31 322 Kinderopvang

Nr. 459 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 juni 2022

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 3 juni 2022 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouder-opvang en het loslaten van de koppeling gewerkt (Kamerstuk 31 322, nr. 447).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 juni 2022 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 29 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie

6

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het werk dat zij levert om de kinderopvangtoeslag te vereenvoudigen voor zowel ouders als de Belastingdienst. Deze leden zien dit ontwerpbesluit als een goede stap in die richting. Wel hebben zij nog enkele vragen bij onderhavig ontwerpbesluit.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de ondergrens is met betrekking tot de arbeidseis om toegang te krijgen tot kinderopvang. In het ontwerpbesluit wordt gesproken over een geringe arbeidsdeelname. Betekent dit dat ouders die bijvoorbeeld allebei één uur per week werken maximale toegang krijgen tot de kinderopvang? Hierdoor kan de situatie ontstaan dat ouders die de kinderopvang echt nodig hebben de dupe worden van mensen die misbruik maken van de welwillende intenties van deze hervorming. Hoe wordt dit ondervangen?

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat de verwachting wordt uitgesproken dat deze wijziging niet zal leiden tot een sterke stijging van het aantal ouders dat voor het maximum aantal uren per maand kinderopvangtoeslag aan zal vragen. Dit zou komen door de sociale normen rondom het gebruik van kinderopvang. Op welke sociale normen wordt hier specifiek gehint en hoe breed gedragen zijn deze normen nog? Hoe gaan we de bijbehorende cultuuromslag realiseren zonder dat er misbruik wordt gemaakt van de verruimde toegang tot de kinderopvang volgens de Minister? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de wijziging van het kinderopvangstelsel er juist voor zou moeten zorgen dat zowel moeders als vaders makkelijker aan het werk kunnen gaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de eerste stap richting de 95%-vergoeding van de kinderopvang voor alle werkende ouders door de koppeling gewerkte uren in de kinderopvangtoeslag los te laten. Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen bij het voorliggende besluit.

Loslaten koppeling gewerkte uren

Vermindering van de terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag achten de leden van de D66-fractie positief. Omdat de Minister in de nota van toelichting schrijft dat een deel van de terugvorderingen voortvloeit uit de arbeidseis, vragen deze leden welk deel van de terugvorderingen het gevolg was van de koppeling gewerkte uren.

Het gelijktrekken van de koppeling gewerkte uren in de buitenschoolse opvang met de dagopvang per 2022 zien de leden van de D66-fractie als een positieve ontwikkeling. Deze leden zien dat de buitenschoolse opvang op meer punten gelijk kan worden getrokken met bijvoorbeeld het onderwijs. Gezien de verwachte toename van het gebruik van de buitenschoolse opvang, en de krapte op de arbeidsmarkt die kan worden verlicht als ouders meer uren kunnen werken omdat ze hun kind niet op hoeven te halen na schooltijd, vragen deze leden naar het gelijktrekken van de eisen ten aanzien van de begeleiding (het aantal kinderen dat begeleid kan worden door één begeleider). Op welke termijn wil de Minister tekorten in de kinderopvang gaan oplossen met behoud van kwaliteit, zo vragen deze leden nogmaals.

De leden van de D66-fractie begrijpen uit de nota van toelichting dat de vraag naar kinderopvang structureel met zo’n 3% zal stijgen. Deze leden vragen naar de maatregelen die worden genomen om ervoor te zorgen dat de kinderopvang deze omzetstijging op kan vangen, met behoud van kwaliteit. Specifiek vragen deze leden naar welke stappen worden gezet, of gezet gaan worden, om te zorgen voor meer pedagogisch medewerkers, meer uren van bestaande pedagogisch medewerker en meer kinderen per pedagogisch medewerkers. Erkent de Minister de noodzaak om het toegezegde onderzoek naar de financiering1 spoedig af te ronden, zodat de gevolgen van het loslaten van de koppeling gewerkte uren door de Minister (tot op zekere hoogte) kunnen worden gecontroleerd, bijvoorbeeld of 3% meer omzet leidt tot verbetering van de kwaliteit of vermindering van de prijs van kinderopvang, en niet tot meer winst voor partijen die de prijs van kinderopvang zelf kunnen bepalen, zo vragen deze leden

Dat de kinderopvangtoeslag de drempel om te gaan werken verlaagt, stemt de leden van de D66-fractie tevreden. Deze leden voorzien dezelfde voordelen bij directe financiering van de kinderopvang. Hoeveel werkende ouders maken op dit moment geen gebruik van de kinderopvang en op welke manier worden zij aangemoedigd om (meer) te gaan werken (en wel gebruik te gaan maken van de kinderopvang), zo vragen deze leden. Kan de Minister uiteenzetten wat de redenen zijn waarom deze werkende ouders geen gebruik maken van de kinderopvang, vragen deze leden verder.

Indexering maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag

De indexering van de maximum uurprijzen en toetsingsinkomens van de kinderopvangtoeslag is noodzakelijk volgens de leden van de D66-fractie, temeer omdat veel ouders meer betalen per uur kinderopvang dan de maximum uurprijs van de kinderopvangtoeslag. Daarom vragen deze leden naar het aantal of percentage ouders dat meer betaalt aan kinderopvang dan de maximum uurprijs. Hoeveel van deze ouders betalen per uur meer dan de maximum uurprijs aan een kinderopvang met winstuitkering aan private aandeelhouders, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Financiële consequenties

Naast de kosten, zien de leden van de D66-fractie ook sterke voordelen van bredere toegang tot de kinderopvang, onder meer door gestegen belastinginkomsten als gevolg van (meer uren) werken van jonge ouders. Kan de Minister een inschatting geven van de structurele gevolgen van 3% meer gebruik van de kinderopvang voor de inkomsten van het Rijk, vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouder-opvang en het loslaten van de koppeling gewerkt en hebben hier nog enkele vragen over.

Allereerst maken de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zich grote zorgen over het feit dat de kinderopvangtarieven voor dagopvang, buitenschoolse opvang (BSO) en gast-ouderopvang steeds vaker boven de maximumuurprijzen liggen. Hierdoor betalen ouders forse extra bedragen aan kinderopvang zonder dat zij kinderopvangtoeslag daarover ontvangen. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven wat de koopkrachteffecten zijn van de kinderopvangtarieven die boven de maximumuurprijs liggen. Kan de Minister aangeven of er verschillen zijn in uurprijzen door het land? Zijn de uurprijzen bijvoorbeeld hoger in de Randstad/stedelijk gebied? Kan de Minister inzichtelijk maken hoe de afgelopen tien jaar de gemiddelde en maximale uurprijs zich hebben ontwikkeld? Hoe vaak is de maximum uurprijs bijvoorbeeld niet geïndexeerd of zelfs verlaagd? Ziet de Minister het risico, vanwege de wachtlijsten voor kinderopvang, dat ouders met een laag inkomen noodgedwongen moeten kiezen voor een kinderopvang die een kinderopvangtarief hanteert dat hoger is dan de maximumuurprijs? Ook vragen deze leden wat de kosten zouden zijn om de maximumuurprijzen te verhogen.

Omdat de uurprijzen niet zijn gereguleerd en er een enorme vraag is naar kinderopvang, en er dus wachtlijsten zijn, zien de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie het risico dat kinderopvangorganisaties enorme hoge bedragen kunnen vragen terwijl ouders geen keuze hebben. Ziet de Minister dit risico ook? En is de Minister bereid te onderzoeken wat de oorzaken zijn van de snel stijgende uurprijzen? Welke mogelijkheden heeft de Minister om de uurprijzen te reguleren? En is de Minister hiertoe bereid?

Loslaten koppeling gewerkte uren (KGU)

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister waarom er niet voor gekozen is om de arbeidseis in zijn geheel af te schaffen. Wat zijn de kosten voor het volledig afschaffen van de arbeidseis? Ziet de Minister hiervan ook de voordelen dat door het afschaffen van de arbeidseis het eenvoudiger is voor ouders om bijvoorbeeld te kunnen solliciteren of mantelzorgtaken verrichten? Tevens vragen deze leden in hoeverre de 3-maanden periode in stand blijft voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag na ontslag? Wordt deze met het loslaten van de KGU ook verruimd?

Gastouderopvang

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de Minister de maximumuurprijs voor gastouderopvang wil verlagen. Deze leden vinden dit niet verstandig, omdat dit mogelijk ouders wegjaagt bij de gastouderopvang terwijl er al zulke tekorten zijn. Deelt de Minister deze zorg? Heeft de Minister onderzocht in hoeverre ouders zullen afhaken bij de gastouderopvang vanwege de hogere prijs die zij hierdoor moeten betalen? Zo nee, is de Minister daartoe bereid? Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen om bij de allerhoogste inkomens dekking hiervoor te zoeken? Wat zijn de opbrengsten als de hoogste inkomensgrenzen niet worden geïndexeerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of er aangaande de huidige systematiek data beschikbaar is over de verhouding tussen het aantal gewerkte uren van de minst werkende ouder en de omvang van het recht op kinderopvangtoeslag. Is bekend hoeveel ouders nu meer kinderopvang afnemen dan de omvang van het aantal uur kinderopvangtoeslag? Voor hoeveel ouders heeft het loslaten van de KGU (structureel) effect op de omvang van de kinderopvangtoeslag? Hoe is dit effect verdeeld over de inkomensklassen?

Voor de dekking van de kosten voor intensivering van het toezicht op de gastouderopvang wordt het maximale uurtarief voor gastouderopvang beperkt geïndexeerd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of bekend is hoeveel gastouders een hoger uurtarief rekenen dan het nieuwe maximale uurtarief. Is bekend voor hoeveel ouders dit besluit betekent dat hun netto eigen bijdrage zal stijgen? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook of bekend is hoeveel dagopvang- en BSO-organisaties een hoger uurtarief rekenen dan het maximaal vergoede uurtarief voor dagopvang en BSO.

Deze leden vragen hoe wordt gemonitord of de investeringen in intensivering van het toezicht op gastouderopvang ook daadwerkelijk besteed worden aan intensivering van het toezicht. Hoe worden de resultaten van het toezicht gemonitord?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de toetsingsinkomens worden geïndexeerd met 3,37%. Kan de Minister toelichten wat dit percentage betekent voor ouders die het minimumloon verdienen dat op 1 juli 2022 en 1 januari 2023 (extra) wordt verhoogd? Wat is het netto-effect voor deze inkomensgroep?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

Intensivering toezicht gastouderopvang

De leden van de SGP-fractie lezen dat verruiming van de koppeling gewerkte uren het risico op oneigenlijk gebruik van de kinderopvangtoeslag vergroot. Hoe groot wordt dit risico geacht? En wat gaat het kabinet doen om oneigenlijk gebruik tegen te gaan en dit risico te beperken?

De leden van de SGP-fractie vragen de Minister een overzicht te verstrekken van het gebruik van gastouderopvang verdeeld over de verschillende inkomensgroepen, zodat inzichtelijk wordt in welke mate welke inkomensgroepen worden getroffen door dit besluit.

De leden van de SGP-fractie vragen de Minister in te gaan op het effect van deze maatregelen op de toegankelijkheid van de gastouderopvang.

De leden van de SGP-fractie vinden het opvallend dat de keuze is gemaakt de intensivering volledig door te berekenen aan de ouders die gebruik maken van de gastouderopvang, daar waar eerdere intensiveringen, bijvoorbeeld in de kinderopvang, mede werden gedragen door ouders die gebruik maken van gastouderopvang. Kan het kabinet deze keuze nader toelichten, en waarom wordt hierin niet één consistente lijn aangehouden? Deze leden verzoeken de regering daarbij ook rekenschap te geven van het feit dat veel ouders die gebruik maken van gastouderopvang niet de mogelijkheid hebben te kiezen voor een andere vorm van opvang, bijvoorbeeld omdat zij hebben wisselende diensten in de zorg- en welzijnssector en daarom gebruik maken van opvang aan huis.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie

Het lid van de BIJ1-fractie verwelkomt de maatregelen die het kabinet neemt om de kinderopvang steeds toegankelijker te maken voor iedereen. Het vereenvoudigen van het stelsel door de koppeling gewerkte uren los te laten, is dan ook een positieve ontwikkeling. Het lid van de BIJ1-fractie is echter van mening dat de maatregelen die nu worden ingezet slechts een tussenstap mogen zijn naar het toegankelijk en gratis maken van de kinderopvang voor iedereen. Niet alleen voor ouders met een betaalde baan.

Wijzigingen kinderopvangtoeslag 2023

Loslaten koppeling gewerkte uren (KGU) – Doel(en)

Het lid van de BIJ1-fractie vindt het zorgelijk dat het kabinet niet verder uitweidt over het feit dat de verwachte stijging in het gebruik van de kinderopvangtoeslag eventueel leidt tot een toename in de terugvorderingen vanwege afwijkend inkomen, afwijkende urenafname en het niet voldoen aan de arbeidseis. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze terugvorderingen niet worden gemaakt op basis van vooringenomenheid, zoals eerder al gebeurde bij het Toeslagenschandaal? Het geloof dat de risico's kleiner worden door aanvullende onderdelen van de stelselwijziging doen niets af aan het feit dat dit een, door het kabinet zelf aangestipt, aandachtspunt is. Het lid van de BIJ1-fractie krijgt graag een uitgebreide uitleg van het kabinet over hoe ze dit aandachtspunt specifiek gaan adresseren, om ouders zo goed mogelijk tegen een vooringenomen overheid te beschermen.

Beleidsinstrument(en)

Het is het lid van de BIJ1-fractie opgevallen dat de gerichtheid op werkende ouders en arbeidsparticipatie, door middel van de arbeidseis, nog altijd blijft bestaan. Dit betekent dat kinderopvang slechts toegankelijker en betaalbaarder wordt voor ouders die reeds deelnemen aan de arbeidsmarkt. Het lid van de BIJ1-fractie is van mening dat het kabinet hiermee niet de belangen van het kind vooropstelt, maar de belangen van de neoliberale marktwerking die ook in deze sector van grote invloed is. Door kinderopvang slechts toegankelijker te maken voor werkende ouders, wordt de toegang van kinderen tot kinderopvang namelijk gebruikt als een arbeidsprikkel om ervoor te zorgen dat ouders gaan of blijven werken.

Het lid van de BIJ1-fractie vindt dat kinderopvang voor ieder kind toegankelijk zou moeten zijn, ook de kinderen van niet-werkende ouders. Het is bekend dat kinderen zich enorm ontwikkelen door kinderopvang. Die ontwikkeling mag hen niet ontnomen worden op basis van de werksituatie van ouders. Bovendien is niet elke ouder is in staat om zomaar deel te nemen aan een arbeidsmarkt die nog altijd niet voor iedereen (fysiek) toegankelijk is, waar discriminatie en uitsluiting nog altijd aan de orde van de dag zijn, en waarin betaald werk veelal niet eerlijk loont. Juist voor deze ouders kan toegang tot kinderopvang ruimte bieden voor de stap naar een opleiding of betaalde baan. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt het kabinet naar een uitgebreide reflectie hierop.

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt het kabinet voorts ook of zij inziet dat, juist het toegankelijker en betaalbaarder maken van de kinderopvang voor ouders die geen betaald werk hebben, kan bijdragen aan het oplossen van de tekorten in de zorg, het onderwijs en de techniek. En als het kabinet voornemens is om de kinderopvang vanaf 2028 daadwerkelijk (bijna) gratis te maken voor ook ouders zonder betaalde banen, is het kabinet het dan niet met het lid van de BIJ1-fractie eens dat het nú tijd is om te investeren in het werven, opleiden en behouden van professionals in de kinderopvangsector?

Het lid van de BIJ1-fractie is van mening dat er vele manieren zijn om toegankelijke kinderopvang betaalbaar te houden, voor zowel ouders als overheid. Volgens dit lid zou de overheid er goed aan doen om te beginnen bij de bedrijven die de kinderopvang nu al verdienmodel gebruiken; bij het voorkomen dat private equity firma's hun rendementen verder verhogen, en de prijzen van de kinderopvang verder opstuwen en uiteindelijk onbetaalbaar maken; bij het instellen van een winstverbod op kinderopvang. Toegang tot ontwikkeling is een recht van ieder kind, en daarmee een maatschappelijke opgave. En wanneer het belang van het kind boven het belang van winstgevende kinderopvangbedrijven wordt geplaatst, wordt het duidelijk dat het geld van de Nederlandse belastingbetalers en ouders naar goede en toegankelijke kinderopvang dient te gaan, in plaats van naar aandeelhouders. Het lid van de BIJ1-fractie zou ook graag hierop een uitgebreide reflectie van het kabinet ontvangen.

Bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang

Het lid van de BIJ1-fractie vindt het erg zorgelijk dat de intensivering van het toezicht op de gastouderopvang, door verlaging van het maximum uurtarief van de gastouderopvang, wordt verhaald door het verhogen van de eigen bijdrage van ouders. Dit zal gastouderopvang, wat veelal wordt afgenomen door medewerkers in de zorg (vanwege de flexibele werktijden) en opvoeders met lagere inkomens, relatief duurder maken dan andere opvangsoorten, en daarmee minder toegankelijk.

Door deze wijze van financiering worden juist de groepen die de kinderopvang in de vorm van gastouderopvang het meest nodig hebben, het hardst geraakt. De keuze van het kabinet om de kosten van intensiever toezicht te verhalen op ouders zelf, zonder daarbij te kijken naar gerichte en passende maatregelen, past daarmee in een rij van maatregelen die ogenschijnlijk goed bedoeld zijn, maar die de bestaande kloven tussen arm en rijk in Nederland alleen maar verder vergroten. Het past in een rij van maatregelen waarin de mensen met de laagste inkomens de hardste klappen vangen. Het lid van de BIJ1-fractie hoort graag of het kabinet voornemens is om opvoeders die afhankelijk zijn van de gastouderopvang te ondersteunen door de kosten op een andere manier te dekken, en/of door gerichtere en passendere maatregelen te treffen die ongelijkheid niet verder in de hand werken.

II Antwoord/Reactie van de Minister

Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD, D66, PvdA, GroenLinks, ChristenUnie en BIJ1 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouder-opvang en het loslaten van de koppeling gewerkte uren (Kamerstuk 31 322, nr. 447). Hieronder ga ik graag in op deze vragen en opmerkingen. In afschrift wordt deze brief ook naar de Eerste Kamer gestuurd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen wat de ondergrens is met betrekking tot de arbeidseis om toegang te krijgen tot kinderopvang. Zij vragen of een geringe arbeidsdeelname betekent dat ouders die bijvoorbeeld allebei één uur per week werken maximale toegang krijgen tot de kinderopvang. En hoe ondervangen wordt dat ouders die de kinderopvang echt nodig hebben niet de dupe worden van mensen die misbruik maken van de welwillende intenties van deze hervorming.

De koppeling gewerkte uren (hierna: KGU) is voor veel ouders een ingewikkelde voorwaarde. Daarom wordt deze losgelaten, zoals in het coalitieakkoord is afgesproken. Een ouder die één uur per maand werkt, kan recht hebben op kinderopvangtoeslag voor maximaal 230 uur kinderopvang. Dit is geen misbruik. Het gebruik van dit maximum aantal uren kinderopvang is wel beperkt. Het huidige gemiddelde gebruik van opvang ligt rond de 2 dagen per week, wat lager is dan de gemiddelde arbeidsdeelname van de minst werkende partner. Het loslaten van de KGU zorgt naar verwachting voor een beperkte toename van de vraag naar opvang van 3%.

Er is bij de keuze de KGU los te laten onvermijdelijk sprake van een afruil tussen de verhouding tussen het recht op kinderopvangtoeslag en de omvang van de arbeidsdeelname enerzijds, en eenvoud in de uitvoering en toekenningszekerheid voor ouders bij wisselende urenomvang anderzijds. In de verdere uitwerking van de hervorming van het kinderopvangstelsel zal middels evaluatie worden bekeken of met de invulling van het loslaten van de KGU de beoogde effecten doeltreffend en zo doelmatig mogelijk worden bereikt. Mocht de invulling van de maatregel tot onbedoelde effecten leiden dan zal bij een verdere hervorming van het kinderopvangstelsel nader gekeken worden naar de invulling van de arbeidseis.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie op welke sociale normen rondom het gebruik van kinderopvang wordt gehint bij de verwachting dat deze normen ervoor zorgen dat de wijziging niet zal leiden tot een sterke stijging van het aantal ouders dat voor het maximum aantal uren per maand kinderopvangtoeslag aan zal vragen. Zij vragen hoe de bijbehorende cultuuromslag gerealiseerd wordt zonder dat er misbruik wordt gemaakt van de verruimde toegang tot de kinderopvang.

De norm is en blijft dat je opvang afneemt als je werkt. Dit is ook te zien aan het huidige gemiddelde gebruik. Dit ligt rond de 2 dagen per week, wat lager is dan de gemiddelde arbeidsdeelname van de minst werkende partner. De gerichtheid op werkende ouders en dus arbeidsparticipatie blijft bij het loslaten van de KGU. Net als de leden van de VVD-fractie vind ik dat het stelsel ervoor moet zorgen dat zowel vaders als moeders makkelijker aan het werk kunnen gaan. Daarom wordt met de wijziging een knelpunt in de kinderopvangtoeslag weggenomen en wordt het voor ouders aantrekkelijker te gaan werken.

Zoals in het vorige antwoord aangegeven zal middels evaluatie worden bekeken of met de invulling van het loslaten van de KGU de beoogde effecten doeltreffend en zo doelmatig mogelijk worden bereikt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Loslaten koppeling gewerkte uren

De leden van de D66-fractie vragen welk deel van de terugvorderingen het gevolg was van de koppeling gewerkte uren.

Volgens cijfers uit 2021 waren voor toeslagjaar 2019 in totaal 51 terugvorderingen te herleiden tot de gewerkte uren (<1% van het totale aantal terugvorderingen), waarvan 30 hoge terugvorderingen (<1% van het totale aantal hoge terugvorderingen van meer dan € 1.000). Kanttekening daarbij is dat het proces van definitief toekennen over 2019 nog niet geheel was afgerond. Voor toeslagjaar 2018, waarvan de definitieve toekenning al verder gevorderd was, was dit respectievelijk 257 (<1%) en 212 (1%). In 2017 was dit nog 1.422 (1%) en 1.002 (3%).

En in 2016 respectievelijk 8.308 (3%) en 4.295 (11%) terugvorderingen. Dit aantal neemt dus al enkele jaren gestaag af. In 2020 en 2021 is de KGU tijdelijk verruimd in het kader van COVID-19 en zijn er dus ook geen terugvorderingen vanwege de gewerkte uren.

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast naar het gelijktrekken van de eisen ten aanzien van de begeleiding (het aantal kinderen dat begeleid kan worden door één begeleider) in de buitenschoolse opvang en bijvoorbeeld het onderwijs.

Voor de kinderopvang zijn eisen gesteld aan het aantal beroepskrachten per aantal aanwezige kinderen. Deze beroepskracht-kindratio is afgestemd op de leeftijd van de kinderen, waarbij naarmate de kinderen ouder zijn minder beroepskrachten ingezet hoeven te worden. Het stellen van eisen aan de beroepskracht-kindratio is in het belang van het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen en is daarmee één van de waarborgen voor de kwaliteit van de kinderopvang. Zo kunnen kinderen in de kinderopvang (waaronder de buitenschoolse opvang) zich spelenderwijs ontwikkelen, waarbij de pedagogisch medewerkers een belangrijke rol spelen in de begeleiding van de kinderen in hun ontwikkeling. Onlangs is de evaluatie van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) afgerond. Bij dit evaluatieonderzoek is onder meer gekeken naar verschillende kwaliteitseisen voor de kinderopvang, waaronder de beroepskracht-kindratio. Het evaluatierapport zal als bijlage bij de Kamerbrief over de periodieke evaluatie van het kinderopvangbeleid worden opgenomen. Ik ben bovendien van plan om in de zomer in overleg te gaan met de sector- en toezichtspartijen over het vervolgtraject waarin onder andere wordt onderzocht of en eventueel welke aanpassingen doorgevoerd kunnen worden in de kwaliteitseisen om knelpunten aan te pakken. Het behoud van kwaliteit is daarbij voor mij een belangrijk uitgangspunt. Dit najaar volgt de beleidsreactie op het evaluatierapport waarin ik ook zal ingaan op het vervolgtraject.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie op welke termijn ik de tekorten in de kinderopvang wil gaan oplossen met behoud van kwaliteit. Refererend naar de verwachte toename van de vraag naar kinderopvang, vragen de leden van de D66-fractie naar de maatregelen die worden genomen om ervoor te zorgen dat de kinderopvang deze omzetstijging op kan vangen, met behoud van kwaliteit. Specifiek vragen deze leden naar welke stappen worden gezet, of gezet gaan worden, om te zorgen voor meer pedagogisch medewerkers, meer uren van bestaande pedagogisch medewerker en meer kinderen per pedagogisch medewerker.

Bij een sterke groei van de vraag bestaat inderdaad een risico dat de kwaliteit van de opvang (tijdelijk) daalt. Zeker als gekeken wordt naar de totale toename van de vraag naar uren opvang als gevolg van de stelselhervorming. Dit risico heb ik ook benoemd in mijn brief van 15 april jl. (Kamerstuk 31 322, nr. 443). Zoals ik daarbij heb aangegeven, zal ik de kwaliteit van de kinderopvang niet uit het oog verliezen bij de hervormingen. Dit is ook het verzoek van de aangenomen motie van de heer Léon de Jong (Kamerstuk 31 322, nr. 455). We moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit goed blijft, ook in de situatie van het personeelstekort. Gelet op de hoge werkdruk en personeelstekorten in de kinderopvang heeft de voormalig Staatssecretaris van SZW op 29 november 2021 uw Kamer geïnformeerd over de stappen die – samen met de kinderopvangsector – worden gezet. In de zomer informeer ik uw Kamer nader over de aanpak van de personeelstekorten in de kinderopvang. Zoals ik bij het antwoord op de voorgaande vraag heb aangegeven, is tijdens de evaluatie van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) onder andere gekeken naar onbedoelde effecten van de kwaliteitseisen van deze wet. Het evaluatierapport is inmiddels afgerond en zal als bijlage bij de Kamerbrief over de periodieke evaluatie van het kinderopvangbeleid worden opgenomen. Dit najaar volgt de beleidsreactie op het evaluatierapport waarin ik ook zal ingaan op het vervolgtraject.

De leden van de D66-fractie vragen of ik de noodzaak erken om het toegezegde onderzoek naar de financiering spoedig af te ronden, zodat de gevolgen van het loslaten van de koppeling gewerkte uren door mij (tot op zekere hoogte) kunnen worden gecontroleerd.

Ik erken de noodzaak van een spoedige afronding van het onderzoek naar de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang dat ik eerder heb aangekondigd (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2488). De resultaten verwacht ik in het eerste kwartaal van 2023. Ik ga hierover graag met uw Kamer in gesprek met de inzichten uit dit onderzoek over wat de voor- en nadelen zijn van deze financieringsvormen en hoe we daarmee willen omgaan in de kinderopvang. Ook in het huidige stelsel.

De leden van de D66-fractie willen weten hoeveel werkende ouders op dit moment geen gebruik maken van de kinderopvang en op welke manier zij worden aangemoedigd om (meer) te gaan werken (en wel gebruik te gaan maken van de kinderopvang).

In 2021 heeft het CBS hier onderzoek naar gedaan.2 Toen bleek dat van de 1.075.400 huishoudens met recht op kinderopvangtoeslag 55% van hen kinderopvangtoeslag ontving in 2019. Dit percentage liep gestaag op sinds 2015 toen 44% van de huishoudens met recht op kinderopvangtoeslag daadwerkelijk kinderopvangtoeslag ontving. Een deel van deze werkende ouders zal er zelf voor hebben gekozen om hun gewenste combinatie van arbeid en zorg via informele opvang te regelen, bijvoorbeeld met oppas of grootouders. Toekenningszekerheid in het huidige stelsel kan hierbij ook een rol spelen. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord aangekondigd de ambitie te hebben om de toeslagen af te schaffen, zodat mensen niet meer verdwalen in de ingewikkelde regelingen of te maken krijgen met hoge terugvorderingen. Daarom wil het kabinet de komende jaren een fundamentele herziening doorvoeren van de kinderopvangtoeslag waar het loslaten van de KGU een onderdeel van is. De verwachting is dat het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag wordt aangevraagd hierdoor structureel toeneemt met 21%.

De leden van de D66-fractie vragen verder of ik kan uiteenzetten wat de redenen zijn waarom deze werkende ouders geen gebruik maken van de kinderopvang.

In de flitspeiling van 2021 is gevraagd waarom ouders geen gebruik maken van kinderopvang (Kamerstuk 31 322, nr. 435). Van deze ouders gaf 50% aan dat zij hun werk zo hebben gepland dat zij dit niet nodig hebben. Bijna een derde van de ouders had een andere reden, zoals dat zij thuiswerkten, de opvang te duur vonden, opvang een taak van de ouder vinden of vanwege onzekerheid door de toeslagenaffaire. Bij de vraag waarom ouders niet meer gebruik maken van kinderopvang, gaf 72% aan dat zij de kosten te hoog vinden. 11% van de ouders geeft aan dat zij niet genoeg uren werken voor meer kinderopvangtoeslag. 8% van de ouders geeft aan dat zij op een wachtlijst staan en een even grote groep ouders zegt dat zij meer opvang niet goed voor hun kind vinden.

Indexering maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag

De leden van de D66-fractie vragen naar het aantal of percentage ouders dat meer betaalt aan kinderopvang dan de maximum uurprijs. Zij vragen ook hoeveel van deze ouders per uur meer betalen dan de maximum uurprijs aan een kinderopvang met winstuitkering aan private aandeelhouders.

In april 2022 was het percentage van het aantal uren dat is afgenomen tegen een tarief boven de maximum uurprijs:

  • 70% in de kinderdagopvang

  • 79% in de buitenschoolse opvang

  • 36% in de gastouderopvang.

Deze percentages zijn gebaseerd op het totale aantal opvanguren waarvoor ouders een kinderopvangtarief betalen dat boven de maximum uurprijs ligt. Dit zijn tarieven die ouders zelf doorgeven bij Toeslagen. De micro-data waarop de cijfers zijn gebaseerd, wordt geanonimiseerd aangeleverd. Daarom is het niet mogelijk om een onderscheid te maken naar kinderopvang met winstuitkeringen. In hoeverre de tarieven van kinderopvanglocaties in het bezit van private equity investeerders verschillen van andere kinderopvanglocaties, betrek ik bij het onderzoek dat ik laat doen naar de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang.

Financiële consequenties

De leden van de D66-fractie vragen of ik een inschatting kan geven van de structurele gevolgen van 3% meer gebruik van de kinderopvang voor de inkomsten van het Rijk.

De vraagstijging als gevolg van het loslaten van de KGU zal deels het gevolg zijn van gestegen arbeidsparticipatie en deels substitutie van informele naar formele opvang. Een gestegen arbeidsparticipatie leidt via belasting- en premie-inkomsten tot hogere inkomsten van het Rijk. Dit effect zal beperkt zijn. Het gebruik van kinderopvang kent ook brede maatschappelijke baten. Naast arbeidsparticipatie is het bevorderen van de ontwikkeling van het jonge kind een doel van het kinderopvangstelsel. Dit brengt voordelen met zich mee die niet direct in euro’s zijn uit te drukken. Ook de bevordering van de arbeidsparticipatie van ouders kent verstrekkende voordelen die verder gaan dan enkel meer belastinginkomsten voor het Rijk.

Zo vergroot het de economische zelfstandigheid van ouders, ontzorgt kinderopvang de ouders, bevordert het de kansengelijkheid en de latere carrièrekansen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie

Allereerst vragen de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie of ik kan aangeven wat de koopkrachteffecten zijn van de kinderopvangtarieven die boven de maximum uurprijs liggen.

Bij het bepalen van de maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag wordt rekening gehouden met de gemiddelde loon- en prijsbijstelling in de economie en de directe gevolgen van kinderopvangbeleid voor de kosten van kinderopvangorganisaties. Zoals in de beantwoording reeds aangegeven liggen tarieven van kinderopvangorganisaties in veel gevallen boven deze maximum uurprijzen. Als ouders een tarief betalen voor de opvang dat verder boven de maximum uurprijs ligt, is dit negatief voor de koopkracht van deze ouders. Zoals de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie constateren, krijgen ouders over dit deel geen kinderopvangtoeslag waardoor zij netto meer betalen voor kinderopvang. De mate waarin dit gebeurt, verschilt sterk per situatie omdat kinderopvangorganisaties zelf hun tarieven bepalen.

De leden vragen tevens of ik kan aangeven of er verschillen zijn in uurprijzen door het land.

De gemiddelde tarieven liggen hoger in stedelijke regio’s voor alle opvangsoorten. In maart 2022 was het verschil in gemiddeld tarief tussen de meest stedelijke regio’s en de niet-stedelijke regio’s 5,0% voor de dagopvang, 4,7% voor de buitenschoolse opvang en 5,3% voor de gastouderopvang. Het verschil is in de afgelopen jaren licht toegenomen.

Daarnaast vragen de leden of ik inzichtelijk kan maken hoe de afgelopen tien jaar de gemiddelde en maximale uurprijs zich hebben ontwikkeld en hoe vaak de maximum uurprijs bijvoorbeeld niet geïndexeerd is of verlaagd.

De volgende tabel geeft de gemiddelde tarieven (in euro’s) en de maximum uurprijs (tussen haakjes, in euro’s) weer voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. De cijfers van 2021 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van uurtarieven. Voor 2020 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2019 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.

Gemiddelde uurprijzen
 

Dagopvang

Buitenschoolse opvang

Gastouderopvang

2021

€ 8,60 (€ 8,46)

€ 7,74 (€ 7,27)

€ 6,44 (€ 6,49)

2020

€ 8,39 (€ 8,17)

€ 7,61 (€ 7,02)

€ 6,39 (€ 6,27)

2019

€ 8,12 (€ 8,02)

€ 7,40 (€ 6,89)

€ 6,24 (€ 6,15)

2018

€ 7,46 (€ 7,45)

€ 7,22. (€ 6,95)

€ 6,00 (€ 5,91)

2017

€ 7,19 (€ 7,18)

€ 7,00 (€ 6,69)

€ 5,84 (€ 5,75)

2016

€ 6,86 (€ 6,89)

€ 6,73 (€ 6,42)

€ 5,68 (€ 5,52)

2015

€ 6,86 (€ 6,84)

€ 6,73 (€ 6,38)

€ 5,63 (€ 5,48)

2014

€ 6,71 (€ 6,70)

€ 6,61 (€ 6,25)

€ 5,49 (€ 5,37)

2013

€ 6,54 (€ 6,46)

€ 6,44 (€ 6,02)

€ 5,34 (€ 5,17)

2012

€ 6,45 (€ 6,36)

€ 6,4 (€ 5,93)

€ 5,42 (€ 5,09)

Bron: Toeslagen, cijferbeeld januari 2022, bewerking Ministerie van SZW.

Uit deze tabel valt op te maken dat de maximum uurprijs de afgelopen tien jaar eenmaal in 2019 bij de buitenschoolse opvang is verlaagd. Per 1 januari 2018 trad de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang in werking. De wijzigingen in de kosten voor de dagopvang en buitenschoolse opvang werden vertaald in een evenredige aanpassing van de maximum uurprijzen (Stb. 2018, nr. 327). In 2012 zijn de maximum uurprijzen niet verhoogd ten opzichte van 2011. Dit is in de maximum uurprijzen van 2017 ingehaald (Stb. 2016, nr. 371).

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen of ik het risico zie dat ouders met een laag inkomen, vanwege de wachtlijsten voor kinderopvang, noodgedwongen moeten kiezen voor een kinderopvang die een kinderopvangtarief hanteert dat hoger is dan de maximum uurprijs.

Wachtlijsten zijn een aandachtspunt dat ik ook meeneem bij de stelselherziening. Krapte beperkt inderdaad de keuzemogelijkheden van ouders. Een zorgvuldige invoering is daarom noodzakelijk om oplopende wachtlijsten voor werkende ouders te voorkomen. Dit is ook van belang om de kwaliteit te waarborgen, want een te snelle stijging van vraag en aanbod kan een risico vormen voor de kwaliteit van de kinderopvang.

Ook vragen deze leden wat de kosten zouden zijn om de maximum uurprijzen te verhogen.

De kosten om de maximum uurprijzen te verhogen zijn afhankelijk van de vormgeving van de verhoging. Eerder is door uw Kamer gerefereerd aan de introductie van de maximum uurprijzen, bijvoorbeeld tijdens het commissiedebat van 23 mei jl. (Kamerstukken II, 2021/22, 31 322, nr. 446), toen 80% van de kinderopvangtarieven onder of op de maximum uurprijs lag. De kosten van een variant waarin de maximum uurprijzen zodanig worden verhoogd dat 80% van de kinderopvangtarieven onder of op de maximum uurprijs ligt, zouden structureel naar inschatting op ruim € 0,5 miljard uitkomen. In de raming is er rekening gehouden met de voorgenomen stelselwijziging, inclusief vergoeding van 95% tot aan de maximum uurprijs. Overigens zijn de effecten extra onzeker, omdat het lastig in te schatten is welk effect de stelselwijziging heeft op de uurtarieven.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik het risico ook zie dat kinderopvangorganisaties enorme hoge bedragen kunnen vragen terwijl ouders geen keuze hebben vanwege de wachtlijsten. Zij vragen of ik bereid ben te onderzoeken wat de oorzaken zijn van de snel stijgende uurprijzen, welke mogelijkheden ik heb om de uurprijzen te reguleren en of ik hiertoe bereid ben.

De ontwikkeling van de tarieven is een van de aandachtspunten in de verdere uitwerking van de stelselwijziging. Het risico van een opwaartse druk op de tarieven zie ik ook. Het is op voorhand lastig te voorspellen wat de effecten van de stelselwijziging op de tariefontwikkeling zullen zijn. Op dit moment is maximering van de tarieven in de sector niet aan de orde. Bij het overwegen van het instellen van beperkingen ten aanzien van het bepalen van de tarieven is het van belang om de complexiteit van dergelijke maatregelen en gevolgen hiervan goed mee te nemen. Dit wordt betrokken bij het onderzoek dat ik eerder heb aangekondigd naar de rol van verschillende financieringsvormen in de kinderopvang waarbij ook de voor- en nadelen van tariefregulering in kaart worden gebracht. De resultaten hiervan worden verwacht in het eerste kwartaal van 2023.

Loslaten koppeling gewerkte uren (KGU)

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er niet voor gekozen is om de arbeidseis in zijn geheel af te schaffen en wat de kosten hiervan zouden zijn. Zij vragen ook of ik het voordeel zie dat door het afschaffen van de arbeidseis het eenvoudiger is voor ouders om bijvoorbeeld te kunnen solliciteren of mantelzorgtaken verrichten.

Het kabinet ziet kinderopvang als een belangrijk instrument voor ouders om de combinatie tussen arbeid en zorg voor kinderen te vergemakkelijken, en de arbeidsparticipatie te bevorderen. De huidige arbeidseis blijft daarom in stand. Dat betekent dat beide ouders moeten werken, of een doelgroepstatus moeten hebben, of één ouder in het geval van een eenoudergezin.3 Ik verwacht dat de hoge vergoeding voor kinderopvang en de sterke vereenvoudiging eraan bijdragen dat meer ouders die nu nog niet werken, de weg naar de arbeidsmarkt vinden en daarmee profijt kunnen hebben van het nieuwe stelsel. Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag kunnen mogelijk gebruik maken van kinderopvang die gefinancierd wordt op basis van een gemeentelijke regeling (peuteropvang, SMI en VE).

Zoals ik eerder heb aangegeven, zal in de verdere uitwerking van de hervorming van het kinderopvangstelsel middels evaluatie worden bekeken of met de invulling van het loslaten van de KGU de beoogde effecten doeltreffend en zo doelmatig mogelijk worden bereikt.

Mocht de invulling van de maatregel tot onbedoelde effecten leiden dan zal bij een verdere hervorming van het kinderopvangstelsel nader gekeken worden naar de invulling van de arbeidseis. De kosten voor het volledig afschaffen van de arbeidseis zijn structureel circa € 0,5 miljard.

Tevens vragen deze leden in hoeverre de 3-maanden periode in stand blijft voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag na ontslag of dat deze wordt verruimd met het loslaten van de KGU.

Deze werkloosheidstermijn blijft ongewijzigd ten opzichte van de reguliere uitlooptermijn bij werkloosheid zoals die ook nu bestaat in de Wet kinderopvang. Omdat de KGU is losgelaten, biedt deze werkloosheidstermijn wel meer ruimte aan ouders die hun baan verliezen. Zij behouden immers drie kalendermaanden aanspraak op publieke financiering van kinderopvang voor ten hoogste 230 uren per kalendermaand indien een ouder of diens partner werkloos wordt. De uren recht op kinderopvangtoeslag die zijn opgebouwd gedurende deze drie kalendermaanden en vóór ontslag (230 uur per maand) zijn daarbij gedurende het gehele kalenderjaar inzetbaar.

Gastouderopvang

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik de zorg deel dat de verlaging van de maximum uurprijs voor gastouderopvang mogelijk ouders wegjaagt bij de gastouderopvang terwijl er al zulke tekorten zijn. Zij vragen of ik heb onderzocht in hoeverre ouders zullen afhaken bij de gastouderopvang vanwege de hogere prijs die zij hierdoor moeten betalen. En als dat niet zo is, ik daartoe bereid ben.

Ik hecht groot belang aan de (financiële) toegankelijkheid van de kinderopvang (waaronder gastouderopvang) en aan de kwaliteit en veiligheid daarvan. Het minder indexeren van de maximum uurprijs voor gastouderopvang maakt het mogelijk dat het kabinet het toezicht op de gastouderopvang per 2022 kan intensiveren (zoals aangekondigd in de begroting voor 2022). Daarmee kan het niet langer voorkomen dat gastouders vele jaren achtereen niet worden geïnspecteerd en wordt de kwaliteit en veiligheid van de gastouderopvang beter gewaarborgd. In de doorrekening van de maatregel is ingeschat dat de vraag naar gastouderopvang structureel met circa 0,7% afneemt als gevolg van het niet volledig indexeren van de maximum uurprijs in de gastouderopvang. Het gebruik van gastouderopvang zal ik blijven monitoren aan de hand van de kwartaalrapportages kinderopvang.

De leden vragen waarom ik er niet voor heb gekozen om bij de allerhoogste inkomens dekking hiervoor te zoeken en wat de opbrengsten zouden zijn als de hoogste inkomensgrenzen niet worden geïndexeerd.

Er zijn verschillende mogelijke bekostigingsmaatregelen voor de intensivering van het toezicht onderzocht. Er is gekozen om deze intensivering te bekostigen door de maximum uurprijs voor de gastouderopvang minder te indexeren, omdat ouders die gebruik maken van gastouderopvang profiteren van deze intensivering. Het niet indexeren van de inkomensgrenzen (voor alle opvangvormen) levert een besparing op, doordat een klein deel van de ouders in een hogere inkomenscategorie terecht zullen komen, met een lager kinderopvangtoeslagpercentage. Dit levert echter geen structurele dekking vanwege de hervorming van de kinderopvangtoeslag. Deze hervorming behelst immers op termijn een inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% tot aan de maximum uurprijs voor de kosten van kinderopvang van werkende ouders. De intensivering van het toezicht in de gastouderopvang moet wel structureel van dekking worden voorzien.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of er aangaande de huidige systematiek data beschikbaar is over de verhouding tussen het aantal gewerkte uren van de minst werkende ouder en de omvang van het recht op kinderopvangtoeslag.

In het huidige systeem kunnen gezinnen voor 140% van de gewerkte uren van de minst werkende ouder kinderopvangtoeslag ontvangen. Het huidige gemiddelde gebruik van opvang ligt rond de 2 dagen per week, wat lager is dan de gemiddelde arbeidsdeelname van de minst werkende partner. Dit is vaak de moeder, die volgens de meest recent beschikbare data gemiddeld 27,1 uur per week werkt (Kamerstuk 36 100 XV, nr. 1).

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het bekend is hoeveel ouders nu meer kinderopvang afnemen dan de omvang van het aantal uur kinderopvangtoeslag.

Ik ga ervanuit dat gedoeld wordt op ouders die een deel van de (formele) opvanguren volledig zelf betalen, omdat deze op grond van gewerkte uren niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld ouders die drie dagen werken en vijf dagen kinderopvang afnemen. Er zijn, voor zover mij bekend, geen cijfers over het aantal ouders dat wel kinderopvangtoeslag ontvangt, maar meer uren kinderopvang afneemt dan het aantal uur waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd en dus een deel van de opvanguren volledig zelf betalen. In het IBO Toeslagen is ingeschat dat ca. 2% van de ouders die opvang afnemen, geen recht op kinderopvangtoeslag heeft.

Zij vragen daarnaast voor hoeveel ouders het loslaten van de KGU (structureel) effect heeft op de omvang van de kinderopvangtoeslag en hoe dit effect verdeeld is over de inkomensklassen.

Het aantal ouders dat door het loslaten van de KGU meer uren kinderopvangtoeslag afneemt, wordt geraamd op enkele tienduizenden. Deze inschatting is gemaakt bij het onderzoek naar het loslaten van de KGU als kortetermijnverbetering in het huidige toeslagenstelsel in het kader van de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg (Kamerstuk 31 066, nr. 924). Deze groep is naar verwachting zeer divers qua samenstelling (onregelmatige werktijden, afwijkende werktijden, zelfstandigen). Over de verdeling van extra uren kinderopvangtoeslag naar inkomen zijn geen gegevens bekend, maar deze is gezien de diverse samenstelling naar verwachting gelijkmatig gespreid over de inkomensklassen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of bekend is hoeveel gastouders een hoger uurtarief rekenen dan het nieuwe maximale uurtarief. Zij willen ook weten of bekend is voor hoeveel ouders dit besluit betekent dat hun netto eigen bijdrage zal stijgen.

In de beantwoording ben ik ervan uitgegaan dat de vraag doelt op de gastouders die volgend jaar een hoger uurtarief in rekening zullen brengen dan de nieuwe maximum uurprijs. Op dit moment zijn de tarieven voor volgend jaar nog niet bekend. Voor de beantwoording van deze vraag is daarom gekeken naar het percentage van het totale gebruik (gerekend in uren) van gastouderopvang waarvoor ouders een tarief betalen dat hoger is dan € 6,37. Dit is de huidige maximum uurprijs van € 6,52, verminderd met de dekkingsmaatregel van € 0,15. In april 2022 was 60% van het totale urengebruik van gastouderopvang afgenomen tegen een tarief van meer dan € 6,37. Hoe hoog dit percentage volgend jaar is, hangt af van hoe de tarieven die gastouders vragen zich ontwikkelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook of bekend is hoeveel dagopvang- en BSO-organisaties een hoger uurtarief rekenen dan het maximaal vergoede uurtarief voor dagopvang en BSO.

Zie ook mijn antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie. In april 2022 was het percentage van het aantal uren opvang met kinderopvangtoeslag dat is afgenomen tegen een tarief boven de maximum uurprijs 70% in de kinderdagopvang en 79% in de buitenschoolse opvang.

Deze leden vragen hoe wordt gemonitord of de investeringen in intensivering van het toezicht op gastouderopvang ook daadwerkelijk besteed worden aan intensivering van het toezicht en wat het resultaat van het toezicht is.

De intensivering biedt gemeenten de financiële ruimte om het aantal bezoeken van gastouders te verhogen naar 50% per jaar. Over de intensivering van het toezicht heb ik afspraken gemaakt met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en met GGD GHOR Nederland. Gezien het ongeoormerkte karakter van de algemene uitkering van het Gemeentefonds hebben gemeenten uiteindelijk bestedingsvrijheid over de middelen. Met het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2023 (dat later dit jaar naar uw Kamer wordt gestuurd) ben ik daarom voornemens om de intensivering van het toezicht op de gastouderopvang te verankeren middels een wettelijke norm, zoals die reeds bestaat voor het toezicht op kindercentra. Als dit voorstel tot wet wordt verheven, hebben gemeenten daarmee vanaf 1 januari 2023 de wettelijke taak om jaarlijks 50% van de gastouders te laten inspecteren. De Inspectie van het Onderwijs controleert als interbestuurlijk toezichthouder in hoeverre gemeenten voldoen aan deze toezichtnorm, spreekt gemeenten hierop aan en rapporteert erover in het jaarlijkse Landelijk rapport toezicht kinderopvang.

Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat het indexatiepercentage van 3,37% van de toetsingsinkomens betekent voor ouders die het minimumloon verdienen dat op 1 juli 2022 en 1 januari 2023 (extra) wordt verhoogd en wat het netto-effect voor deze inkomensgroep is.

Ouders met een minimumloon bevinden zich nog in het deel van de inkomenstabel van het Besluit kinderopvangtoeslag waarbij het toeslagpercentage gelijk blijft. De extra verhoging zal voor deze ouders dus geen gevolgen hebben, omdat een hoger inkomen in dit deel van de inkomenstabel nog niet leidt tot een lagere kinderopvangtoeslag. Voor gezinnen waarbij beide ouders werken en mogelijk dus wel in het afbouwpad van de kinderopvangtoeslag zitten, kan een hogere inkomensstijging wel zorgen voor een lager toeslagpercentage. Als hun toetsingsinkomen sneller stijgt dan de indexatie, kunnen zij namelijk in een hogere inkomenscategorie komen met een lager toeslagpercentage. Het netto-effect zal per gezin verschillen, omdat dit afhangt van waar zij zich in de inkomenstabel bevinden, of het inkomen van de partner ook stijgt, hoeveel kinderopvang zij afnemen en welk tarief zij voor de kinderopvang betalen. Het mogelijk negatieve effect op de kinderopvangtoeslag voor deze gezinnen zal tijdelijk zijn, omdat het kabinet inzet op een nieuw stelsel en € 2,2 miljard extra investeert om een hoge, inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% voor alle werkende ouders mogelijk te maken, direct gefinancierd aan kinderopvangorganisaties.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vragen hoe groot het risico op oneigenlijk gebruik van de kinderopvangtoeslag wordt geacht vanwege het loslaten van de KGU en wat het kabinet gaat doen om oneigenlijk gebruik tegen te gaan en dit risico te beperken.

Dit risico is benoemd in de uitvoeringstoets van Toeslagen (bijlage bij Kamerstuk 31 322, nr. 447). Het totaal aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt neemt toe met het loslaten van de KGU. Dit vergroot de mogelijkheid voor ouders en kinderopvangorganisaties om gezamenlijk meer uren opvang op te geven dan daadwerkelijk worden afgenomen en betaald. Zo kan bewust worden samengewerkt om te veel toeslag te ontvangen. Dit risico bestond al, maar wordt met dit voorstel beperkt groter. Het mogelijk oneigenlijke gebruik wordt met de reguliere controle op misbruik en oneigenlijk gebruik bij Toeslagen zo veel mogelijk beperkt. Zoals ik eerder heb benoemd, zal in uitwerking van de hervorming van het kinderopvangstelsel middels evaluatie worden bekeken of met de invulling van het loslaten van de KGU de beoogde effecten doeltreffend en zo doelmatig mogelijk worden bereikt.

Intensivering toezicht gastouderopvang

De leden van de SGP-fractie vragen om een overzicht van het gebruik van gastouderopvang verdeeld over de verschillende inkomensgroepen.

In april 2022 gingen er circa 94,7 duizend kinderen met kinderopvangtoeslag naar de gastouderopvang. Voor de verdeling van het gebruik van gastouderopvang over de verschillende inkomensgroepen is gekeken naar het aandeel per inkomensgroep van respectievelijk het totale aantal kinderen dat naar de gastouderopvang gaat en het totale urengebruik van gastouderopvang (waarin ook rekening is gehouden met het aantal uren kinderopvang per kind).

Gebruik gastouderopvang per inkomensgroep voor de maand april 20221
 

Percentage van het aantal kinderen

Percentage van het totale urengebruik

Tot 130% wml

8,5%

12,1%

130% wml tot 1½ x modaal

24,5%

24,8%

1½ x modaal tot 3 x modaal

55,0%

50,8%

3 x modaal en hoger

12,0%

12,3%

Totaal

100%

100%

Bron: Toeslagen, cijferbeeld mei 2022, bewerking Ministerie van SZW.

X Noot
1

Dit is een berekening op basis van de gegevens die ouders zelf door hebben gegeven bij Toeslagen en kunnen nog wijzigen bij de definitieve toekenning.

De leden van de SGP-fractie vragen mij in te gaan op het effect van deze maatregelen op de toegankelijkheid van de gastouderopvang.

De indexatie conform geldende regelgeving houdt de ontwikkeling van de maximum uurprijzen in lijn met de verwachte ontwikkeling van het gemiddelde loon- en prijspeil. Ondanks dat de maximum uurprijs gastouderopvang met € 0,15 minder geïndexeerd wordt, stijgt deze toch fors ten opzichte van vorig jaar (in totaal met 3,22%, van € 6,52 naar € 6,73). Het is aannemelijk dat niet alle gastouders een uurtarief zullen hanteren dat volledig meestijgt met de indexatie. Waar de werkelijke tarieven harder stijgen dan de maximum uurprijs, zal de lagere indexatie van de maximum uurprijs leiden tot een stijging van de kosten voor ouders. Dit kan nadelige effecten hebben voor de toegankelijkheid, met name voor de lagere inkomens. Er is diversiteit in het aanbod van kinderopvang waarbij ouders keuzevrijheid hebben om te kiezen voor de opvangvorm die het beste aansluit bij de behoefte van het kind en hun eigen wensen en omstandigheden zoals onregelmatige diensten. Het kabinet vindt de toegankelijkheid van de kinderopvang (waaronder gastouderopvang) belangrijk en begrijpt de zorgen die hierover onder meer zijn geuit in de internetconsultatie. Het gebruik van gastouderopvang zal ik blijven monitoren aan de hand van de kwartaalrapportages kinderopvang. Het kabinet vindt het echter ook belangrijk dat de kwaliteit van gastouderopvang wordt gewaarborgd, mede gezien het kwetsbare karakter van de doelgroep (jonge kinderen) en het solitaire karakter van de gastouderopvang. Intensivering van het toezicht (dat tot 2022 soms zeer laagfrequent plaatsvond) acht het kabinet daarvoor noodzakelijk.

Tot slot vragen de leden van de SGP-fractie de keuze om de intensivering volledig door te berekenen aan de ouders die gebruik maken van de gastouderopvang en waarom hierin niet een consistente lijn is aangehouden met eerdere intensiveringen.

Eerdere intensiveringen in het toezicht, zoals in 2012 en 2020, zagen op alle opvangvormen, dus ook de gastouderopvang. Ook was daar niet altijd sprake van dekking binnen de kinderopvangtoeslag. Voor de intensivering van toezicht op de gastouderopvang heeft het kabinet besloten om voor de dekking een maatregel binnen de kinderopvangtoeslag te treffen, zoals aangekondigd in de Begroting SZW 2022. De keuze is gemaakt om de maatregel te dekken door de maximum uurprijs gastouderopvang te verlagen, omdat de maatregel van het intensiveren van het toezicht ten goede komt aan de kwaliteit van gastouderopvang. Het kabinet acht het daarom niet wenselijk dat ouders die geen gebruik maken van gastouderopvang minder kinderopvangtoeslag ontvangen.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BIJ1-fractie

Loslaten koppeling gewerkte uren (KGU) – Doel(en)

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat terugvorderingen niet worden gemaakt op basis van vooringenomenheid, zoals eerder al gebeurde bij het Toeslagenschandaal.

Zoals aangegeven in de reactie op het rapport «Ongekend Onrecht» had wat er is gebeurd bij de toeslagenaffaire nooit mogen gebeuren (Kamerstuk 35 510, nr. 4). Voor de harde regelgeving, vooringenomen behandeling en het ontbreken van de menselijke maat heeft het kabinet zijn excuses aangeboden. Toeslagen werkt in brede zin aan verbetering van de processen ten aanzien van een zorgvuldige behandeling en rechtsbescherming van de burger en ter verbetering van de kwaliteit van handhaving en toezicht. Bijvoorbeeld door het bieden van meer waarborgen voor de burger bij het opvragen van informatie of door voorafgaand aan het terugvorderen van een toeslag de gelegenheid te geven voor het indienen van een zienswijze. Ook is de vaktechnische structuur van Toeslagen versterkt, en wordt ingezet op verdere versterking van de privacybescherming. Toeslagen heeft daarnaast vaste processtappen ingebouwd, die doorlopen moeten worden voordat tot nihil stellen wordt overgegaan. Bij deze verbeteringen is uitgebreider stilgestaan in onder andere de Kamerbrief Stand van zaken toeslagen (Kamerstukken II, 2021/22, 31 066, nr. 1053) en de beantwoording op Kamervragen van de leden Leijten, Azarkan en Omtzigt (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3180).

Het lid van de BIJ1-fractie krijgt graag een uitgebreide uitleg van het kabinet over hoe ze het aandachtspunt van de eventuele toename van de terugvorderingen specifiek gaan adresseren, om ouders zo goed mogelijk tegen een vooringenomen overheid te beschermen.

