Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2011
In februari jl. bood ik u het advies Nationaal Plan Onderwijs/Leerwetenschappen aan met een eerste positieve reactie1. In een schriftelijk verslag naar aanleiding van deze brief heeft ook uw Kamer zich positief uitgelaten2.
In de genoemde brief van februari zegde ik toe u vóór de zomer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de
uitvoering van advies en beleidsreactie. Deze toezegging kom ik in deze brief na.
1. Het herordenen van het onderwijsonderzoek
In het advies wordt aanbevolen om een kwartiermaker aan te stellen voor de geschetste herinrichting van het onderwijsonderzoek
die onafhankelijk en los van bestaande structuren zijn werk verricht. Ik heb deze aanbeveling overgenomen. Intussen is opdracht
verleend om een schets van een nieuwe organisatie op te stellen en het draagvlak te onderzoeken bij alle betrokken partijen.
Eind augustus 2011 verwacht ik het eindresultaat van deze eerste fase en is verdere besluitvorming van mijn kant weer aan
de orde.
Zoals vermeld in de Hoofdlijnenbrief SLOA 2012–2013
3 staat de vraag óf en hoe de middelen van SLOA voor praktijkgericht R&D betrokken worden bij een mogelijk coördinatie en regieorgaan,
nog open.
2. Het herinrichten van de onderwijswetenschappen
In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap
4 noem ik als één van vier noodzakelijke koerswijzigingen profilering en specialisatie van instellingen. Dat zal op het niveau
van de instellingen zelf moeten gebeuren, en daarbij zijn de universiteiten en hogescholen zelf als eerste aan zet.
Een reviewcommissie zal erop toezien dat het benodigde tempo en de gewenste stelselopbrengsten worden gerealiseerd.
Deze algemene beleidslijn sluit goed aan op de aanbeveling uit het Nationaal Plan Onderwijs/Leerwetenschappen. Hoewel er in de Strategische Agenda voor een selectieve aanpak wordt gekozen waar het opstellen van sectorplannen betreft,
heb ik aangegeven het van belang te vinden dat een lopend initiatief als het Nationaal Plan wel benut wordt. In de Strategische Agenda zijn concrete eisen opgenomen waaraan nieuwe sectorplannen moet voldoen. Het gaat
dan onder meer om het opnemen van scherpe voornemens over taakverdeling en concentratie, en een goede afstemming met behoeftes
van maatschappij en werkveld.
3. Professionalisering van het onderwijsveld
In het actieplan Leraar 2020 – een krachtig beroep! is een aantal maatregelen opgenomen die ook in het advies Nationaal Plan Onderwijs/Leerwetenschappen worden bepleit om de professionele kwaliteit van het leraarschap te versterken. Zo worden bijvoorbeeld leraren verplicht hun
bekwaamheid te onderhouden met gecertificeerde professionaliseringsactiviteiten teneinde hun registratie te behouden. Ook
verwacht ik dat het streven naar meer leraren met een master zal leiden tot een grotere onderzoeksattitude bij deze groep.
Deze versterking van de deskundigheid van leraren is een belangrijke voorwaarde om de impact van onderwijsonderzoek op de
praktijk te vergroten.
Ik verwacht dat dit ertoe leidt dat leraren een onderzoekende houding aannemen ten opzichte van hun eigen praktijk, dat het
bijdraagt aan het vermogen van leraren om scherpe vragen te formuleren over de verbetering van hun praktijk waarop onderzoek
een antwoord kan geven, en dat leraren de resultaten van wetenschappelijk onderzoek kunnen toepassen in hun praktijk.
De algemene beleidslijn voor verbetering van het leraarschap sluit dus goed aan bij de aanbevelingen van de commissie.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra