31 516 Beleidsdoorlichting Defensie

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2015

Zoals aangekondigd in de defensiebegroting 2015, zal Defensie de beleidsdoorlichting Wijziging samenstelling Koninklijke marine (Kamerstuk 30 300 X, nr. 9, van 14 oktober 2005) uitvoeren. Deze doorlichting heeft betrekking op de Marinestudie-2005 op grond waarvan destijds de samenstelling en de middelen van de Koninklijke marine zijn aangepast. De motie-Harbers van 25 september 2014 verzoekt de regering «de Tweede Kamer voorafgaand aan de start van een beleidsdoorlichting te informeren over de opzet en de vraagstelling en de Tweede Kamer de mogelijkheid te geven invloed uit te oefenen op de opzet en de vraagstelling» (Kamerstuk 34 000, nr. 36). Deze brief gaat op beide aspecten in.

Marinestudie-2005

De Koninklijke marine is overal ter wereld met vloot en mariniers inzetbaar voor veiligheid op en vanuit zee. In de Marinestudie-2005 werd een pakket aan maatregelen geïntroduceerd met het doel de samenstelling en de middelen van de marine beter op haar taken af te stemmen. De analyse van de veiligheidssituatie in de Prinsjesdagbrief «Op weg naar een nieuw evenwicht: de krijgsmacht in de komende jaren» van 16 september 2003 (Kamerstuk 29 800, nr. 3) vormde daarbij het uitgangspunt. Daarbij werden drie belangrijke maritieme ontwikkelingen onderkend die zich toen nadrukkelijk manifesteerden. Het ging hierbij om het toenemende belang van ondersteuning van landoperaties uit zee, de toename van taken op lagere geweldsniveaus en de afnemende omvang van de klassieke sea control en sea denial taken. Het pakket aan maatregelen uit de Marinestudie betrof de volgende zeven concrete punten:

  • 1. De verwerving van vier patrouillevaartuigen, onder meer voor kustwachttaken;

  • 2. De afstoting van vier multifunctionele (M-) fregatten;

  • 3. De verbetering van de sonar van de Walrusklasse onderzeeboten, onder andere met het oog op de veiligheid tijdens operaties dichterbij de kust;

  • 4. De verruiming van de capaciteiten van de opvolger van het tanker- en bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis om defensiebreed operaties te ondersteunen;

  • 5. De kwantitatieve versterking van de twee manoeuvrebataljons van het Korps mariniers;

  • 6. De optimale benutting van de expeditionaire capaciteiten van de luchtverdedigings- en commando (LC-) fregatten voor (a) de bestrijding van tactische ballistische raketten en (b) de bestrijding van landdoelen;

  • 7. De uitbreiding van de huidige mijnenjaagcapaciteit met veegcapaciteit.

In de Marinestudie en in bijbehorende commercieel-vertrouwelijke bijlage zijn de bijbehorende investeringen, (verkoop)opbrengsten en meerjarige effecten op de exploitatielast in ogenschouw genomen. De nieuwe en aanvullende investeringen die nodig waren om bovenstaande voornemens te verwezenlijken werden in 2005 geraamd op in totaal € 640 miljoen. De besparing op de personele en materiële exploitatiekosten zouden oplopen tot per saldo ongeveer € 2 miljoen per jaar.

Beleidsdoorlichting

De beleidsdoorlichting van de gewijzigde samenstelling van de Koninklijke marine geschiedt aan de hand van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE, Staatscourant, 25 september 2014). Deze doorlichting zou oorspronkelijk in 2014 worden uitgevoerd, maar is wegens herprioritering een jaar uitgesteld (Kamerstuk 31 516, nr. 7, van 2 oktober 2014).

De onderzoeksperiode van de beleidsdoorlichting richt zich op de periode van 14 oktober 2005, toen de Marinestudie verscheen, tot 1 januari 2015. De centrale onderzoeksvraag van deze beleidsdoorlichting luidt:

In hoeverre is het beleid om de samenstelling van de Koninklijke marine te wijzigen zoals neergelegd in de Marinestudie-2005 tot 1 januari 2015 doelmatig en doeltreffend geweest?

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

  • 1. Wat was de aanleiding om de samenstelling van de Koninklijke marine te wijzigen en wat was het beoogde effect van de zeven maatregelen uit de Marinestudie op de taakuitvoering van de marine?

  • 2. Hoe heeft de veiligheidssituatie zich sinds 2005 ontwikkeld, in het bijzonder in relatie tot het maritieme domein?

  • 3. Zijn de concrete maatregelen uit de Marinestudie-2005 in de onderzoeksperiode doelmatig en doeltreffend uitgevoerd? Zijn de geraamde investeringen, opbrengsten en exploitatie-uitgaven verwezenlijkt?

  • 4. Hebben de zeven maatregelen het beoogde effect gehad op de operationele taakuitvoering van de Koninklijke marine? Zijn er positieve en/of negatieve neveneffecten1? Zijn de uitgangspunten van de Marinestudie-2005 nog steeds actueel? Is het mogelijk de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid verder te verhogen? Wat zijn de beleidsopties indien er significant (ongeveer 20 procent) meer of minder financiële middelen voor dit beleid beschikbaar zouden zijn?

Opzet en uitvoering

De opzet van het rapport volgt in beginsel de lijn van bovenstaande deelvragen. De hoofdstukindeling wordt vastgelegd in een plan van aanpak.

Een projectteam van Defensie voert de beleidsdoorlichting uit. Deelvraag 3 wordt in opdracht van Defensie beantwoord door de Accountantsdienst Rijk (ADR). Overeenkomstig het gestelde in de Regeling, betrekt Defensie een onafhankelijke deskundige bij de doorlichting die aan het eind van het traject een onafhankelijke oordeel over het uitgevoerde onderzoek geeft.

Het projectteam zal zich bij de beantwoording van de hoofdvraag en de onderliggende deelvragen breed oriënteren, zowel binnen als buiten Defensie en zowel nationaal als internationaal. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de mondiale veiligheidssituatie, in het bijzonder de maritieme aspecten daarvan, de ontwikkelingen bij andere marines en de ervaringen met recente maritieme operaties. Om de benodigde informatie te verkrijgen houdt het projectteam interviews met deskundigen en met betrokkenen en voert het een literatuuronderzoek uit naar onder meer Kamerstukken en andere relevante (maritieme) literatuur. Een overzicht van de geïnterviewde personen en de geraadpleegde literatuur wordt aan het eindrapport toegevoegd.

Tijdschema

Het projectteam gebruikt de zomermaanden voor literatuuronderzoek. Daarna zal het team in de periode september-oktober de interviews houden. In november zal het projectteam het rapport voltooien en het deelonderzoek van de ADR daarin integreren. Ik zal de doorlichting vervolgens samen met mijn beleidsreactie en het oordeel van de onafhankelijke deskundige aan het parlement aanbieden. Ik streef ernaar dit pakket voor 31 december 2015 te versturen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Die relevant zijn voor de samenstelling van de marine en voor Defensie in brede zin.

Naar boven