Sinds medio 2018 wordt in het Verbetertraject Kinderopvangtoeslag door SZW en Toeslagen gezamenlijk gewerkt aan maatregelen ter voorkoming van hoge terugvorderingen bij ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen. De ingeslagen weg met een nieuw stelsel in het vooruitzicht ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om het huidige stelsel te blijven verbeteren. Daarom wordt dit traject voortgezet. Uw Kamer is hierover geinformeerd op 20 april jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 1016). Tevens wordt interdepartementaal onderzocht of knelpunten in het huidige toeslagenstelsel die zijn geagendeerd naar aanleiding van de motie van de leden Lodders enVan Weyenberg (Kamerstuk 35 572, nr. 49) kunnen worden opgelost. Over de stand van zaken hiervan bent u recent geinformeerd met de brief van 17 juni jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 1053). Het kabinet zet daarnaast in op een nieuw stelsel en investeert € 2,2 miljard extra om een hoge, inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% voor alle werkende ouders mogelijk te maken, direct gefinancierd aan kinderopvangorganisaties. Hierdoor komen terugvorderingen als gevolg van een inkomensstijging straks niet meer voor.

Beleidsinstrument(en)

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt het kabinet naar een uitgebreide reflectie op haar betoog om kinderopvang voor ieder kind toegankelijk te maken, ook voor kinderen van niet-werkende ouders. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt het kabinet voorts ook of zij inziet dat, juist het toegankelijker en betaalbaarder maken van de kinderopvang voor ouders die geen betaald werk hebben, kan bijdragen aan het oplossen van de tekorten in de zorg, het onderwijs en de techniek.

Zoals aangegeven bij de vragen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie ziet het kabinet kinderopvang als een belangrijk instrument voor ouders om de combinatie tussen arbeid en zorg voor kinderen te vergemakkelijken, en de arbeidsparticipatie te bevorderen.Als ouders hun arbeidsaanbod vergroten, kan dit de druk op de arbeidsmarkt verlichten. Beide ouders moeten werken, maar ook een traject dat toeleidt naar werk kan recht geven op publieke financiering van kinderopvang. Zo hebben ook ouders die een erkende opleiding of een re-integratietraject volgen recht op kinderopvangtoeslag, de zogenoemde doelgroepers in de kinderopvangtoeslag. Daarmee geloof ik dat de kinderopvangtoeslag ook juist die ouders stimuleert die een eerste stap richting een opleiding of betaalde baan willen zetten. Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag kunnen mogelijk gebruik maken van kinderopvang die gefinancierd wordt op basis van een gemeentelijke regeling (peuteropvang, SMI en VE).

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of het kabinet het met het lid eens is dat het nú tijd is om te investeren in het werven, opleiden en behouden van professionals in de kinderopvangsector en wijst op het voornemen om kinderopvang vanaf 2028 (bijna) gratis te maken.

Het kabinet zet in op een nieuw stelsel en investeert € 2,2 miljard extra om een hoge, inkomensonafhankelijke vergoeding van 95% voor alle werkende ouders mogelijk te maken, direct gefinancierd aan kinderopvangorganisaties.In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn middelen gereserveerd om in 2025 deze stap naar 95% in één keer te zetten. In het coalitieakkoord is afgesproken dat op basis van de praktijkervaringen en gedragseffecten de ambitie wordt bezien om het vergoedingspercentage op te hogen naar 100%. De investeringen die dit kabinet doet in de toegankelijkheid van kinderopvang, zullen naar verwachting leiden tot een (forse) toename in de vraag. De krappe arbeidsmarkt in de kinderopvang is een aandachtspunt bij de stelselherziening. Gelet op de hoge werkdruk en personeelstekorten in de kinderopvang heeft de voormalig Staatssecretaris van SZW op 29 november 2021 uw Kamer geïnformeerd over de stappen die – samen met de kinderopvangsector – worden gezet. In de zomer informeer ik uw Kamer nader over de aanpak van de personeelstekorten in de kinderopvang.

Daarnaast vraagt het lid van de BIJ1-fractie ook om een uitgebreide reflectie op haar betoog voor een winstverbod op kinderopvang.

Kinderopvang heeft een publieke functie en daarom is overheidsfinanciering belangrijk. Dit kabinet heeft het voornemen om kinderopvang nog toegankelijker te maken en de overheidsfinanciering zal verder toenemen. Zoals ik eerder heb aangegeven vind ik het ook niet wenselijk als belastinggeld niet ten goede zou komen aan de kinderopvang, maar zou uitstromen als overwinst naar private equity partijen.

Ook ik vind een juiste gang van zaken, een juist beleid en transparantie belangrijk. Zeker gezien het maatschappelijke belang van de kinderopvang. Daarom laat ik de rol van de verschillende financieringsvormen onderzoeken. Daarbij betrek ik ook wat de effecten zouden kunnen zijn en voor- en nadelen van bijvoorbeeld een winstnormering of regulering van de uurprijs die kinderopvangaanbieders mogen vragen aan ouders. De resultaten verwacht ik in het eerste kwartaal van 2023. Ik ga hierover graag met uw Kamer in gesprek met de inzichten uit dit onderzoek.

Bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang

Het lid van de BIJ1-fractie vraagt of het kabinet voornemens is om opvoeders die afhankelijk zijn van de gastouderopvang te ondersteunen door de kosten op een andere manier te dekken, en/of door gerichtere en passendere maatregelen te treffen die ongelijkheid niet verder in de hand werken.

Er is diversiteit in het aanbod van kinderopvang waarbij ouders keuzevrijheid hebben om te kiezen voor de opvangvorm die het beste aansluit bij de behoefte van het kind en hun eigen wensen en omstandigheden zoals onregelmatige diensten. Gastouderopvang biedt vanwege de ruime en flexibele haal- en brengtijden inderdaad bepaalde ouders (bijvoorbeeld in beroepen met onregelmatige of ongebruikelijke werktijden) meer mogelijkheden dan een kindercentrum om arbeid en zorg voor kinderen te combineren. Overigens blijkt uit de data over de kinderopvangtoeslag – zoals weergeven in het antwoord op de vraag de leden van de SGP-fractie – dat ouders en opvoeders met lagere inkomens niet oververtegenwoordigd zijn in de gebruikers van gastouderopvang. Uit wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld van Sluiter, Fukkink en Fekkes4, blijkt dat goede gastouderopvang net als een kindercentrum bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Juist daarom vind ik het zorgelijk dat het niveau van gastouderopvang in Nederland gemiddeld weliswaar goed is (vergelijkbaar met dagopvang in een kindercentrum), maar dat de variatie in kwaliteit relatief groot is met ook uitschieters naar beneden. Het kabinet vindt het belangrijk dat de kwaliteit van gastouderopvang wordt gewaarborgd, mede gezien het kwetsbare karakter van de doelgroep (jonge kinderen) en het solitaire karakter van de gastouderopvang. Daarom heeft de toenmalige Staatssecretaris van SZW uw Kamer geschreven dat een verkenning plaatsvindt naar verbetermaatregelen voor de gastouderopvang. Intensivering van het toezicht (dat tot 2022 soms zeer laagfrequent plaatsvond) acht het kabinet een eerste noodzakelijke stap. Het minder indexeren van het uurtarief is nodig om deze maatregel te dekken. Dit kan inderdaad leiden tot een stijging van de kosten voor ouders en kan nadelige effecten hebben voor de toegankelijkheid.

Het kabinet begrijpt de zorgen die hierover onder meer zijn geuit in de internetconsultatie en vindt het belangrijk om de toegankelijkheid van de kinderopvang (waaronder gastouderopvang) te blijven volgen.


X Noot
1

Kamerstuk 31 322, nr. 446.

X Noot
2

CBS (2021). Recht op en gebruik van kinderopvangtoeslag, 2015–2019.

X Noot
3

Een ouder voldoet ook aan de arbeidseis als hij (of de eventuele toeslagpartner) studeert, als een inburgeringsplichtige een inburgeringstraject volgt, als werkloze een traject naar werk volgt of als arbeidsongeschikte een re-integratietraject volgt. Dit zijn de zogenoemde doelgroepouders, Daarnaast is in de arbeidseis een uitzondering opgenomen voor:

  • gezinnen waarvan één van de ouders Wlz-indicatie heeft (sinds 1 januari 2021)

  • gezinnen waarvan één van de ouders een tijdelijke Wlz-indicatie heeft (per 1 januari 2023)

  • gezinnen waarvan één ouder is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel van langer dan drie maanden (per 1 januari 2022).

Het Ontwerpbesluit dat recent bij uw Kamer is voorgehangen (Kamerstuk 31 322, nr. 441) brengt het Besluit kinderopvangtoeslag in overeenstemming met deze uitzonderingen op de arbeidseis.

X Noot
4

Sluiter, R. M. V., Fukkink, R. G., & Fekkes, M. (2022). Comparing Center-based with Home-based Child Care: Type of Care Moderates the Association between Process Quality and Child Functioning.

Naar boven