31 015 Kindermishandeling

29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 225 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 maart 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 20 november 2020 over de Autoriteit kinderpornografische en terroristische content (Kamerstukken 31 015 en 29 754, nr. 208).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 december 2020 aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 23 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Inleiding

Hierbij antwoord ik op de vragen van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid over de brief van 20 november 2020 inzake een autoriteit Kinderporno en Terroristische Content Online (Kamerstukken 31 015 en 29 754, nr. 208). Ook reageer ik op de motie van het lid Becker (VVD) over het structureel tegengaan van extremistische uitingen (Kamerstuk 35 228, nr. 9) ingediend tijdens de Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen op 14 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 44, Debat over het verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB) «(On)zichtbare invloed»(Kamerstuk 35 228).

Algemeen

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks, SP, ChristenUnie en SGP over de brief van 20 november 2020 inzake een autoriteit Kinderporno en Terroristische Content Online. Gezien de hoeveelheid vragen en de onderlinge samenhang van vragen, zijn de antwoorden waar mogelijk geclusterd beantwoord.

Bevoegdheden en taken autoriteit KP en TCO

De leden van de VVD, D66, GroenLinks, ChristenUnie, SP en SGP vragen naar een uiteenzetting van de bevoegdheden die de nieuw op te richten autoriteit KP/TCO krijgt en willen uitleg waarom gekozen wordt voor een gezamenlijke autoriteit kinderpornografische en terroristische content.

Ik zet in op één autoriteit met twee taken: de bestrijding van online kinderpornografisch materiaal én de bestrijding van verspreiding van online terroristisch materiaal. Ten aanzien van online kinderpornografisch materiaal heb ik inmiddels een voorstel van wet in (internet)consultatie gegeven. Ten aanzien van online terroristisch materiaal is een EU-verordening in voorbereiding (TCO-verordening). Op grond van deze verordening dient Nederland, net als andere EU-lidstaten, een nationale autoriteit in te richten die de ontoegankelijkmaking van online terroristisch materiaal (zo nodig) af kan dwingen. Het in deze verordening voorgeschreven systeem komt in grote lijnen overeen met de nationale aanpak van online kinderpornografisch materiaal. Het ligt daarom in de rede om beide taken bij één autoriteit te beleggen. Voor elk genoemde taak wordt overigens een aparte voorstel van de wet opgesteld en aan uw Kamer voorgelegd.

Op 16 februari 2021 is een wetsvoorstel in (internet)consultatie gebracht dat voorziet in een bestuursrechtelijk instrumentarium, specifiek gericht op de ontoegankelijkmaking van online kinderpornografisch materiaal. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de autoriteit een dienstverlener die kinderpornografisch materiaal heeft opgeslagen of doorgeeft, een bindende aanwijzing geeft. De aanwijzing attendeert de dienstverlener op de aanwezigheid van het kinderpornografisch materiaal op zijn systemen, en houdt het bevel in dit materiaal binnen een korte termijn ontoegankelijk te maken. Naleving van de aanwijzing kan worden afgedwongen met een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete. Het feit dat een bestuurlijke boete is opgelegd wegens het stelselmatig nalaten opvolging te geven aan een aanwijzing, zal openbaar worden gemaakt. Voorts worden aanbieders van hostingdiensten verplicht passende en evenredige maatregelen te treffen om de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch materiaal te beperken.

De bevoegdheden van de autoriteit ten aanzien van het tegengaan van de verspreiding van terroristische online content liggen besloten in de TCO-verordening. Deze verordening vereist dat iedere lidstaat een of meer bevoegde autoriteiten met de uitvoering van de verordening belast, ter uitvoering van de volgende taken:

  • Het uitvaardigen van (grensoverschrijdende) verwijderingsbevelen: De bevoegde autoriteit TCO kan aan elke aanbieder die hostingdiensten aanbiedt in de Europese Unie, ongeacht waar deze is gevestigd, een verwijderingsbevel sturen. De aanbieder van hosting diensten dient de betreffende inhoud binnen uiterlijk één uur te verwijderen of ontoegankelijk te maken1.

  • Toezicht houden op de uitvoering van specifieke maatregelen: De autoriteit houdt toezicht op en neemt besluiten over specifieke maatregelen die aanbieders van hosting diensten dienen te nemen om het misbruik van hun diensten, met als doel de online verspreiding van online terroristische inhoud, te voorkomen.

  • Handhaven door middel van sancties: De autoriteit houdt toezicht op de uitvoering door aanbieders van hostingdiensten van de in de verordening opgelegde verplichtingen en legt zo nodig, indien niet aan deze verplichtingen wordt voldaan, sancties op.

De inrichting van de autoriteit en de bijbehorende (nationale) aanpak van online kinderpornografisch materiaal als de (Europese) aanpak van online terroristisch materiaal zullen dit en komend jaar verder vorm krijgen. Er zal zoveel mogelijk worden gestreefd naar samenwerkingsvoordelen. Waar juridisch mogelijk en praktisch wenselijk zullen processen worden gecombineerd teneinde zo effectief en efficiënt mogelijk te werken. Er zullen echter ook onderdelen zijn waarop de aanpak van online kinderpornografisch materiaal en online terroristisch materiaal zal verschillen; dit is onvermijdelijk gelet op de verschillende wettelijke grondslagen.

De leden van de D66-fractie vragen een toelichting bij de beoordelingscriteria voor de inzet van bevoegdheden autoriteit KP/TCO.

Bij de kwalificatie van online kinderpornografisch materiaal wordt aangesloten bij de definitie zoals die geldt in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Daardoor zijn de beoordelingscriteria of een afbeelding kinderpornografisch materiaal betreft of niet gelijk aan de criteria die hiervoor ook in het strafrecht gelden, en zoals deze worden toegepast in het zelfregulerende kader door het Meldpunt Kinderporno van het EOKM.

Ten aanzien van online terroristisch materiaal geldt dat de TCO-verordening leidend is. De daarin opgenomen definitie van online terroristisch materiaal sluit nauw aan bij de bestaande definities van terroristische misdrijven in richtlijn 2017/541/EU, zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht2. Deze definitie is leidend als beoordelingscriterium voor het inzetten van de bevoegdheden.

De leden van de SP-fractie hebben vragen over het melden van online terroristische content, het proces van het (grensoverschrijdende) verwijderingsbevel en de rol van de autoriteit hierbij.

De autoriteit wordt belast met het ontvangen van meldingen over (vermoedelijk) terroristisch online materiaal en het opvolging geven aan deze meldingen. De autoriteit zal bovendien ook zelf terroristische online content detecteren en identificeren. Ook zal de autoriteit een procedure moeten inrichten om meldingen te ontvangen en daaraan opvolging te geven van meldingen van (vermoedelijke) terroristische content online door publieke en private partijen. Hoe dit er precies uit komt te zien moet nog worden bepaald in het implementatietraject zodra de TCO-verordening is gepubliceerd.

De bevoegde autoriteit TCO kan aan iedere aanbieder van hostingdiensten in de EU een verwijderingsbevel sturen, waarin de aanbieder wordt opgelegd in alle EU lidstaten bepaalde terroristische inhoud te verwijderen of te blokkeren. De aanbieder van hostingdiensten dient de betreffende inhoud binnen uiterlijk één uur te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Als aanbieder van hostingdiensten nog niet eerder een verwijderingsbevel heeft ontvangen dan zal de autoriteit deze 12 uur van te voren op de hoogte stellen van de procedures en deadlines, uitgezonderd noodgevallen. In het geval dat de hoofdvestiging van een aanbieder van hosting diensten of zijn wettelijke vertegenwoordiger zich in een andere lidstaat bevindt dan de lidstaat die het verwijderingsbevel uitvaardigt, geldt een uitgebreidere procedure. In dat geval ontvangt de (autoriteit van de) lidstaat waar de aanbieder is gevestigd of zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft, een afschrift van het verwijderingsbevel. Deze lidstaat kan het verwijderingsbevel blokkeren, bijvoorbeeld als het van oordeel is dat het verwijderingsbevel in strijd is met grondrechten of de bepalingen uit de TCO-verordening, en heeft daarmee een veto.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de autoriteit moet gaan handelen als er onenigheid is met de autoriteiten van een andere lidstaat wanneer sprake is van onenigheid of bepaalde inhoud wel of niet terroristisch is?

De verordening gaat uit van een grensoverschrijdend systeem, maar met één definitie van terroristische content (zie ook p. 12). Ieder verwijderingsbevel uitgevaardigd door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat dan waar de hosting service provider zijn hoofdvestiging of wettelijk vertegenwoordiger heeft, kan worden beoordeeld door de autoriteit van de lidstaat waar de aanbieder van hostingdiensten zijn hoofdvestiging heeft of zijn wettelijk vertegenwoordigeer heeft aangewezen. Als deze bevoegde autoriteit oordeelt dat het verwijderingsbevel in strijd is met fundamentele rechten of met de bepalingen uit de TCO-verordening, heeft het verwijderingsbevel geen rechtsgevolgen meer. Dit oordeel is bindend: de lidstaat die het verwijderingsbevel heeft uitgevaardigd moet zich hierbij neerleggen. Daarmee heeft de Nederlandse bevoegde autoriteit een veto op ieder grensoverschrijdend verwijderingsbevel dat aan in Nederland gevestigde hostingbedrijven worden gezonden door een autoriteit uit een andere EU-lidstaat.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de autoriteit ervoor zorgt dat de terroristische content daadwerkelijk wordt verwijderd wanneer providers dit herhaaldelijk weigeren? Hoe komt het sanctiemechanisme er uit te zien? Bepaalt de autoriteit zelf de bestuursrechtelijke sancties?

De TCO-verordening voorziet in een systeem van handhaving door middel van sancties. Een sanctie wordt opgelegd door de lidstaat waar de betrokken hostingprovider zijn hoofdvestiging heeft of waar het zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft aangewezen. Sancties kunnen worden opgelegd voor verschillende gedragingen of nalaten, bijvoorbeeld: het niet tijdig of correct uitvoeren van een verwijderingsbevel, het niet voldoen aan de informatieverplichtingen of het niet correct afhandelen van klachten van uploaders wier content is verwijderd. Daarbij wordt rekening gehouden met alle relevante factoren, zoals de ernst van de overtreding, eerdere overtredingen, de draagkracht van de hostingprovider. In Nederland zal het om bestuursrechtelijke sancties gaan, zoals een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete. Dit wordt nader uitgewerkt in het wetsvoorstel dat wordt opgesteld ter uitvoering van de TCO-verordening.

GroenLinks vraagt om een overzicht van de huidige juridische straf-, bestuurs- en civielrechtelijke bevoegdheden die kunnen worden ingezet tegen kinderpornografische en terroristische content op internet en tegen internetproviders in het bijzonder? In de brief staat het voornemen de autoriteit kinderporno en terrorisme, bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten te geven. In hoeverre gaat het hier om nieuwe instrumenten?

Bestuursrechtelijk zijn er op dit moment geen mogelijke bevoegdheden om tegen deze bedrijven in te zetten om verspreiding van kinderpornografische content tegen te gaan, daarom zet ik in op een wetstraject en is op Europees niveau onderhandeld over maatregelen. Voor een nadere onderbouwing voor de aanpak van kinderporno daarbij, verwijs ik naar twee onderzoeken: een haalbaarheidsstudie en een studie naar technische en praktische mogelijkheden. Beide studies zijn als bijlage gevoegd bij Kamerbrieven van respectievelijk 13 december 20183 en van 3 juli 20194.

De strafrechtelijke mogelijkheden zijn enigszins beperkt omdat dat een Internet Service Provider niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat zijn klanten online zetten via zijn dienst. Het vervolgen voor enige deelnemingsvorm is daarom pas aan de orde wanneer de procedure van art 54a Sr volledig is doorlopen. Ik zet dit verder uiteen in Kamerbrief van 16 november 20185.

Voor de civielrechtelijke aanpak verwijs ik u naar een recente brief aan uw Kamer over de «Stand van zaken uitvoering Agenda horizontale privacy» van 5 februari 2021.6

Verder heeft het kabinet een set aan maatregelen voor de aanpak van de verspreiding van terroristische content en activiteiten online. De Internet Referral Unit (IRU) bij de politie ondersteunt de aanpak door het signaleren en het verzoeken tot verwijderen van terroristische content. Ook kan het Openbaar Ministerie – al dan niet na een aangifte of melding – een onderzoek starten en zo nodig tot vervolging over gaan, indien strafbare feiten zijn gepleegd op het internet. Verder worden doorlopend gesprekken gevoerd met internetbedrijven om de samenwerking in de aanpak van terrorisme en andere illegale uitingen op het internet verder te versterken. Nederland is bijvoorbeeld actief in het EU Internetforum. Hierbij werken EU lidstaten, de Europese Commissie en het bedrijfsleven op vrijwillige basis samen om het aanbod van terroristische content op het internet te beperken. Mede door aanscherping van gebruikersvoorwaarden van internetbedrijven en het nakomen van de zorgplicht om hun platformen te schonen van terroristische content is de hoeveelheid op het internet afgenomen.

Zowel het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal als de TCO-verordening bevat nieuwe instrumenten om online kinderpornografisch materiaal en online terroristisch materiaal aan te pakken. Die bevoegdheden heb ik beschreven op blz. 2 en 3.

De leden van de SGP-fractie lezen dat Nederland, op grond van deze verordening, net als andere EU-lidstaten, een nationale autoriteit inricht die de ontoegankelijkmaking van online terroristisch materiaal zo nodig af kan dwingen. Kunt u aangeven wat bedoeld wordt met «zo nodig»? Deelt u de mening dat er een eenduidige implementatie van deze verordening moet komen die lidstaten ertoe beweegt dat online terroristisch materiaal daadwerkelijk terug kan dringen en niet «zo nodig»?

De verordening legt verschillende verplichtingen op aan aanbieders van hostingdiensten. Zo moeten zij, proactief, maatregelen nemen om de verspreiding van dit type materiaal tegen te gaan. Als hostingbedrijven deze maatregelen ten volle naleven, is handhavend optreden, zoals het uitvaardigen van een verwijderingsbevel, niet nodig. Waar dit type materiaal desalniettemin toch op het internet staat, of blijft staan, wordt uiteraard handhavend opgetreden. De verordening legt aan iedere lidstaat dezelfde verplichtingen op, waarmee gestreefd wordt naar uniformiteit qua uitwerking én aanpak in de hele EU met als doel de verspreiding van terroristisch materiaal daadwerkelijk terug te dringen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of zij het juist zien dat er wel een Europese verplichting is om te komen tot een autoriteit gericht op bestrijding van terroristische content, maar dat deze verplichting er niet is voor een autoriteit gericht op kinderpornografische content. Bent u bereid zich wel in te spannen voor een Europese verplichting ook op dit punt.

