31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 245 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 juni 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 23 april 2015 inzake Examens in het voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 235).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Boeve

1

In hoeverre vormt de fysieke tijdnood waarmee examendocenten te kampen hebben tussen de afname van de centrale examens en de bekendmaking van de examenuitslagen, de verklaring dat de tweede correctie van de centrale examens nu niet altijd integraal, maar soms slechts steekproefsgewijs plaatsvindt?

In mijn ogen hoeft er geen sprake te zijn van fysieke tijdnood. De examendienst DUO koppelt scholen en leraren aan elkaar ten behoeve van de tweede correctie. Dit gebeurt tijdig voor de afname van de examens in het eerste tijdvak, zodat scholen afspraken kunnen maken over de data waarop de examens geleverd worden voor de tweede correctie. De afspraken hierover zijn de verantwoordelijkheid van de scholen, omdat (tijd voor) correctie van examens onderdeel vormt van het taakbeleid.

Verder probeert het CvTE jaarlijks de correctie-intensieve vakken in de eerste week of aan het begin van de tweede week in te roosteren. Tussen die examens en de aanvang van het tweede tijdvak zit gemiddeld een periode van drie weken. Per vak wordt de normering tijdig bekend gemaakt. Dit alles geeft, mits de school dit goed organiseert, voldoende tijd om tot een integrale tweede correctie te komen.

2

In hoeverre zou een week later bekendmaken van de examenuitslag (en praktisch dus een verschuiving van bekendmaking van de N-termen door Cito naar een week later) voorwaarden kunnen scheppen voor een zorgvuldigere tweede correctie van de examens?

Het verschuiven met een week extra levert voor het eerste tijdvak winst op voor de correcties, maar bekort de correctietijd in het tweede tijdvak. Die wordt namelijk weer afgestemd op de eerste vakantiedag van de scholen die als eerste vakantie krijgen.

3

Wat is uw reactie op het standpunt van de Algemene Onderwijsbond dat het omdraaien van de correctievolgorde arbeidsvoorwaardelijke consequenties heeft?

Ik kan dat standpunt niet goed volgen. Of de leraar nu eerst de examens van de eigen leerling nakijkt of die van de leerlingen van een andere school, wijzigt mijns inziens niets in het taakbeleid.

4

Kunt u toelichten waarom u bent ingegaan op het verzoek van het lid Beertema1 voor het omdraaien van de correctie volgorde, ondanks dat hiervoor geen Kamermeerderheid was?

Over de correcties van de centrale examens is al enige jaren discussie. In 2009 maakte de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zich zorgen over het feit dat de tweede correctie door 33 procent van de leraren via een steekproef – in plaats van volledig – werd afgedaan. In 2011 en 2012 heeft het Cito een onderzoek gedaan waarbij de correcties van de eerste en tweede corrector door een derde, onafhankelijke corrector opnieuw werden beoordeeld. Deze correctoren kwamen tot de conclusie dat in bepaalde gevallen de eerste corrector te soepel was geweest bij de beoordeling en dat de tweede corrector daar niet op had gereageerd. In bepaalde gevallen viel dit ook uit in het nadeel van de leerling. Zij constateerden tevens dat bij een correcte beoordeling het aantal onvoldoendes zou toenemen. Uit een enquête van Cito onder 6000 correctoren, waarop bijna 3700 correctoren hebben gereageerd, bleek dat maar liefst 65 procent van hen de tweede correctie via steekproeven afdeed.

Na het debat hierover in de Tweede Kamer in 2013 heeft de VO-raad aangeboden een drietal pilots te starten bij tien scholen, waarbij het omkeren van de correcties één van de opties was. Uitgangspunt daarbij was dat bij een gelijktijdige eerste en tweede correctie en bij het omkeren van de correcties, het werk wél volledig wordt nagekeken.

Tijdens het Algemeen Overleg op 9 oktober 2014 heeft het lid Beertema (PVV) gevraagd de correcties om te draaien. Hierbij wordt de eerste correctie door de leraar van de andere school gedaan en de tweede correctie door de eigen leraar. Geen van de aanwezige fracties heeft toen bezwaar gemaakt tegen het voorstel van de heer Beertema. Ik heb geantwoord dat er naar manieren werd gezocht om de kwaliteit van de correctie te verbeteren, en dat het omkeren een goede optie zou kunnen zijn. Ook heb ik aangegeven dat die optie op mijn verzoek werd getest in de pilots van de VO-raad. Ook hiervan heeft geen van de fracties destijds aangegeven dit onwenselijk te vinden. Omdat ik eerst de uitkomsten van de pilots wilde afwachten heb ik de motie tijdens het debat van 9 oktober 2014 ontraden. De motie is vervolgens verworpen. Wel proefde ik dat er destijds steun was voor het principe om de correcties om te draaien. Ik constateer nu dat enkele fracties die destijds nog voor de motie stemden inmiddels van opvatting lijken te zijn veranderd.

5

Kwam het initiatief voor het opzetten van een pilot vanuit de VO-raad of vanuit u?

Het initiatief voor de pilots kwam vanuit de VO-raad en had mijn volle steun. Bij de invulling van de varianten heb ik gevraagd het omkeren van eerste en tweede correctie als optie te onderzoeken, en dat heeft de VO-raad gedaan. Het rapport is in uw bezit.

6

Zijn er ook andere organisaties betrokken geweest bij het omkeren van de examens? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Bij het onderzoek van het Cito waren vertegenwoordigers van de VVVO, de AOb en CNVO betrokken. Bij de startbijeenkomst van de VO-pilots zijn, naast de deelnemende scholen, ook vertegenwoordigers van het CvTE, het Cito, DUO, de VVVO en CNVO betrokken. De uitkomsten van de pilots zijn met al deze partijen besproken. De aanbeveling tot omkering van eerste en tweede correctie is door de VO-raad gedaan. Andere partijen hebben zich daar op dat moment niet expliciet achter gesteld.

De meningen over het omkeren van de correcties zijn verdeeld. Een aantal leraren en het LAKS hebben laten weten voorstander te zijn van de omkering van correcties. Andere leraren hebben, al dan niet via de vakinhoudelijke verenigingen of de AOb, gezegd hier tegen te zijn.

Het omkeren van de correcties is voor mij geen doel op zich, maar een middel om tot een sluitende correctie van de centrale examens te komen. Ik heb zowel de steunbetuigingen als de bezwaren uit het veld gehoord. Om recht te doen aan de zorgen en bezwaren die zijn geuit, ben ik bereid om mijn besluit over de omkering van de eerste en tweede correctie nog een jaar aan te houden en te bezien of de huidige werkwijze met de inzet van alle betrokken partijen toch goed ingevuld kan worden. Hierbij stel ik wel de uitdrukkelijke voorwaarde dat de betrokken partijen zich hier aan committeren. Ik verwacht dat de VO-raad haar leden oproept om de leraren in staat te stellen de eerste dan wel de tweede correctie volledig uit te laten voeren. Van de bonden verwacht ik dat zij hun achterban oproepen hier consciëntieus invulling aan te geven en zo nodig collegiaal oplossingen te zoeken en – waar onvermijdelijk – het gesprek met de schoolleiding aan te gaan. Het voor mij noodzakelijke commitment heb ik wel gevonden bij de VO-raad en de CNVO. De AOb was nog niet zo ver. Met hen zal ik het gesprek voorzetten. Ik vertrouw er op dat ook de AOb mij dit commitment voor de zomervakantie kan geven. In dat geval zal ik het besluit tot omkering aanhouden.

Vervolgens zal ik de correctie van de centrale examens in 2016 opnieuw door Cito laten onderzoeken. Indien dan blijkt dat de eerste en tweede correctie integraal en volledig zijn uitgevoerd, en daarmee een kwalitatief goede beoordeling van de eindexamens is verzekerd, zie ik geen reden te besluiten tot omkering.

Mocht dit resultaat niet worden bereikt dan zal ik – in het belang van de leerling – besluiten om bij wijze van proef de eerste en tweede correctie om te keren en bezien of dat wél tot het gewenste resultaat leidt.

Van mijn kant heb ik het CvTE nogmaals gevraagd de beoordelingsvoorschriften tegen het licht te houden en zaken die wellicht tot verwarring kunnen leiden waar nodig aan te passen. Dit kan de correctie vergemakkelijken.

7

Hoe verklaart u dat dit jaar in het rooster vakken die bij de centrale examens veel nakijkwerk kosten, zoals aardrijkskunde en filosofie aan het einde zijn gepland, terwijl vakken met overwegend multiplechoicevragen, zoals Frans en Engels, relatief vroeg zijn gepland? Hoe verhoudt dit zich tot uw toezegging «Ik noem het idee om de intensieve vakken naar voren te halen. Dat kunnen wij niet doen voor het komend schooljaar, want daarvoor staan de roosters al vast. Vanaf het examenjaar 2015 kunnen we er echter voor zorgen dat de examens die meer tijd kosten voor correctie, zoals maatschappijleer en geschiedenis, aan het begin van de examenperiode zitten. Dan is er meer tijd en ruimte om te corrigeren.» (Kamerstuk 31 289, nr. 163, blz. 27–28)?

Het CvTE heeft bij de inroostering van de examens wel degelijk rekening gehouden met mijn wens om intensieve nakijkvakken voor zover haalbaar naar voren te halen. Zo zijn in het vwo de examens Nederlands, Tehatex en kunst al op de eerste drie dagen in de week voor Hemelvaart ingeroosterd.

Voor het havo betreft het de vakken Nederlands en biologie. Op de eerste dagen van de tweede week gaat het om de vakken geschiedenis, filosofie en Tehatex. Voor het vwo waren dat geschiedenis, biologie en aardrijkskunde. Alleen filosofie in het vwo en aardrijkskunde in het havo zijn ingeroosterd op de eerste dag van de derde week.

Hierbij merk ik nog op dat bij het inroosteren van de examens ook rekening moet worden gehouden met de examens in Caribisch Nederland en Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, omdat daar deels gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse examens.

8

In welke mate werden er bij de formulering van de examens van 2015 consequenties verbonden aan de waarneming van Levende Talen dat in de periode van 2010 tot 2014 meer teaching-to-the-test heeft plaatsgevonden voor leesvaardigheid?

Leraren hanteren de syllabus die bij het centraal examen hoort als richtsnoer voor hun onderwijs. Ik vind dat geen «teaching to the test». Ook de examens die Cito maakt zijn logischerwijs gebaseerd op deze syllabus, juist om docenten en leerlingen houvast te bieden bij het centraal examen.

9

Klopt het bericht van Levende Talen dat neerlandici teleurgesteld zijn dat schrijfvaardigheid niet in het centraal examen komt en ook dat docenten vreemde talen wijzen op een disbalans door eenzijdig de aandacht op leesvaardigheid te richten?

Ja, het bericht klopt. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief van 25 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/2015, 31 289 nr. 203) en de brief van 23 april jongstleden. Uit de pilot is gebleken dat er voor schrijfvaardigheid te grote verschillen waren tussen eerste en tweede corrector, omdat er veel subjectiviteit in de beoordeling zit. Wél is het zo dat de antwoorden van de vragen uit het centraal examen worden getoetst op correct taalgebruik. Zie hiervoor mijn antwoorden op de Kamervragen van de SP over de toets op spelling.

10

Waarom heeft er geen overleg plaatsgevonden met de vakbonden, alvorens het besluit werd genomen dat de tweede correctie zou worden omgekeerd?

Bij de pilot van de VO-raad was de CNVO betrokken. De AOb heeft in 2006 aangegeven dat omkeren technisch weinig problematisch is, maar psychologisch ingrijpend. Er moet dan ook een zwaarwegende reden zijn om dit te doen, aldus de AOb.

Ik vind de sterke stijging van het aantal correctoren dat bij de tweede correctie niet naar alle antwoorden kijkt zeer ongewenst. Omdat bovendien uit het onderzoek van Cito blijkt dat deze werkwijze tot een onjuiste becijfering leidt, is er in mijn ogen sprake van een zwaarwegende reden, die ingrijpen rechtvaardigt.

11

Heeft u naast de pilot van de VO-raad ook nog op een andere manier het draagvlak getoetst? Zo ja, kunt u dit toelichten?

Nee, ik heb gevolg gegeven aan het verzoek van de VO-raad om gedurende twee examenjaren de correcties om te draaien en na een evaluatie een definitief besluit te nemen. De VO-raad heeft dit wel binnen haar geledingen besproken.

12

Waarom heeft er geen overleg plaatsgevonden met vakinhoudelijke verenigingen zoals de vereniging van leraren in de economische/maatschappelijke vakken (VECON), vereniging filosofiedocenten in het voortgezet onderwijs (VFVO) en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW), alvorens het besluit werd genomen om de tweede correctie om te draaien?

Bij de pilots waren deze organisaties vertegenwoordigd door iemand van de Vakinhoudelijke Vereniging Voortgezet Onderwijs (overkoepelende organisatie).

13

In hoeverre kan de werkgeversorganisatie VO-Raad spreken namens de man of de vrouw die als professional voor de klas staat, zodat het oordeel van deze organisatie enig gewicht kan hebben als mening van het voortgezet onderwijsveld?

Ik veronderstel niet dat de VO-raad namens alle werknemers in het voortgezet onderwijs spreekt. In dit geval heeft de VO-raad mij een voorstel gedaan, op basis van de resultaten van de pilots. In deze pilots zijn, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 6, diverse partijen betrokken, waaronder de VVVO en de CNVO.

14

Er lijkt gekozen te zijn voor pilotvariant 1, betekent dit dat er ook maatregelen genomen worden om de werkdruk te verminderen?

Dit is een zaak van de sector zelf. Het taakbeleid is onderdeel van de cao.

15

Kunt u uw opmerking toelichten dat het geen extra werkdruk oplevert omdat nakijken al een taak van de docent is, aangezien het onderzoek het tegendeel bewijst?

De VO-raad geeft aan dat de tweede variant (de eerste en tweede correctie gelijktijdig) veel meer tijd kost omdat de correctoren veelvuldig met elkaar moeten afstemmen. Dit wordt niet genoemd bij variant 1, het omkeren van de eerste en tweede correctie. Bij die variant is er geen sprake van extra werkdruk.

Vragen over de bijlage «Onderzoek naar de pilots tweede correctie centraal examen VO, VO-raad, oktober 2014»

16

Is het docentenveld geconsulteerd over het omdraaien van de correctievolgorde en welke feedback kwam hierbij naar boven?

Nee, dat is niet gebeurd. De VO-raad heeft het voorstel wel binnen haar geledingen besproken.

17

Wat is de stand van zaken rond de uitwerking van de motie van het lid Straus (Kamerstuk 31 289, nr. 209)?

De motie vraagt om excellente scholen te ontheffen van de ce/se-maatregel en deze scholen meer experimenteerruimte te geven. Ik ben een onderzoek gestart of er sprake is van andere onbedoelde effecten van beleidsmaatregelen. Ik verwacht u hierover na het zomerreces te informeren.

U ontvangt binnenkort mijn reactie ten aanzien van de ce/se-maatregel.

18

Heeft de VO-raad docenten geraadpleegd over de uit te voeren varianten?

Ja, met alle docenten die deelnamen aan de pilots zijn de varianten besproken. De docenten konden hierbij hun voorkeur uitspreken voor één of meerdere varianten.

19

Wat is uw reactie op de constatering dat in de pilot het twee volle dagen duurde voordat de examens bij de eerste corrector aan kwamen?

Ik constateer dat dit in de huidige situatie niet anders is. Ook nu komt het voor dat er twee werkdagen zitten tussen de verzending naar en de ontvangst door de tweede corrector.

20

Wat is uw reactie op de constatering in het onderzoeksrapport dat het invoeren van de omkering niet zal leiden tot een lagere werkdruk tijdens de examenperiode?

Ik heb kennis genomen van die conclusie. Zie mijn antwoord op vraag 14 en 15.

21

Wat zegt het gegeven dat slechts 17 van de 39 ondervraagde leraren waren voor omdraaiing van de correctievolgorde over het draagvlak binnen het onderwijsveld voor dit besluit?

Gezien de reacties op mijn voorgenomen besluit, verrast het me niet dat het aantal voor- en tegenstanders elkaar in evenwicht lijkt te houden.

22

Kunt u toelichten waarom er niet is gekozen voor het compleet uitbesteden van de correctie van de examens ondanks dat dit meer voorstanders kent (in de pilot) dan het omkeren van de correctievolgorde?

Bij deze optie wordt het examen eenmaal gecontroleerd door een externe corrector. Het uitbesteden van de correctie garandeert echter niet dat de kwaliteit van de correctie stijgt. Uitbesteden leidt tot lagere werkdruk bij de eigen leraar en de tweede corrector. Het is belangrijk dat docenten weten hoe hun leerlingen de vragen van het centrale examen hebben beantwoord en met welke onderdelen zij moeite hadden. Hierdoor kunnen zij het onderwijs aan de volgende lichting examenkandidaten nog beter vormgeven. Blijkbaar heeft ook de VO-raad het kwaliteitsaspect zwaar laten meewegen.

23

Kunt u toelichten hoe de veiligheid van de gemaakte examens wordt gegarandeerd als deze direct per post naar de externe eerste corrector worden verstuurd (en dus niet worden gekopieerd)?

Ik ga ervan uit dat – net als nu – de scholen er voor zorgen dat de gemaakte originele examens worden beschermd. Bijvoorbeeld door de examens te kopiëren alvorens deze worden verstuurd aan de corrector.


X Noot
1

Motie van het lid Beertema inzake de correctievolgorde voor eindexamens havo en vwo (Kamerstuk 31 289, nr. 208).

Naar boven