31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 203 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2014

Hierbij ontvangt u de Examenmonitor VO 2014 en het onderzoek van Regioplan over de achtergronden en determinanten van de ontwikkeling van de examencijfers1. Daarnaast ga ik in deze brief in op twee toezeggingen, gedaan tijdens het algemeen overleg (AO) met uw Kamer van 9 oktober 2014 (Kamerstuk 31 289, nr. 202). Het betreft de pilot schrijfvaardigheid Nederlands en het combinatiecijfer.

1. Examenmonitor vo 2014

Examens

De positieve resultaten in 2013 hebben zich in 2014 – zij het in beperkte mate – doorgezet. Het slagingspercentage is met 0,4% gestegen ten opzichte van 2013. Opmerkelijk is dat in het vwo het slagingspercentage met 2,1% is gedaald. Een deel van de verklaring kan zijn dat er minder zwakke vwo leerlingen zijn afgestroomd naar de havo (0,8%), en toch examen hebben afgelegd op het vwo.

Positief is dat in het havo en het vwo nog meer leerlingen voor de natuurprofielen hebben gekozen. De keuze voor wiskunde A of B is in het havo met 0,3% ten gunste van wiskunde B gestegen. In het vwo is de keuze voor wiskunde A gestegen ten koste van wiskunde C. De opstroom in het vmbo en het havo is met uitzondering van het vmbo-bb gedaald. De afstroom is bij alle schooltypen gedaald. Hetzelfde geldt voor zittenblijven. Ik verbind hieraan de conclusie dat door maatwerk en extra inspanning van de scholen het maximale uit de leerling wordt gehaald. Dat vind ik een positieve ontwikkeling, die naar verwachting nog versterkt gaat worden door de afspraken in het sectorakkoord over bijvoorbeeld zomerscholen.

Bij de examens in 2014 is voor het vmbo naast de aanscherping «over alle vakken gemiddeld een voldoende in het centraal examen» ook de kernvakregel voor het vak Nederlands van toepassing geworden. Dit houdt in dat voor het vak Nederlands niet lager dan een 5 mag worden gescoord. Voor het havo en vwo gold de kernvakkenregel al bij de examens in 2013. Deze houdt in dat voor de drie vakken Nederlands, Engels en wiskunde ten hoogste één 5 als eindcijfer mag worden gehaald. In het vmbo heeft de kernvakregeling niet geleid tot een verhoging van de resultaten op het centraal examen (ce) Nederlands. Dit kan verklaard worden door het feit dat het gemiddelde cijfer voor het centrale examen Nederlands de afgelopen 4 jaar een globaal stijgende lijn laat zien (met uitzondering van de basisberoepsgerichte leerweg in 2014).

Voor alle scholen is de rekentoets onderdeel geworden van het eindexamen, maar het resultaat van die toets telt (nog) niet mee in de slaag/zak-regeling. Ik kom hier verderop in deze brief op terug. Behoudens enkele individuele incidenten waarbij de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) een nieuw examen liet afleggen hebben zich in 2014 geen calamiteiten voorgedaan.

Rekentoets

De rekentoets maakte in 2014 voor de eerste maal deel uit van het eindexamen en is in de examenmonitor opgenomen. Van alle examenkandidaten heeft 58% een voldoende gehaald op de rekentoets. Hun gemiddelde cijfer is een 5,9. Daarbij zijn de verschillen tussen de schoolsoorten groot: van gemiddeld een 5,3 in het vmbo-bb tot gemiddeld een 7,1 in het vwo. Het bovenstaande percentage wijkt iets af van de percentages genoemd in de tussenrapportage. Dit verschil kan worden verklaard door het feit dat in de tussenrapportage gekeken is naar de kandidaten in het examenjaar en in de examenmonitor ook de toetsen zijn meegeteld van kandidaten uit de niet-examenklassen. Vanaf examenjaar 2016 gaat de rekentoets meetellen voor het diploma.

Begin 2014 hebben zowel de scholen (via het Steunpunt taal en rekenen vo) als de commissie-Bosker aanbevelingen gedaan om de rekentoets op een aantal punten te verbeteren. Daarnaast heeft de commissie-Bosker geadviseerd de lat tijdelijk te verlagen, omdat veel leerlingen nu nog geen voldoende halen. Een oorzaak daarvan is dat leerlingen nog niet goed genoeg worden voorbereid op school. Zij mogen daar niet de dupe van worden, en het onderwijs moet de gelegenheid krijgen om de komende jaren naar het gewenste niveau toe te groeien, aldus de commissie-Bosker.

In juni 2014 hebben de Minister en ik aan uw Kamer gemeld dat wij de aanbevelingen overnemen (Kamerstuk 31 332, nr. 28). Dat betekent dat de toets zorgvuldig wordt bijgesteld en ingeregeld. De verbeteringen van de toets zijn in gang gezet en in december informeren wij uw Kamer over de stand van zaken. Om de uiteindelijke situatie te bereiken zijn verschillende maatregelen denkbaar. De Minister en ik hebben een commissie onder leiding van Rick Steur gevraagd om hierover advies uit te brengen. Over de uitkomst zullen wij uw Kamer informeren in een brief in december 2014. De resultaten van de rekentoets van examenjaar 2015 zullen worden opgenomen in de examenmonitor van 2015.

2. Achtergronden en determinanten ontwikkeling examencijfers.

Met het oog op de aangescherpte exameneis dat voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde maximaal één vijf als eindcijfer is toegestaan, én de ambities om in 2015 de ce-cijfers te laten stijgen met 0,2 punt ten opzichte van 2010, heb ik laten onderzoeken hoe de ontwikkeling is van de ce-cijfers in het vmbo-g/t, havo en vwo over de periode 2010–2013. Ook de vraag wat scholen met een sterke stijging van de ce-cijfers voor de kernvakken hebben gewijzigd in hun beleid is van belang.

De onderzoekers van Regioplan constateren dat er een landelijke stijgende trend is in de prestaties op de kernvakken op het havo en het vwo. In het vmbo-g/t fluctueren de resultaten. Deze stijgende trend wordt bereikt door extra inspanning van de scholen.

Wat scholen doen om deze verbetering te realiseren is bijvoorbeeld meer aandacht te besteden aan de leesvaardigheid bij Engels en Nederlands, het oefenen met oude examenopgaven en het strenger beoordelen en normeren van de reeds bestaande toetsen. Sectieleiders geven aan dat dit alles vooral wordt gedaan om leerlingen te motiveren en uit te dagen. Ook wordt er meer gedifferentieerd tussen leerlingen, en wordt er gewerkt met beloningen voor leerlingen die hun best hebben gedaan. Verder zijn het vergroten van de samenwerking binnen de vaksecties en een betere determinatie genoemd als oorzaken voor betere resultaten.

Opvallend bij de grotere gerichtheid op onderdelen die in het ce aan bod komen (zoals de hierboven genoemde leesvaardigheid) is dat dit niet door de schoolleiding bedongen wordt. Vaksecties binnen de school organiseren dit zelf. Dit staat in contrast met uitspraken van leraren tijdens een beperkt onderzoek van de Vereniging leraren levende talen (vorig jaar) die meldden dat zij van de schoolleiding binnen het schoolexamen meer aandacht aan ce-onderdelen moesten besteden. In de eindtermen per vak is vastgelegd welke onderdelen in het schoolexamen (se) moeten worden geëxamineerd. Behalve ruimte voor eigen invulling biedt het se-deel ook ruimte om daarbinnen ce-onderdelen te examineren. Zolang dit niet tot verschraling van het onderwijs leidt – maar eerder tot een accentuering van belangrijke examenonderdelen – zie ik een vrije invulling door leraren om meer aandacht te besteden aan ce-onderwerpen als een goede ontwikkeling. Begin 2015 wordt nader onderzoek worden uitgevoerd om in beeld te brengen of de ce-se-eis niet tot onbedoelde en ongewenste effecten heeft geleid. Ik zal u daarover informeren.

Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze brief gevoegd.

3. Pilot «schrijven in het centraal examen Nederlands»

Tijdens het AO van 9 oktober jongstleden kwam de pilot «schrijven in het ce» ter sprake. Schrijven als onderdeel van het eindexamen is een domein behorend tot het schoolexamen. De schrijfopdrachten worden door de eigen leraar beoordeeld. Hierbij is spelling een vast beoordelingspunt.

Er zijn scholen die de correctie binnen de vaksectie uitzetten. Het kan dan zo zijn dat niet de eigen maar een andere leraar van de school de opdracht beoordeelt. Hierdoor ontstond het idee om na te gaan of schrijfvaardigheid onderdeel van het ce zou kunnen worden. Daarbij moest dan ook bepaald worden welk onderdeel van het ce naar het se moest worden verplaatst om overladenheid te voorkomen. De gemaakte opdrachten zouden dan ook door leraren van andere scholen worden beoordeeld (tweede corrector). Discussies over interpretaties, wat bedoelt de leerling met bepaalde begrippen en werkdruk hebben uiteindelijk geleid tot het besluit de schrijfvaardigheid binnen het schoolexamen te houden.