De TCO-verordening heeft inderdaad geen betrekking op online kinderpornografisch materiaal. Om deze reden heb ik een eigen, nationaal voorstel van wet opgesteld om het internet te schonen van online kinderpornografisch materiaal. Dat laat onverlet dat ook in Europees verband aandacht is voor dit type materiaal. Zo heeft de Europese Commissie op 24 juli jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2926) een strategie voor een meer effectieve strijd tegen seksueel kindermisbruik gepresenteerd. Ik verwelkom en steun het actieplan van de Europese Commissie. Ik agendeer waar mogelijk de aanpak van online seksueel kindermisbruik in Europa en benadruk het belang om onze krachten in de EU te bundelen. Want het optreden van Nederland tegen hosting van kinderpornografisch materiaal moet niet tot gevolg hebben dat het materiaal enkel verschuift naar andere landen. Of het inzetten op een Europese verplichting gericht op kinderpornografische content opportuun is, gelijk aan die van TCO neem ik in overweging mee. Enerzijds zijn er veel overeenkomsten in de bestrijding van TCO en Kinderporno, anderzijds zijn er ook verschillen die een minder verplichtend beleid vanuit Europa kunnen motiveren. Zo is er in de bestrijding van kinderpornografische content een waardevolle vorm van zelfregulering, met Meldpunten Kinderporno in verschillende landen en de koepelorganisatie INHOPE. Ik denk dat de ervaringen die Nederland met een autoriteit kan gaan opdoen, waardevol kunnen zijn voor een toekomstig standpunt en discussie over een eventuele Europese verplichting.

De leden van de D66-fractie vragen hoe het staat met de verwijdering van kinderpornografie op de servers IP Volume en welke bestuurlijke middelen daarbij reeds zijn ingezet?

In oktober 2020 is het rapport van de TU Delft over de monitor naar de Tweede Kamer gestuurd7. Daarmee zijn namen en prestaties van bedrijven die op de ranglijst staan voor het hosten van kinderporno publiekelijk gemaakt. De monitor zal een structureel karakter krijgen en de TU Delft rapportage zal periodiek worden gepubliceerd. Het is op dit moment nog niet mogelijk om bedrijven bestuursrechtelijk aan te pakken voor het hosten van kinderpornografisch materiaal. Daarom is 16 februari jl. het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal ter (internet)consultatie aangeboden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de autoriteit van start zal kunnen gaan en welke rol de autoriteit ook kan spelen in de advisering rondom wetgeving en algeheel beleid, maar ook advisering aan bedrijven en social media-platforms. Hoe ziet u de adviesfunctie die een autoriteit ook kan vervullen voor zich.

Mijn inzet is erop gericht het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal in de loop van dit jaar bij de Tweede Kamer in te dienen. Dat geldt eveneens voor de nationale uitvoeringswet die wordt opgesteld ter uitvoering van de TCO-verordening. Zodra de TCO-verordening is gepubliceerd hebben de EU-lidstaten 12 maanden om deze TCO-verordening te implementeren, inclusief het oprichten van een autoriteit.

De advisering aan bedrijven en social-media platforms is een belangrijke rol voor de autoriteit. Ik zet daarom in op een hybride vorm van toezicht: enerzijds zal de autoriteit in gesprek zijn met bedrijven om tot doelmatige en doeltreffende schoningsoperaties te blijven komen, anderzijds zal en sprake zijn van stevige handhaving daar waar dat passend is.

Inrichting autoriteit

De leden van de SP-fractie vragen of het correct is om te stellen dat de autoriteit belast gaat worden met het ontvangen van meldingen van kinderporno op het internet, het beoordelen van dat materiaal en dat eventueel opvolgen met een verwijderingsverzoek richting de hostingprovider? Waarom is er voor gekozen om deze taken weg te nemen bij het EOKM in plaats van bijvoorbeeld het EOKM juist uit te breiden? Waarom is er niet voor gekozen dit bij de politie of het openbaar ministerie onder te brengen?

De autoriteit is voor de aanpak van kinderporno gepositioneerd tussen de bestaande zelfregulering en de strafrechtelijke opsporing en vervolging. De zelfregulering is gericht op het vrijwillig en uit eigen beweging verwijderen van online kinderpornografisch materiaal. Deze zelfregulering blijft bestaan – er worden daar dus geen taken weggenomen. Het Nederlandse Meldpunt Kinderporno van het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) blijft hiertoe samenwerken met bedrijven die vrijwillig meldingen opvolgen, een klein aandeel van de meldingen hebben en zelf laten zien een actieve bijdrage te leveren aan de aanpak van online seksueel kindermisbruik. De strafrechtelijke opsporing en vervolging ligt en blijft bij politie en het openbaar ministerie. De focus van politie en openbaar ministerie moet zich primair richten op de opsporing en vervolging van daders en het ontzetten van slachtoffers uit misbruiksituaties. De autoriteit zorgt er samen met de private partijen voor dat het internet schoon is van kinderpornografisch materiaal.

De leden van de SP-fractie vragen wie er straks allemaal een melding van kinderporno kunnen maken bij de autoriteit en hoe straks het EOKM zich tot de autoriteit verhoudt. Is er een relatie tussen het voornemen deze autoriteit op te richten, en het niet adequaat financieren van het EOKM?

Voor meldingen over kinderpornografische content door burgers en bedrijven blijft het Meldpunt Kinderporno een belangrijke frontoffice; voor het wegwerken van het merendeel van alle meldingen werkt dit goed. Desalniettemin wordt het ook mogelijk om (verondersteld) online kinderpornografisch materiaal bij de autoriteit te melden. Ook het EOKM en de politie kunnen van dit meldpunt gebruik gaan maken. In het geval van het EOKM zal dit in het bijzonder gaan om meldingen die binnen het bestaande regime van zelfregulering niet tijdig worden opgepakt. Hierover worden samenwerkingsafspraken gemaakt tussen de genoemde partners, als onderdeel van de opbouwfase voor de autoriteit.

De autoriteit zal over zijn activiteiten overleggen met de betrokken marktpartijen vanuit het belang van een zo effectief mogelijke aanpak. Zo kunnen de eigen activiteiten van de autoriteit en die van de betrokken tussenpersonen elkaar aanvullen en versterken. De komst van een beoogde autoriteit leidt tot een nieuwe ketensamenwerking, waarbij ook middelen opnieuw (structureel) kunnen worden toebedeeld.

De leden van de SP-fractie vragen of de autoriteit straks ook actief het web gaat afspeuren naar kinderporno bijvoorbeeld aan de hand van een webcrawler en of uiteindelijk gekozen is om aan de hand van algoritmes het internet af te struinen op zoek naar terroristische inhoud. Zo ja, van welke waarborgen is deze handelwijze voorzien?

De autoriteit zal bevoegd worden om zelfstandig en dus zonder voorafgaande melding onderzoek te doen naar de aanwezigheid van online kinderpornografisch materiaal. Dit onderzoek kan handmatig gebeuren, door de inzet van personeel, maar ook met meer innovatieve en automatische instrumenten, zoals een webcrawler, waarmee (deels) geautomatiseerd naar online kinderpornografisch materiaal wordt gezocht. In beide gevallen zal de autoriteit moeten beoordelen of het in het individuele geval daadwerkelijk om kinderpornografisch materiaal gaat. Deze beoordeling kan plaatsvinden door een ter zake deskundige medewerker, maar kan ook geautomatiseerd worden verricht. In dit laatste geval kan, eventueel in combinatie met de hiervoor genoemde crawler, bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de brondatabase van de Hashcheckserver.

In de TCO-verordening wordt het gebruik van algoritmen niet verplicht voorgeschreven. Indien er technische maatregelen worden genomen door aanbieders van hostingdiensten moeten er passende en doeltreffende waarborgen geboden worden, met name door te voorzien in toezicht en verificatie door mensen, om nauwkeurigheid te waarborgen en te voorkomen dat materiaal dat geen terroristische content is, verwijderd wordt.

De leden van de SP-fractie vragen of de autoriteit straks contactpunten heeft bij de diverse providers waar zij 24 uur per dag terecht kunnen voor een melding van kinderporno en hoe dat zit als het providers in andere lidstaten betreft.

Voor de aanpak van kinderpornografisch materiaal worden de antwoorden op deze vragen nader uitgewerkt in de opbouwfase van de autoriteit. De autoriteit zal zoveel mogelijk gaan aansluiten op reeds bestaande systemen, bijvoorbeeld in de samenwerking met het EOKM, of de werkwijze waarop in Nederland de Notice and Takedown is vormgegeven. Tevens bevat de ontwerp TCO-verordening een verplichting voor aanbieders van hostingsdiensten om een contactpunt voor de ontvangst van verwijderingsbevelen aan te wijzen. Dat contactpunt moet 24 uur per dag bereikbaar zijn.

De leden van de SP-fractie vragen waar en hoe providers bezwaar kunnen maken tegen besluiten van de autoriteit?

Tegen besluiten van de Autoriteit staan, zowel in het geval van online kinderpornografisch materiaal als online terroristisch materiaal, de gebruikelijke bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open: bezwaar, gevolgd door het instellen van (hoger) beroep bij de bestuursrechter.

De leden van de SP-fractie vragen hoe straks het verwijderingsbevel wordt gecommuniceerd?

Op verzoek van de sector gaat het departement onderzoeken of de aanwijzing en last onder dwangsom voor het weghalen van kinderporno ook middels digitale wijze, voorzien van degelijke authenticatie, kan worden verzonden.

Voor een verwijderingsbevel dat op grond van de TCO-verordening uitgevaardigd wordt, geldt dat de verordening voorschriften bevat over de wijze van verzending van het verwijderingsbevel, namelijk op elektronische wijze aan het door de aanbieder van hostingdiensten ingestelde contactpunt.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de planning van de totstandkoming van deze autoriteit er uit komt te zien.

Zodra de TCO-verordening is gepubliceerd hebben de EU-lidstaten 12 maanden om deze TCO-verordening te implementeren, inclusief het oprichten van een autoriteit. Het implementatietraject is erop gericht om binnen de gestelde termijn een bevoegde autoriteit op te richten die de omschreven taken, zoals vermeld in de TCO-verordening, kan uitvoeren. Voor het onderdeel van de autoriteit gericht tegen kinderpornografisch materiaal wordt waar mogelijk op dit tijdpad aangesloten.

Verder wordt de procedure die van toepassing is op de totstandkoming van een zelfstandig bestuursorgaan (hierna: zbo) gevolgd. Een voorbeeld hiervan betreft de in artikel 5 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (hierna: Kaderwet) opgenomen mededeling van het voornemen van de oprichting van een zbo aan beide Kamers der Staten-Generaal, die heeft plaatsgevonden middels de brief van 20 november 20208, waarin ik ook verwijs naar de stappen uit het «Besliskader Privatisering en Verzelfstandiging», zoals de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/ Verzelfstandiging van de Eerste Kamer heeft ontworpen.

De leden van de SP en SGP hebben vragen over hoe de autoriteit straks fysiek en digitaal wordt beveiligd, gezien de gevoelige informatie die de autoriteit zal gaan verwerken.

Informatiebeveiliging vormt een belangrijk onderdeel van de inrichting en werking van de autoriteit. Aan de hand van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) zal een risico-inschatting worden gemaakt en worden bepaald aan welk basisbeveiligingsniveau (BBN) de autoriteit moet voldoen. Op basis van deze BBN-kwalificatie worden de bijbehorende «controls» en maatregelen bepaald en doorgevoerd. Daarnaast zal een Data Protection Impact Assessment (DPIA) (Kamerstukken 32 034 en 32 761, nr. 39)worden uitgevoerd om vooraf de (privacy)risico’s van de gegevensverwerking in kaart te brengen en de juiste maatregelen te kunnen nemen om deze risico’s zo klein mogelijk te maken.

De leden van de SGP-fractie vragen wat de verwachte capaciteit van deze autoriteit zal worden? En of de verwachting is dat deze capaciteit voldoende is om online kinderpornografisch en terroristisch materiaal afdoende te bestrijden?

Zowel voor het tegengaan van kinderpornografisch materiaal op internet als terroristische content worden inrichtingsplannen opgesteld die een indicatie geven van de benodigde capaciteit van de autoriteit. Op dit moment wordt gekeken naar de benodigde sterkte van een autoriteit die beide taken combineert. Ook als de autoriteit eenmaal operationeel is zal de actuele werkdruk in relatie met de capaciteit worden gemonitord om de taken afdoende uit te kunnen voeren.

De leden van de SGP-fractie vragen of deze autoriteit reeds meegenomen is in de begroting van Justitie en Veiligheid of dat dit een extra post zal worden en uit welke middelen wordt deze autoriteit bekostigd?

De financiering van de autoriteit wordt meegenomen in de begroting van Justitie en Veiligheid.

Waarborgen, inclusief onafhankelijk functioneren autoriteit

De leden van de fracties van D66 en GroenLinks vragen in welke waarborgen is voorzien om schending van grondwettelijke en verdragsrechtelijke vrijheden te voorkomen. Zij vragen voorts of er in internationaal verband aandacht wordt gevraagd voor dit onderwerp.

Het fundament voor zowel de onafhankelijkheid als de transparantie van de autoriteit ligt in de gekozen status van zelfstandig bestuursorgaan. De Kaderwet bevat de kaders voor het waarborgen van de transparantie en de onafhankelijkheid, waarbij zo nodig in de instellingswet nog aanvullende waarborgen opgenomen kunnen worden.

Het ontoegankelijk maken van gegevens op internet, louter vanwege de inhoud daarvan, vormt naar zijn aard een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Dit geldt ook als het om uitingen gaat die strafbaar zijn, zoals kinderpornografisch of terroristisch materiaal – nog daargelaten dat over de kwalificatie van gegevens in een concreet geval verschil van inzicht kan bestaan. Door de autoriteit vorm te geven als zelfstandig bestuursorgaan is onafhankelijke oordeelsvorming geborgd: een zelfstandig bestuursorgaan is niet hiërarchisch ondergeschikt aan enige politieke ambtsdrager. Na oprichting van de autoriteit is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing op de autoriteit. De Kaderwet geeft algemene regels over de positionering van de autoriteit ten opzichte van de Minister van Justitie en Veiligheid. Daarbij staat de onafhankelijkheid bij de taakuitoefening van het zbo voorop.

In aanvulling op het voorgaande geeft de TCO-verordening aanvullende regels over een onafhankelijke oordeelsvorming, de bescherming van fundamentele rechten en over transparantie. De verordening bepaalt bijvoorbeeld dat de autoriteit geen instructies van andere instanties vraagt of aanvaardt bij de uitoefening van de taken uit de verordening. Ook is voorzien in verschillende transparantieverplichtingen, zoals hierna nog wordt toegelicht. Deze waarborgen zijn mede het gevolg van de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen, waarin het belang van waarborgen en de bescherming van grondrechten telkens is benadrukt.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Minister van Justitie en Veiligheid ten aanzien van deze onafhankelijke autoriteit.

De Kaderwet geeft algemene regels over de positionering van de autoriteit ten opzichte van de Minister van Justitie en Veiligheid. De precieze verantwoordelijkheid en bevoegdheden van Minister van Justitie en Veiligheid in relatie tot de nieuwe autoriteit worden beoordeeld in het kader van de uitwerking van de nationale uitvoeringswetgeving bij de TCO-verordening. De Kaderwet regelt tevens welke zaken wel onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid vallen, bijvoorbeeld de wijze waarop een governancemodel, toezicht, en financiën alsmede de benoeming van het bestuur van de zbo wordt ingericht.

Volgens de leden van D66 is transparantie is van groot belang. Hoe wordt de transparantie van het handelen van de autoriteit gewaarborgd?

De TCO-verordening voorziet in transparantieverplichtingen voor zowel de aanbieders van hostingdiensten als de bevoegde autoriteit.

Zo verplicht de TCO-verordening de bevoegde autoriteit om periodiek te rapporteren over het aantal uitgevaardigde verwijderingsbevelen, de opvolging daarvan, haar besluiten ten aanzien van de door aanbieders van hostingdiensten genomen specifieke maatregelen, de opgelegde sancties en daartegen ingestelde rechtsmiddelen.

Bovendien stelt de Autoriteit jaarlijks een jaarverslag op. Deze verplichting is neergelegd in artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Dit verslag beschrijft de wijze waarop de Autoriteit zijn taken heeft uitgevoerd en het gevoerde beleid. Het verslag wordt aan de Staten-Generaal toegezonden. Bovendien stel ik ook zelf elke vijf jaar een verslag op over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de Autoriteit (artikel 39 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen). Ook dit verslag wordt aan de Staten-Generaal toegezonden.

Voor zowel de aanbieders als de autoriteit zijn er minder generieke transparantieverplichtingen opgenomen ten aanzien van kinderpornografische content, maar evenwel goed passend binnen de uitgangspunten die de Kaderwet geeft. Het openbaar maken van het bestuursrechtelijke boetes door de autoriteit heeft een expliciete basis en bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de openbaar te maken gegevens. De transparantie ten aanzien van kinderpornografische content stoelt op het monitoren van uitgaande aanwijzingen van de autoriteit en de meldingenstroom van het Meldpunt Kinderporno. Deze monitor is als instrument al door de Technische Universiteit Delft gebouwd en werkzaam. De resultaten van het monitorinstrument maakt de autoriteit jaarlijks openbaar, of naar eigen inzicht vaker, waarmee namen en prestaties van aanbieders openbaar kunnen worden.

De leden van de D66-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat overijverige moderatie leidt tot censuur.

De definitie van terroristische inhoud is aangescherpt en in lijn gebracht met het strafrecht, om ongewenste verwijdering of het ontoegankelijk maken te voorkomen. De TCO voorziet bovendien op verschillende manieren in waarborgen ter bescherming van de vrijheid van meningsuiting, het publieke debat en vrijheid en pluriformiteit van de pers. Zo is expliciet opgenomen dat het uiten van controversiële meningen in het publieke debat uitdrukkelijk niet wordt gezien als terroristische content. Verder is expliciet aandacht voor de positie en vrijheid van de pers. De autoriteit zal al deze elementen expliciet moeten betrekken bij de keuze om een verwijderingsbevel uit te vaardigen. Er wordt op EU-niveau bovendien voorzien in een vorm van consultatie, waarmee lidstaten met elkaar in overleg treden bij de keuze een verwijderingsbevel uit te vaardigen. De ontvangende lidstaat heeft hierbij een vetorecht.

De leden van GroenLinks vragen hoe de procedure van verwijdering / ontoegankelijk making vermoedelijk zal verlopen. Wordt bijvoorbeeld voorzien in een conservatoire ontoegankelijkmaking om een eventueel beroep van betrokkenen op hun uitingsvrijheid te beoordelen voordat onomkeerbare stappen worden genomen?

Er zal inderdaad sprake zijn van een voorlopige verwijdering of het ontoegankelijk maken. Tegen een verwijderingsbevel staat een rechtsmiddel open. Dit betekent dat tegen een door Nederland uitgevaardigd verwijderingsbevel bezwaar, beroep en hoger beroep kan worden ingesteld. Bij een verwijderingsbevel uitgevaardigd door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat staan de rechtsmiddelen van die andere lidstaat open. Daarnaast is het mogelijk aan de Nederlandse bevoegde autoriteit een verzoek in te dienen om het verwijderingsbevel van een grensoverschrijdend verwijderingsbevel te toetsen. Voor TCO zal een aanbieder van hostingdiensten op grond van de verordening verwijderde of ontoegankelijk gemaakte inhoud tenminste zes maanden bewaren. In geval van een eventueel beroep zal de dienstverlener derhalve binnen die periode de betreffende inhoud weer toegankelijk kunnen maken of terugzetten. Overigens kan deze periode op verzoek van de autoriteit of de rechtbank worden verlengd, bijvoorbeeld indien een beroepsprocedure langer duurt dan zes maanden.

Ook ten aanzien van een aanwijzing tot ontoegankelijkmaking van online kinderpornografisch materiaal is in waarborgen voorzien. Tegen een aanwijzing staan de gebruikelijke bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open: bezwaar, gevolgd door het instellen van (hoger) beroep bij de bestuursrechter.

De leden van de SGP-fractie lezen dat het in artikel 7 van de Grondwet neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting is meegewogen in de verzelfstandiging van de autoriteit. Kunt u aangeven hoe de verordening op kan treden tegen online terroristisch materiaal in combinatie met dit in de Grondwet neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting? Kunt u aangeven waar de grens van deze vrijheid van meningsuiting ligt om tot ingrijpen van de autoriteit te komen? Kunt u voorts aangeven hoe u het recht op de vrijheid van meningsuiting weegt tegen de nationale veiligheid?

Deze verordening heeft tot doel om misbruik van hostingdiensten voor terroristische doeleinden tegen te gaan en bij te dragen aan de openbare veiligheid. De bevoegde autoriteiten en de aanbieders van hostingdiensten mogen alleen maatregelen vaststellen die noodzakelijk, geschikt en proportioneel zijn, waarbij zij rekening houden met het bijzondere belang van de vrijheid van meningsuiting en van informatie. De verordening bevat maatregelen die de lidstaten moeten invoeren met passende waarborgen ter bescherming van de grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting. Deze waarborgen komen onder meer terug in de verordening doordat expliciet is bepaald dat materiaal dat voor educatieve, journalistieke, artistieke of onderzoeksdoeleinden of met het oog op het voorkomen of bestrijden van terrorisme onder het publiek wordt verspreid, met inbegrip van materiaal dat een uiting vormt van polemische of controversiële standpunten in het publieke debat, niet geacht wordt terroristische inhoud te zijn. Met een beoordeling wordt het werkelijke doel van die verspreiding bepaald en wordt nagegaan of het materiaal voor die doeleinden onder het publiek wordt verspreid. Andere waarborgen op het terrein van de vrijheid van meningsuiting komen terug in bijvoorbeeld de klachtenprocedure en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Ook wordt bijvoorbeeld bij de door de Commissie voorziene evaluatie van de verordening de impact van de toepassing van de verordening op de grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens betrokken.

Overeenkomst TCO-verordening

Deze leden van SGP vragen in welk stadium de voorbereiding van de TCO-verordening zich bevindt.

Ten aanzien van het voorstel van de TCO-verordening is een voorlopig akkoord bereikt tussen de Raad van Ministers van de EU, het Europees Parlement en de Europese Commissie tijdens de triloog op 10 december 2020. Op 16 december 2020 is de geconsolideerde tekst door de COREPER aangenomen. De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement (LIBE Commissie) heeft ingestemd op 11 januari 2021. De overeenkomst staat voor maart geagendeerd in de JBZ-raad en daarna zal er nog plenair in het Europees Parlement gestemd worden. De verwachting is dat de verordening in juni van dit jaar in werking treedt.

GroenLinks vraagt of kan worden verduidelijkt wat de appreciatie is van het recente compromis omtrent de EU-verordening die de ontoegankelijkmaking van online terroristisch materiaal zo nodig af kan dwingen en hoe deze vervolgens geïmplementeerd gaat worden, en of er specifiek gezien naar aanleiding van dit compromis nog aanpassingen bij de reeds bestaande voornemens ter oprichting van een zelfstandig bestuursorgaan komen?

Het voorliggende compromisvoorstel sluit goed aan bij de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen. Er is op diverse plaatsen in de verordening aandacht voor fundamentele rechten en vrijheden, er is een heldere definitie van terroristisch online materiaal en de ontvangende lidstaat heeft een expliciete rol (veto) bij de beoordeling van grensoverschrijdende verwijderingsbevelen. Middels deze weg kunnen ook in Nederland rechtsmiddelen worden aangewend tegen een verwijderingsbevel uit een andere lidstaat. Nederland heeft voor deze elementen continue aandacht gevraagd tijdens het onderhandelingsproces, mede in het licht van de motie van de leden Van Nispen en Van Toorenburg9, die de regering oproept om: «Zich te verzetten tegen een voorstel waarin een verwijderingsbevel uit een andere lidstaat rechtsreeks, zonder tussenkomst van een in de ontvangende lidstaat, moet worden opgevolgd door een internetbedrijf, als daar tegen geen rechtsmiddel open staat in de ontvangende lidstaat». Met het bereikte onderhandelingsresultaat wordt naar mijn oordeel recht gedaan aan deze motie. Het resultaat van de onderhandelingen heeft niet geleid tot aanpassing van het voornemen om een zelfstandig bestuursorgaan op te richten.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze de Kamer is geïnformeerd over grote ontwikkelingen gedurende de onderhandelingen en over de aanstaande overeenkomst op het TCO-dossier.

Voorafgaand aan de JBZ-Raden is de Kamer over de stand van zaken geïnformeerd in de geannoteerde agenda, wanneer de TCO-verordening op de agenda van de JBZ-Raad stond, of in de aanbiedingsbrief, wanneer er relevante ontwikkelingen waren, en tijdens de algemene of schriftelijke overleggen in aanloop naar de betreffende JBZ-Raad10. Daarnaast bent u geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om tegen de algemene oriëntatie van de Raad te stemmen. Tijdens de onderhandelingen heeft het kabinet vastgehouden aan het door uw Kamer en het Kabinet vastgestelde Nederlandse inzet, inclusief de motie Van Nispen-Van Toorenburg. Het Kabinet zal uw Kamer blijven informeren wanneer er relevante ontwikkelingen zijn, waaronder agendering in de JBZ-Raad en bij publicatie van de TCO-verordening. Tevens kan uw Kamer de Uitvoeringswet tegemoetzien.

De leden van de SP-fractie willen graag horen hoe in de uiteindelijke overeenkomst de motie van de leden Van Nispen en Van Toorenburg (kamerstuk 22 112, nr. 2724 ) die unaniem is aangenomen tot uiting is gekomen.

Het bereikte compromis komt in hoge mate tegemoet aan de bovengenoemde motie Van Nispen en Van Toorenburg. Het voorlopig onderhandelingsresultaat voorziet naar mijn oordeel in passende en adequate rechtsbescherming in de eigen lidstaat tegen een verwijderingsbevel uit een andere lidstaat. Overeengekomen is onder meer dat de bevoegde autoriteit van de ontvangende lidstaat een verwijderingsbevel uit een andere lidstaat kan beoordelen met de mogelijkheid een veto te geven op grond waarvan het verwijderingsbevel geen rechtsgevolg meer heeft. Daarnaast is voor zowel het hostingsbedrijf als de content provider een rechtsmiddel in de ontvangende lidstaat mogelijk: beide kunnen, in het geval van een grensoverschrijdend verwijderingsbevel, de nationale bevoegde autoriteit in de ontvangende lidstaat verzoeken het verwijderingsbevel te beoordelen met het oog op het geven van een veto. Tegen dit oordeel is nationale rechtsgang in de ontvangende lidstaat mogelijk. Met deze mogelijkheid wordt voldaan aan de motie Van Nispen/Van Toorenburg.

De leden van de SGP-fractie vragen of de autoriteiten die door de lidstaten zullen worden opgericht ter uitvoering van de TCO-verordening ook op Europees niveau met elkaar samen zullen werken.

De uitvoering van de TCO-verordening is in hoge mate voorbehouden aan de individuele lidstaten. Wel schrijft de TCO-verordening op een aantal specifieke punten overleg voor tussen lidstaten, bijvoorbeeld als een lidstaat voornemens is een grensoverschrijdend verwijderingsbevel uit te vaardigen. Dit overleg heeft tot doel te voorkomen dat door de uitvaardiging van een grensoverschrijdend verwijderbevel de strafrechtelijke opsporing en vervolging in een andere lidstaat wordt doorkruist. Van grensoverschrijdende verwijderbevelen wordt ook anderszins mededeling gedaan aan de lidstaat waar het desbetreffende aanbieder van hostingdiensten is gevestigd, zodat deze lidstaat (na een eigen beoordeling) sancties kan opleggen in het geval die verwijderbevelen niet worden nagekomen.

De leden van de SGP-fractie vragen of de uitwerking van de verordening in alle lidstaten van de Unie gelijk zal zijn. Zij vragen of de financiële situatie in lidstaten daarbij van belang is, en of er ook vanuit de EU budget beschikbaar wordt gesteld.

De Europese wetgever heeft bewust gekozen voor het instrument van de verordening in plaats van een richtlijn. De verordening legt aan iedere lidstaat dezelfde verplichtingen op. Daarmee wordt gestreefd naar een uniforme aanpak van online terroristisch materiaal in de gehele Unie. Lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering en financiering van de verordening. Wel wordt momenteel bezien of de oprichting van de autoriteit voor een deel medegefinancierd kan worden met gelden uit het Europese Internal Security Fund (ISF).

Reikwijdte

De leden van de VVD, D66 en de SP zijn benieuwd naar de toepassing van de definitie «illegal terrorist content» zoals uiteengezet in de richtlijn (EU) 2017/541 over terrorismebestrijding.

De definitie van online terroristisch materiaal is opgenomen in de TCO- verordening. Deze definitie sluit aan op de bestaande definitie van terroristische misdrijven in Richtlijn (EU) 2017/541 en is daarom ook in lijn met het Nederlandse strafrecht. De definitie omvat materiaal dat aanzet, pleit of een bijdrage levert aan een terroristisch misdrijf. De definitie bevat verder materiaal dat instructies geeft voor het plegen van dergelijke misdrijven of die de deelname aan activiteiten van een terroristische groepering bevorderen of terroristische activiteiten verheerlijken, en materiaal dat een leidraad biedt voor het maken en gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen.

Bij de beoordeling of het in een specifiek geval gaat om online terroristisch materiaal houdt de bevoegde autoriteit rekening met alle omstandigheden van het geval, waaronder de context waarin een uiting is gedaan. Zo zal een krantenbericht waarin verslag wordt gedaan van een terroristische aanslag niet kwalificeren als terroristisch materiaal, maar propagandamateriaal dat naar een dergelijke aanslag verwijst, wel. Het feit dat het materiaal is geproduceerd door, is toe te schrijven aan of is verspreid namens een op de EU-lijst geplaatste terroristische organisatie of persoon, vormt een belangrijke factor bij de beoordeling.

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd op welke wijze hostingproviders, maar ook grote internetplatforms, op dit moment een bijdrage leveren aan het verwijderen van terroristische content. Welke mogelijkheden heeft u ook hierbij bestuurlijk in te grijpen? Kan deze op te richten autoriteit aan de bestrijding van dergelijke content online een bijdrage leveren?

Aanbieders van hostingdiensten hebben, gezien hun centrale rol en de technologische middelen en mogelijkheden die met de door hen verleende diensten gepaard gaan, een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid om hun diensten te beschermen tegen misbruik door terroristen en om te helpen bij het tegengaan van de verspreiding van terroristische content die via hun diensten online wordt verspreid. De aanbieders hebben de mogelijkheid content te weren van hun platformen als deze niet strookt met hun gebruikersvoorwaarden. Er bestaat bovendien al een vrijwillige samenwerking tussen lidstaten en aanbieders van hostingdiensten om terroristische onlinecontent te bestrijden. Er is in 2015 een kader opgesteld en publiek-private samenwerking vindt plaats binnen het EU Internetforum. Die inspanningen worden nu aangevuld door de TCO-verordening met een duidelijk wetgevend kader teneinde terroristische onlinecontent nog minder toegankelijk te maken en een zich snel ontwikkelend probleem adequaat aan te pakken.

De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het WODC-rapport «Voorziening voor verzoeken tot snelle verwijdering van onrechtmatige online content» in het besluit om een nieuwe autoriteit op te richten is meegenomen en hoe dat rapport in het vervolg mee gaat worden genomen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u overweegt ook andere controversiële content op internet, denk aan ongewenste online beïnvloeding, onder het bereik van deze autoriteit te brengen.

De beoogde autoriteit is beperkt tot de aanpak van online kinderpornografisch en online terroristisch materiaal. In de beleidsreactie11 op het genoemde rapport heeft het kabinet een vijfstappenplan gepresenteerd voor een laagdrempelige procedure om ook andere vormen van onrechtmatige online content aan te pakken. Dit wordt voortvarend ter hand genomen, maar staat los van het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal of de uitvoeringswet TCO-verordening.

De autoriteit wordt opgericht om de verspreiding van terroristische content en kinderpornografisch materiaal tegen te gaan. Hiermee geeft de autoriteit uitvoering aan de TCO-verordening en het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.

Het lid Becker heeft in een motie12 de regering verzocht om in de aanpak van extremistisch, antidemocratisch en radicaal salafistische uitingen online, waar nodig het bestuurlijk instrumentarium in te zetten, en deze toe te voegen aan de taken van de autoriteit of onder te brengen bij een andere autoriteit. Indien deze uitingen zodanig ernstig van aard zijn en daarmee onder de definitie vallen van terroristische content, zoals is bepaald in de TCO-verordening, dan valt het binnen de taken van deze autoriteit. Voor content dat niet onder deze definitie valt verwijs ik mede naar de beleidsreactie op het WODC-rapport «Voorziening voor verzoeken tot snelle verwijdering van onrechtmatige online content» (Kamerstuk 34 602, nr. 6 ) waarin een vijfstappenplan wordt gepresenteerd om ook andere vormen van onrechtmatige online content aan te pakken.

De leden van de ChristenUnie vragen of de autoriteit ook een rol zal spelen in de bestrijding van wraakporno.

Dit is niet het geval. De bevoegdheden van de autoriteit zijn beperkt tot online kinderpornografisch materiaal en terroristische onlinecontent.

De SP-fractie vraagt hoe de motie van het lid Van Nispen (Kamerstuk 33 552, nr. 75 ) voor een vergewisplicht voor erotische internetplatforms wordt uitgevoerd? Deelt u de mening dat de doelstelling van die vergewisplicht en van deze op te richten autoriteit gelijk zijn, namelijk voorkomen dat internetgebruikers bloot worden gesteld aan kinderporno? Ziet u daarom een rol weggelegd voor deze autoriteit om op bestuursrechtelijke wijze toe te zien dat erotische internetplatforms die vergewisplicht nakomen en eventueel ingrijpen wanneer zij dat niet doen?

Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, kan met het plaatsen van seksueel getinte content zonder toestemming van degenen die op dat materiaal zichtbaar zijn, een strafbaar feit of een onrechtmatige daad worden gepleegd. In het geval een dergelijke openbaarmaking wordt voorzien, kan het (potentiële) slachtoffer rechtsmiddelen aanwenden om publicatie te voorkomen. Mede daarom ben ik geen voorstander van een separate wettelijke vergewisplicht. Ik zie wel meerwaarde in het beter informeren van mensen over hun rechten in relatie tot het gebruik van afbeeldingen, gecombineerd met een snelle toegankelijke procedure om onrechtmatige content zo snel mogelijk verwijderd te krijgen. Ook zie ik mogelijkheden om het gesprek met internetplatformen aan te gaan inzake hun algemene voorwaarden en voorwaarden van diensten in relatie tot onrechtmatige content. Daarbij zet ik in op het maken van afspraken op Europees niveau.

Samenwerking autoriteit met sector en andere overheidspartijen

De leden van de SP-fractie vragen welke soort providers uiteindelijk een verwijderingsbevel voor terroristische content opgelegd kunnen krijgen, internet service providers, hosting providers of content providers?

De TCO verordening is van toepassing op aanbieders van hostingdiensten. Deze worden in de meest recente versie van de verordening gedefinieerd als aanbieders wier dienstverlening eruit bestaat informatie die door een contentaanbieder is verstrekt, op diens verzoek op te slaan en op verzoek van de contentaanbieder beschikbaar stellen aan een mogelijk onbeperkt aantal personen.

De leden van de D66-fractie menen dat de techbedrijven een grote rol spelen in het verwijderen van illegale content. Hebben de techbedrijven in deze nog een zorgplicht? Zo ja, hoe ziet die eruit?

Zowel voor online kinderpornografisch materiaal als voor online terroristisch materiaal wordt voorzien in een zorgplicht. Het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal voorziet in een zorgplicht voor aanbieders van hostingdiensten. Zij worden verplicht passende en evenredige maatregelen te treffen om de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch materiaal te beperken.

De TCO verordening kent een vergelijkbare zorgplicht voor online terroristisch materiaal. Aanbieders van hostingdiensten die bloot worden gesteld aan terroristische content op hun platformen worden verplicht maatregelen te treffen om de verspreiding van terroristische content via hun diensten tegen te gaan.

De leden van de SP-fractie vragen of kleinere providers aan dezelfde regels worden gebonden als grote providers voor wat betreft het verwijderen terroristische content? Zo nee, welk lichter regime is er voor kleine(re) providers?

Voor zowel kleine als grotere aanbieders geldt eenzelfde regime. Wel wordt bij het treffen van specifieke maatregelen rekening gehouden met onder de specifieke omstandigheden van de aanbieder van hostingdiensten, waaronder het aantal gebruikers van de dienst, de hoeveelheid content die zij aanleveren en de financiële draagkracht van de aanbieder. Ook bij het opleggen van een sanctie door de Autoriteit is ruimte voor maatwerk. Zo wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de aard en grootte van een aanbieder. De verordening schrijft voor dat lidstaten bij het besluit om al dan niet een sanctie op te leggen en bij het vaststellen van de soort sanctie, rekening houden met alle relevante omstandigheden. Daaronder wordt in elk geval begrepen de aard en grootte van de aanbieder van hostingdiensten. Lidstaten zijn bovendien vrij om te bepalen of in een concreet geval een sanctie wordt opgelegd – voormelde afweging kan er dus ook toe leiden dat in een specifiek geval geen sanctie wordt opgelegd.

Ten aanzien van specifieke maatregelen die een aanbieder van hostingdiensten moet nemen indien hij is blootgesteld aan terroristische content, geldt eveneens dat rekening gehouden wordt met onder meer het aantal gebruikers van de dienst, de hoeveelheid content die zij aanleveren en de financiële draagkracht van de aanbieder.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier social media platformen worden betrokken bij de effectieve opsporing en handhaving van het tegengaan van strafbare content?

Zowel voor online kinderpornografisch materiaal als voor online terroristisch materiaal wordt voorzien in een zorgplicht. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord over de zorgplicht bovenaan deze pagina. Een aanbieder van hostingdiensten kan terroristische inhoud van onmiddellijk levensbedreigende aard aantreffen. De aanbieder van hostingdiensten neemt contact op met de instantie die bevoegd is voor het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten in betreffende lidstaat. Indien niet duidelijk is met welke lidstaat contact dient te worden opgenomen, informeert de aanbieder van hostingdiensten de autoriteit van het land waar zij haar hoofdvestiging heeft. Tevens informeert de HSP Europol. In Nederland gevestigde aanbieders van hostingdiensten kunnen ook direct contact opnemen met de autoriteit, die de betreffende informatie zal doorgeleiden naar de juiste instantie. De contactpunten, ook in de overige lidstaten, dienen voor de aanbieders van hostingdiensten direct en makkelijk, online en op één plaats vindbaar te zijn. De verordening schrijft ook voor dat hosting service providers verwijderde of ontoegankelijk gemaakte content moeten behouden die noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven.

De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is voor de veiligheidsdiensten actief inzicht te krijgen wanneer terroristische content wordt gedetecteerd en hoe de autoriteit zich zal verhouden tot andere instanties die zich bezighouden met de bestrijding van kinderporno en/of terrorisme. Hoe zorgt u ervoor dat de autoriteit de inzet van deze instanties versterkt en er geen versplintering zal optreden?

Zowel voor online kinderpornografisch materiaal als voor online terroristisch materiaal, wordt voorzien in samenwerking met instanties als het OM en de politie. Daarmee worden werkafspraken gemaakt. Met dit overleg wordt voorkomen dat door de verwijdering van online materiaal de strafrechtelijke opsporing en vervolging van diegenen die dit materiaal plaatsen of produceren, wordt doorkruist.

De leden van de Groenlinks-fractie vragen hoe de nog in te stellen nationaal coördinatoren antisemitisme en discriminatie & racisme gaan samenwerken met het beoogde zelfstandig bestuursorgaan dat zowel online kinderpornografisch materiaal als online terroristisch materiaal gaat bestrijden?

Voor discriminerende en antisemitische uitingen subsidieert het Ministerie van Justitie en Veiligheid het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND), dat een onafhankelijk juridisch oordeel geeft over het mogelijk strafbare karakter van deze uitingen. Dit valt buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal en de aankomende (uitvoeringswet voor de) TCO-verordening.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de voortgang van de uitvoering van de motie van het lid Van der Graaf c.s. over een online outreachprogramma (Kamerstuk 31 015, nr. 186) en de gewijzigde motie van de leden Van der Graaf en Kuiken over het inzetten van de webcrawler en de lokprofielen (Kamerstuk 29 628, nr. 960).

In december 2020 heeft het Ministerie een subsidie verleend waarmee het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) verder kan werken aan het verkennen en nader ontwikkelen van een tool om online met slachtoffers in contact te komen, met gebruikmaking van zogeheten «surfprofielen». Ook worden in het kader van dit online outreach programma de juridische mogelijkheden verkend om deze surfprofielen in te zetten. In de beleidsreactie op de Slachtoffermonitor Mensenhandel 2015–2019 (Kamerstuk 31 015, nr. 221) van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, die op 11 januari 2021 naar uw Kamer is gestuurd, heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dit project nader toegelicht.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

In beide gevallen dient de inhoud weer «teruggezet» te kunnen worden indien na onderzoek blijkt dat de het verwijderen of ontoegankelijk maken ten onrechte heeft plaatsgevonden

X Noot
2

Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PbEU L 88/6).

X Noot
3

Kamerstuk 31 015, nr. 160

X Noot
4

Kamerstuk 31 015, nr. 175

X Noot
5

Kamerstuk 31 015, nr. 157

X Noot
6

Kamerstuk 34 926, nr. 11

X Noot
7

Kamerstuk 31 015, nr. 203.

X Noot
8

Kamerstukken 31 015 en 29 754, nr. 208

X Noot
9

Kamerstuk 22 112, nr. 2724

X Noot
10

Kamerstuk 22 112, nr.2706; Kamerstuk 32 317, nrs. 507; 530; 528; 545 en 552. Kamerstuk 21 501–20, nr. 1638; Kamerstuk 32 317, nr.663

X Noot
11

Kamerstuk 34 926, nr. 11

X Noot
12

Kamerstuk 35 228, nr. 9

Naar boven