31 532 Voedingsbeleid

Nr. 99 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2013

Op 26 februari jl. heb ik, zoals aan uw Kamer toegezegd, de resterende vragen uit het algemeen overleg over voedsel en voedselprijzen van 6 februari (Kamerstuk 31 532, nr. 98) schriftelijk beantwoord. Na de door uw Kamer zelf gestelde deadline zijn er nog enkele vragen van uw lid Geurts gekomen. Onderstaand treft u mijn antwoorden op zijn schriftelijke vragen aan.

1

Bent u met mij van mening dat WTO en vrije markt economie aan onderhoud toe is? Kijk naar de inzet van de G20 landen. Welk antwoord hebben we daar als Nederland op?

Antwoord

Als handelsland is Nederland sterk gebaat bij een goede werking van de multilaterale spelregels voor internationale en daarmee van de Wereldhandelsorganisatie WTO. Helaas stokken de onderhandelingen in het kader van de WTO-/Doha-ronde al enige tijd. Nederland zet zich er voor in deze niettemin tot een succes te maken. Daarnaast vinden met diverse landen bespreken plaats over bilaterale handelsbesprekingen. Aan het formuleren van de inzet van G20 op het gebied van voedselzekerheid heeft Nederland actief deelgenomen. Uw Kamer is daarover uitgebreid schriftelijk geïnformeerd (TK 32 708, nr. 23).

2

Bent u met mij van mening dat Nederland c.q. Europa veel strategischer moet gaan nadenken over haar voedselvoorziening? Zo ja, wat gaat uw inzet worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Er wordt al decennia strategisch nagedacht over voedselvoorziening. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is daar bijvoorbeeld uit voortgekomen en in de afgelopen decennia doorlopend aangepast aan de strategische eisen van de tijd. Momenteel heeft de strategische discussie nadrukkelijk ook een mondiale dimensie, als gevolg van de groeiende mondiale vraag naar voedsel.

De Nederlandse gouden agrodriehoek van private sector, kennisinstellingen en overheid kan daaraan een wezenlijke bijdrage leveren. Zie verder ook het antwoord op vraag 4.

3

Bent u met mij van mening dat mededinging in Nederland gebreken kent? Zo ja, hoe gaat u die te lijf?

Antwoord

De NMa heeft op mijn verzoek recentelijk handvatten gepubliceerd over ruimte voor samenwerking van land- en tuinbouwproducenten op het punt van duurzaamheid. Ook bereidt mijn departement beleidsregels voor die de NMa kan hanteren bij de interpretatie van de Mededingingswet, conform mijn toezeggingen aan uw Kamer.

4

Bent u met mij van mening dat het verhogen van de landbouw productie ook duurzaamheid is?

Antwoord

In de brief over de Nederlandse inzet voor de G20 over landbouw en voedselzekerheid (TK 32 708, nr. 22) is aangegeven dat duurzame agrarische intensivering («meer met minder») aandacht moet hebben voor watergebruik, biodiversiteit en bodemgebruik. Ook is in die brief aangegeven dat door middel van climate-smart agriculture een «win-win-win» kan worden gerealiseerd, te weten een landbouwsector met een verhoogde productie, een grote weerbaarheid tegen klimaatverandering en minder CO2-uitstoot. Juist Nederland kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren met de kennis en kunde die wij in huis hebben.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven