31 066 Belastingdienst

Nr. 1296 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2023

Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen van het lid Marijnissen c.s.1 die de regering verzoekt om ouders na de eerste toets de keuze voor maatwerk aan te bieden en dit proces mogelijk te maken binnen de hersteloperatie. Met deze brief geeft het kabinet een reactie op deze motie.

Het kabinet voelt de urgentie om voortdurend te kijken hoe de hersteloperatie verbeterd en versneld kan worden. Op dit moment is voor 95% van de ouders die zich hebben aangemeld de eerste toets afgerond en bij 44% heeft de integrale beoordeling plaatsgevonden. Omdat er nog veel ouders lang moeten wachten op de integrale beoordeling of de afhandeling van een verzoek voor compensatie van aanvullende schade heeft het kabinet acties voor versnelling en verbetering gepresenteerd.2 Daarbij onderschrijft het kabinet het belang van maatwerk in de hersteloperatie.

Maatwerk en persoonlijke aandacht zijn belangrijke uitgangspunten in het contact met ouders in de hersteloperatie en het ouderverhaal is het startpunt van de beoordeling door UHT. Om recht te doen aan de individuele situaties, krijgt elke ouder bij de integrale beoordeling een persoonlijk zaakbehandelaar. Deze kijkt samen met elke ouder individueel wat er precies fout is gedaan bij het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag, over welke toeslagjaren het gaat en welke bedragen onterecht zijn teruggevorderd in die jaren. Zo wordt per situatie bekeken waar een ouder recht op heeft, en als dat bedrag hoger is dan de al uitgekeerde € 30.000, wordt dit verschil vergoed.

Met het pakket aan versnellings- en verbeteringsmaatregelen wordt ingezet op gerichtere informatie- en contactmomenten. De ouders die op basis van een aantal criteria zeer waarschijnlijk niet gedupeerd zijn, krijgen een versnelde integrale beoordeling waardoor de wachtrij voor de andere ouders korter wordt. Daartoe heeft de persoonlijk zaakbehandelaar een grotere rol gekregen.

Met gemeenten is afgesproken dat zij ouders voor urgentie kunnen aandragen bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) voor de integrale beoordeling, wat dan onverkort wordt overgenomen door UHT. Omdat gemeenten dicht bij de ouders staan bij de op maat gemaakte brede ondersteuning, zijn zij goed in staat om te bepalen of er noodzaak is voor urgentie, bijvoorbeeld omdat ouders te maken hebben met brede problematiek. De ingevoerde driegesprekken met ouders, gemeenten en PZB-ers dragen daaraan bij. Wanneer een urgentieaanvraag is toegekend, wordt de integrale beoordeling voor deze ouders direct opgepakt. Het kabinet zal in aanvulling hierop ook een urgentieroute bij Commissie Werkelijke Schade (CWS) en bij de recent gestarte alternatieve schaderoute via Stichting Gelijkwaardig Herstel inregelen (conform gewijzigde motie van het lid Inge van Dijk en Grinwis3).

Ouders die aanvullende schade hebben op wat eerder is toegekend, wil het kabinet ook meer maatwerk bieden. Het kabinet wil ouders hierbij verschillende mogelijkheden bieden zodat ouders zelf kunnen kiezen voor een route die het beste bij hun situatie past. Ouders die ervoor kiezen om een individuele, meer gedetailleerde schadeberekening te ontvangen, kunnen de stap zetten naar de CWS. Als tweede loopt er een regieroute VSO waarbij in deze fase van de opschaling circa 100 ouders kunnen deelnemen om via een op maat gemaakte vaststellingsovereenkomst hun aanvullende schade af te handelen met een maatwerkbeoordeling op basis van het kader van CWS. Als derde is er een alternatieve schaderoute met een vereenvoudigde afhandeling van aanvullende schade waarbij schade sneller en grofmaziger gecompenseerd wordt. In die aanpak staat het verhaal van de ouder centraal. Deze route is recent van start gegaan, zoals geschetst in de brief van 28 september.4

Op dit moment worden de effecten van de in februari 2023 aangekondigde versnelling en verbetering van de integrale beoordeling zichtbaar. Maar duidelijk is dat aanpassingen in de werkwijze tijd kosten. Daarnaast is de hierboven genoemde alternatieve schaderoute van start gegaan, waarvan het kabinet verwacht dat deze leidt tot versnelde duidelijkheid voor gedupeerden. De verbeteringsmaatregelen vragen al veel expertise, kennis en capaciteit. Het ingrijpend wijzigen van de hersteloperatie door middel van een nieuwe behandelroute zou betekenen dat die beschikbare capaciteit elders ingezet zou moeten worden ten koste van de ingezette versnellingen en verbeteringen.

Ook bij de nabestaandenregeling ziet het kabinet dat het wijzigen van het proces leidt tot complexiteit in de (voorbereiding van de) uitvoering. De Kamer is in de brieven van 12 juli 20235 en 19 september 20236 geïnformeerd over de extra uitvoeringstoets die op dit moment wordt uitgevoerd. Deze uitvoeringstoets moet duidelijkheid verschaffen over de gevolgen van het gewijzigd amendement van het lid Leijten7 voor de uitvoering van de nabestaandenregeling. Daarbij is aangegeven dat deze toets vanwege de complexiteit naar verwachting ten minste vier maanden in beslag zal nemen, en dat de verwachting daarom is dat niet alle elementen van de regeling al in het eerste kwartaal van 2024 geïmplementeerd kunnen worden. De uitkomsten van de uitvoeringstoets worden eind oktober 2023 verwacht.

Het kabinet past zoals in deze brief is toegelicht binnen verschillende fases van de hersteloperatie zoveel mogelijk maatwerk toe. Voor de aanpassingen is in de afgelopen periode met partijen zoals de Nederlandse Orde van Advocaten, de Nr. 5 Foundation, maar ook met diverse andere organisaties en bedrijven, gesproken over meer snelheid en maatwerk. Het kabinet kiest niet voor een nieuwe behandelroute zoals voorgesteld in de motie, omdat dat capaciteit vraagt die ten koste gaat van de ingezette versnellingen en verbeteringen. Het kabinet kijkt in lijn met de moties van de lid Inge van Dijk c.s.8, van het lid Paul c.s.9 en van de leden Van der Lee en Paul10 natuurlijk altijd naar voorstellen en ideeën die de hersteloperatie kunnen verbeteren en onderzoekt hoe successen van de ene aanpak ook tot verbeteringen kunnen leiden in andere onderdelen van de hersteloperatie. De toetssteen hierbij blijft dat de maatregelen echte versnelling opleveren en uitvoerbaar zijn.

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries


X Noot
1

Kamerstuk 36 410, nr. 21; Handelingen II 2023/24, nr. 3, Stemmingen.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nrs. 1165 en 1235.

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 1257.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 1288.

X Noot
5

Kamerstuk 36 352, nr. 26.

X Noot
6

Kamerstuk 36 352, nr. 28.

X Noot
7

Kamerstuk 36 352, nr. 19.

X Noot
8

Kamerstuk 31 066, nr. 1188.

X Noot
9

Kamerstuk 31 066, nr. 1071.

X Noot
10

Kamerstuk 31 066, nr. 1259.

Naar boven