkend of verliesgevend en in welke mate dragen ze bij aan de Nederlandse economie en de werkgelegenheid?

Antwoord 2

Voor groene transacties wordt – net als voor alle andere transacties – altijd een zorgvuldige risicobeoordeling gemaakt, waarbij kostendekkendheid het uitgangspunt is. Tot op heden is er geen significant verschil waar te nemen tussen de kostendekkendheid op groene transacties ten opzichte van niet-groene transacties. In het jaarverslag van Financien wordt jaarlijks gerapporteerd over de kostendekkendheid van de ekv (art. 5 van de begroting).

Transacties worden sinds 2019 als groen geclassificeerd via het Groene Label van ADSB.1 Voor deze tijd werden transacties niet geclassificeerd, zodat voor de jaren vóór 2019 geen inzicht is in de mate waarin specifiek groene transacties kostendekkend zijn geweest. De beleidsdoorlichting laat wel zien dat de gehele ekv-faciliteit kostendekkend was gedurende 2016 t/m 2021.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekent jaarlijks de bijdrage van de ekv-faciliteit aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Het CBS doet dit in opdracht van het Ministerie van Financiën. Uit het onderzoek van het CBS blijkt dat gedurende 2019 t/m 2022 groene ekv-gedekte transacties zorgden voor 2.800 arbeidsjaren en 0,011 procent van het Nederlandse bbp.

Vraag 3

Kan er een overzicht worden gegeven van landen die zich gedeeltelijk dan wel geheel niet aan de COP26-verklaring houden, maar deze wel hebben getekend? Op welke punten wijken deze landen af van de verklaring, welk voordeel behalen zij da.armee ten opzichte van Nederland?

Antwoord 3

Nederland heeft zich binnen de Export Finance for Future (E3F) coalitie hard gemaakt voor een vergelijkend overzicht van de tien2 lidstaten van de E3F-coalitie. Dit heeft ertoe geleid dat de tien E3F-coalitieleden hun uitgewerkte COP26-beleid op uniforme wijze hebben gepubliceerd. Dit overzicht is beschikbaar op de website van de E3F-coalitie.3 Italië is het enige E3F-lid met een significant ander afbouwtempo. Zo is het in Italië nog mogelijk om tot januari 2026 ekv-steun te bieden aan transacties voor gasexploratie. Op het gebied van uitzonderingen zijn er verschillen tussen E3F-lidstaten. Echter, door de bepaling dat uitzonderingsgronden consistent dienen te zijn met de 1,5°C doelstelling, zouden deze verschillen bij de uitvoering van de verklaring relatief beperkt moeten blijven. De overige ondertekenaars hebben zich niet aangesloten bij dit E3F-initiatief om op een uniforme wijze beleid te publiceren.

Om inzicht in het internationaal speelveld te krijgen en eventuele signalen van concurrentievoordelen uit andere landen te monitoren, voert het kabinet momenteel een eerste evaluatie van het COP26-beleid uit. De resultaten zijn voor de zomer van 2024 beschikbaar, en de resultaten zal ik met uw Kamer delen.

Vraag 4

Kunnen alle aanvragen voor ekv’s binnen een redelijke termijn worden behandeld door Atradius Dutch State Business (ADSB) of zijn er projecten die niet in behandeling kunnen worden genomen?

Antwoord 4

Alle aanvragen kunnen binnen redelijke termijn worden behandeld door ADSB en er zijn geen transacties die vanwege gebrek aan capaciteit niet in behandeling kunnen worden genomen. Uiteraard kunnen er wegens verschillen in complexiteit van transacties ook verschillen optreden in de behandelduur.

Vraag 5

Welk percentage aangevraagde ekv’s wordt afgewezen?

Antwoord 5

In de periode 2016 t/m 2021 is circa 28 procent van de aanvragen afgewezen. De redenen van afwijzing zijn divers. Het komt vaak voor dat de aanvrager onvoldoende informatie heeft aangeleverd. Soms worden aanvragen afgewezen vanwege onacceptabele risico’s op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo), compliance of op financieel gebied.

Vraag 6

Hoeveel van de afgewezen transacties zijn afgewezen als gevolg van het MVO-beleid?

Antwoord 6

ADSB screent alle verzekeringsaanvragen op milieu en sociale risico’s om te beoordelen of een risicoclassificatie en uitgebreide due diligence nodig is. Wanneer een aanvraag (nog) niet aan het mvo-beleid voldoet of wanneer er onvoldoende informatie beschikbaar is om dit te beoordelen, gaat ADSB altijd eerst in gesprek met de exporteur. In dat geval beziet ADSB of verbeteringen mogelijk zijn, zodat de transactie in lijn kan worden gebracht met het mvo-beleid. Wanneer blijkt dat de vereiste verbeteringen niet (kunnen) worden doorgevoerd of de benodigde informatie niet wordt of kan worden aangeleverd, zal ADSB de aanvraag afwijzen. In de periode 2016 t/m 2021 is dit zeven keer voorgekomen. Ter vergelijking: in deze periode zijn er ongeveer 1490 aanvragen ingediend. In de praktijk worden minder kansrijke aanvragen overigens ook door de aanvrager zelf ingetrokken.

Vraag 7

Hoeveel procent van de totale obligo in 2021 schat u dat in lijn was met de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te zijn?

Antwoord 7

ADSB rapporteert niet over het aandeel van het totale obligo dat in lijn is met de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2, classificeert ADSB ekv-transacties wel als «groen», «fossiel» of «overig». In 2021 zijn er 116 polissen uitgereikt, waarvan 24 als groen waren geclassificeerd. Van het totale bedrag dat in verzekering is genomen in 2021 is 29 procent geclassificeerd als groen.

Vraag 8

Hoe verhouden de voorwaarden voor het gebruik van ekv's in Nederland zich tot de voorwaarden die worden gesteld in de landen om ons heen ten aanzien van duurzaamheid en «fossiele transacties»?

Antwoord 8

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 9

Welke categorieën en soorten investeringen zijn op dit moment uitgesloten van financiering met behulp van ekv’s?

Antwoord 9

Alle uitsluitingen voor ekv-dekking zijn sinds 2023 vastgelegd in een uitsluitingslijst.4 In deze uitsluitingslijst staat onder meer beschreven dat dekking niet mogelijk is bij onaanvaardbare financiële, mvo, dierenwelzijn en compliance risico's. Daarnaast komen transacties sinds 2021 conform het kolenbeleid niet in aanmerking voor ekv-dekking wanneer deze gerelateerd zijn aan de winning, het transport en/of de verwerking van steenkool, alsmede het gebruik van kolen ten behoeve van elektriciteitsproductie (kolencentrales), behoudens beperkte uitzonderingen. Per 1 januari 2023 is verder conform het COP26-beleid ekv-dekking voor nieuwe aanvragen binnen de internationale fossiele energiesector beëindigd, behoudens beperkte uitzonderingen.5

Vraag 10

Welke sectoren maken het meest gebruik van ekv’s en voor welke sectoren zijn ekv’s (relatief) van het grootste belang?

Antwoord 10

De sectoren die het meest gebruik maken van de ekv zijn machines & elektronica, scheepsbouw, gezondheidszorg, waterbouw, waterbeheer & zuivering, landbouwontwikkeling, aannemerij & constructie en energie & elektriciteitsopwekking. Voor deze sectoren is de ekv-faciliteit ook relatief van groot belang gelet op de aard van de export uit deze sectoren. In de praktijk is het namelijk veelal niet mogelijk om via de private verzekeringsmarkt grote kapitaalgoederen in risicovollere markten met lange looptijden te verzekeren. Hierdoor wenden dergelijke exporteurs zich tot de ekv-faciliteit.

Vraag 11

Maakt Nederland op dit moment gebruik van alle ruimte die internationale afspraken ons bieden om ekv’s aan te bieden? Zo nee, op welke punten is er mogelijk ruimte om het aanbod van ekv’s uit te breiden?

Antwoord 11

Internationaal zijn tussen verschillende OESO-landen afspraken gemaakt over publieke exportondersteuning, bijvoorbeeld over de voorwaarden waaronder ekv-dekking mag worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan afspraken over de kostendekkendheid van de steun, minimumpremies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid. Deze afspraken zijn vastgelegd in de «Arrangement on Officially Supported Export Credits» tussen OESO-landen en waarborgen een internationaal gelijk speelveld. Voor de EU-lidstaten is dit een verplichting op basis van een EU-verordening.6 Nederland houdt zich aan deze afspraken en benut daarbinnen de ruimte die wordt geboden.

Het kabinet werkt momenteel ook aan een onderzoek naar het Nederlandse ekv-mandaat en het productaanbod. In dit traject zal bekeken worden in welke mate de doelstelling en productaanbod voor de ekv-faciliteit nog actueel is of dat deze aangepast dient te worden om het voldoende toekomstbestendig te maken, ook in verhouding tot wat andere landen doen. Als onderdeel van dit traject wordt onder meer een internationale benchmark uitgevoerd, om het mandaat en het productaanbod van andere landen in kaart te brengen. Een gelijk internationaal speelveld kan mogelijk een reden zijn om het nationale mandaat of het productaanbod aan te passen. Het kabinet geeft hiermee opvolging aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting om de begrotingsdoelstelling, de overige onderdelen van het juridisch kader en het ekv-instrumentarium te toetsen op samenhang en toekomstbestendigheid, en waar nodig aan te passen.

Het streven is om het onderzoek dit jaar af te ronden. Ik zal uw Kamer hier vervolgens over informeren.

Vraag 12

Op welke wijze is sinds 2021 werk gemaakt van het uitvoeren van de aanbevelingen uit het White Paper «Take Action or Fall behind»?

Antwoord 12

De White Paper «Take Action or Fall behind» van het ExFi Lab roept de publieke EU-exportkredietverzekeringsgemeenschap op om actie te ondernemen om de concurrentiepositie van Europese exporteurs te versterken in een veranderende wereld. Daartoe worden de volgende drie aanbevelingen gedaan: (1) ontwikkel een EU-strategie voor de ekv, handel en investeringen; (2) ontwikkel een mondiale set van regels voor publieke ekv-faciliteiten; en (3) ontwikkel een strategie voor de ondersteuning van de groene transitie door de ekv-faciliteit.

Op 19 januari 2024 is een nieuwe paper gepresenteerd door het ExFi Lab.7 Volgens dit paper reageerde de EU-exportkredietverzekeringsgemeenschap adequaat en zijn belangrijke stappen gezet in lijn met de bovenstaande aanbevelingen. Op EU-niveau is er bijvoorbeeld meer aandacht gekomen voor de whole of EU-approach, met als doel om de relevante publieke en private financiers beter met elkaar te laten samenwerken. Daarnaast hebben alle EU-lidstaten en de Europese Commissie het voortouw genomen voor de modernisering van de Arrangement. Deze modernisering is in juli 2023 afgerond. In lijn met de derde aanbeveling hebben zowel de Europese Commissie als EU-lidstaten ook belangrijke stappen gezet door onder meer een voortrekkersrol te spelen in discussies rondom het beëindigen van fossiele brandstoffen.

Het bovenstaande laat onverlet dat er meer werk nodig is om een robuust en veerkrachtig Europees ekv-ecosysteem te creëren. In het ExFi Lab paper van 19 januari 2024 zijn daartoe nieuwe aanbevelingen gedaan. Er wordt met name opgeroepen om de zogenoemde whole of government approach binnen de EU nog meer vorm te geven. Het doel is om de relevante betrokkenen in het publieke financiële ecosysteem beter met elkaar te laten samenwerken. Nederland zal zich ook voor de opvolging van deze aanbevelingen internationaal hard blijven maken.

Vraag 13

Welke verbeterpunten zijn mogelijk om de toegankelijkheid van ekv’s voor het mkb te verbeteren?

Antwoord 13

De afgelopen jaren heeft ADSB zich actief ingezet om het ekv-instrumentarium bij het midden- en kleinbedrijf (mkb) onder de aandacht te brengen en om de toegang tot het ekv-instrumentarium voor het mkb te vergroten. Zo organiseert ADSB bijeenkomsten voor mkb’ers en begeleidt ADSB mkb’ers bij ekv-aanvragen. Het instrumentarium van ADSB wordt ook onder de aandacht gebracht bij (mkb-) bedrijven tijdens handelsmissies en er wordt ingezet op betere ondersteuning van mkb in samenwerking met Invest International en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Het mkb heeft met name behoefte aan ondersteuning bij het verkrijgen en/of behouden van toegang tot voldoende exportfinanciering en werkkapitaal. Om deze redenen zijn er onder de ekv liquiditeitsverruimende producten ontwikkeld en worden met deze producten in het bijzonder mkb-transacties ondersteund. Een recent voorbeeld hiervan is de verdubbeling van het speciale mkb exportfonds voor exportfinanciering van Invest International. Dit fonds biedt mogelijkheden voor kleine transacties van mkb’ers die Invest International uitvoert in samenwerking met OHV en met dekking van ADSB. Het zorgt ervoor dat bedrijven toch financiering kunnen vinden voor kleine exporttransacties vanaf EUR 100.000 tot ongeveer EUR 5 miljoen die voor de reguliere financiers/banken niet rendabel zijn. Daarnaast stelt het kabinet jaarlijks doelen voor ADSB voor het aantal te verzekeren mkb-transacties. Dit wordt gedaan om te waarborgen dat in de uitvoering voldoende aandacht is voor het mkb. Naast de vaste afspraken onder de vergoedingsovereenkomst ontvangt ADSB een variabele vergoeding op basis van de mate waarin zij deze doelen behaalt.

Dankzij de verbeteringen en uitgebreidere dienstverlening aan het mkb, is de afgelopen jaren een toenemende trend te zien in het aantal verzekerde mkb-transacties. Het aantal mkb aanvragen is sinds 2020 bijna verdubbeld.

Vraag 14

Hoe bent u voornemens om het ekv-instrument breder beschikbaar te stellen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb)?

Antwoord 14

Zie het antwoord op vraag 13.

Vraag 15

De onafhankelijke deskundige geeft aan dat een duidelijk risico is dat teveel doelen worden gekoppeld aan het instrument, kan een overzicht gegeven worden van deze doelen? Op basis waarvan wordt geconcludeerd dat het risico bestaat dat het aantal doelen wordt uitgebreid?

Antwoord 15

De doelstelling van artikel 5 op de begroting van het Ministerie van Financiën dat betrekking heeft op de ekv luidt: «Het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan Nederlandse export en investeringen in het buitenland die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor Nederlandse bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.» Met het verzekeren van betalingsrisico’s wordt een onderliggend doel beoogd, namelijk het bevorderen van Nederlandse export, productie en werkgelegenheid. Dit is de hoofddoelstelling van de ekv die de basis heeft gevormd voor de beleidsdoorlichting.

Binnen deze hoofddoelstelling heeft het kabinet verschillende subdoelstellingen die de bevordering van export ondersteunen:

  • (1) een internationaal gelijkwaardig speelveld;

  • (2) additionaliteit aan de markt;

  • (3) aansluiting bij de vraag van exporteurs, waaronder het mkb;

  • (4) het verhogen van het aantal groene transacties; en

  • (5) een effectieve uitvoering.

Volgens de externe deskundige is een risico van de ekv-faciliteit dat het aantal doelen dat eraan gekoppeld is, toeneemt. Hier achter ligt het idee dat de ekv-faciliteit de afgelopen jaren steeds vaker wordt gezien als een relevant instrument om in te zetten voor het bereiken van bredere maatschappelijke doelen. Denk hierbij aan de energietransitie en klimaatdoelstellingen. De beleidsdoorlichting beveelt dan ook aan om de begrotingsdoelstelling, de overige onderdelen van het juridisch kader en het ekv-instrumentarium te toetsen op samenhang en toekomstbestendigheid, en waar nodig aan te passen. Het kabinet heeft een traject opgestart om deze aanbeveling uitvoering te geven, zie ook het antwoord op vraag 11. In dit traject zal ook aan bod komen in welke mate de doelstelling van de ekv-faciliteit actueel is. Het streven is om dit onderzoek eind 2024 af te ronden. Ik zal uw Kamer hier vervolgens over informeren.

Vraag 16

Welke stappen worden gezet om de voorwaarden en beleidsdoelen van ekv’s zoveel mogelijk terug te dringen tot de kern, te weten het verzekeren van betalingsrisico’s die verbonden zijn aan Nederlandse export en investeringen in het buitenland die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen?

Antwoord 16

Zoals aangegeven bij antwoorden 11 en 15 wordt thans opvolging gegeven aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting om de begrotingsdoelstelling, de overige onderdelen van het juridisch kader en het ekv-instrumentarium te toetsen op samenhang en toekomstbestendigheid, en waar nodig aan te passen. Dit onderzoek is nog niet afgerond en ik wil niet vooruitlopen op mogelijke conclusies. Het streven is om dit onderzoek eind 2024 af te ronden. Ik zal uw Kamer hier vervolgens over informeren.

Vraag 17

Is het CBS voornemens om haar aanname dat ekv-transacties zonder ekv niet zouden hebben plaatsgevonden te onderbouwen?

Antwoord 17

Het CBS heeft in 2016 uitgebreid onderzoek gedaan naar zijn aanname van additionaliteit in het model dat de toegevoegde waarde van de ekv-faciliteit berekent.8 Het CBS gaat namelijk in het model uit van een additionaliteit van 100 procent. De kern van dit onderzoek betrof de vraag welk gedeelte van de ekv-gedekte transacties niet tot stand was gekomen zonder publieke ekv. Daartoe is een literatuurstudie uitgevoerd en handelsdata van het CBS bestudeerd. Hieruit bleek dat de wetenschappelijke literatuur te weinig aanknopingspunten biedt om een ander additionaliteitspercentage te kalibreren. Verder leverde de dataexercitie te weinig aanknopingspunten op. Belangrijkste reden hiervoor is de afwezigheid van een zogenaamde counterfactual. Dit betekent dat er vrijwel geen sprake is van vergelijkbare transacties die zonder ekv tot stand zijn gekomen. Met de beschikbare informatie en data kan onvoldoende worden beargumenteerd in welke mate ekv-gedekte transacties zonder ekv plaats zouden hebben gevonden. Op pagina 28 van het onderzoek stelt het CBS wel het volgende: «Hoewel het niet mogelijk is tot een objectieve conclusie te komen, lijkt het op theoretische gronden, gezien de opzet en inkadering van het instrument, niettemin aannemelijk dat de mate van additionaliteit van de pekv9 aanzienlijk is».

In 2023 is door twee economen van ADSB opnieuw onderzoek uitgevoerd naar de additionaliteit van de Nederlandse ekv-faciliteit gedurende 1995 t/m 2020. Uit het onderzoek blijkt een handelsmultiplier van 1,8.10 De handelsmultiplier bestaat uit het gecombineerde effect van additionaliteit en spillovereffecten. Deze bevinding suggereert dat de Nederlandse ekv niet alleen verzekerde export genereert (additionaliteit ekv-gedekte transacties), maar ook tot extra export leidt die niet is verzekerd door de staat (spillovereffecten). Deze effecten zijn echter niet methodologisch uit elkaar te trekken. Vergelijkbaar met het onderzoek van het CBS, kende ook dit onderzoek methodologische beperkingen. Daarmee biedt ook dit onderzoek onvoldoende aanleiding om het additionaliteitspercentage te kalibreren.

Vraag 18

In hoeverre is de afnemende absolute bijdrage van het publieke ekv aan de economie aanleiding voor u aanleiding onderzoek te doen naar de oorzaken daarvan?

Antwoord 18

Door gebrek aan data is niet met zekerheid te zeggen of er sprake is van een neerwaartse trend. De resultaten van het onderzoek wijzen inderdaad op een afnemende trend in de absolute bijdrage van de publieke ekv, maar de achterliggende oorzaken zijn op dit moment onvoldoende bekend. In de ekv-monitor over 2023 zal ik hierop terugkomen. De beleidsdoorlichting heeft overigens al enkele mogelijke oorzaken benoemd, zoals het vraaggestuurd karakter van de ekv-faciliteit, conjuncturele ontwikkelingen, sectorale verschuivingen en een afname van de gemiddelde omvang van transacties.

Vraag 19

Gaat u nader laten onderzoeken of de afnemende absolute bijdrage van de ekv zich de komende jaren doorzet, en hierover aan de Kamer rapporteren?

Antwoord 19

Zie het antwoord op vraag 18.

Vraag 20

Wanneer gaan de ingezette Vergroeningsmaatregelen worden geëvalueerd?

Antwoord 20

Om bedrijven te ondersteunen in de energietransitie is het beleid voor groene transacties in 2019 verruimd. Een aantal regelingen heeft uitgebreidere dekkingsmogelijkheden gekregen voor groene transacties en er is een aanvullend instrument voor vergroening ontwikkeld.

  • Voor risicovolle groene transacties die kleiner zijn dan EUR 5 miljoen is in 2019 een pilot gestart voor «groene» mkb-exporteurs die vaak over een minder lange trackrecord beschikken dan grote Nederlandse bedrijven. In de pilot waren de eisen voor ekv-dekking versoepeld voor exporteurs en debiteurs. De versoepeling kan bijvoorbeeld worden toegepast op de regresnormen. Daarnaast werden in de pilot langere looptijden van leningen dan gebruikelijk geaccepteerd, waarbij deze de economische levensduur van het kapitaalgoed niet mochten overschrijden en moeten voldoen aan de grenzen uit de Arrangement. De pilot is in 2023 geëvalueerd en succesvol gebleken in de ondersteuning van kleine groene exporteurs.

    Daarom is de pilot in 2023 omgezet naar structurele versoepeling van acceptatiecriteria voor kleine risicovolle groene transacties tot EUR 7 miljoen.

  • Sinds 2019 verzekert de Nederlandse staat bij groene projecten waarbij meerdere partijen betrokken zijn (zogenaamde projectfinanciering) een groter deel van de transactie dan bij reguliere projecten. In plaats van het Nederlandse bestanddeel (plus lokale kosten) als basis voor de verzekeraar, kan tot twee keer het Nederlandse bestanddeel (plus lokale kosten) worden verzekerd. Hiermee wordt het aantrekkelijker om bij projecten Nederlandse exporteurs in te schakelen. Ook kan een lager eigen risico worden gehanteerd (tot 95 procent dekking in plaats van de gebruikelijke 70 tot 90 procent). Verder is een pilot van start gegaan waarin meer flexibiliteit wordt geboden in de momenten waarop uit de lening van de Staat kan worden getrokken. Hierdoor ontstaat een extra prikkel om Nederlandse bedrijven te contracteren bij groene projectfinancieringen.

  • In 2019 is besloten om voor groene transacties een bredere definitie van export te hanteren. Voor groene transacties wordt per transactie bekeken of er een bredere definitie van export toe te passen is. Hierdoor komen meer groene transacties in aanmerking voor ekv-dekking. Het gaat in het bijzonder over transacties tussen nationale kopers en leveranciers, waarbij de goederen in eerste instantie ook worden ingezet in Nederland. Dit is mogelijk indien exportpotentieel op langere termijn van het kapitaalgoed aannemelijk wordt gemaakt.

  • In 2021 is de Groendekking ontwikkeld. Met de Groendekking worden bedrijven geholpen om financiering aan te trekken voor investeringen en onderzoek, om zo groene export te stimuleren. Bedrijven kunnen sinds 2022 gebruik maken van dit product.

  • Verder is een premiekorting voor groene transacties ingesteld. Hiermee worden groene transacties aantrekkelijker gemaakt. Hierbij blijft kostendekkendheid van de ekv-portefeuille het uitgangspunt.

  • In 2017 is ekv-dekking verleend aan Climate Investor One. Hiermee werd voor EUR 200 miljoen aan private investeringen gemobiliseerd voor hernieuwbare energieprojecten in opkomende economieën. In 2022 is dekking verstrekt op een tweede variant van dit fonds, Climate Investor Two en op het Green Shipping Fund, dat leningen verstrekt aan reders voor vergroening van schepen.

Zoals in het antwoord op vraag 2 wordt beschreven, worden groene transacties uit de ekv-portefeuille in kaart gebracht via het Groene Label. De methodiek van het Groene Label is in 2023 door een externe consultant geëvalueerd. De pilot faciliteit voor kleine groene risicovolle transacties is in 2023 intern geëvalueerd. Hieruit is gebleken dat de pilot succesvol was en kleine exporteurs extra ondersteunt bij groene export. De pilot is daarom omgezet in een structurele faciliteit voor kleine groene risicovolle transacties. De Groendekking en overige vergroeningsmaatregelen zullen in 2025 worden geëvalueerd. Ook los van deze evaluaties monitort het kabinet voortdurend of de vergroeningsmaatregelen nog steeds aansluiten bij de behoefte en wensen van exporteurs.

Vraag 21

In hoeverre heeft ADSB in de periode 2016–2021 «nee» moeten verkopen door gebrek aan capaciteit?

Antwoord 21

Dit is niet aan de orde. Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 22

Waarom is ADSB relatief efficiënt in het verzekeren van transacties vergeleken met andere exportkredietverzekeraars?

Antwoord 22

In de beleidsdoorlichting is aangegeven dat ADSB relatief efficiënt is volgens een internationale benchmark. Uit zowel het aantal verzekerde transacties per fte als uit het nieuw aangegane obligo per fte bleek volgens de doorlichting dat ADSB internationaal relatief goed scoort. Recent is echter gebleken dat de benchmark in de beleidsdoorlichting voor een deel helaas verkeerd is geïnterpreteerd. Het aantal transacties per fte blijkt in de onderzochte periode juist relatief laag te liggen in vergelijking met andere exportkredietverzekeraars in het buitenland. Het nieuw aangegane obligo per fte is in Nederland wel relatief hoog in de onderzochte periode. Dit komt doordat de omvang van de door ADSB verzekerde transacties relatief groot is in vergelijking met andere exportkredietverzekeraars. Een mogelijke verklaring hiervoor is volgens de benchmark dat andere exportkredietverzekeraars relatief meer mkb-exporteurs met kleine transacties ondersteunen dan ADSB. Het kabinet heeft in lijn met een aanbeveling uit de benchmark de inzet op het mkb afgelopen jaren versterkt, wat ertoe heeft geleid dat het aantal aanvragen van het mkb is verdubbeld. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 13.

De resultaten van de benchmark lopen slechts tot 2019. Zoals ook bij het antwoord op vraag 11 aangegeven laat ik in 2024 een nieuwe internationale benchmark uitvoeren naar de ervaringen van andere landen met de verschillende wijzen van uitvoering van hun ekv-faciliteit. In dit onderzoek zal ook worden gekeken naar de efficiëntie van de verschillende exportkredietverzekeraars, zodat de efficiëntie van ADSB opnieuw internationaal kan worden vergeleken op basis van de meest recente informatie.

Vraag 23

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het herzien van het anti-omkopingsbeleid?

Antwoord 23

De herziening van het anti-omkopingsbeleid bevindt zich in de consultatiefase. Deze consultatie wordt binnenkort afgerond. De verwachting is dat het beleid daarna zo spoedig mogelijk kan worden geïmplementeerd in lijn met het plan van aanpak dat op 17 november 2022 met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 36 200 IX, nr. 11).

Vraag 24

Waarom kiest het kabinet er niet nu al voor een volgend onderzoek niet door het ministerie zelf maar door een onafhankelijke derde te laten uitvoeren?

Antwoord 24

Hoewel het goed denkbaar is om de evaluatie voor de volgende periode uit te laten voeren door een onafhankelijke derde partij, wil ik niet nu al op de zaken vooruitlopen. Bij een volgende evaluatie zal ik opnieuw een afweging maken op basis van de dan geldende omstandigheden en daarin ook de overwegingen van de externe deskundige meenemen.

Vraag 25

Kan er een overzicht worden gegeven van landen die zich geheel dan wel gedeeltelijk niet houden aan de Arrangement? Op welke punten wijken deze landen af van de verklaring, welk voordeel behalen zij daarmee ten opzichte van Nederland?

Antwoord 25

De Arrangement is een zogenoemde «gentlemen’s agreement» tussen deelnemende OESO-landen. Dit betekent dat van alle deelnemende landen wordt verwacht dat zij, voor zover zij handelingen verrichten die vallen binnen de reikwijdte van de Arrangement, zich houden aan de voorwaarden die daarin zijn opgenomen. De Arrangement is binnen de EU opgenomen in een verordening, waardoor deze ook juridisch bindend is voor alle EU-lidstaten. Een overzicht van non-compliance met de Arrangement heeft het kabinet niet, maar er zijn op OESO-level wel verschillende transparantiemechanismes ingebouwd op basis waarvan aan de Arrangement participerende landen op portefeuille en transactieniveau dienen aan te geven hoe zij zich houden aan de regels van de Arrangement. Het secretariaat van de OESO Export Credit Group houdt de rapportages die hieruit voortkomen bij.

In de beleidsdoorlichting is aangegeven dat steeds meer financiering van export plaatsvindt buiten de reikwijdte van de Arrangement. Dit is deels omdat belangrijke nieuwe spelers als China en India niet deelnemen aan de Arrangement en deels omdat OESO-landen steeds meer vormen van financiering bieden buiten de reikwijdte van de Arrangement. Er is geen uitputtend overzicht beschikbaar op dit gebied. Wel zal ik dit jaar zoals eerder genoemd een internationale benchmark laten uitvoeren waarin de verschillende vormen van ondersteuning die landen aanbieden, ook buiten de Arrangement om, zoveel mogelijk in kaart zullen worden gebracht.

Vraag 26

Kan er een overzicht worden verstrekt van in welke gevallen Nederland strenger is dan internationaal afgesproken? In hoeverre ondermijnt deze opstelling de Nederlandse concurrentiepositie? In hoeverre speelt de strenge opstelling van Nederland juist andere landen in de kaart, welke projecten heeft Nederland door de strenge opstelling misgelopen?

Antwoord 26

Zie het antwoord op vraag 27.

Vraag 27

Is de wens van het kabinet om koploper te zijn op het gebied van milieu, sociale en governance risico’s ideologisch of economisch ingegeven? Wat is de (financiële dan wel economische) meerwaarde voor Nederland om koploper te zijn en hoe komt dat in concreto tot uitdrukking, kunt u de toegevoegde waarde kwantificeren?

Antwoord 27

Het uitgangspunt van het Nederlandse milieu en sociale beleid voor de ekv-faciliteit is dat Nederland geen transacties wil verzekeren met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier of milieu. De concrete meerwaarde van dit beleid is gelegen in het voorkomen, mitigeren of compenseren van de risico’s voor mens, dier of milieu. Uit de mvo-beleidsevaluatie die in december 2021 met uw Kamer is gedeeld11, blijkt dat het Nederlandse beleid in lijn is met internationale standaarden voor mvo die ook gelden voor andere landen.

De beleidsevaluatie beschrijft daarnaast op welke punten Nederland verder gaat dan de internationale kaders. Zo screent ADSB alle verzekeringsaanvragen op milieu en sociale risico’s om te beoordelen of een uitgebreide due diligence nodig is. Dit leidt niet per se tot een strenger afwijzingsbeleid, maar zorgt dat alle risico’s in kaart worden gebracht. Hierdoor worden geen transacties verzekerd met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier en milieu. Dit is eveneens het doel van de beleidsverklaring dierenwelzijn, op basis waarvan een aantal veehouderijsystemen volledig uitgesloten is van de ekv. Daarnaast is het vanaf 1 januari 2023 – net als in gelijkgestemde landen – niet meer mogelijk om ekv-steun te ontvangen voor nieuwe projecten in de internationale fossiele energiesector. Nederland blijft zich, samen met gelijkgestemde landen, internationaal inzetten om op bovenstaande punten een gelijk speelveld te creëren.

Vraag 28

Kunt u helder omschrijven wat exact de begrotingsdoelstelling is van artikel 5 en wat de doelstellingen zijn van de ekv? Als die niet (meer) gelijk zijn, kunt u dan duiden wanneer en waarom die doelstellingen uit elkaar zijn gaan lopen?

Antwoord 28

Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 15, luidt de doelstelling van artikel 5: «Het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan Nederlandse export en investeringen in het buitenland die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor Nederlandse bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.» Het onderliggende doel en tevens de hoofddoelstelling die de basis vormt voor de beleidsdoorlichting is het bevorderen van export, productie en werkgelegenheid. Daarnaast hanteert het kabinet een aantal subdoelstellingen die de hoofddoelstelling ondersteunen, zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 15. De mate waarin de subdoelstellingen worden gerealiseerd, is bepalend voor de mate waarin de ekv kan bijdragen aan export, productie en werkgelegenheid.

Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van de vragen 11, 15 en 16 wordt thans opvolging gegeven aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting om de begrotingsdoelstelling, de overige onderdelen van het juridisch kader en het ekv-instrumentarium te toetsen op samenhang en toekomstbestendigheid, en waar nodig aan te passen. Dit onderzoek is nog niet afgerond en ik wil daardoor niet vooruitlopen op mogelijke conclusies. Het streven is om dit onderzoek dit jaar af te ronden. Uw Kamer wordt daar vervolgens over geïnformeerd.

Vraag 29

Wat wordt er exact verstaan onder verantwoorde export en (nog verdere) Vergroening? Daarnaast schrijft u dat het juridisch kader toe is aan een onderhoudsslag, in het belang van de kabinetsdoelstellingen op het gebied van Vergroening en de benodigde energietransitie, kunt u dit nader duiden? Welke norm(aanpassing) en/of onderhoudsslag is nodig in verband met de energietransitie? In welke mate en op welke manier is het ekv-instrumentarium onderdeel van het klimaatbeleid van dit kabinet?

Antwoord 29

Verantwoorde export is export waarbij onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier en milieu worden voorkomen, en waarbij transacties die tot stand komen door omkoping worden voorkomen. Tevens wordt ingezet op het expliciet bevorderen van verduurzaming binnen de ekv.

Voor wat betreft de vergroening betreft dit het stimuleren van transacties die geclassificeerd zijn als groen volgens het Groene Label.12

Voor de vragen over het juridische kader, zie het antwoord op vraag 28. Voor de laatste vraag behorende bij vraag 29, zie het antwoord op vraag 30.

Vraag 30

Waarom wordt de ekv-faciliteit ingezet als klimaatinstrument (Vergroening en energietransitie)? Staat dit niet op gespannen voet met de (veronderstelde) doelstelling van de ekv-faciliteit (bevorderen export, bijdragen aan Nederlandse welvaart)?

Antwoord 30

De ekv-faciliteit is een instrument om export, bbp en werkgelegenheid kostendekkend te stimuleren. Het is geen klimaatinstrument. Wel kan met het instrument een positieve bijdrage worden geleverd aan de klimaat- en innovatiedoelstellingen van het kabinet. Om die reden is met de ekv-faciliteit de afgelopen jaren onder meer ingezet op het stimuleren van groene export via het bieden van gunstigere verzekeringsvoorwaarden voor groene transacties. Ook zijn de mogelijkheden die de ekv-faciliteit biedt actief onder de aandacht gebracht bij groene exporteurs.

Vraag 31

Wanneer wordt het beoordelingskader voor het ekv-instrumentarium opgeleverd? Wordt dit beoordelingskader voorafgaand aan vastlegging in het Beleidshandboek nog voorgelegd aan de Kamer?

Antwoord 31

ADSB heeft recentelijk gewerkt aan de ontwikkeling van een systematisch beoordelingskader voor productontwikkeling van nieuwe producten voor het ekv-instrumentarium. De aanbeveling uit de beleidsdoorlichting wordt dus al deels opgevolgd. Voorts wordt bezien hoe het beoordelingskader voor productontwikkeling verder kan worden verbeterd, waaronder of het kader eventueel kan worden uitgebreid met de mogelijkheid tot (her)beoordeling van niet alleen nieuwe maar ook bestaande producten. Zodra dit proces is afgerond zal ik uw Kamer daarover informeren. Dit is naar verwachting richting het einde van dit jaar.

Vraag 32

Wat behelst het huidige anti-omkopingsbeleid en wat dient nog nadere uitwerking?

Antwoord 32

Het huidige anti-omkopingsbeleid bestaat uit het onderzoeken van de voornaamste risico’s, zoals het gebruik van agenten bij een transactie en het uitvoeren van een due diligence van de relevante partijen. De evaluatie van het anti-omkopingsbeleid is op 8 juli 2022 met uw Kamer gedeeld.13

Op basis van de aanbevelingen uit deze evaluatie is het beleid op een aantal punten gewijzigd. De aanbevelingen en de opvolging daarvan zijn nader toegelicht in het plan van aanpak dat op 17 november 2022 met uw Kamer is gedeeld.14 De voornaamste wijziging betreft een nieuw risico-acceptatiebeleid, zodat de risico’s op het gebied van compliance structureel worden getoetst. Daarnaast is er een meldingsprocedure opgesteld, die regelt op welke wijze vermoedens van bijvoorbeeld omkoping gemeld moeten worden bij relevantie opsporingsinstanties.

Ook is het verzwaarde onderzoek (enhanced due diligence) gestandaardiseerd. Dit onderzoek vindt plaats in die gevallen waarbij er aanwijzingen zijn dat er een verhoogd risico is op omkoping. Relevant is ook dat ADSB structureel trainingen op het vlak van compliance organiseert en dat binnen de organisatie de compliance-werkzaamheden separaat worden uitgevoerd door een compliance team. Op deze manier worden extra «checks and balances» ingebouwd, in lijn met de aanbevelingen uit de evaluatie.

Het risico-acceptatiebeleid is ter consultatie voorgelegd aan externe stakeholders. De verwachting is dat het herziende beleid spoedig kan worden geïmplementeerd.

Vraag 33

Kunt u nader concretiseren wanneer er voor Nederland sprake is van ongewenste neveneffecten en/of wanneer er sprake is van onaanvaardbare effecten op milieu, sociaal en governance gebied? Kunt u het Nederlandse beleid vergelijken met het beleid van andere landen/publieke exportkredietverzekeraars?

Antwoord 33

Er is sprake van ongewenste neveneffecten wanneer negatieve gevolgen voor mens, dier of milieu niet conform internationale mvo-standaarden zijn voorkomen, gemitigeerd of gecompenseerd. Uit de mvo-beleidsevaluatie die in december 2021 met uw Kamer is gedeeld, blijkt dat het Nederlandse mvo-beleid in lijn is met internationale best practices en effectief is in het voorkomen van het verzekeren van exporttransacties met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier of milieu.15

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 27 heeft Nederland ervoor gekozen alle aanvragen aan een milieu en sociale due diligence te onderwerpen. Dit zodat er geen transacties worden verzekerd met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier en milieu. Daarnaast beschikt Nederland als enige exportkredietverzekeraar sinds 2019 over een beleidsverklaring dierenwelzijn waarmee het een aantal veehouderijsystemen en -praktijken volledig uitsluit van ekv-dekking. Nederland blijft zich samen met gelijkgestemde landen inzetten om op mvo-gebied een internationaal gelijkwaardig speelveld te creëren.

Daarnaast kent Nederland een anti-omkopingsbeleid waarbij mogelijke omkopingsrisico’s bij een transactie worden beoordeeld, met de inzet om omkoping door een Nederlandse exporteur/aanvrager te voorkomen. Dit beleid is in lijn met internationale OESO-standaarden. Ook op het vlak van dit anti-omkopingsbeleid geldt dat Nederland zich inzet voor een gelijkwaardig internationaal speelveld.

Vraag 34

Kunt u de opmerking dat de ABSB relatief efficiënt is (volgens een internationale benchmark) in vergelijking met andere publieke exportkredietverzekeraars nader toelichten? Is de ABSB ook in (nationale) absolute zin efficiënt of behoeft het verbetering?

Antwoord 34

Zie het antwoord op vraag 22 voor de vraag over de efficiëntie in vergelijking met andere publieke exportkredietverzekeraars. Het is volgens de beleidsdoorlichting niet mogelijk om harde conclusies te trekken over de nationale efficiëntie van de uitvoering van de ekv-faciliteit, omdat er geen indicatoren beschikbaar zijn die hiervan een volledig beeld kunnen geven. Tegelijkertijd is het wel aannemelijk dat de ekv-faciliteit grotendeels efficiënt wordt uitgevoerd. Uit de beleidsdoorlichting blijkt dat de ekv ruimschoots kostendekkend is, met een positief verwacht resultaat van EUR 667 miljoen voor alle polissen afgesloten sinds 1999. De vergoedingsovereenkomst tussen de Staat en ADSB bevat bovendien financiële prikkels die ADSB stimuleert om zoveel mogelijk afgesproken resultaten te behalen.

Vraag 35

Klopt het dat de risico’s voor «groene» projecten hoger liggen dan voor andersoortige projecten? Zo ja, kunt u die risico’s nader duiden en waar mogelijk kwantificeren?

Antwoord 35

Bepaalde groene projecten richten zich op technologie die nog niet eerder op commerciële/industriële schaal is toegepast, waardoor het lastig is om een dergelijke groene investering gefinancierd te krijgen. Daarnaast zijn de technologieën vaak nog relatief jong waardoor het technologisch risico groter is. Dit laatste verhoogt het risico op non-betaling door de koper. Overigens zijn niet alle groene projecten noodzakelijkerwijs risicovoller dan andere projecten. Zo zijn waste to energy projecten en zonne-energieprojecten inmiddels wereldwijd op grote schaal uitgerold met uitstekende track records. Daarnaast blijft het zo dat elk groen project een zorgvuldige risicobeoordeling ondergaat met daarbij kostendekkendheid als uitgangspunt.

Vraag 36

Waarom gelden er soepelere (financiële) regels ten aanzien van «groene» exporttransacties, kunt u deze versoepelingen uitputtend opsommen en aangeven waarom die versoepelingen gelden? Kunt u daarbij tevens aangeven welke risico's specifiek bij deze «groene transacties» spelen en in welke mate die impact hebben op het ekv-instrumentarium?

Antwoord 36

Zie het antwoord op vraag 20 voor een overzicht van de vergroeningsmaatregelen. In het antwoord op vraag 35 is reeds ingegaan op het risicoprofiel van groene transacties. Voor groene transacties wordt – net als voor alle andere transacties – altijd een zorgvuldige risicobeoordeling gemaakt, waarbij kostendekkendheid het uitgangspunt is. Tot op heden is er geen significant verschil waar te nemen tussen de kostendekkendheid op groene transacties ten opzichte van niet-groene transacties. Mede dankzij de vergroeningsmaatregelen is sprake van een stijging van het aantal groene transacties in de portefeuille.

Vraag 37

In hoeverre is de Nederlandse concurrentiepositie verslechterd doordat het (demissionaire) kabinet zich heeft gecommitteerd aan de COP26-verklaring?

Antwoord 37

Zie het antwoord op vraag 3. Ik zal uw Kamer dit jaar informeren over de resultaten van de COP26-evaluatie.

Vraag 38

Op welke vlakken en door welke landen wordt buiten de regels van de Arrangement om geconcurreerd? Welke alternatieve instrumenten voor export-, import- en investeringsondersteuning worden ingezet?

Antwoord 38

Zoals vermeld in het antwoord op vraag 25, is in de beleidsdoorlichting aangegeven dat steeds meer financiering van export plaatsvindt buiten de reikwijdte van de Arrangement. Dit komt deels omdat belangrijke grote spelers als China en India niet deelnemen aan de Arrangement. Daarnaast bieden OESO-landen steeds meer vormen van financiering aan buiten de kaders van de Arrangement om. Er is geen uitputtend overzicht beschikbaar op dit gebied. Wel zal ik dit jaar een internationale benchmark laten uitvoeren waarin de verschillende vormen van ondersteuning die landen aanbieden aan bod zullen komen.

Vraag 39

Welke uitgangspunten hanteren consultancybureaus om te bepalen of iets al dan niet kwalificeert als «groen»? Hoe objectief zijn die criteria en hoe wordt die objectiviteit vastgesteld dan wel getoetst?

Antwoord 39

ADSB labelt ekv-gedekte transacties als «groen» via het Groene Label. Een transactie is «groen» wanneer deze bijdraagt aan een van de volgende onderdelen:

  • a) Het reduceren van de snelheid van klimaatverandering (klimaatmitigatie). Klimaatmitigatie bestaat uit activiteiten die bijdragen aan het vermijden of beperken van broeikasgasemissies (waaronder koolstofdioxide), of het vergroten van de capaciteit voor de opname van koolstof, bijvoorbeeld door herbebossing.

  • b) Het aanpassen aan de effecten van klimaatverandering (klimaatadaptatie). Klimaatadaptatie betreft activiteiten of technologieën die de lokale klimaatkwetsbaarheid aanpakken door de veerkracht van gemeenschappen, goederen of ecosystemen voor klimaatverandering te versterken.

  • c) Beperking van de overige voetafdruk. Dit omvat de activiteiten die niet rechtstreeks gericht zijn op de beperking van of aanpassing aan de klimaatverandering, maar wel een positief effect hebben op het milieu en verder gaan dan de lokale wettelijke vereisten, zoals behoud van de biodiversiteit, afvalbeheer, tegengaan van verontreiniging en het duurzaam gebruik en bescherming van water.

Het Groene Label is door ADSB ontwikkeld. Het label en de gehanteerde definities zijn gebaseerd op IFC Methodology for climate related activities en het FMO Green Label. Er zijn geen consultancybureaus betrokken bij het bepalen of een transactie al dan niet kwalificeert als «groen»; dit doet ADSB zelf aan de hand van de Groene Label methodiek. Wel is het Groene Label door een externe consultant gevalideerd en in opdracht van ADSB in 2023 geëvalueerd. Hieruit is gebleken dat het Groene Label in grote lijnen aansluit bij de EU-taxonomie. Ik zal uw Kamer in de ekv-monitor over 2023 informeren over resultaten van de evaluatie.

Vraag 40

Kunt u een overzicht delen van de projecten waarop obligo uitstaat?

Antwoord 40

Ja, op de website van ADSB vindt u de publicatie van afgegeven polissen.16 Daarnaast geven de figuren 4.7 en 4.8 op pagina 44 en 45 van de beleidsdoorlichting een overzicht van openstaand obligo in de periode 2016 t/m 2021 per land en per sector.

Vraag 41

Hoe verklaart u het dat er zo'n 600 miljoen euro aan obligo uitstaat in Nederland?

Antwoord 41

Het uitstaande obligo op Nederland betreft voornamelijk liquiditeitsverruimende instrumenten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de zelfstandige contragarantie, de fair calling facility en de zelfstandige werkkapitaaldekking. Daarnaast kan obligo op Nederland gaan om binnenlandse dekking, waarmee indirect export mogelijk wordt gemaakt: de verkoop van een kapitaalgoed (bijvoorbeeld een schip om windmolens te installeren) aan een Nederlandse exporteur die met dit kapitaalgoed inkomsten in het buitenland genereert (de aanleg van offshore windmolenparken). Ten slotte bestaat sinds 2022 de Groendekking, waarmee Nederlandse exporteurs in Nederland kunnen investeren in hun toekomstige groene exportpotentieel.

Vraag 42

Hoeveel van de obligo buiten olie & gas sector zit naar schatting in projecten met significante CO2 uitstoot?

Antwoord 42

ADSB rapporteert niet over het obligo in CO2-intensieve sectoren. ADSB is momenteel bezig inzicht te krijgen in de CO2-voetafdruk van haar portefeuille. Op basis daarvan kan bepaald worden wat de CO2-intensieve sectoren zijn buiten de olie & gas sector en wat het uitstaande obligo in deze sectoren is. De resultaten worden in de loop van dit jaar verwacht.

Vraag 43

Onder welke sector worden ekv’s voor slachthuizen en vleesindustrie gerekend?

Antwoord 43

ADSB heeft geen specifieke sectorindicatie voor slachthuizen en vleesindustrie. Dergelijke transacties betreffen vaak de levering van machines en worden onder de sector «machinery & electronics» gerapporteerd.

Dergelijke transacties worden door ADSB onderworpen aan een milieu en sociale beoordeling voordat een polis wordt verstrekt. Onderdeel van deze beoordeling is dat de projecten worden getoetst aan het Nederlandse dierenwelzijnsbeleid voor de ekv.

Vraag 44

Wat zijn de kernpunten van de Nederlandse inzet in de onderhandelingen van de Common Approaches?

Antwoord 44

Nederland geeft geen ekv-dekking af aan transacties met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier en milieu. Internationaal doet Nederland samen met gelijkgestemde landen voorstellen om de Common Approaches aan te scherpen. Zo pleit Nederland om de reikwijdte van de Common Approaches te verbreden. Op deze manier zouden alle transacties (dus ook die met een krediettermijn korter dan twee jaar17) onder de Common Approaches vallen en conform de voorschriften gescreend moeten worden op milieu en sociale risico’s. Daarnaast heeft Nederland ook een aantal voorstellen gedaan om de lijst met projecten uit te breiden die vanwege hogere risico’s een strenge milieu en sociale beoordeling krijgen (de zogenaamde categorie A projecten). Nederland blijft zich hierbij inzetten voor de harmonisatie van het beleid van de verschillende internationale exportkredietverzekeraars om het internationale speelveld te waarborgen.

Vraag 45

Wat is de stand van zaken rondom de herziening van de Common Approaches die eind 2023 verwacht werd?

Antwoord 45

De onderhandelingen binnen de OESO Export Credit Group (ECG) over de herziening van de Common Approaches zijn nog gaande. Het streven vanuit Nederland is om de herziening eind 2024 af te ronden.

Vraag 46

Wat is de stand van zaken rondom de Europese strategie voor exportfinanciering die begin 2023 afgerond zou zijn?

Antwoord 46

In 2022 is de Europese Commissie begonnen met een haalbaarheidsstudie naar opties voor een EU-strategie voor publieke exportfinanciering, met als doel het internationale speelveld voor EU-exporteurs te verbeteren in andere landen. Deze haalbaarheidsstudie is in mei 2023 afgerond. In het rapport worden verschillende aanbevelingen gedaan die kunnen bijdragen aan een Europese strategie voor publieke exportfinanciering, van betere coördinatie tussen EU-lidstaten tot oprichting van een volledige EU-exportkredietfaciliteit. De Europese Commissie begeleidt momenteel een nadere verkenning van mogelijke oplossingsrichtingen met EU-lidstaten. Daarbij wordt onder andere gekeken naar het beter samenbrengen van de financiële instrumenten die de EU tot haar beschikking heeft («enhanced coordination»), zowel op het gebied van exportkredieten als op het gebied van (ontwikkelings- en klimaat)financiering.

Vraag 47

Is een soortgelijke neerwaartse trend in de bijdrage van de ekv’s aan de Nederlandse economie ook terug in andere Europese landen?

Antwoord 47

Door gebrek aan data is niet met zekerheid te zeggen of er sprake is van een neerwaartse trend in de bijdrage van de ekv in andere Europese landen. OESO-statistieken wijzen wel op een relatieve afname van Europese export van kapitaalgoederen in 2020 t.o.v. 2011.18 Deze bevinding biedt echter te weinig handvaten om tot een definitieve conclusie te komen.

Nederland loopt overigens voorop in het meten van de bijdrage van de ekv op werkgelegenheid en economie. Er zijn op dit moment geen gegevens van andere landen beschikbaar voor een vergelijking. Hierdoor zijn uitspraken over trends in andere Europese landen niet mogelijk.

Vraag 48

Is er een toename te zien in het aantal afgewezen aanvragen voor een exportkredietverzekering die de afname in de toegevoegde waarde mede zou kunnen verklaren?

Antwoord 48

Zie het antwoord op vraag 18.

Vraag 49

In hoeverre is de afnemende absolute bijdrage van het publieke ekv aan de economie een specifiek Nederlands fenomeen?

Antwoord 49

Zie het antwoord op vraag 47.

Vraag 50

In hoeverre worden projecten in de landbouwsector naast de beleidsverklaring dierenwelzijn ook getoetst aan in Nederland geldende normen voor dierenwelzijn?

Antwoord 50

Naast de beleidsverklaring dierenwelzijn worden landbouwtransacties getoetst aan internationale standaarden voor dierenwelzijn en de nationale wet- en regelgeving van het land waar geleverd wordt.19 Er wordt niet getoetst aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Met de dierenwelzijnsverklaring en de daaruit volgende uitsluitingslijst gaat Nederland al verder dan andere landen. Daarnaast worden Europese richtlijnen en verordeningen voor het houden, vervoeren en slachten van dieren gebruikt als referentiekader in het due diligence proces.

Het kabinet doet momenteel onderzoek naar de reikwijdte en consequenties van de aangenomen motie Teunissen c.s. die oproept om te stoppen met ekv-dekking op projecten met een lagere dierenwelzijnsstandaard dan de Nederlandse.20 De resultaten van dit onderzoek zullen met de Kamer worden gedeeld.

Vraag 51

Wanneer wordt verwacht dat de aanbevelingen uit 2022 op het anti-omkopingsbeleid zullen worden doorgevoerd?

Antwoord 51

Afgelopen jaar zijn de meeste aanbevelingen doorgevoerd in lijn met het plan van aanpak zoals met uw Kamer gedeeld in de kamerbrief van 17 november 2022. De voornaamste aanbeveling is het opstellen van een helder risico-acceptatiebeleid voor anti-omkoping. Dit risico-acceptatiebeleid is in concept gereed en zal na consultatie met relevante betrokkenen dit jaar worden doorgevoerd. Het hernieuwde anti-omkopingbeleid zal naar verwachting dit jaar volledig zijn geïmplementeerd.


X Noot
1

Kamerstuk 26 485, nr. 372, Monitor exportkredietverzekeringen 2020. ADSB labelt transacties als «groen» als deze bijdragen aan klimaatmitigatie, klimaatadaptatie of een beperking van de overige voetafdruk. Wanneer transacties niet groen zijn, kunnen ze ook worden geclassificeerd als «fossiel» of «overig». Zie ook antwoord 39.

X Noot
2

De huidige leden van de E3F-coalitie zijn Frankrijk, Duitsland, Nederland, België, Denemarken, Zweden, Spanje, Finland, het Verenigd Koninkrijk en Italië.

X Noot
4

De uitsluitingslijst te raadplegen op de website van ADSB: https://brochures.atradiusdutchstatebusiness.nl/uitsluitingslijst-ekv/.

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23 31 793, nr. 230.

X Noot
6

Regulation (EU) No 1233/2011 of the European Parliament and of the Council of 16 November 2011 on the application of certain guidelines in the field of officially supported export credits and repealing Council Decisions 2001/76/EC and 2001/77/EC, zie https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=celex%3A32011R1233.

X Noot
7

Raadpleegbaar via: EU Export Finance Lab | LinkedIn.

X Noot
8

Working paper Van den Berg et al. (2016), zie Bijdrage publieke exportkredietverzekering aan economie | CBS.

X Noot
9

Het CBS spreekt in haar onderzoek over de pekv en bedoelt hiermee de publieke ekv.

X Noot
10

Het onderzoek is in 2023 gepubliceerd als working paper: J. Lorié en O. Čiočytė, Public credit insurance supports Dutch exports. But how much? February. Lorié en Čiočytė zijn economen werkzaam bij ADSB. Lorié is tevens verbonden aan de Amsterdam School of Economics.

X Noot
11

Kamerstukken II 2021–2022, 26 485, nr. 380.

X Noot
12

Kamestuk 35 570 IX, nr. 42

X Noot
13

Kamerstuk 35 925 IX, nr. 39.

X Noot
14

Kamerstuk 36 200 IX, nr. 11.

X Noot
15

Kamerstukken II 2021–2022, 26 485, nr. 380.

X Noot
17

De voorschriften uit de Common Approaches gelden kort gezegd op dit moment alleen voor transacties met een looptijd van meer dan twee jaar.

X Noot
19

De IFC Performance Standards en de Terrestrial Animal Health Code van de World Organization for Animal Health (OIE) zijn de primaire internationale toetsingskaders voor dierenwelzijn. De Environmental, Health and Safety (EHS) Guidelines en Good Practice Notes van IFC zijn ondersteunende richtlijnen in het due diligence proces. Wanneer de benodigde standaarden ontbreken of onvolledig zijn wordt gekeken of er andere internationale erkende standaarden beschikbaar zijn als referentiekader voor de inhoudelijke due diligence. Dit kunnen bijvoorbeeld relevante EU-richtlijnen zijn.

X Noot
20

Motie van de leden Teunissen, Dobbe en Hirsch (Partij voor de Dieren, SP en GroenLinks-PvdA) over dierenwelzijnsstandaarden, met Kamerstuk 36 410 XVII, nr. 44. In Kamerstuk 26 485, nr. 433 wordt toegezegd om nader onderzoek te doen naar de mogelijke reikwijdte en consequenties van de motie.

Naar boven