Een ander aspect van schrijfvaardigheid betreft «de samenvatting» in het domein leesvaardigheid. Dit is een onderdeel van het ce Nederlands. Tot en met 2014 werd het onderdeel samenvatten getoetst via de zogenoemde «geleide samenvatting». Het betreft hier een samenvatting waarbij vooraf is bepaald welke elementen uit de tekst ten minste moeten zijn opgenomen en hoeveel woorden de samenvatting maximaal mag bevatten. Spelling is één van de criteria bij de beoordeling. In mijn brief van 8 oktober jongstleden (Kamerstuk 32 034, nr. 5) heb ik u gemeld dat dit onderdeel van het domein leesvaardigheid geen deel meer uitmaakt van het ce Nederlands. De vaststellingscommissie Nederlands van het CvTE heeft aangegeven dat de geleide samenvatting wordt vervangen door vragen over het samenvatten zelf waarmee beter kan worden beoordeeld of de leerling de tekst goed heeft gelezen en begrepen. Maar zowel bij het se als bij het schriftelijk ce blijft spelling een aspect van de beoordeling dat mede het cijfer bepaalt.

4. Combinatiecijfer

Tijdens het AO van 9 oktober jongstleden kwam ook de positie van het combinatiecijfer en de onderliggende cijfers ter sprake. Ik heb u toegezegd hierop in de examenbrief een toelichting op te geven. Onderstaand treft u deze toelichting aan.

In de vernieuwde tweede fase geldt een slaag/zakregeling waarin bij bepaalde resultaten compensatie is vereist om te kunnen slagen. Om zo'n regeling met compensatie mogelijk te maken en de regeling overzichtelijk te houden, is het combinatiecijfer in het leven geroepen. Het combinatiecijfer is het rekenkundig gemiddelde van de «kleine vakken/onderdelen» die met een cijfer op de cijferlijst staan. Hierdoor voorkomen we dat hoge cijfers voor relatief kleine vakken meerdere onvoldoendes bij grote vakken kunnen compenseren. Voor het berekenen van het combinatiecijfer worden de op de cijferlijst vermelde afgeronde cijfers (bestaande uit gehele getallen en niet lager dan een 4) gemiddeld. Dit gemiddelde wordt afgerond op het nabij liggende gehele getal: 5,5 wordt dus een 6 en 5,45 een 5. Vervolgens telt dit cijfer weer mee voor het berekenen van de uitslag, en kan met dit cijfer bijvoorbeeld een onvoldoende gecompenseerd worden.

Verplichte onderdelen

Op de cijferlijst van de leerlingen worden alle vakken vermeld die de leerling in het pakket heeft, zowel de grote als de kleine. Bij die vakken worden de eindbeoordelingen vermeld (en de se- en ce-eindcijfers van de vakken met een ce). Voor Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) en Lichamelijke Opvoeding (LO) worden de beoordelingen «voldoende» of «goed» op de cijferlijst vermeld. Daarnaast vinden we het cijfer voor het profielwerkstuk op de cijferlijst terug. Voor de uitslagbepaling worden de cijfers voor de becijferde kleine vakken (behalve dus CKV en LO) rekenkundig gemiddeld in het zogeheten combinatiecijfer. Elk van deze cijfers telt even zwaar mee. Op het vwo gaat het in ieder geval om de vakken algemene natuurwetenschappen, maatschappijleer en om het profielwerkstuk. Op de havo gaat het in ieder geval om maatschappijleer en het profielwerkstuk.

Keuzeonderdelen

Als de school daarvoor kiest kan daarnaast een eindcijfer voor literatuuronderwijs deel uitmaken van het combinatiecijfer. Hetzelfde geldt voor klassieke culturele vorming. Als een school voor bijzonder onderwijs er voor kiest voor het vak godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs een cijfer vast te stellen en dat te vermelden op de cijferlijst, dan maakt ook dát eindcijfer deel uit van het combinatiecijfer. Als een school er voor kiest op het havo in het geheel vrije deel ANW als examenvak aan te bieden en dus dit vak te becijferen, dan maakt ook dit cijfer deel uit van het combinatiecijfer.

Als een school er voor heeft gekozen dat een vak/onderdeel wordt opgenomen in het combinatiecijfer dan geldt dat voor álle leerlingen die dat vak hebben moeten volgen. Deze beslissing moet terug te vinden zijn in het examenreglement en zichtbaar worden in het programma van toetsing en afsluiting (pta).

5. Onderzoek eerste en tweede correctie

Tijdens het AO is gevraagd naar het onderzoek over de eerste en tweede correctie. Ik heb u toen geantwoord dat naar verwachting de VO-raad het onderzoek en een advies in november beschikbaar zou stellen en ik u daarover direct zou informeren. Inmiddels heeft de VO-raad mij laten weten dat het onderzoek en het advies een maand later zullen verschijnen. In verband met het Kerstreces zal ik u daarom in januari 2015 informeren.

6. Tot slot

Zoals ik in deze brief al eerder heb geschreven verheug ik mij over het feit dat de scholen en de leerlingen via maatwerk en extra inspanningen ook in 2014 een goed examenresultaat hebben bereikt.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven