31 015 Kindermishandeling

Nr. 90 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2013

Met deze brief informeer ik u over de voortgang van de aanpak van kinderpornografie en kindersekstoerisme. Hierbij zal ik tevens ingaan op de door mij gedane toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg Kinderpornografie van 20 december 20121 en de toezeggingen gedaan tijdens de bespreking van de mondeling gestelde vragen door lid Recourt (PvdA) op 26 maart 2013 en lid Hilkens (PvdA) op 16 april 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 66, Mondelinge vragen van het lid Recourt en Handelingen II 2012/13, nr. 75, Mondelingen vragen van het lid Hilkens).

Prestaties landelijke inrichting

De aanpak van kinderpornografie en kindersekstoerisme is een prioriteit van het Kabinet. De laatste jaren is veel geïnvesteerd om de capaciteit en organisatie van de aanpak te verbeteren. Over deze verander- en verbetertrajecten heb ik u onder andere geïnformeerd in mijn brief van 2 oktober 20122 en tijdens het AO van 20 december 2012. Na een initiële aanloop- en opstartperiode is sinds oktober 2012 de nieuwe, nationale, inrichting volledig operationeel en op sterkte.

Prestatieafspraken

Het jaar 2012 diende als eerste meetpunt om te kijken in hoeverre de grote inspanningen van politie en Openbaar Ministerie (OM) tot een invulling hebben geleid van de prestatieafspraken over de aanpak van kinderpornografie die aan uw Kamer gecommuniceerd zijn. Zoals reeds bekend zijn in 2011 met politie en OM prestatieafspraken gemaakt over het aantal door de politie aan te leveren verdachten bij het OM. Dit betreft een toename van +7,5% in 2012, +15% in 2013 en +25% in 2014 ten opzichte van het basisjaar 2010. Voor 2012 betekent dit dat de politie 511 verdachten aan moest leveren bij het OM. Ondanks dat er in 2012 veel tijd en energie is gestoken in het inrichten en opstarten van de nationale organisatie, en het feit dat deze pas sinds oktober volledig operationeel is, is de doelstelling voor 2012 nagenoeg gehaald: er zijn namelijk 507 verdachten bij het OM aangeleverd.

Figuur 1: prestatieafsprakenpolitie en OM
 

Streven

Gehaald

2010

N.v.t.

475

2012

511 (+7,5%)

507 (+6,7%)

2013

546 (+15%)

 

2014

594 (+25%)

 

Gezien de bovengenoemde omstandigheden is het resultaat in 2012 een prestatie van formaat. Nu de organisatie in geheel 2013 volledig operationeel is, is het de verwachting dat de doelstelling voor dit jaar ook wordt gehaald.

Focusverschuiving

Naast de hierboven beschreven kwantitatieve verschuiving wordt ook een kwalitatieve verschuiving nagestreefd. In toenemende mate zullen OM en politie hun pijlen, naast het aanpakken van downloaders en kijkers, juist ook op de verspreiders en producenten van kinderporno richten. Het is het doel om op deze manier meer slachtoffers uit hun misbruiksituatie te ontzetten. Hier wordt op gestuurd door de landelijke stuur- en weegploeg van het Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK). De zaaksprioritering die daar plaatsvindt is een krachtig instrument om de focusverschuiving op een gebalanceerde wijze gestalte te geven.

Het inzichtelijk maken van deze focusverschuiving is echter geen simpele zaak. Hiervoor hebben de politie en het OM nieuwe kwalificaties in hun systemen moeten introduceren. De resultaten uit 2012 worden hierbij gehanteerd als uitgangspunt voor de komende jaren. In 2012 zijn 480 zaken met in totaal 507 verdachten bij het OM aangebracht. Bij de volgende zaken was er, naast het mogelijk downloaden of bekijken van kinderporno, sprake van verspreiding, productie of misbruik:

Figuur 2: focusverschuiving
 

Verspreiding

Productie

Misbruik

2012

(N=480 zaken)

11,3%

7,9%

15,6%

Tussen de bovenstaande categorieën is enige overlap mogelijk. Een zaak waar bijvoorbeeld sprake is van zowel verspreiding als productie van kinderpornografie zal in beide categorieën meetellen. Het overzicht is derhalve niet cumulatief, maar geeft aan in hoeveel zaken er volgens de politie in ieder geval sprake is van verspreiding, productie of misbruik. Bij het invullen van de prestatieafspraak wordt gezocht naar een goede balans tussen de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen. Enkel een focus op de hoeveelheid aangeleverde verdachten betekent namelijk dat er mogelijk minder zaken met verspreiders, producenten en misbruikers worden aangebracht. Dit zijn namelijk doorgaans de complexe zaken die veel middelen en tijd van de organisatie vergen. Een te sterke nadruk op de kwalitatieve focusverschuiving betekent daarentegen dat een groot gedeelte van de capaciteit wordt ingezet op een beperkt aantal zware zaken. De landelijke stuur- en weegploeg van TBKK streeft de komende jaren naar een gebalanceerd resultaat waarbij de aandacht uitgaat naar zowel de hoeveelheid zaken als ook naar de aard van de delicten in deze zaken.

Hierbij is het van groot belang om te melden dat niet alle inspanningen van politie en OM, die leiden tot uitsluiting van productie, verspreiding of misbruik, direct weerslag vinden in de cijfers. Een focusverschuiving omvat meer dan enkel operationele resultaten. Ze krijgt gestalte door het hele scala aan inspanningen die politie en OM plegen om door te rechercheren naar mogelijke productie of misbruik. Dit vergt capaciteit en tijd dat niet altijd (direct) in de resultaten wordt teruggezien. Figuur 2 geeft dus hoofdzakelijk een inkleuring aan de wijze waarop de beschreven prestatieafspraken behaald worden.

Naast de bovengenoemde operationele resultaten worden initiatieven ontplooid die een (meer) gerichte nadruk op de opsporing van producenten en verspreiders moeten ondersteunen. Zo wordt geparticipeerd in een internationaal onderzoek dat is gericht op het identificeren van indicatoren voor productie en misbruik. Daarnaast wordt door het gezamenlijk Expertisecentrum van het OM en de politie ingezet op proactieve opsporingsmethoden en innovaties.

Fresno

Om deze werkwijze verder te illustreren, geef ik uw Kamer graag een sprekend voorbeeld uit de praktijk hoe de landelijke inrichting een belangrijke rol speelt bij het ontzetten van slachtoffers en het realiseren van een evenwichtige focusverschuiving. Het betreft hier 1 van de 480 zaken uit 2012, genaamd Fresno, een zedenonderzoek met een sterke digitale component. Hierbij werd middels grooming en bedreigingen een groot aantal Nederlandse minderjarigen via het internet misbruikt. Het onderzoek startte bij de zedeneenheid Den Haag, maar naarmate het onderzoek vorderde bleek de zaak steeds omvangrijker en digitaler te zijn. Het onderzoeksteam trof door heel Nederland tientallen slachtoffers aan en een grote hoeveelheid aan data/beelden van misbruiksituaties. Om door te kunnen rechercheren op al deze data, en daardoor mogelijke slachtoffers snel te kunnen ontzetten, had het oorspronkelijke onderzoeksteam meer capaciteit nodig. Om dit te realiseren is bijstand van zedenteams gevraagd. Tevens is vanuit de landelijke stuurploeg TBKK onderzoeksdata verdeeld over verschillende eenheden TBKK in Nederland. Doordat de verschillende TBKK teams, onder coördinatie van de landelijke stuurploeg, de werklast naar capaciteit verdeelde en goed assistentie aan elkaar verleende kon er meer beeldmateriaal worden geanalyseerd. Hierdoor konden er meer en sneller slachtoffers worden ontzet en verhoord door de zedenteams. Dit heeft als resultaat dat meer dan 100 slachtoffers en 2 verdachten zijn geïdentificeerd. De zaak ligt thans bij de rechter.

Kindersekstoerisme

Tijdens het AO van 20 december 2012 heeft uw Kamer mij meerdere vragen gesteld over de aanpak van kindersekstoerisme. Ik heb toen toegezegd u nader te informeren over deze aanpak. Middels het onderstaande kom ik aan deze toezegging tegemoet.

Actiedagen op Schiphol

Sinds eind 2007 organiseert de Koninklijke Marechaussee (KMar) samen met de Douane, de politie en het OM actiedagen op Schiphol. Tijdens deze actiedagen worden passagiers van inkomende vluchten uit bronlanden van kindersekstoerisme gecontroleerd op bezit, invoer en doorvoer van kinderpornografisch beeldmateriaal. Op 16 maart 2011 en 25 januari 2012 zijn daarnaast onder coördinatie van Europol, naar het Nederlandse voorbeeld, een tweetal Europese actiedagen georganiseerd, waar op verschillende luchthavens in Europa, onder andere Schiphol, inkomende vluchten uit bronlanden zijn gecontroleerd.

In de periode 2007 tot en met 2012 zijn tijdens actiedagen op Schiphol in totaal 4 verdachten (van bezit van kinderpornografie) aangehouden. Het belangrijkste resultaat van deze actiedagen is dat de samenwerking tussen de betrokken ketenpartners heeft bijgedragen aan verhoogde bewustwording bij de Douane en de KMar. Als een gevolg hiervan is er bij de douane en de KMar, ook buiten de actiedagen om, meer aandacht voor en controles op de invoer, doorvoer en bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal.

Vervolgcampagne kindersekstoerisme

Op 24 oktober 2012 is op de luchthavens Schiphol, Eindhoven en Rotterdam The Hague de vervolgcampagne tegen kindersekstoerisme gestart. Deze campagne is een initiatief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Koninklijke Marechaussee, Stichting M, de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR), TUI Nederland, ECPAT en Plan Nederland. Naast het genereren van aandacht voor het fenomeen kindersekstoerisme heeft de vervolgcampagne tot doel de meldingsbereidheid van reizigers te vergroten en hen te stimuleren en informeren om kwalitatief goede en bruikbare meldingen door te geven van vermeend kindersekstoerisme.

De vervolgcampagne heeft in de periode van 24 oktober 2012 tot 15 maart 2013 (via www.meldkindersekstoerisme.nl en Meld Misdaad Anoniem) in totaal 27 meldingen opgeleverd. Hiervan gaf één melding aanleiding tot het opstarten van een strafrechtelijk onderzoek dat thans in behandeling is bij de politie in Noord Nederland. Verder had één melding betrekking op een reeds lopend strafrechtelijk onderzoek naar een verdachte en wordt één melding momenteel nog onderzocht op mogelijkheden voor strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast zijn twee serieuze meldingen doorgezet naar buitenlandse partners (België en Duitsland) omdat deze meldingen betrekking hadden op onderdanen van de desbetreffende landen.

Ondanks dat de overige 22 meldingen te weinig opsporingsindicatie voor het opstarten van nader onderzoek gaven kan de vervolgcampagne tot op heden een succes genoemd worden. In tegenstelling tot de eerste bewustwordingscampagne van 2010 heeft de vervolgcampagne namelijk wel bruikbare meldingen opgeleverd.

Vervolgingsonderzoeken in Nederland

Tijdens de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie op 29 november 2012 (Handelingen II 2012/13, nr. 29, item 6, blz. 15–23 en item 14, blz. 33–105) heb ik uw Kamer toegezegd het OM te vragen of thans vervolgingszaken in Nederland spelen ten aanzien van Nederlandse verdachten van verkrachting van kinderen in vakantielanden. Het OM heeft mij laten weten dat er momenteel vier zaken in onderzoek zijn, waarbij in overleg met de lokale autoriteiten per zaak wordt bekeken of vervolging in Nederland mogelijk is, of dat vervolging in het buitenland meer in de rede ligt.

Police liaison officers

Verder heb ik uw Kamer tijdens het AO van 20 december 2012 toegezegd nader in te gaan op de rol en de mogelijkheden van de Nederlandse police liaison officers (LO) die in het buitenland gestationeerd zijn. Het is de taak van de LO om vanuit een ondersteunende taak zorg te dragen voor politionele informatie-uitwisseling met de autoriteiten in de landen en omringende landen waar zij gestationeerd zijn. Daarnaast ondersteunen, begeleiden en monitoren de LO’s de justitiële rechtshulp van en naar Nederland. Op basis van deze informatie-uitwisseling kan het OM besluiten, in het geval van een Nederlandse verdachte, over te gaan tot een strafrechtelijk opsporingsonderzoek in Nederland. In het buitenland mag een LO echter niet opsporen omdat dit een schending van de soevereiniteit zou betekenen. Indien een Nederlander in het buitenland wordt aangehouden voor seksueel misbruik van een minderjarige wordt door de LO contact opgenomen met de betreffende politiepartners. Drempels die zij tegenkomen bij het opstarten van het strafrechtelijke proces in het bestemmingsland zijn bijvoorbeeld een eercultuur, juridische barrières of andere culturele en maatschappelijke opvattingen rondom het delict kindersekstoerisme.

Criminaliteitsbeeldanalyse (CBA) Kindersekstoerisme

De landelijke eenheid van de nationale politie heeft in 2012 van het OM opdracht gehad om een CBA kindersekstoerisme te maken. Uit de bronnenverkenning, die in december 2012 is afgerond, blijkt dat het op dit moment niet mogelijk is om voldoende (eenduidig geregistreerde) informatie uit de systemen te halen om een volledige CBA op te leveren. In plaats daarvan is een nieuwe opdracht geformuleerd om te komen tot een fenomeenbeschrijving. Deze fenomeenbeschrijving zal gebaseerd worden op informatie uit de bovengenoemde bronverkenning aangevuld met informatie van de landelijke eenheid en interviews met diverse ketenpartners. Tevens wordt een advies opgesteld ten aanzien van de registratie van informatie. De fenomeenbeschrijving zal ingaan op de verdachten en daders van kindersekstoerisme, hun criminele activiteiten, facilitators, locaties en de gerelateerde objecten en opbrengsten. De oplevering van deze fenomeenbeschrijving is beoogd op 1 juni 2013.

Internationale samenwerking

In de bestrijding van kinderporno en kindersekstoerisme werken Nederlandse opsporingsdiensten structureel samen met internationale organisaties zoals Interpol en Europol. Zo heeft Nederland vorig jaar geparticipeerd in het Interpol-project Infra-sea dat zich richtte op de bewustwording over en opsporing en uitlevering van verdachten en veroordeelden van kindermisbruik. Ook is Nederland aangesloten op de Interpol «International child exploitation databank». Deze databank herbergt een groot aantal bestanden van over de hele wereld met grotendeels opgelost beeldmateriaal. Nederland gebruikt deze database in tactische onderzoeken en levert zelf ook materiaal hiervoor aan.

Binnen Europol werkt Nederland samen binnen het European Cybercrime Centre waar het Focal Point Twins is gevestigd. Dit Focal Point richt zich op de samenwerking binnen Europol op het gebied van kinderporno. De grote meerwaarde van dit Focal Point is de grote analysecapaciteit van Europol.

Verder is in 2003 de Virtual Global Taskforce (VGT) opgericht. De VGT is een internationaal samenwerkingsverband van landen en opsporingsorganisaties, NGO’s en bedrijven ter versterking van de bestrijding van online kindermisbruik. Lidmaatschap van de VGT biedt extra mogelijkheden om met diverse internationale partners samen te werken aan een (vernieuwende) aanpak van kinderpornografie en kindersekstoerisme. Nederland is zeer recentelijk, op 18 april 2013, lid geworden van de VGT.

Encryptie

In de voorgaande voortgangsrapportage heb ik uw Kamer bericht over het voornemen om het decryptiebevel te vervatten in een wetsvoorstel. Dit decryptiebevel houdt in dat verdachten van zware misdrijven, zoals terrorisme en kinderpornografie, verplicht kunnen worden om medewerking te verlenen bij het toegankelijk maken van gegevens op hun computer die met het gebruik van encryptie zijn versleuteld. In mijn brief van 27 november 20123 heb ik u hierover nader geïnformeerd en u tevens bericht dat ik ervoor gekozen heb om het decryptiebevel op te nemen in het brede wetgevingstraject cybercrime. De consultatie van het wetgevingstraject, waar het decryptiebevel onderdeel van uitmaakt, wordt in mei gestart.

Stop It Now!

Tijdens het AO van 20 december 2012 heb ik uw Kamer toegezegd om nader in gesprek te gaan met mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om te kijken naar de mogelijkheden om Stop It Now (SIN) voort te zetten. SIN is een hulplijn waar mensen, die worstelen met hun pedoseksuele gevoelens, terecht kunnen. Ook mensen die zich zorgen maken over een persoon in hun omgeving kunnen bij deze hulplijn terecht. SIN geeft in eerste instantie advies en kan indien nodig doorverwijzen naar forensische polikliniek De Waag voor behandeling.

Voor dit project, dat in de zomer van 2012 is begonnen, heeft het ministerie van VWS éénmalig een startsubsidie van 250.000 euro verleend. Deze startsubsidie is verstrekt onder de voorwaarde dat SIN voor vervolgfinanciering, vanaf de zomer van 2013, andere bronnen aan boort. Nu heeft de hulplijn aangegeven een volledig onafhankelijke financiering vanaf de zomer van 2013 nog niet te kunnen realiseren. Daarom heeft SIN gevraagd om een handreiking van de overheid, bovenop de startsubsidie. Deze handreiking geeft SIN meer tijd om op zoek te gaan naar andere financieringsbronnen. Samen met mijn ambtgenote van VWS heb ik daarom besloten om voor SIN éénmalig een bedrag van 75.000 euro ter beschikking te stellen, bovenop de hierboven genoemde startsubsidie.

Social media

Tijdens de behandeling van de mondelinge vraag van het lid Recourt (PvdA) op 26 maart 2012 heeft de staatssecretaris namens mij toegezegd uw Kamer verder te informeren over de manier waarop wij contact zoeken met social media om kinderpornografisch materiaal zo snel mogelijk van digitale sociale platforms verwijderd te krijgen.

De politie en het Meldpunt Kinderporno op Internet hebben goede operationele contacten met Facebook. Meldingen over kinderpornografisch materiaal op Facebook worden in de regel goed opgepakt en het materiaal wordt snel verwijderd. Daarnaast maakt Facebook zelfstandig gebruik van PhotoDNA-software. Hiermee worden afbeeldingen die via Facebook worden geüpload automatisch gecontroleerd op, onder andere, kinderpornografische content.

Ook Twitter heeft een strikt beleid om kinderpornografie van haar platform te verwijderen. Wanneer via de algemene melddesk van Twitter een melding binnenkomt over kinderpornografisch materiaal, dan wordt dit beeldmateriaal doorgaans snel verwijderd en gemeld aan The National Center for Missing & Exploited Children (NCMEC). Daarnaast worden de accounts waarop kinderpornografisch materiaal wordt verspreid permanent verwijderd. Daarnaast hebben wij aan het Meldpunt Kinderporno op Internet gevraagd of zij via hun internationale netwerk van INHOPE een verzoek bij Twitter neer kunnen leggen waarin we willen bezien hoe wij gezamenlijk kinderpornografie op social media beter kunnen bestrijden. Daarbij moet ik wel vermelden dat zelfs met directe contacten, een actief meld- en verwijderbeleid en ondersteuning van software zoals PhotoDNA er geen garantie is dat er niet incidenteel een afbeelding door alle controles heen glipt, zich snel verspreidt en daarom minder snel van het internet kan worden verwijderd dan wij allemaal zouden willen.

Aan de gebruikerskant van social media blijft de politie en het OM gebruikers van bijvoorbeeld Facebook en Twitter voorlichten dat de verspreiding van kinderpornografisch materiaal via deze platforms strafbaar blijft. Zelfs wanneer dit gebeurt met goede bedoelingen, zoals het opsporen van een dader of slachtoffer. Hoewel het OM in de regel een goedbedoelde verspreiding van een enkele afbeelding niet vervolgt, blijven zij en de politie er wel op wijzen dat iedere keer wanneer een afbeelding wordt gedeeld dit het slachtoffer opnieuw schade toebrengt.

Online Meldknop

Tijdens dezelfde behandeling van de mondelinge vraag van het lid Recourt heb ik uw Kamer eveneens toegezegd nader in te gaan op een online meldknop voor volwassenen om kinderpornografisch materiaal snel te kunnen melden wanneer men dit online tegen komt. Dit naar aanleiding van een incident waarbij kinderpornografisch materiaal via Twitter, veelal met goede bedoelingen, werd verspreid.

Momenteel is er al een online meldknop operationeel. Hierover heb ik u ingelicht in de voortgangsrapportage kinderpornografie van 27 januari 20124. Via deze online meldknop kan melding worden gemaakt van kinderpornografisch materiaal wanneer men dit online aantreft. Hoewel deze meldknop, en de bijbehorende website, in eerste instantie voor jongeren is bedoeld, heb ik mij laten informeren dat ook volwassenen deze online meldknop kunnen gebruiken wanneer zij melding willen maken van kinderpornografisch materiaal dat zij online aantreffen.

Databases

Tijdens de behandeling van een mondelinge vraag van het lid Hilkens (PvdA) op 16 april jongstleden heb ik uw Kamer toegezegd in te gaan op de nationale en internationale databases waar de politie gebruik van maakt. Er zijn hierbij drie initiatieven waarover ik u wil informeren. De eerste is de Interpol database ICSE. Hierop zijn ruim tachtig landen aangesloten. In deze database staan afbeeldingen en informatie over opgeloste zaken waaraan rechercheurs hun onderzoeksmateriaal kunnen toetsen. Tegen het eind van 2012 waren er 2900 slachtoffers uit meer dan 40 landen en meer dan 1500 daders geïdentificeerd en opgenomen in ICSE. Op deze manier wordt voorkomen dat er dubbel werk wordt gedaan. Hierdoor kunnen zij hun aandacht richten op de zaken die nog niet opgelost zijn.

Naast de internationale ICSE is er ook een nationale database. Deze database, die ondertussen volledig operationeel is, wordt iedere 24 uur bijgewerkt. De database is gevuld met kinderpornografisch beeldmateriaal dat eerder in beslag is genomen, gefilterd en geclassificeerd.

Door beeldmateriaal uit een onderzoek te vergelijken met deze databases kan grote tijdswinst worden geboekt. Bovendien worden rechercheurs niet onnodig belast met het opnieuw bekijken en kwalificeren van materiaal dat al bekend is. Hierdoor kan gefocust worden op afbeeldingen die «nieuw» zijn. Het gebruik van deze database biedt tevens nieuwe mogelijkheden waarmee de politie momenteel aan het experimenteren is. Zo is het denkbaar dat de politie verdachten op het spoor kan komen wanneer ze in de database bepaalde unieke overeenkomsten tussen beeldmateriaal aantreffen. Ook dit kan helpen bij het mogelijkerwijs sneller opsporen van slachtoffers. Momenteel zijn 10 van de 11 eenheden volledig geautomatiseerd aangesloten op deze database. De elfde en laatste volgt snel.

De laatste database die ik hier wil noemen is het In-4-mation project. Op 1 februari van 2013 zijn vier EU-landen, te weten Nederland, Denemarken, België en Slovenië, begonnen met een juridische inventarisatie die in 2014 moet leiden tot een koppeling tussen de verschillende nationale kinderpornografie databases. Zoals u zult begrijpen gaat dit project gepaard met de nodige juridische en technische uitdagingen. In 2013 zal onderzocht worden hoe deze uitdagen het beste aangepakt kunnen worden, om bij een positief resultaat in 2014 daadwerkelijk te beginnen met het mogelijk maken van uitwisseling. Op termijn zullen meer landen aansluiten. Op dit moment hebben het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Canada en de Verenigde Staten al interesse getoond voor dit project waarbij Nederland de lead heeft.

Kinderporno op Nederlandse servers

Tijdens dezelfde behandeling van de mondelinge vraag van het lid Hilkens heb ik eveneens toegezegd uw Kamer nader te informeren over het bericht dat circa één derde van de kinderpornografie dat via INHOPE wordt gemeld gehost wordt op een Nederlandse server en wat we hieraan doen.

Allereerst wil ik u melden dat de cijfers van INHOPE enkel betrekking hebben op meldingen die zij hebben ontvangen over kinderpornografie op het «openbare» gedeelte van het internet. Uit zowel nationale als internationale opsporingsonderzoeken is gebleken dat een significante hoeveelheid van het kinderpornografisch materiaal via de meer verborgen kanalen van het internet, zoals via TOR-servers en Peer-to-Peer-netwerken, verspreid wordt. Het ontstane beeld dat 30% van de totale hoeveelheid kinderpornografie op internet via Nederlandse servers verloopt, wordt niet ondersteund door het betreffende rapport van INHOPE.

Voor wat betreft de zorg dat Nederlandse servers een relatief groot aandeel hebben in het hosten van kinderpornografie op het openbare gedeelte van het internet, kan ik uw Kamer melden dat de koploperspositie van Nederland op het gebied van digitale dienstverlening een belangrijke factor is in dit probleem. Deze positie levert ons vele economische voordelen op, maar trekt ook minder frisse zaken aan. Hierbij is het wettelijk bepaald dat hostingproviders in eerste instantie niet verantwoordelijk zijn voor de content die via hun servers wereldwijd wordt aangeboden. Pas op het moment dat zij gewezen worden op strafbaar materiaal op hun servers moeten zij actie ondernemen. Daarnaast bevindt het merendeel van de aanbieders en afnemers zich in het buitenland, wat onze opsporingsmogelijkheden beperkt. Ondanks dat de cijfers van INHOPE gezien moeten worden in het licht van deze feitelijke omstandigheden, deel ik uw mening dat één derde een groot aandeel is van het totaal aantal meldingen bij INHOPE.

Het is echter niet zo dat zowel publieke als private partijen niets doen met deze meldingen. Nederlandse hostingsproviders lopen voorop bij het verwijderen van kinderpornografie die op hun servers worden aangetroffen. Het merendeel van het materiaal waarop de meldingen betrekking heeft wordt door de Nederlandse hostingproviders binnen 24 uur verwijderd. Hierover hebben politie, het Meldpunt Kinderpornografie en de meeste hostingproviders goede afspraken gemaakt via onder andere via de Notice and Takedown procedure. Mocht een hostingprovider het betwistte materiaal niet vrijwillig ontoegankelijk maken, dan start de Officier van Justitie een strafrechtelijke procedure waarbij hij onder andere kan overgaan tot inbeslagname van het beeldmateriaal.

Grooming

Zoals duidelijk werd uit het voorbeeld van de Fresno-zaak kan grooming veel slachtoffers maken. Grooming ziet op het via digitale kanalen vatbaar maken van minderjarige kinderen voor eventueel seksueel misbruik in de fysieke wereld. Het groomproces zelf is al strafbaar. In het kader van de preventieve opsporing worden in het buitenland «lokpubers» ingezet. Dit zijn (meerderjarige) opsporingsambtenaren die zich online voordoen als minderjarig kind en op die manier (niet op eigen initiatief) in chatcontact komen met potentiële verdachten.

De Nederlandse politie ziet in deze «lokpuber» een effectief middel in de strijd tegen online misbruik. De rechtbank heeft echter bepaald dat vanwege de formulering in de wet het potentiële slachtoffer objectief minderjarig dient te zijn. Dat de verdachte denkt dat het om een minderjarige gaat, is niet voldoende voor strafbaarheid. In de beantwoording op 24 september 20125 van schriftelijke vragen van uw Kamer heb ik u nader ingelicht over dit onderwerp. Het hoger beroep ligt thans bij de rechter. Daarnaast overleg ik met OM en politie op welke wijze wij de problematiek met de lokpuber in de toekomst kunnen ondervangen.

Vereniging Martijn

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 3 april 2013 een uitspraak van de rechtbank Assen van 27 juni 2012 vernietigd waarin de vereniging Martijn werd verboden en ontbonden. Volgens het Hof zijn de werkzaamheden van de vereniging wel strijdig met de openbare orde, maar is er geen sprake van dreigende maatschappelijke ontwrichting. Het Hof achtte een verbod dan ook niet mogelijk. Na bestudering heeft het OM besloten om tegen deze uitspraak in cassatie te gaan. Ik wacht het arrest van de Hoge Raad in deze zaak af.

Werkbezoek Landelijke Eenheid

Tijdens het AO van 20 december 2012 heb ik de VKC van Veiligheid en Justitie van harte aanbevolen om een werkbezoek af te leggen bij de mensen die voor ons dagelijks de strijd tegen kinderpornografie voeren. Het doet deugd dat een delegatie van uw Kamer deze uitnodiging met beide handen heeft aangegrepen. Op vrijdag 12 april heeft de VKC met eigen ogen kunnen aanschouwen hoe de landelijke aanpak van politie, OM en ketenpartners werkt. Ik heb vernomen dat de VKC, net zoals ik, onder de indruk is van de gedrevenheid en professionaliteit waarmee alle betrokkenen in hun werk staan. Zij hebben hierbij kennis genomen van de resultaten, de moeilijkheden en de mogelijkheden bij de bestrijding van kinderpornografie. Hierbij zijn goede, constructieve gesprekken gevoerd. Deze betrokkenheid, uw steun en het feit dat uw Kamer ons scherp houdt, wordt door zowel mij als het veld gewaardeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 31 015 Nr. 85

X Noot
2

Kamerstuk 31 015 Nr. 81

X Noot
3

Kamerstuk 33 400 VI Nr. 68

X Noot
4

Kamerstuk 31 015 Nr. 77

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II, 2012/13, nr. 393

Naar boven