31 322 Kinderopvang

Nr. 202 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2013

In deze brief informeer ik uw Kamer over de ontwikkelingen in het gebruik van kinderopvang, arbeidsparticipatie, het aanbod van kinderopvang en de uurprijs in 2012. Mijn ambtsvoorganger en ik hebben u eerder geïnformeerd over de ontwikkeling in de eerste drie kwartalen van 2012 (kamerstukken II, 2011/12, 31 322 nr. 175, nr. 189, nr. 192 en nr. 198). Met deze brief geef ik de ontwikkelingen weer over heel 2012.

Het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang is gedaald met 4% in 2012. Het aantal uren opvang per kind ligt 6% lager. De totale daling in het gebruik van kinderopvang is 10% in 2012. De arbeidsparticipatie van moeders en vaders met jonge kinderen is redelijk stabiel gebleven in 2012. Het aantal instellingen in 2012 is toegenomen in de dagopvang, redelijk constant gebleven in de bso en het aantal gastouders is gedaald. De gemiddelde uurprijs is gestegen in de dagopvang en buitenschoolse opvang in 2012. Hierdoor ligt de gemiddelde uurprijs bij allebei boven de maximum uurprijs in 2012.

Gebruik kinderopvang

De cijfers over heel 2012 laten hetzelfde beeld zien in de ontwikkeling van het gebruik van kinderopvang als de cijfers over de eerste drie kwartalen. Het aantal kinderen waarvan de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen, is gedaald met 4% in 2012 ten opzichte van 2011. Het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag in 2012 ligt iets onder het niveau van het aantal kinderen in 2010.

Het aantal uren opvang per kind is met 6% gedaald en de totale daling bedraagt 10%.

Figuur 1: aantal kinderen met kinderopvangtoeslag

Figuur 1: aantal kinderen met kinderopvangtoeslag

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW

Tabel 1 laat de ontwikkelingen in het gebruik van kinderopvang zien naar inkomen. De daling in het gebruik van kinderopvang is groter geweest bij de lagere inkomens. Met name de verandering in het aantal uren opvang per kind is groter geweest bij de lagere inkomens vergeleken met de hogere inkomens.

Tabel 1: aantal kinderen met kinderopvangtoeslag en uren per kind naar verzamelinkomen (% verandering in 2012 t.o.v. gemiddelde 2011)

Verzamelinkomen

Mutatie aantal kinderen

Mutatie uren per kind

Totale mutatie

Negatief – tot 130% WML

– 6

– 8

– 14

130% WML – modaal

– 2

– 9

– 11

Modaal – 1,5 x modaal

– 2

– 8

– 10

1,5 x modaal – 2 x modaal

– 5

– 7

– 12

2 x modaal – 3 x modaal

– 4

– 5

– 8

3 x modaal en hoger

– 5

– 4

– 9

Totaal

– 4

– 6

– 10

Bron: Belastingdienst, bewerking SZW

Analyse daling 2012 en aanpassing uitgaven kinderopvang

Met behulp van realisatiecijfers over 2012 en begin 2013 wordt een analyse opgesteld over de terugloop in het gebruik en in hoeverre dit een tijdelijke dan wel structurele doorwerking heeft. De uitkomsten van deze analyse worden gebruikt voor de meerjarenraming bij de Voorjaarsnota en worden tegelijk met de Voorjaarsnota aan de Kamer gestuurd.

Netto arbeidsparticipatie vrouwen en mannen

De cijfers over de arbeidsparticipatie voor vrouwen laten een redelijk stabiel beeld zien. Bij moeders met jonge kinderen (0–12 jaar) is sprake van een lichte stijging van 71.1% naar 71.5%. Alleen de arbeidsparticipatie van alleenstaande moeders is in 2012 gedaald, van 64,6% naar 63%.

Figuur 2: netto arbeidsparticipatie vrouwen en moeders met jonge kinderen (in %)

Figuur 2: netto arbeidsparticipatie vrouwen en moeders met jonge kinderen (in %)

Bron: CBS

De arbeidsparticipatie van vaders is op een hoog niveau. In 2012 werkt 93,2% van de vaders met jonge kinderen. De ontwikkeling in de arbeidsparticipatie van mannen is redelijk stabiel.

Figuur 3: netto arbeidsparticipatie mannen en vaders met jonge kinderen (in %)

Figuur 3: netto arbeidsparticipatie mannen en vaders met jonge kinderen (in %)

Bron: CBS

Zoals toegezegd aan mevrouw Sent (PvdA Eerste Kamer) laat tabel 2 de ontwikkeling zien in gewerkte uren van vrouwen. Het gemiddeld aantal gewerkte uren van moeders met jonge kinderen is gestegen. Het gemiddeld aantal gewerkte uren van deze groep was in 2006 nog 24,4 uur en is gestegen naar 26 uur in 2012. Het gemiddeld aantal gewerkte uren van vrouwen tussen de 15–64 jaar is redelijk constant.

Tabel 2: Ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen
 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Vrouwen 15–64

28,3

28,4

28,4

28,5

28,5

28,4

28,5

Moeders met jonge kinderen (0–12 jaar)

24,4

24,6

25,1

25,4

25,5

25,7

26,0

Bron: CBS

Aanbod kinderopvang

In tabel 3 is de stand te zien van het aantal instellingen in de kinderopvang op verschillende momenten. In 2012 is het aantal instellingen in de dagopvang gestegen, in de buitenschoolse opvang redelijk constant gebleven en is het aantal gastouders gedaald.

Uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) kan ook informatie worden gehaald over het aantal nieuw ingeschreven en uitgeschreven instellingen in 2012. Dit geeft een beeld van de onderliggende dynamiek. In de dagopvang zijn er 849 nieuw geregistreerde instellingen bijgekomen en zijn er 536 instellingen uitgeschreven. In de buitenschoolse opvang zijn er 875 nieuwe instellingen geregistreerd en zijn er 871 uitgeschreven. Er zijn 7450 voorzieningen voor gastouderopvang bijgekomen en 10.611 uitgeschreven. Deze aantallen zijn inclusief mutaties in het LRKP in verband met de verhuizing van een opvangvoorziening.

Tabel 3: aantal kinderopvanginstellingen en gastouders
 

okt-11

jan-12

april-12

juli-12

okt-12

dec-12

Dagopvang

5.730

5.862

5.966

6.013

6.096

6.150

BSO

6.637

6.735

6.744

6.720

6.776

6.715

Gastouders

50.391

48.887

47.159

46.191

44.437

45.827

Bron: DUO rapportage Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen

Ontwikkeling gemiddelde uurprijs

De gemiddelde uurprijs is in 2012 gestegen ten opzichte van 2011. Met name het verschil tussen de gemiddelde en maximum uurprijs in de buitenschoolse opvang is in 2012 groter geworden ten opzichte van eerdere jaren. De maximum uurprijzen zijn geïndexeerd per 1 januari 2013. De nieuwe maximum uurprijzen zijn € 6,46 in de dagopvang, € 6,02 in de buitenschoolse opvang en € 5,17 in de gastouderopvang. Hierdoor neemt het verschil tussen de gemiddelde uurprijs en de maximum uurprijs af.

Tabel 4: ontwikkeling gemiddelde uurprijs (in €)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Gemiddelde uurprijzen voor maximering 1

               

Dagopvang2

5,34

5,45

5,65

5,81

5,97

6,16

6,32

6,45

Buitenschoolse opvang2

5,51

5,68

5,80

5,91

5,95

6,10

6,17

6,40

Maximum uurprijzen

               

Dagopvang

5,68

5,72

5,86

6,10

6,10

6,25

6,36

6,36

Buitenschoolse opvang

6,13

6,03

6,02

6,10

6,10

5,82

5,93

5,93

verschil gem -max %

               

Dagopvang

– 6,4

– 5,0

– 3,7

– 5,0

– 2,2

– 1,5

– 0,6

1,4

Buitenschoolse opvang

– 11,3

– 6,2

– 3,8

– 3,2

– 2,5

4,6

4,0

7,9

Bron: Belastingdienst, bewerking SZW

X Noot
1

2012 is een voorlopige stand

X Noot
2

Exclusief gastouderopvang

Tot slot

Voor werkende ouders bestaat een koppeling van het recht op kinderopvangtoeslag aan gewerkte uren sinds 1 januari 2012. Voor ouders die een re-integratietraject, verplichte inburgeringscursus, studie of scholing volgen, is met ingang van 1 januari 2013 een eerste stap gezet richting een urenkoppeling. Voor deze groep is het recht op toeslag gekoppeld aan de maanden dat ouders een traject naar werk volgen. Mijn ambstvoorganger heeft in het voorjaar van 2012 aangekondigd dat in 2014 een volgende stap zal worden gezet naar een daadwerkelijke urenkoppeling voor ouders in een traject naar werk. Ik heb besloten om deze koppeling aan uren later in te voeren. Dit geeft meer tijd om de uitvoering van deze maatregel goed voor te bereiden. Komend jaar zal gebruikt worden om in gesprek te gaan met verschillende uitvoeringsinstanties over de vormgeving en implementatie van een daadwerkelijke koppeling aan uren voor ouders die een traject naar werk volgen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

BIJLAGE

In deze bijlage worden de cijfers gepresenteerd die in de brief in grafiekvorm zijn gepresenteerd. Op deze manier wordt een volledig beeld gegeven van de ontwikkelingen in het gebruik van kinderopvang en de arbeidsparticipatie.

Tabel 1 geeft de ontwikkeling in het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag weer. Tabel 2 en 3 laten de ontwikkeling in de arbeidsparticipatie zien voor respectievelijk vrouwen en mannen.

Tabel 1: aantal kinderen met kinderopvangtoeslag
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Gemiddeld aantal kinderen (x 1000)

311

342

486

600

696

715

738

7091

Procentueel verschil t.o.v. voorgaand jaar

 

10%

42%

23%

16%

3%

3%

– 4%

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW

X Noot
1

Dit betreft een voorlopig aantal. Aanvragen kunnen nog met terugwerkende kracht worden aangepast.

Tabel 2: netto arbeidsparticipatie vrouwen en moeders met jonge kinderen (in %)

Netto arbeidsparticipatie

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Vrouwen 15–65

53,5

55,2

57,3

59,2

59,7

59,7

60,2

60,6

Vrouwen 25–35

73

75,4

77,1

79,2

79,1

79,2

78,4

77,9

Vrouwen 35–45

65,6

67,9

71

73,2

74,4

74,3

74

73,5

Moeders (lid van ouderpaar)

59,6

62,3

65,6

68

69,1

69,7

70,5

71

Alleenstaande moeder

54,6

57

59,6

63,3

63,3

63,8

64,6

63

Moeders met jonge kinderen (0–12 jaar)

60,4

63,3

66,2

69,4

70,4

70,6

71,1

71,5

Bron: CBS

Tabel 3: netto arbeidsparticipatie mannen en vaders met jonge kinderen (in %)

Netto arbeidsparticipatie

2009

2010

2011

2012

Mannen 15–65

75,9

74,5

74,2

73,7

Mannen 25–35

89,5

87,8

86,3

85,3

Mannen 35–45

92,0

90,7

90,0

88,9

Vaders (lid van ouderpaar)

92,4

91,7

91,8

91,4

Alleenstaande vader

80,9

79,8

80,5

79,3

Vaders met jonge kinderen (0 – 12 jaar)

94,2

93,3

93,4

93,2

Bron: CBS

Naar boven