31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 197 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2016

In het Algemeen Overleg Rijksdienst van 11 februari jl. is gesproken over mijn brief van 19 januari 2016 inzake de actualisering van de masterplannen kantoorhuisvesting en rijkswerkgelegenheid in de provincies (Kamerstuk 31 490, nr. 195). Bij het toelichten van de regionale ontwikkelingen heb ik in die brief primair 2015 als basisjaar gehanteerd. De Kamer heeft mij tijdens het AO verzocht om 2013 als basisjaar bij de berekeningen te hanteren. Met voorliggende aanvullende brief kom ik aan dit verzoek tegemoet. Waar in het land verzocht wordt om een aanvullende toelichting is en wordt die gegeven.

In 2013 voerde ik overleg met u over de prognoses 2020 zoals ze toen bekend waren. Dat heeft geleid tot enkele bijsturingsmaatregelen en tot de start van de uitvoering van de masterplannen kantoorhuisvesting. Omwille van de zuiverheid acht ik het niet opportuun om op de uitkomsten van eerdere politieke behandeling in 2013 terug te komen. Inmiddels zijn twee uitvoeringsjaren verstreken. Daarom heb ik u in eerste instantie met 2015 als basisjaar gerapporteerd, omdat ik daarmee de aandacht vestig op werkgelegenheidseffecten van veranderingen in de situatie die ik in 2013 met u besprak en heb vastgelegd. Er is een nieuw, actueel beeld ontstaan op basis van nieuwe feiten uit 2015. Daarmee wil ik aantonen dat invulling is gegeven aan de motie De Vries (Kamerstuk 31 490, nr. 126).

In tabel 1 is de werkgelegenheid bij de Rijksdienst weergegeven per provincie. Het betreft – net als in mijn brief van begin dit jaar (Kamerstuk 31 490, nr. 195) – de Rijksdienst in brede zin, maar exclusief de Nationale Politie en Rechtspraak:

  • Met de vorming van de Nationale Politie is de operationele sterkte niet meer aan een provincie toe te delen, maar aan een politie-eenheid; een politie-eenheid valt niet altijd samen met de provincie-indeling.

  • De cijfers van de Rechtspraak zijn niet opgenomen, omdat de Minister van Veiligheid en Justitie over het locatiebeleid van de Rechtspraak tijdens de behandeling van zijn begroting in de Tweede Kamer heeft aangegeven het overleg te zullen voortzetten. Over de resultaten hiervan zal de Minister van Veiligheid en Justitie u conform de motie-Oskam c.s. (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 34) apart informeren.

In tabel 1 is conform uw verzoek 2013 toegevoegd als basisjaar. De verdeling van de rijkswerkgelegenheid per 1-1-2013 (tweede kolom van de tabel) is afkomstig uit mijn Kamerbrief uit 2013 over de regionale werkgelegenheidseffecten van de taakstelling op de Rijksdienst (Kamerstuk 31 490, nr. 128). Voor de onderlinge vergelijkbaarheid zijn de Nationale Politie en de Rechtspraak, zoals gemeld, uit de cijfers 2013 gehaald.

De stand van het aantal fte per 2013 wordt in de tabel vergeleken met de geactualiseerde prognose van het aantal fte voor 2020, zowel in absolute als in relatieve zin. De geactualiseerde prognose is overgenomen uit bijlage 1 van mijn brief van 19 januari 2016 (bijlage bij Kamerstuk 31 490, nr. 195). In tabel 1 zijn tevens de gegevens opgenomen uit tabel 2 uit mijn brief van 19 januari 2016, zodat verschillende jaren met elkaar kunnen worden vergeleken.

Tabel 1: ontwikkeling rijkswerkgelegenheid per provincie met 2013 en 2015 als referentiejaren

Rijkswerkgelegenheid

Kamerbrief 28 juni 2013

Kamerbrief 19 januari 2016

Verschil 2020 t.o.v. 2013

Verschil 2020 t.o.v. 2015

exclusief Politie en Rechtspraak

stand per

stand per

prognose

fte's

1-1-2013

1-1-2015

2020

absoluut

relatief

absoluut

relatief

Groningen

4.574

4.290

3.752

– 823

– 18,0%

– 538

– 12,5%

Friesland

3.704

3.593

3.615

– 89

– 2,4%

22

0,6%

Drenthe

5.310

4.944

4.940

– 370

– 7,0%

– 4

– 0,1%

Overijssel

5.929

5.897

5.990

61

1,0%

93

1,6%

Flevoland

2.077

1.841

1.751

– 326

– 15,7%

– 90

– 4,9%

Gelderland

19.793

19.070

17.280

– 2.513

– 12,7%

– 1.790

– 9,4%

Utrecht

20.319

22.435

21.791

1.472

7,2%

– 644

– 2,9%

Noord-Holland

20.851

20.101

19.245

– 1.606

– 7,7%

– 856

– 4,3%

Zuid-Holland

47.009

43.894

41.436

– 5.573

– 11,9%

– 2.458

– 5,6%

Zeeland

1.267

1.215

3.021

1.754

138,5%

1.806

148,6%

Noord-Brabant

19.721

19.689

18.639

– 1.082

– 5,5%

– 1.050

– 5,3%

Limburg

5.889

5.576

5.351

– 538

– 9,1%

– 225

– 4,0%

N.a.p.t.t.d.

