31 066 Belastingdienst

Nr. 1235 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2023

Hierbij ontvangt u de Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen januari–april 2023 die de Kamer informeert over het herstel voor ouders en hun kinderen die geraakt zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag.

De gedupeerde ouders en hun kinderen is groot onrecht aangedaan. Het leed dat hen is aangedaan kan nooit volledig gecompenseerd worden. Het kabinet kan niet ongedaan maken wat er is gebeurd en het is onmogelijk de pijn weg te nemen of de verloren tijd terug te geven. Wel kunnen gedupeerde ouders en hun kinderen worden geholpen een nieuwe start te maken en hun leven weer op te pakken. Dat doen we door hun leed te erkennen. Door financieel herstel en het aanpakken van schulden. Door brede ondersteuning vanuit de gemeente en met een steun in de rug voor kinderen.

Omdat veel ouders gedupeerd zijn en de diversiteit van de problematiek groot is, duurt de hersteloperatie lang. Voor veel ouders té lang. Hun leven staat in de wachtstand. Het kabinet vindt het belangrijk keer op keer te benadrukken dat het zich hier bewust van is. De urgentie om de hersteloperatie beter en sneller te laten verlopen is groot.

In de vorige voortgangsrapportage1 is daarom een maatregelenpakket aangekondigd om belangrijke stappen in de hersteloperatie te versnellen en te verbeteren: de integrale beoordeling, de afhandeling van bezwaren en de verstrekking van dossiers. Het blijft noodzakelijk verdere acties in te zetten. Zoals aangegeven in de brief van de Minister-President van 31 maart 20232 blijft het kabinet zich inspannen om op korte termijn tot verbeteringen te komen in de aanpak van de problemen die ontstaan zijn door de kinderopvangtoeslag. De toetssteen hierbij is dat de maatregelen echte versnelling opleveren en uitvoerbaar zijn. Deze brief schetst de stappen die het kabinet wil zetten. Hiermee geeft het kabinet ook gevolg aan de motie van het lid Inge van Dijk3 c.s. en de motie van het lid Paul c.s.4, waarin de Kamer het belang heeft benadrukt van het zoeken naar verdere versnelling, en het kabinet heeft gevraagd zich daarbij uit te laten dagen door professionals, en om onorthodox te werk te gaan.

Het proces om ouders financieel te compenseren voor de schade die is aangericht door de problemen met de kinderopvangtoeslag, is op dit moment fijnmazig en uitgebreid. In combinatie met het grote aantal ouders dat zich aanmeldt, is de hersteloperatie tijdrovend met terechte frustraties voor ouders als gevolg. Om ouders sneller duidelijkheid te geven wil het kabinet op een aantal onderdelen in de hersteloperatie aanvullende en vernieuwende acties inzetten en daarbij zorgvuldig zijn waar het moet, maar vooral versnellen waar dat kan. Ouders moeten meer regie krijgen in hun herstelproces. Dat vraagt van de overheid om die ruimte te geven. Hierbij komen ook keuzes en dilemma’s kijken waarover het kabinet graag in gesprek gaat met de Kamer. Kiezen voor meer snelheid en een grofmazige aanpak, kan ook betekenen dat ingeboet moet worden op zorgvuldigheid en rechtsbescherming.

Hieronder gaat deze brief als eerste in op een aantal relevante ontwikkelingen in de hersteloperatie in de periode januari–april 2023, en de voortgang op hoofdlijnen op de versnellings- en verbeteringsacties die reeds zijn ingezet. Vervolgens zal uitgebreider ingegaan worden op de contouren en denkrichtingen die tot een betere aanpak moeten leiden op voor ouders belangrijke punten waar momenteel onvoldoende voortgang is, met als hoofdlijnen:

  • 1) een alternatieve wijze van omgaan met verzoeken om vergoeding van aanvullende schade, waarbij anders dan voorheen de oorzaak van de schade (causaliteit) minder precies bekeken wordt en gewerkt wordt met standaard (forfaitaire) bedragen;

  • 2) een efficiëntere afhandeling van bezwaarzaken met minder processtappen;

  • 3) een eenduidigere wijze van dossierverstrekking.

Op dit moment worden zowel de voorgenomen maatregelen als de denkrichtingen die het kabinet nog in beraad heeft, nader uitgewerkt en getoetst op uitvoerbaarheid, juridische houdbaarheid en financiële consequenties. Dit is niet zonder uitdagingen. Zo moet bijvoorbeeld voldoende capaciteit kunnen worden georganiseerd. De uitkomsten van deze toetsing worden meegenomen in de definitieve besluitvorming. In aanloop naar het commissiedebat gepland op 29 juni 2023 volgt een Kamerbrief om nader in te gaan op deze toetsing van de maatregelen en een verdere uitwerking van de denkrichtingen. Het kabinet streeft ernaar dan een nadere inschatting te hebben van de versnelling waartoe de maatregelen zouden kunnen leiden.

Voortgang hersteloperatie januari–april 2023

Eind april hadden circa 62.300 ouders zich gemeld als gedupeerde. Voor 94% van deze melders is de eerste toets inmiddels afgerond. Ruim 29.000 ouders zijn inmiddels aangemerkt als gedupeerde. Zij hebben excuses ontvangen van het kabinet en een bedrag van € 30.000. Daarnaast krijgen gedupeerde ouders kwijtschelding van publieke schulden en worden betalingsachterstanden op private schulden afgehandeld. De uitvoering van de schuldenregeling ligt op koers nu bij circa 95% van de gedupeerde ouders met een publieke schuld kwijtschelding is gedaan, en bij circa 84% van de ingediende private schuldenlijsten een beschikking is verzonden. Dat betekent in de praktijk dat bij de schuldenaanpak aanvragen van ouders worden opgepakt zodra die binnenkomen en ouders snel geholpen worden. Verder krijgen ouders die dit willen brede ondersteuning via de gemeente. Afgelopen november is de kindregeling gestart. Per 30 april 2023 hebben 25.303 kinderen een tegemoetkoming ontvangen. De planning voor het tweede kwartaal van 2023 is dat de grote meerderheid van alle kinderen die op 30 april 2023 bekend zijn, hun beschikking krijgen voor de start van de zomervakantie op 8 juli 2023.

Ook is er bijzondere aandacht voor gedupeerde ouders met zakelijke schulden. Zowel de Oudercommissie als de Kamer hebben daar bij de bespreking van de voortgangsrapportage over het vierde kwartaal van 2022 aandacht voor gevraagd. Met name in situaties van hoge zakelijke schulden kunnen in enkele specifieke gevallen vragen rijzen over de verhouding met de Europese staatssteunregels. Vanuit het vertrekpunt dat zakelijke schuldenproblematiek ontstaan door problemen met de kinderopvangtoeslag opgelost moet worden, wil het kabinet tot een praktische oplossing komen.

In de vorige voortgangsrapportage heeft het kabinet een toelichting gegeven op een maatregelenpakket voor versnelling en verbetering. Zo is aangekondigd dat de persoonlijk zaakbehandelaar meer ruimte krijgt in de beoordeling, dat een deel van de ouders versneld een integrale beoordeling krijgt, en dat er voorbereidingen worden ingezet om 2.500 mediationtrajecten bij bezwaar te kunnen uitvoeren.

De invoering van een aantal relevante (proces-)verbeteringen rondom de integrale beoordeling en de afhandeling van bezwaren ligt op koers. De voortgangsrapportage gaat nader in op de voortgang die op deze maatregelen geboekt is. Met deze maatregelen lijkt het nog steeds haalbaar om circa 57.000 integrale beoordelingen te hebben afgerond in het eerste kwartaal van 2025, waar eerder nog moest worden uitgegaan van 2027. Dat komt neer op circa 90% van het verwachte aantal aanmeldingen in de voortgangsrapportage over het 4e kwartaal van 2022 (dat was destijds 63.000). Tegelijkertijd blijkt dat op een aantal onderdelen de randvoorwaarden om de prognoses te realiseren, knellen. Bijvoorbeeld doordat de instroom van aanmeldingen hoger ligt dan verwacht en uit lijkt te gaan komen op 68.000 ouders, en doordat de werving van vooral juridisch personeel moeizaam gaat. De prognose om alle bezwaren op de eerste toets en de integrale beoordeling in 2026 te hebben afgerond komt daarmee onder druk te staan. Hiermee wordt ook het belang onderstreept om te blijven kijken naar aanvullende mogelijkheden om het herstel voor ouders eerder af te ronden.

Voorgenomen maatregelen

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op voorgenomen maatregelen en aanvullende denkrichtingen die het kabinet wil uitwerken om te versnellen op belangrijke thema’s als de afhandeling van vergoeding van aanvullende schade, het bezwaarproces, de dossiervertrekking en het contact met de ouders. Deze maatregelen worden nog verder onderzocht op uitvoerbaarheid, juridische houdbaarheid, financiële consequenties, en daadwerkelijke versnelling.

Versnelde afhandeling schade

Een deel van de ouders heeft een hogere schade dan vergoed op basis van de integrale beoordeling. Zij kunnen zich hiervoor bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) melden. Het kabinet ziet dat er veel ouders zijn die behoefte hebben aan andere benadering bij de behandeling van die schadeposten. Daarom zet het kabinet, complementair aan de route waarin de CWS haar rol vervult als onafhankelijk adviseur, in op een alternatieve schaderoute die sneller en grofmaziger is, en de ouder meer regie geeft. Het doel van deze route is finale kwijting, resulterend in een vaststellingsovereenkomst (VSO). Hiermee wordt afgeweken van de huidige bestuursrechtelijke route, en krijgt de ouder meer regie, transparantie, en snelheid. Omdat een VSO alleen wordt ondertekend als beide partijen het eens zijn en eindigt met finale kwijting, kunnen ouders met één besluit het financieel herstel afronden en worden voor ouders ook intensieve bezwaar- en beroepsprocessen voorkomen.

Met veel dank aan concrete voorstellen en creatieve ideeën van diverse partijen, zoals de ouders, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Nr. 5 Foundation, de Nationale ombudsman, gemeenten/VNG, professionals uit de praktijk en diverse andere organisaties en bedrijven, denkt het kabinet aan de volgende nieuwe elementen voor de inrichting van de alternatieve schaderoute.

a) Aannemen van causaliteit

Ouders geven aan dat het ingewikkeld is om te bewijzen dat de schade die zij hebben geleden het directe gevolg is van de toeslagenproblematiek. Het aantonen van causaliteit zorgt voor intensieve juridische behandeling en lange behandeltijden. Om het herstel niet via deze behandeling te laten vertragen wil het kabinet in beginsel uitgaan van causaliteit en hiermee het verhaal van de ouder meer centraal stellen. Wel blijft het belangrijk te laten zien dat de schade ontstaan is in, of na de periode waarin de ouder met de kinderopvangproblematiek te maken had. Het kabinet geeft hiermee ook uitvoering aan de motie van het lid Van der Lee en Kuiken.5

b) Forfaitaire bedragen

Het uitgangspunt wordt een schadekader met forfaitaire bedragen, om zo snelheid te bieden in de toetsing én de bewijslast voor ouders verder te verminderen. Uiteraard is het hierbij noodzakelijk dat de forfaitaire bedragen met expertise zijn opgesteld en passend zijn voor de situaties van gedupeerde ouders, en ook op draagvlak kunnen rekenen.

c) Regie bij de ouder

Ouders geven aan meer regie te willen hebben. Daarom kunnen ouders zelf een keuze maken voor de afhandeling van aanvullende schade, bijvoorbeeld via de CWS of de alternatieve route. Zij kunnen vooraf advies krijgen welke manieren er zijn om schade in te dienen, en welke route het best bij hun situatie past.

Een deel van de ouders zal in de nieuwe VSO-route behoefte hebben aan goede begeleiding en een gesprek bij het indienen van een schadeoverzicht. Andere ouders kunnen geholpen worden door hun verzoek om compensatie toe te lichten via een digitaal portaal. Ook is een combinatie van deze twee mogelijk. Om benodigde begeleiding voor ouders te organiseren zonder dat dit ten koste gaat van de capaciteit bij UHT, wordt de inzet van externe partijen overwogen. Samen met interne en externe partijen wordt onderzocht hoe dit traject grondig, snel, en met de juiste begeleiding voor de ouders ingericht kan worden.

d) Dilemma’s en risico’s

Deze voorstellen zijn vergaand en brengen vragen en risico’s met zich mee, en is het nodig om goed en integraal te bekijken hoe de nieuwe VSO-route zich verhoudt tot afhandeling van verzoeken om compensatie van aanvullende schade door UHT na advisering door de CWS. Zo kan een eenvoudiger schade afhandeling ook meer een administratieve route worden en snel gehandeld worden, maar is er minder persoonlijke ruimte voor de ouder dan in een mogelijk begeleidend gesprek. Ook wordt door snelheid en een grofmazige insteek ingeleverd op de grondigheid. Dit kan een bedreiging vormen op het gebied van zorgvuldigheid en daarmee op over- of ondercompensatie of een ongelijke behandeling. Hoe meer partijen er worden ingezet om ouders snel te helpen, des te meer gegevensuitwisseling nodig is. En ofschoon een aanvullende route juist bedoeld is om ouders te helpen met aanvullende schade, kan het effect van een nieuwe route ook zijn dat zich meer ouders dan voorzien aanmelden, hetgeen een effect heeft op de snelheid waarmee iedereen geholpen wordt.

Commissie Werkelijke schade

Ouders die na de integrale beoordeling aanvullende schade hebben, kunnen op dit moment een aanvraag indienen bij de CWS. De CWS beoordeelt de aanvragen zorgvuldig, grondig en individueel. Met name voor ouders in complexe situaties die een zorgvuldige berekening wensen, is deze organisatie belangrijk. Daarom werkt CWS aan verbeteringen om de snelheid te vergroten en gaat daarmee aan de slag. Bijvoorbeeld door ouders eerder en intensiever in het proces te betrekken, en meer te standaardiseren in de schadebeoordeling en in de interactie met UHT. Ook de CWS onderzoekt of het mogelijk is op een andere manier om te gaan met causaliteit en de bewijslast voor ouders.

In lijn met de motie van het lid Azarkan c.s.6 zet het kabinet erop in dat de CWS voldoende wordt geëquipeerd in termen van personeel, budget en andere basisvoorzieningen. Omdat de inmiddels opgedane kennis en ervaring bij CWS heeft geleid tot steeds beter ontwikkelde beoordelingskaders, kan de vergewisplicht7 steeds marginaler worden ingevuld, waarmee zo min mogelijk tijd ligt tussen het advies en de uiteindelijke beschikking. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie van het lid Van der Lee c.s.8, waar het kabinet eerder al per brief een toelichting op gaf.9

Bezwaarafhandeling

Ouders die een bezwaar hebben ingediend moeten momenteel lang wachten op de afhandeling van hun bezwaar. Eerder dit jaar zijn verbetermaatregelen opgesteld om de wachttijden te verminderen. De versnelling van bezwaren blijft achter, omdat de instroom hoger is dan verwacht, de benodigde expertise schaars is en bezwaren wachten op een advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC), terwijl deze commissie ook kampt met achterstanden. Het kabinet wil hier nog sterker op inzetten en overweegt daarom een aantal aanvullende maatregelen.

a) Beslissing op bezwaar zonder BAC

In de voortgangsrapportage over het 4e kwartaal van 2022 (Kamerstuk 31 066, nr. 1165) is aangekondigd dat een aantal type bezwaren niet meer standaard voorgelegd wordt aan de BAC, zoals bezwaren op de eerste toets. Er wordt onderzocht voor welk type bezwaren het nog meer mogelijk is voor UHT om een beslissing te nemen zonder een advies van de BAC. Ook wordt onderzocht of een externe partij capaciteit kan leveren voor het afhandelen van (eenvoudige) eerste toets bezwaren.

b) Zienswijze ouder bij aanvullende schade

Ouders krijgen op dit moment niet de kans om een zienswijze te geven op de beschikking die zij ontvangen voor de vergoeding van aanvullende schade. Dat leidt tot veel bezwaren. Het kabinet wil ouders meer regie geven en de zienswijze van de ouder meenemen voorafgaand aan de beschikking op aanvullende schade, zodat bezien kan worden of deze daarop nog aangepast moet worden.

c) Dilemma’s en risico’s

Een risico bij het doorvoeren van bovenstaande bespoedigende maatregelen is het verliezen van onafhankelijke advisering door de BAC. De BAC brengt op dit moment advies uit op een belangrijk deel van de bezwaren tegen beschikkingen die zijn genomen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen. Als de BAC in sommige procedures geen rol meer heeft, bestaat het risico op minder rechtsbescherming voor ouders in de bezwaarfase.

Dossierverstrekking

Veel ouders of advocaten hebben behoefte aan het inzien van het dossier voor het herstelproces. Op dit moment worden de bezwaar- en CWS-dossiers verstrekt als de inhoudelijke behandeling plaatsvindt. Tegelijkertijd is sprake van een achterstand in het verstrekken van de hersteldossiers die worden verzocht bij de integrale beoordeling. Dossiers bevatten vaak privacygevoelige gegevens van derden, waardoor het nodig is om die gegevens te verwijderen (lakken) uit dossiers die UHT oplevert. In de vorige voortgangsrapportage zijn maatregelen genoemd om de achterstanden bij de verstrekking van hersteldossiers weg te werken, waaronder de inzet van software waarmee het anonimiseren van gegevens van derden veel sneller kan dan nu. De verwachting is dat – onder voorbehoud van een succesvol aanbestedingstraject en het feitelijk uitrollen van de software in het derde kwartaal van 2023 – eind van dit jaar de achterstand op de verstrekking van hersteldossiers is weggewerkt.

a) Uniformeren dossiers

Daarnaast werkt UHT in overleg met de advocatuur aan uniformering van verschillende dossiers (herstel-, bezwaar-, en CWS-dossiers) tot één type dossier. Deze standaardisering leidt tot versnelling bij het verzamelen en samenstellen, en vergroot voorspelbaarheid voor advocaten en ouders.

b) Minder controle

Totdat de laksoftware beschikbaar is, wil het kabinet minder intensief controleren op het anonimiseren van persoonsgegevens. Het controleren van dossiers vindt op dit moment in meerdere stappen plaats: het feitelijk lakken en twee controles of dit juist is gebeurd. Het achterwege laten van de laatste van deze tweede (controle)stappen betekent dat een aanzienlijk aantal hersteldossiers versneld beschikbaar komt. Een nadeel is een groter risico op een privacyschending doordat persoonsgegevens van derden mogelijk toch in het dossier blijven staan.

Urgentie via gemeenten

De wachttijden van de integrale beoordeling zijn lang, en er zijn groepen ouders waarbij dit tot extra schrijnende situaties leidt. Zowel bij ouders die de Catshuisregeling al hebben ontvangen als bij ouders die op grond van de eerste toets «nog niet als gedupeerd» zijn aangemerkt en wachten op een integrale beoordeling. Het kabinet wil deze groep met urgentie eerder helpen, in lijn met de motie van het lid Grinwis c.s.10. Daarom is met gemeenten afgesproken dat zij onafhankelijk ouders voor urgentie kunnen aandragen. Het kabinet benadrukt het vertrouwen in de gemeenten en verruimt de criteria voor urgentie.

Aanvullende denkrichtingen

Naast bovenstaande voorgenomen maatregelen werkt het kabinet een aantal aanvullende denkrichtingen voor oplossingen uit. Er wordt er hier een aantal genoemd. Deze denkrichtingen gaan ook gepaard met dilemma’s. Het kabinet komt op de mogelijkheid en haalbaarheid van deze denkrichtingen terug voor het commissiedebat van 29 juni aanstaande en gaat hierover vervolgens graag met de Kamer in gesprek.

Versneld afsluiten

Er is geen duidelijk moment waarop ouders eerder kunnen kiezen voor afsluiting, bijvoorbeeld omdat het waarschijnlijk is dat zij na de eerste toets voldoende gecompenseerd zijn. Er worden mogelijkheden onderzocht waarbij ouders een optie hebben om eerder te stoppen op een manier die past bij hun situatie. Mogelijk heeft dit ook een positief effect op de wachtrij voor de integrale beoordeling zodat andere wachtende ouders eerder geholpen kunnen worden.

Regionale snelle afhandeling

Om de alternatieve route op een robuuste manier te ontwikkelen is tijd nodig. Veel ouders staan echter al lang in de wachtrij. Het kabinet wil uitzoeken of het haalbaar is voor deze groep ouders – ter voorbereiding op de nieuwe VSO route – zo snel mogelijk tot een VSO te komen op locaties in enkele regio’s in het land, waarbij het plan is op zeer korte termijn een uitslag te hebben. Deze tijdelijke route zal kleinschalig zijn, maar qua opzet en schadekader vergelijkbaar met de uiteindelijke alternatieve schaderoute op grote schaal. Deze tijdelijke aanpak kan zeer waardevol zijn, maar vraagt tegelijkertijd grote inzet en flexibiliteit van overheid, externe partijen en ouders. In de komende weken moet, in overleg met interne en externe partijen, blijken of deze denkrichting uitvoerbaar is en goed kan bestaan naast de overige routes na de integrale beoordeling.

Versneld IB na bezwaar eerste toets

Ouders die na de eerste toets in bezwaar zijn gegaan moeten soms lang wachten op de integrale beoordeling. Het kabinet wil bekijken hoe de behandeling van bezwaar na de eerste toets en de integrale beoordeling dichter op elkaar kunnen organiseren. Dit leidt tot een dilemma. Enerzijds wil het kabinet namelijk bezwaren op volgorde van binnenkomst behandelen. Anderzijds kan afhandeling van dit specifieke type bezwaar deze ouders wel daadwerkelijk verder helpen, wat veelal niet het geval is bij de afhandeling van zo’n bezwaar. Vervolgens kunnen andere bezwaren daarmee mogelijk juist sneller behandeld worden.

Geen (of beperkte) schriftelijke reactie bij BAC

Op dit moment stelt UHT een schriftelijke reactie op voor bezwaarzaken waar de BAC zich over buigt. Dat kost UHT veel tijd. Er wordt onderzocht of het haalbaar is om deze reacties niet langer schriftelijk voor te bereiden, en in plaats daarvan op basis van het dossier de hoorzitting bij de BAC voor te bereiden, waarbij BAC aan UHT waar nodig om extra input kan vragen. Op deze manier zou de capaciteit op de bezwaarafdeling van UHT beter worden ingezet. Een risico bij het ontbreken van een schriftelijke reactie door UHT, is dat voorafgaand aan de hoorzitting geen compleet overzicht van aanvullende feiten en omstandigheden met de BAC gedeeld wordt. Daardoor kan het voorkomen dat aanvullende informatie of omstandigheden pas naar voren komen tijdens de hoorzitting. Het risico daarvan is dat het de BAC meer tijd kost om advies uit te brengen op bezwaar.

Contact met ouders

Regie van ouders bij hun herstelproces, en een luisterende en faciliterende opstelling door de overheid, dragen bij aan het herstel dat ouders nodig hebben. Daarvoor is het belangrijk om ouders nauw betrokken te houden bij de verschillende stappen van het herstelproces. Persoonlijk contact is belangrijk. Daarom heeft elke ouder voorafgaand aan de integrale beoordeling, en voorafgaand aan het treffen van een beschikking een persoonlijk gesprek.

De driegesprekken worden daarom ook verder uitgerold, waarbij ouders, UHT en gemeente samen om tafel gaan rondom de integrale beoordeling om te kijken welke hulp en ondersteuning een ouder nodig heeft. De persoonlijk zaakbehandelaar staat tijdens de integrale beoordeling vervolgens in nauw contact met de ouder gedurende de beoordeling.

Bij de vorige voortgangsrapportage zijn maatregelen aangekondigd om ervoor te zorgen dat meer en eerder contact wordt gezocht met ouders die in bezwaar gaan, zodat voorkomen wordt dat er een kloof ontstaat. Door veel meer op mediation in te zetten, is het doel er in goed overleg samen uit te komen. Ten slotte zet ook de CWS in op intensiever contact, zoals hiervoor in deze brief toegelicht.

De (mogelijke) aanvullende acties die in deze brief worden aangekondigd, moeten zorgen voor verbetering, waarbij nog meer dan voorheen de ouder en zijn of haar verhaal centraal staat. Om ouders daarbij ook praktisch en emotioneel te ontlasten, wordt in lijn van de motie van het lid Inge van Dijk11, gewerkt aan een werkwijze waarbij ouders die dat wensen maar één keer hun verhaal hoeven te doen. En in lijn met de toezegging aan het lid Leijten in het debat van 7 maart 2023 wordt gewerkt aan een regionale aanpak waarbij ook letterlijk de stap naar de ouder toe wordt gezet om het verhaal van de ouder te horen.

Procesvoering

In brieven van 9 mei 202312 en 17 mei 202313 is uw Kamer geïnformeerd over een viertal gerechtelijke uitspraken, en de afwegingen voor het instellen van hoger beroep. De wens om niet tegenover ouders te staan vormt een centraal uitgangspunt voor de hele hersteloperatie. Waar een keuze bestaat om wel of niet (door) te procederen is het antwoord dan ook «nee», met alleen een uitzondering voor specifieke situaties.

De recente uitspraken illustreren dit uitgangspunt: in de (civielrechtelijke) uitspraak van de rechtbank Overijssel geldt dat de Staat zich met onderdelen van deze uitspraak niet kan verenigen. Desondanks wordt ervoor gekozen om niet in hoger beroep te gaan omdat dit niet in het belang van de betreffende ouders wordt geacht en er onvoldoende zwaarwegende juridische redenen zijn om toch in hoger beroep te gaan. De (bestuursrechtelijke) uitspraken in Rotterdam en Midden-Nederland illustreren dat een hoger beroep soms toch nodig kan zijn, om duidelijkheid te creëren voor ouders en de uitvoering die anders met twee sterk uiteenlopende juridische situaties geconfronteerd worden.

Daarnaast is toegezegd om de proceshouding van de Staat nog eens kritisch te bekijken. Daarom worden aan het hierboven genoemde uitgangspunt een aantal nieuwe elementen toegevoegd.

Ten eerste zal de Staat zich in toekomstige zaken beperken tot het voeren van verweer op zwaarwegende principiële punten, waarbij onnodige formele standpunten worden voorkomen. Het starten van een rechtszaak heeft immers vaak grote impact op ouders, ook als zij hier zelf toe beslissen. Deze impact is alleen maar groter als het een rechtszaak is tegen de Staat. Daarom blijft de inzet ook om er in gezamenlijkheid uit te komen buiten de rechtszaal om, bijvoorbeeld via mediation.

Ten tweede worden bij een eventueel hoger beroep mogelijke nadelige (financiële) consequenties voor de ouders beperkt. Zo zal de Staat in beginsel niet overgaan tot invordering, ook als de ouder in hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld. Als op enig moment bijvoorbeeld een rechter in een uitspraak komt tot een compensatiebedrag dat significant afwijkt van de daarvoor geldende herstelwet, dan kan het nodig zijn om daartegen in hoger beroep te gaan. Ook als in dit hoger beroep de oorspronkelijke uitspraak wordt teruggedraaid is het voornemen om het hoger toegekende bedrag niet in te vorderen, om zo de onzekerheid en onvoorspelbaarheid voor de betreffende ouders te beperken.

Ten derde zal de Staat, ook als de ouder in het ongelijk wordt gesteld, de proceskosten vergoeden aan de ouders. Dit geldt voor zowel civiele als voor bestuursrechtelijke procedures.

Als laatste zal de inzet van de Landsadvocaat nog meer worden beperkt. Met de motie van het lid Leijten c.s.14 heeft de Kamer gevraagd om te onderzoeken hoe in bredere zin de inzet van de Landsadvocaat in toeslagenherstelzaken kan worden gestopt, ook in lopende zaken. De inzet van de Landsadvocaat zal worden beperkt tot de verplichte procesvertegenwoordiging in civiele procedures. De procesvoering in bestuursrechtelijke procedures zal door eigen ambtenaren worden gedaan. Wel kan het nog steeds gewenst zijn dat de Landsadvocaat vanuit expertise – op de achtergrond – optreedt als juridisch adviseur van de Staat.

Tot slot

Er wordt hard gewerkt om ouders en kinderen te helpen om een nieuwe start te maken en recht te doen. Maar er moet nog veel gebeuren. Er wordt voortdurend ingezet op acties om ouders sneller duidelijkheid te geven, op een manier waarbij ouders ook kunnen werken aan een emotionele verwerking van de geleden schade.

Zoals gezegd is het kabinet voornemens om de Kamer vóór het op 29 juni 2023 geplande commissiedebat over de Voortgangsrapportage januari–april 2023 nog een brief te sturen. Hierin wordt een update gegeven over de mogelijke maatregelen om ouders versneld duidelijkheid te bieden, en over de bijbehorende financiële, juridische en uitvoeringstechnische implicaties. De uitkomsten van deze toetsing worden meegenomen in de definitieve besluitvorming. In de tussentijd blijft het kabinet doorwerken aan de concrete uitwerkingen van de verbetermaatregelen en aan meer inzicht in de daadwerkelijke versnelling van onderdelen van de hersteloperatie waartoe deze zullen leiden. In een volgende brief zal dit concreter geduid worden.

Begin oktober wordt de Kamer vervolgens weer via de periodieke voortgangsrapportage geïnformeerd over de brede voortgang van de hersteloperatie in de periode mei tot en met augustus 2023.

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 1165.

X Noot
2

Kamerstuk 36 338, nr. 1.

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 1188.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 1071.

X Noot
5

Kamerstuk 35 510, nr. 127.

X Noot
6

Kamerstuk 31 066, nr. 1198.

X Noot
7

De vergewisplicht vloeit voort uit het algemene zorgvuldigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

X Noot
8

Kamerstuk 31 066, nr. 1191.

X Noot
9

Kamerstuk 31 066, nr. 1226.

X Noot
10

Kamerstuk 31 066, nr. 1192.

X Noot
11

Kamerstuk 31 066, nr. 1189.

X Noot
12

Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 mei 2023.

X Noot
13

Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 mei 2023.

X Noot
14

Kamerstuk 31 066, nr. 1200.

Naar boven