31 839 Jeugdzorg

Nr. 424 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2014

Uw Kamer heeft naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur van 11 november jl. gevraagd nadere toelichting te geven over de garantie op continuïteit van zorg (Handelingen II 2014/15, nr. 23, item 5). In het bijzonder vraagt uw Kamer of gegarandeerd is dat kinderen die nu jeugdhulp krijgen, vanaf 1 januari 2015 kunnen rekenen op hulp bij dezelfde aanbieder. U verwijst daarbij ook naar hetgeen wij hierover met uw Kamer hebben besproken tijdens het Wetgevingsoverleg van 3 november jl. (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 83).

Wettelijke waarborg continuïteit van zorg

In de Jeugdwet is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen de jeugdhulp die al is ingezet voordat de wet inwerking treedt kunnen voortzetten bij dezelfde aanbieder, indien dat redelijkerwijs mogelijk is1. Dit is toegelicht tijdens het Wetgevingsoverleg van 3 november jl. Ten behoeve van de continuïteit van zorg is de gemeente ook verplicht de rekening te betalen voor jeugdhulp van aanbieders die zij niet gecontracteerd hebben, mits de jeugdhulp bij deze aanbieders al is ingezet voor 1 januari 2015 en doorloopt na 1 januari.

Overigens betekent de bepaling in de Jeugdwet niet dat in alle gevallen ook dezelfde hulpverlener de jeugdhulp zal verzorgen. Dat is niet anders dan in het huidige systeem. Hulpverleners kunnen van baan wisselen, met pensioen gaan of om andere redenen stoppen met het werk dat ze doen.

Mogelijke scenario’s

De bepaling in de wet gaat ervan uit dat er uitzonderingen op de regel kunnen zijn, waardoor in uitzonderlijke gevallen de jeugdhulp redelijkerwijs niet kan worden gecontinueerd bij dezelfde aanbieder. Een mogelijke uitzondering doet zich voor op het moment dat een aanbieder zich terugtrekt uit de markt. Op dat moment is het aan de gemeenten om voor de jeugdigen die het betreft een passend alternatief te vinden, zodat de zorgcontinuïteit gewaarborgd is. Op dit moment zijn overigens geen voorbeelden hiervan bekend.

Een andere uitzondering die kan optreden, is de situatie waarin de zorgaanbieder aangeeft niet te kunnen voldoen aan de gevraagde continuïteit van zorg, bijvoorbeeld omdat de aanbieder denkt met het door gemeenten geboden contract niet de continuïteit van zorg te kunnen leveren die nodig is. De uitzending van Nieuwsuur van 11 november jl. gaf daar voorbeelden van. In dergelijke situaties kan de zorgaanbieder zich wenden tot de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ). De TAJ kan de situatie beoordelen en met de gemeenten en aanbieder bezien of een oplossing mogelijk is waarbinnen de continuïteit van zorg gewaarborgd is. Een uitkomst kan zijn dat de TAJ de zorgaanbieder verwijst naar de regeling houdende vergoeding van bijzondere transitiekosten die wij voor aanbieders hebben getroffen2. De TAJ brengt daarover dan ook advies uit aan de Minister van VWS. Indien het beroep op de Regeling gegrond is worden de kosten benodigd voor continuïteit van zorg vergoed3. De uitkomst voor jeugdigen is in dat geval continuïteit van zorg bij de zelfde aanbieder.

Tot slot

De transitieperiode legt veel nadruk op systemen, wettelijke waarborgen en bestuurlijke maatregelen. Dat is nu ook heel belangrijk. Wij hopen dat nu snel weer de nadruk op de jeugdigen zelf komt te liggen – en de hulp en ondersteuning die zij nodig hebben. Wij hebben in reactie op het verzoek van uw Kamer geschetst welke waarborgen er voor jeugdigen zijn getroffen voor de continuïteit van zorg bij dezelfde aanbieder. Alle jeugdigen die voor 1 januari aanstaande jeugdhulp ontvangen waarvan voorzien is dat deze na 1 januari doorloopt, kunnen daar ook op rekenen. De continuïteit van zorg kan op deze wijze gewaarborgd worden. Wij constateren dat alle gemeenten bezig zijn de noodzakelijke stappen daartoe te zetten. Wij volgen dat nauwgezet en hebben de maatregelen gereed, mocht dat nodig blijken. Eind november informeren wij uw Kamer over de uitkomsten van de Transitiemonitor Jeugd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Zie hiervoor de artikelen 10.1, lid 5, 10.2, lid 5 en 10.3, lid 5 in combinatie met artikel 12.4, lid 1 sub a en sub b van de Jeugdwet.

X Noot
2

Artikel 2a van de gewijzigde regeling ziet op bijzondere transitiekosten ten behoeve van de continuïteit van zorg (Regeling van 23 september jl. met kenmerk 63872–125988,

Staatscourant 2014 nr. 27263).

X Noot
3

Voor deze regeling is door het kabinet € 200 miljoen gereserveerd.

Naar boven