100

711

461

361

100,0%

– 250

– 35,2%

Totaal

156.544

153.256

147.272

– 9.272

– 6,2%

– 5.984

– 3,9%

(Bronnen: P-Direkt, Ministeries van Defensie en Veiligheid en Justitie, overige ministeries)

De regionale verschillen tussen de stand per 1 januari 2013 en de prognose voor 2020 (zoals opgenomen in mijn brief van 28 juni 2013, Kamerstuk 31 490, nr. 128) zijn groter dan ten opzichte van 2015 (zoals opgenomen in mijn brief van 19 januari 2016). In overleg met de Kamer zijn eind 2013 bijsturingmaatregelen door mij genomen waarmee de motie De Vries c.s. (Kamerstuk 31 490, nr. 125) is ingevuld. Per brief heb ik u destijds daarover geïnformeerd (Kamerstuk 31 490, nr. 133). Daarna is de uitvoering van de masterplannen kantoorhuisvesting gestart. De bijsturingsmaatregelen en de via de masterplannen in 2013 gemaakte afspraken zijn in de cijfers van 2015 al terug te zien.

De berekening met 2015 als basisjaar, zoals eerder gepresenteerd in mijn brief van 19 januari 2016, geeft het meest actuele beeld. De uitkomst van de berekening met 2013 als basisjaar laat een vergelijkbare ontwikkeling zien van de werkgelegenheid in de Rijksdienst in brede zin in de vier provincies uit de motie de Vries (Kamerstuk 31 490, nr. 126) ten opzichte van het gemiddelde voor Nederland als geheel:

  • Voor Friesland is de voorziene daling van de rijkswerkgelegenheid substantieel lager dan het voorziene landelijk gemiddelde. Voor Zeeland is zelfs sprake van een spectaculaire groei.

  • Drenthe zit met min zeven procent net boven het landelijk gemiddelde. De absolute geprognosticeerde rijkswerkgelegenheid (bijna 5.000 fte in 2020) is hoger dan in 2013 werd voorzien (circa 4.500 fte in 2020). Eind 2013 is op verzoek van de Kamer fors in deze provincie bijgestuurd.

  • In Limburg is de voorziene relatieve daling van de rijkswerkgelegenheid met basisjaar 2013 weliswaar hoger dan het landelijk gemiddelde, maar de prognose voor absolute aantallen in 2020 (5.351 fte) blijft nagenoeg gelijk aan de prognose uit 2013 voor 2020 (5.405 fte). Daarbij moet worden opgemerkt dat de nieuwe prognose nog exclusief cijfers van de Rechtspraak en regionale inzet van de Nationale Politie is.

In de provincie Utrecht is met basisjaar 2013 sprake van een stijging van de rijkswerkgelegenheid in 2020. De stijging wordt veroorzaakt door DJI en het onderdeel kantoren. DJI concentreert zijn ICT-organisatie in de stad Utrecht. Bij de kantoren groeit de Belastingdienst in de stad Utrecht. Dat komt door versterking van de bedrijfsprocessen die daar reeds gevestigd zijn. Het actuele beeld leert dat in 2015 sprake is van een piek in de Utrechtse rijkswerkgelegenheid. Vanaf dat jaar tot 2020 daalt per saldo de rijkswerkgelegenheid in Utrecht, mede als gevolg van ontwikkelingen bij de Ministeries van Defensie, VWS en EZ.

Na afloop van het AO van 11 februari 2016 is aan de provincie Groningen het effect geduid van een omvangrijk tijdelijk programma dat met een tijdelijke impuls aan rijkswerkgelegenheid in de stad Groningen. Dit programma eindigt voor 2020. Deze toelichting nuanceert het beeld bij de forse daling van de rijkswerkgelegenheid in 2020 in de provincie Groningen.

Kijkend naar het totaalbeeld en de ontwikkeling per provincie, zie ik geen aanleiding tot bijsturing, waarbij ik de beoogde verkleining van de Rijksdienst heb afgewogen tegen de mogelijkheden en onmogelijkheden om bij de diverse sectoren van de Rijksdienst te sturen op hun regionale indeling.

Voor eventuele nieuwe rijksdiensten die in de toekomst kantoorhuisvesting zoeken, zal ik bij het Kabinet aandacht vragen voor het benutten van bestaande mogelijkheden in de provincies uit de motie de Vries (Kamerstuk 31 490, nr.126), uiteraard rekening houdend met de behoeften van het primair proces van de desbetreffende dienst.

De rijkshuisvesting kent een hoge dynamiek. De meest actuele cijfers zijn verwerkt in de masterplannen voor de twaalf provincies en Den Haag. Ik acht het noodzakelijk dat de geactualiseerde masterplannen zo spoedig mogelijk kunnen worden vastgesteld. Ik hoop dat uw Kamer naar aanleiding van de in deze brief verstrekte aanvullende informatie kan instemmen met mijn voornemen om op korte termijn de geactualiseerde masterplannen kantoorhuisvesting vast te stellen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven