31 839 Jeugdzorg

Nr. 350 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2014

1. Inleiding

Hierbij bieden wij u de derde rapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) met de onderliggende rapporten aan.

De rapportage is terecht kritisch, omdat 1 januari met rasse schreden nadert en de gemeenten nog veel beslissingen moeten nemen om op 1 januari 2015 klaar te zijn. Met de aanvaarding van de Jeugdwet door de Eerste Kamer op 18 februari jl. én de bekendmaking van de geactualiseerde budgetten per gemeente op 5 december 2013 staan de landelijke juridische en financiële kaders in grote lijnen vast. Dat biedt gemeenten voldoende duidelijkheid de benodigde besluiten te nemen en te zorgen dat men op tijd gereed is. De urgentie is groot.

Rijk en VNG hebben hun inspanningen om gemeenten te ondersteunen en de transitie in goede banen te leiden geïntensiveerd. Met deze brief informeren wij uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG, over de belangrijkste maatregelen die ervoor zorgen dat gemeenten hun nieuwe verantwoordelijkheid voor jeugdhulp en jeugdbescherming per 1 januari 2015 daadwerkelijk waar kunnen maken. Zorgcontinuïteit en beperking van frictiekosten zijn daarvoor belangrijke toetsstenen. De maatregelen maken onderdeel uit van het geactualiseerde Transitieplan dat is bijgevoegd1. Bij deze brief treft u ook de eerste rapportage met een landelijk beeld van de Transitiemonitor Jeugd aan.

Op uw verzoek geven wij in deze brief tevens een analyse van recente rechterlijke uitspraken inzake het beëindigen door provincies van de subsidierelatie met bureaus jeugdzorg en de gevolgen daarvan (zie paragraaf 3.c van de brief).

2. Bevindingen TSJ

Volgens de TSJ is de invoering van het nieuwe jeugdstelsel op 1 januari 2015 haalbaar als gemeenten (ook in regionaal verband) tezamen met aanbieders van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering op korte termijn prioriteiten stellen, keuzes maken en besluiten nemen. Lokaal en regionaal moet duidelijk worden wat minimaal nodig is om invulling te geven aan de nieuwe gemeentelijke verantwoordelijkheid voor jeugdhulp. Dat moet prioriteit hebben. Het gaat volgens de TSJ daarbij om een adequaat functionerend toegangssysteem, zorgcontinuïteit en een passend en dekkend systeem van jeugdhulp, aansluiting bij het jeugdbeschermingskader en de invulling van de «AMHK-functie». Verder moet de interne organisatie en gemeentelijke besluitvorming op orde zijn. De TSJ beveelt aan dat gemeenten zich nu volledig richten op het realiseren van deze prioriteiten (het «minimale kader» of basiskader) en dit doen binnen de bestaande regionale samenwerking.

De TSJ uit in de rapportage haar zorgen over de voortgang van de transitie. Zij baseert zich daarbij op de vijf door haar geformuleerde voorwaarden voor een «zachte landing». De zorgen betreffen:

  • helderheid op onderdelen van het budget voor jeugdhulp in 2015;

  • de toekomst van de bureaus jeugdzorg;

  • de problematiek van de frictiekosten;

  • de inkoop van jeugd-ggz door gemeenten;

  • de problematiek van bovenregionaal werkende aanbieders.

De zorgen van de TSJ zijn ook gebaseerd op haar bevindingen in de regio’s op de volgende punten:

  • de TSJ ziet bijna geen afspraken tussen regio’s en bovenregionaal werkende aanbieders over zorgcontinuïteit en continuïteit van zorginfrastructuur;

  • de TSJ ziet nauwelijks voortgang in de regio’s bij het nemen van besluiten over de wijze van invulling van de regionale samenwerking;

  • de TSJ ziet dat in de meeste gemeenten geen besluitvorming over alle aspecten van de inrichting van de nieuwe jeugdtaken plaatsvindt vóór de gemeenteraadsverkiezingen.

Dit zijn duidelijke, niet mis te verstane signalen. In het vervolg van deze brief gaan we in op de aanbevelingen van de TSJ voor een verantwoorde invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015.

De TSJ heeft ook aandacht besteed aan de voortgang van de inhoudelijke veranderingen van het jeugdstelsel, de «transformatie», daarmee aansluitend op de motie Bergkamp en Ypma over het stimuleren van de transformatie (Kamerstuk 31 839, nr. 290). Op de aanbevelingen van de TSJ over de transformatie wordt uw Kamer zo spoedig mogelijk separaat geïnformeerd.

3. Maatregelen voor een verantwoorde invoering van de Jeugdwet

Bij de behandeling van de Jeugdwet in de Tweede en Eerste Kamer is terecht veel aandacht gevraagd voor de zorgvuldigheid waarmee de Jeugdwet moet worden ingevoerd. Tijdens het debat is uitgebreid stilgestaan bij de zorg die ook bij beide Kamers leeft over het uitblijven van afspraken met aanbieders van specialistische zorg op bovenregionaal niveau. Wij hebben toegezegd hier maatregelen voor te treffen en wel in de vorm van een Transitie Autoriteit Jeugd, waarover hieronder meer.

Het beeld dat uit de derde rapportage van de TSJ naar voren komt is, dat er met name bij gemeenten nog veel moet gebeuren. Ook uit het landelijke beeld van de Transitiemonitor Jeugd van Rijk en VNG blijkt dat in de gemeenten en de regio’s nog veel implementatiewerk te verrichten is. Wij zijn met de TSJ van oordeel dat met de juiste keuzes en focus op lokaal en regionaal niveau gecombineerd met maatwerkondersteuning vanuit het landelijk niveau een verantwoorde invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 haalbaar is. Het is nu aan gemeenten om binnen de vastgestelde landelijke kaders besluiten te nemen en te zorgen dat men op tijd gereed is.

a) Helderheid budgetten

Gemeenten hebben 5 december 2013 een update gekregen van het te ontvangen budget voor jeugdhulp in 2015. In aanvulling daarop zijn financiële teams het land in gegaan om deze cijfers toe te lichten. In de komende meicirculaire komen de definitieve budgetten voor 2015 per gemeente te staan. Omdat de budgetten in de meicirculaire mogelijk wijzigingen bevatten ten opzichte van de cijfers die eind 2013 al indicatief gegeven zijn, en helderheid bij gemeenten gewenst is om contracten met aanbieders aan te gaan, hebben gemeenten de garantie gekregen dat zij hoe dan ook kunnen beschikken over 95% van het budget dat zij eind 2013 hebben doorgekregen. Hiermee is ons inziens voldoende duidelijkheid aan gemeenten geboden om concrete afspraken te maken om de continuïteit van de jeugdhulp, jeugdreclassering en jeugdbescherming te kunnen realiseren. Wij zien ook het belang aan de zijde van aanbieders om snel helderheid te krijgen voor de periode na 1 januari 2015.

b) Transitieautoriteit Jeugd

In aanloop naar de behandeling van de Jeugdwet in de Eerste Kamer hebben de betrokken brancheorganisaties en de VNG bij brief van 10 februari 2014 aan de Eerste Kamer een voorstel gedaan voor een geleidelijk transitieproces voor gespecialiseerde vormen van jeugdhulp. Ook de TSJ constateert dat de fase waarin het inkoopproces zich nu bevindt dwingt tot nadere maatregelen om te voorkomen dat noodzakelijke jeugdhulp straks niet meer beschikbaar is. Met name bovenregionaal werkende aanbieders die verder af staan van het gemeentelijk besluitvormingsproces, ontbreekt het vaak nog aan voldoende duidelijkheid over de omzet die zij in 2015 aanvullend op de inkomsten uit lopende zaken mogen verwachten. Bestuurders van aanbieders moeten begin 2014 beslissingen nemen over de bedrijfsvoering. De onzekerheid kan hen dwingen tot maatregelen die de continuïteit van zorg kunnen bedreigen. Daarom hebben wij in de Eerste Kamer de oprichting van een Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) aangekondigd. De TAJ zal naar verwachting op 1 april 2014 zijn werkzaamheden starten en worden ingesteld voor een periode van drie jaar. De TAJ moet er voor zorgen dat aanbieders en gemeenten alsnog voldoende tijd en ruimte krijgen om tot inkoopafspraken te komen die de continuïteit van de jeugdhulp verzekeren en voorkomen dat functies van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering die niet gemist kunnen worden ongewild verdwijnen. De TAJ krijgt tot taak:

  • op verzoek van organisaties te bemiddelen tussen deze organisaties en gemeenten;

  • gemeenten te adviseren bij de inkoop van die functies van jeugdhulp waarvan de continuïteit van zorg mogelijk onder druk komt te staan;

  • organisaties te adviseren bij het doorvoeren van noodzakelijke sanering;

  • de bewindslieden te adviseren over het geven van een bestuurlijke aanwijzing aan gemeenten;

  • te adviseren over de sanering van een zorgaanbieder en hoe omgegaan kan worden met eventuele resterende frictiekosten die daarbij optreden.

De TAJ kan onmiddellijk aan de slag met die aanbieders die direct een beroep doen op het instrumentarium van de TAJ.

Als de TAJ daar waar zij een rol heeft geen oplossingen ziet ontstaan, zal zij in het uiterste geval een zwaarwegend advies aan gemeenten uitbrengen. Dat advies kan tevens dienen als basis voor verderstrekkende maatregelen van Rijkszijde, indien gemeenten en organisaties onverhoopt niet alsnog tot goede oplossingen komen. Wij kunnen op grond van de Jeugdwet een aanwijzing geven aan de gemeenten die het betreft of – na 1 januari 2015 – vanuit het generiek instrumentarium interbestuurlijk toezicht dat is opgenomen in de Gemeentewet gemeenten aanspreken op het niet naar behoren uitvoeren van haar taken. Binnen dit instrumentarium is indeplaatsstelling het uiterste redmiddel om taakuitvoering te garanderen.

c) Continuïteit taken bureaus jeugdzorg

Bij brief van 20 december 2013 (Kamerstuk 31 839, nr. 337) hebben wij aan uw Kamer bericht dat rijk, VNG en IPO op 19 december 2013 waarborgen hebben vastgesteld voor de continuïteit van de (wettelijke) functies van de bureaus jeugdzorg. Afgesproken is dat gemeenten uiterlijk 28 februari 2014 in overleg met het bureau jeugdzorg in regionaal verband een besluit nemen met daarbij de garantie van de continuïteit van de benodigde functies. Het gaat om de huidige taken van bureau jeugdzorg ten aanzien van crisissituaties, AMK, jeugdbescherming en jeugdreclassering en de daarbij horende infrastructuur. Indien de afspraken in een regio niet tot stand komen, dan treedt een overgangsregeling in werking. Deze regeling houdt in dat gemeenten ter borging van de uitvoering van de hiervoor genoemde taken voor 2015 een budgetgarantie moeten geven van minimaal 80% van het budget van het BJZ in 2014 en/ of hun rechtsopvolgers (inclusief afspraken over overname van medewerkers). Op basis van deze afspraken hebben de bureaus jeugdzorg een financiële garantie voor het jaar 2015 en kunnen zij op basis van de afspraken met gemeenten binnen de kaders, waar nodig, starten met de voorbereidingen van de reorganisatieopgave.

Wij hebben van alle 42 regio’s een brief ontvangen over de afspraken met de bureaus jeugdzorg. Op dit moment worden de afspraken geïnventariseerd en u wordt daarover nog nader geïnformeerd. Wel is al duidelijk dat enkele bureaus jeugdzorg verwachten dat zij de frictiekosten die optreden als gevolg van de afspraken met gemeenten niet geheel zelf kunnen financieren. De redenen hiervoor zijn divers. Op 20 maart 2014 is een bestuurlijk overleg gepland tussen Rijk, VNG en IPO waarin over de eventuele resterende frictiekosten gesproken wordt. Wij zullen daarnaast ook de direct betrokken partijen stimuleren om afspraken te maken over de wijze waarop de frictiekosten kunnen worden verminderd. De verantwoordelijkheid van gemeenten op dit punt is opgenomen in de Jeugdwet (artikel 12.4, lid 1 onder c). Hierbij wordt tevens rekening gehouden met het toekomstperspectief van een bureau jeugdzorg.

De overgangsregeling moet redelijkerwijs voldoende zijn om de continuïteit van de uitvoering van justitiële maatregelen te borgen. Als de continuïteit van de uitvoering door een bepaald bureau jeugdzorg (of de landelijk werkende instelling) ondanks de waarborgen een probleempunt blijft, dan zal deze zich kunnen melden bij de Transitie Autoriteit Jeugd.

d) Inkoop jeugd-ggz

Op 10 februari jl. hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen ter ondersteuning van gemeenten bij de inkoop van de jeugd-ggz (Kamerstuk 31 839, nr.344). Dit is een pakket maatregelen van VNG en Zorgverzekeraars Nederland met het doel de inkoop van jeugd-ggz bij gemeenten zorgvuldig te laten verlopen. VNG en Zorgverzekeraars Nederland hebben schriftelijk bevestigd deze afspraken haalbaar te achten en eraan te kunnen voldoen. De VNG zal samen met het transitiebureau een uitgebreid ondersteuningsprogramma ontwikkelen. De gemaakte afspraken tussen verzekeraars en gemeenten bieden «voldoende ruimte voor innovatie en vernieuwing en aansluiting bij gemeentelijk beleid» zoals voorgesteld in de motie van de leden Ypma en Bergkamp tijdens het Wetgevingsoverleg van 25 november 2013 (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 64).

e) Meldpunt cliëntenperspectief

Alle maatregelen en acties van de betrokken partijen – van gemeenten tot Rijk tot zorgaanbieders – zijn erop gericht om vanaf 1 januari 2015 een goed werkend stelsel van jeugdhulp onder verantwoordelijkheid van de gemeenten te realiseren. Juist in de beginfase van het gedecentraliseerde stelsel kan extra aandacht voor cliënten bijdragen aan een goedwerkend stelsel. Bijvoorbeeld op het moment dat instanties zich nog niet voor honderd procent hebben aangepast aan de nieuwe situatie en elkaar nog niet direct kunnen vinden, kan dit ten koste gaan van de cliënt. Voor die uitzonderlijke situaties willen wij een meldpunt hebben waar ouders en kinderen in het uiterste geval terecht kunnen. De komende periode werken VNG en Rijk dit meldpunt verder uit.

4. Maatwerkondersteuning gemeenten

De TSJ merkt terecht op dat gemeenten zelf regie moeten hebben over het decentralisatieproces. De extra maatregelen op landelijk niveau doen niets af aan de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten om op lokaal en regionaal niveau keuzes te maken en maatregelen te treffen. De inspanningen vanuit Rijk en VNG zijn er zoveel mogelijk op gericht de lokale en regionale dynamiek op maat te ondersteunen. Daarvoor hebben wij enkele nieuwe initiatieven genomen. Belangrijke instrumenten die wij – naast de hierboven genoemde Transitie Autoriteit Jeugd – gemeenten daarbij aanbieden, zijn het geactualiseerde Spoorboekje met focuslijst, de Transitiemonitor Jeugd en het Ondersteuningsteam decentralisatie. Bovendien heeft de Staatssecretaris van VWS 32 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de invoeringskosten die gemeenten maken, bovenop de 8 miljoen die eerder al beschikbaar was gemaakt. Hieronder geven wij aan hoe wij van uit het landelijk niveau de implementatie met maatwerk, zoals ook voorgesteld door de TSJ, ondersteunen.

a) Focuslijst met aangepast spoorboekje

Elke gemeente en elke regio bepaalt zelf de wijze waarop de transitie-opdracht wordt vormgegeven. Rijk en VNG ondersteunen gemeenten daarbij met een spoorboekje waarin de mijlpalen en benodigde acties zijn weergegeven. Dit spoorboekje wordt geactualiseerd met als uitgangspunt een focuslijst. Deze focuslijst geeft – in lijn met de aanbeveling van de TSJ aan gemeenten en regio’s om de komende periode scherp te prioriteren – de tien prioriteiten weer voor gemeenten in 2014. Het omvat de zaken die minimaal geregeld moeten zijn om op 1 januari 2015 goede ondersteuning te kunnen bieden aan ouders en kinderen. De focuslijst is opgenomen in hoofdstuk 3 in het geactualiseerde transitieplan. In maart zal de focuslijst en het achterliggende spoorboekje worden aangepast en ter beschikking van gemeenten.

b) Transitiemonitor Jeugd

Begin dit jaar zijn Rijk en VNG begonnen met de Transitiemonitor Jeugd. Dit is een in opdracht van Rijk en VNG ontwikkeld systeem van zelfmonitoring dat gemeenten en regio’s de mogelijkheid biedt om beter inzicht te krijgen in hun eigen transitieproces. Op basis van deze inzichten kunnen gemeenten en regio’s zelf de nodige maatregelen treffen op die onderdelen waarop zij (al dan niet in relatie tot andere regio’s) nog achterblijven. De monitor geeft ook de landelijke partners zicht op de voortgang in de regio’s en kan aanleiding geven tot extra ondersteuningsactiviteiten. Zo zijn inmiddels extra activiteiten opgezet om gemeenten in regio’s te ondersteunen op het terrein van beleidsinformatie en keteninformatie en de aansluiting op de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (zie hierna). Het rapport met het landelijke beeld op basis van de eerste meting van de transitiemonitor, is bij deze brief gevoegd. Dit jaar zal de monitor nog twee keer worden ingevuld door gemeenten.

c) Maatwerk: ondersteuningsteam decentralisatie

In lijn met de aanbeveling van de TSJ wordt gemeenten en regio’s ondersteuning op maat geboden. Deze ondersteuning is onlangs geïntensiveerd. Het betreft ondersteuning op maat bij zowel beleidsmatige, juridische, financiële, bestuurlijke als organisatorische vraagstukken. Hiertoe is in opdracht van het Transitiebureau Jeugd en het Transitiebureau Wmo door de VNG/KING een Ondersteuningsteam decentralisatie van start gegaan. Het ondersteuningsteam richt zich op de transities voor Jeugd, voor Wmo en (eventueel) de Participatiewet. Vanuit het ondersteuningsteam wordt ook nauw samengewerkt met het ondersteuningsprogramma Gemeente van de toekomst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarin ondersteuning wordt geboden op de verschillende terreinen van de drie decentralisaties.

d) Extra ondersteuning beleidsinformatie en informatie-uitwisseling

Gemeenten moeten vanaf 2015 beschikken over goede beleidsinformatie over het jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarom is met de relevante veldpartijen een landelijke set gegevens overeengekomen, die vanaf 1 januari 2015 wordt gebruikt voor het leveren van beleidsinformatie. Het CBS gaat hierin een centrale rol vervullen. Daarnaast is de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) ontwikkeld. Dit is het digitaal knooppunt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen het gemeentelijk domein en justitiële jeugd partijen, zoals de Raad voor de Kinderbescherming, de politie, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht en gecertificeerde instellingen. In de Jeugdwet is de aansluiting op en het gebruik maken van CORV voor deze partijen per 1 januari 2015 verplicht gesteld. De landelijke implementatie van de CORV bij gemeenten wordt uitgevoerd door KING (in nauwe samenwerking met het Rijk). Inmiddels hebben alle jeugdambtenaren van gemeenten factsheets ontvangen met duidelijke informatie over beleidsinformatie en over CORV. De factsheets zijn tevens beschikbaar op www.voordejeugd.nl . Ook zijn presentaties gehouden over dit onderwerp tijdens een viertal learn and share bijeenkomsten in februari voor gemeenten die door het Transitiebureau jeugd zijn georganiseerd.

e) Regionale samenwerking

Op 3 februari 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) over de voortgang van de regionale samenwerking in het sociaal domein (Kamerstuk 31 389 / 33 750 VII, nr.343). De brief is gebaseerd op een uitvraag door de VNG bij gemeenten in het najaar 2013 van de voortgang van de regionale samenwerking voor de jeugdhulp. BZK concludeert dat er sinds de vorige uitvraag (mei 2013) voortgang is geboekt, maar dat gemeenten nog verdere stappen gezet moeten zetten worden met betrekking tot bestuurlijke afspraken over de juridische invulling en risicoverevening binnen de samenwerking. BZK en VNG hebben een ondersteuningsprogramma ingericht om gemeenten gericht te ondersteunen in de noodzakelijke stappen in hun samenwerking. Ook worden er ambassadeurs ingezet indien er op bestuurlijk niveau onduidelijkheden of zorgen zijn over de samenwerkingsverbanden. Regionale samenwerking zal een thema worden voor het congres over 3D dat BZK organiseert en voor dit voorjaar staat gepland. Voor komende zomer zal BZK met de VNG monitoren of de noodzakelijke voortgang in de operationalisering van de samenwerking wordt gemaakt, zowel voor de jeugdhulp als voor de nieuwe Wmo-taken en binnen de arbeidsmarktregio’s. Bij onvoldoende voortgang zal het kabinet in de tweede helft van 2014 de (wettelijke) maatregelen nemen om de betreffende samenwerkingsverbanden alsnog aan de gestelde criteria voor de samenwerkingsverbanden te laten voldoen.

f) Ondersteuning gemeenteraden en nieuwe wethouders

De TSJ constateert dat voor de gemeenteraden een belangrijke rol is weggelegd bij de transitie en transformatie van het jeugdstelsel. Tegelijkertijd betekenen de gemeenteraadsverkiezingen een wisseling van de wacht – zowel in de gemeenteraden als in de colleges van B&W. Dit was voorzien. De activiteiten voor de transitie van de jeugdhulp zullen daarom gewoon doorgaan. Tegelijkertijd brengt een wisseling van de wacht, zeker als het gaat om de wethouders jeugd, ook het risico op vertraging met zich mee.

Om nieuwe wethouders in staat te stellen een vliegende start te maken biedt het Ondersteuningsteam decentralisatie aan om in een «snelkookpan-sessie» een risico-analyse op maat te laten maken. Het gemeentelijke team inclusief de (nieuwe) wethouder krijgt daarmee scherpte in wat er nog moet gebeuren en waar risico’s liggen. Daarnaast werkt het Ministerie van BZK, samen met de betrokken beroepsverenigingen, aan ondersteuningsprogramma’s in het kader van de deskundigheidsbevordering van wethouders en raadsleden in het kader van de drie decentralisaties. De VNG verzorgt bovendien kort na de gemeenteraadsverkiezingen een voorlichtingsronde voor raadsleden. De decentralisatie van de jeugdhulp zal daarbij extra aandacht krijgen. Ook verzorgt de VNG na de verkiezingen masterclasses decentralisatie jeugdzorg voor (nieuwe) raadsleden.

5. Rechterlijke uitspraken beëindiging subsidierelatie bureaus jeugdzorg

Op 3 februari jongstleden zijn drie rechterlijke uitspraken gedaan over de beëindiging van de subsidierelatie van provincies met bureaus jeugdzorg (in Overijssel en in Zuid-Holland) en van de provincie Overijssel met Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering.2 In deze uitspraken wordt ook ingegaan op de frictiekosten. Rechtbank Overijssel acht het beroep tegen de aangekondigde beëindiging van de subsidierelatie gegrond. Rechtbank Den Haag is van oordeel dat het beroep níet gegrond is. Verder overweegt rechtbank Overijssel dat de problematiek rond de uit de stelselwijziging voortvloeiende frictiekosten dient te worden opgelost in het landelijke politieke veld.

De rechtbank Overijssel heeft de recente maatregelen die zijn genomen om de continuïteit van de functies van de bureaus jeugdzorg te waarborgen logischerwijs niet bij zijn overwegingen kunnen betrekken omdat de rechtbank de zaak moest beoordelen met de datum van het besluit van de Gedeputeerde Staten als ijkmoment. Deze maatregelen vormen een gewijzigde omstandigheid die maakt dat naar onze mening Provincie Overijssel opnieuw een beëindigingsbesluit kan nemen, zowel voor wat betreft BJZ Overijssel als het Leger des Heils. Ook laten deze uitspraken voldoende ruimte voor Rijk, VNG en IPO om de komende tijd afspraken te maken over eventuele resterende frictiekosten, ook van de LWI.

6. Aandacht voor privacy

Zowel in de Tweede als Eerste Kamer werd tijdens de wetsbehandeling aandacht gevraagd voor het met zorgvuldigheid omgaan met persoonsgegevens bij gemeenten. De TSJ constateerde al eerder het belang van adequate informatiedeling. De komende maanden zullen Privacy Impact Assesments (PIA’s) plaatsvinden om de risico’s en noodzakelijke borging in kaart te brengen. Dit in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gemeenten.

7. Tot slot

Wij zijn de TSJ erkentelijk voor het vele werk dat zij de afgelopen periode heeft verricht om wederom tot een gedegen rapportage te komen. Met de TSJ zien wij dat er de komende maanden nog veel moet gebeuren. De komende periode houden wij daarom op allerlei manier de vinger aan de pols: via de Transitiemonitor, via de ondersteuning in het land, via de signalen die bij de Transitie Autoriteit Jeugd binnenkomen en ook door de volgende rapportage van de TSJ die we voor de zomer verwachten.

Wij zijn van oordeel dat met de juiste focus en inzet van gemeenten, jeugdhulpaanbieders en andere betrokkenen in samenhang met de in deze brief toegelichte ondersteuning door de landelijke partners de decentralisatie van de jeugdhulp op 1 januari 2015 verantwoord zal plaatsvinden. De maatregelen en ondersteuningsactiviteiten die in deze brief zijn weergegeven moeten ervoor zorgen dat de decentralisatie op verantwoorde wijze plaatsvindt. Als wij onderweg informatie over het achterblijven van voortgang krijgen, dan kunnen en zullen wij in het uiterste geval een aanwijzing geven.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Rijk, VNG en IPO bespreken het geactualiseerde Transitieplan ook nog in een bestuurlijk overleg medio maart, waarbij ook gekeken wordt of het geheel van maatregelen voldoende is. Mocht dit leiden tot aanpassing, dan wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

X Noot
2

Deze uitspraken zijn te vinden onder de volgende nummers: ECLI:NL:RBOVE:2014:432; ECLI:NL:RBDHA:2014:1486 en ECLI:NL:RBOVE:2014:440.

Naar boven