30 880 Vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200.)

Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2011

Tijdens het wetgevingsoverleg van 28 november jl. heb ik een schriftelijk oordeel over de tijdens (en eventueel nog na) het overleg ingediende amendementen en moties aangekondigd. Deze brief bevat dat oordeel. Ik ga hieronder eerst in op de ingediende amendementen en daarna op de ingediende moties. De amendementen en moties die tot het moment van schrijven van deze brief waren ontvangen zijn in het onderstaande verwerkt.

Reactie op de ingediende amendementen

Het amendement met nummer 21 is vervangen door het amendement met nummer 34. De amendementen met nummers 19 en 34 zijn vervolgens vervangen door het amendement met nummer 49.

Het amendement met nummer 22 is vervangen door het amendement met nummer 35 en vervolgens vervangen door het amendement met nummer 55.

Het amendement met nummer 23 is vervangen door het amendement met nummer 52.

Het amendement met nummer 24 is vervangen door het amendement met nummer 53.

Het amendement met nummer 25 is vervangen door het amendement met nummer 36.

Het amendement met nummer 26 is vervangen door het amendement met nummer 54.

het amendement met nummer 29 is vervangen door het amendement met nummer 57.

Het amendement met nummer 35 is vervangen door het amendement met nummer 55.

Het amendement met nummer 45 is vervangen door het amendement met nummer 56.

De amendementen met nummers 46 en 47 zijn ten slotte vervangen door de amendementen met respectievelijk nummers 51 en 50.

nr. 16 amendement van het lid Van Raak over koppeling van de regionale eenheden aan de veiligheidsregio’s

Ik moet dit amendement ontraden omdat het tot gevolg heeft dat de koppeling met de gerechtelijke kaart wordt losgelaten. Die koppeling met de gerechtelijke kaart is een belangrijke pijler van dit wetsvoorstel. Door een volledige congruentie tussen het openbaar ministerie en de politie wordt de samenwerking van partners binnen de justitiële keten eenvoudiger, efficiënter en effectiever. Het gaat daarbij niet alleen om de inhoudelijke kwaliteit, maar ook om het versnellen van doorlooptijden. De grootte van de regionale eenheid zal naar mijn stellige overtuiging geen problemen opleveren voor het gezag. Integendeel, een opsplitsing zou juist tot gevolg hebben dat de voordelen van de opschaling teniet worden gedaan, waardoor de politie het gezag minder optimaal kan bedienen. Het door het lid Slob ingediende amendement met nummer 50 regelt naar mijn overtuiging een goede aansluiting met de veiligheidsregio’s door deze te koppelen aan de territoriale onderdelen van de regionale eenheid.

Het amendement bij de Invoerings- en aanpassingswet bij de Politiewet 201x van het lid Van Raak met nummer 8, moet ik, nu dit de invoeringsgevolgen van het amendement met nummer 16 regelt, eveneens ontraden.

nr. 17 amendement van het lid Van Raak over een territoriaal onderdeel in elke gemeente

Dit amendement moet ik ontraden. Ik acht het van belang met de vorming van een nationale politie robuuste basisteams te creëren die zelfstandig in staat zijn om de gemeentelijke doelen te realiseren. Dit amendement impliceert dat er 415 basisteams komen. Dit leidt tot versnippering in van het politiewerk. Het amendement creëert teams die niet robuust zijn en dus niet zelfstandig het gros van het werk kunnen doen dat nodig is voor de lokale prioriteiten. Daarenboven levert het erg veel extra overhead op, die ten koste gaat van de inzetbaarheid van de politie. De aansluiting tussen de politie en een gemeente, die met andere gemeenten een basisteam deelt, wordt gewaarborgd door het aanwijzen van een vast aanspreekpunt bij de politie voor de burgemeester. Het door het lid Berndsen voorgestelde amendement (met nummer 36) over het driehoeksoverleg op gemeentelijk niveau is wat mij betreft een nuttige aanvulling op dit vaste aanspreekpunt.

nr. 18 amendement van het lid Hennis-Plasschaert c.s. over bovenlokale afstemming op het niveau van de veiligheidsregio

Ik vind dit een sympathiek amendement. Het kan meerwaarde bieden voor bestuurders om op een niveau tussen de driehoek en de regionale eenheid af te stemmen.

nr. 20 amendement van het lid Van der Staaij over het betrekken van lokale doelen bij de totstandkoming van het regionale beleidsplan

Ik vind dit een sympathiek amendement omdat het nader specificeert dat de doelen van de gemeente op het terrein van veiligheid aan de basis staan van het regionaal beleidsplan en van de afspraken die in de driehoek worden gemaakt over de inzet van de politie.

nr. 27 amendement van het lid Çörüz c.s. over de evaluatie van de regionale eenheid in Oost-Nederland na drie jaar

Ik kan dit amendement ondersteunen. Gezien hetgeen in uw Kamer is gewisseld over de regionale eenheid Oost-Nederland lijkt het mij terecht dat we, naast de algemene evaluatie die we vijf jaar na inwerkingtreding van de wet zullen houden, al eerder naar de specifieke situatie in Oost-Nederland kijken.

nr. 28 amendement van het lid Kuiken over de informatiepositie van de burgemeester

Met de indiener ben ik van mening dat de informatiepositie van de burgemeester van groot belang is. De door dit lid ingediende motie (met nummer 40) over dit onderwerp ondersteun ik dan ook. Maar met het voorgestelde amendement wordt naar mijn oordeel een versterking van die informatiepositie niet bereikt. De daarin voorgestelde regeling houdt in dat de landelijke eenheid een nieuwe taak krijgt, namelijk om actief gegevens te verzamelen ten behoeve van de uitoefening van het gezag over de politie (door de burgemeester) en de bestuursrechtelijke handhaving door de burgemeester. De landelijke eenheid is niet het meest aangewezen om deze taak uit te voeren. Het verzamelen (en verwerken) van gegevens voor de burgemeester kan beter dichter bij de gemeenten gebeuren, namelijk binnen de regionale eenheid. Ik ontraad dit amendement dan ook.

nr. 30 amendement van het lid Kuiken over afspraken in de driehoek ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving

Ik heb tijdens het debat aangegeven dat ik dit amendement nader wilde bestuderen. Ik moet het amendement ontraden omdat het niet verenigbaar is met de gezagspositie van de officier van justitie, dat met dit wetsvoorstel juist uitdrukkelijk ongewijzigd blijft. Afspraken tussen burgemeester en officier van justitie kunnen op grond van artikel 13 worden gemaakt over de inzet van de politie; de strafrechtelijke handhaving als zodanig is het exclusieve domein van het openbaar ministerie. Het is vanzelfsprekend voor de aanpak van veiligheid, georganiseerde criminaliteit en dergelijke door middel van de zogeheten bestuurlijke aanpak, uiteraard wel van belang is dat de burgemeester en het openbaar ministerie intensief samenwerken in de driehoek.

nr. 31 amendement van het lid Kuiken over evaluatie van de wet na drie jaar

Ik ontraad dit amendement. Een evaluatie drie jaar na inwerkingtreding van de wet komt te snel om te kunnen beoordelen hoe het nieuwe stelsel werkt. Ik ben van mening dat een termijn van vijf jaar, zoals die bij tweede nota van wijziging in het wetsvoorstel is opgenomen, te prefereren is. Wel acht ik het van belang dat, zoals ook wordt voorgesteld in het amendement van het lid Çörüz (met nummer 27), de uitwerking van de wet in Oost-Nederland binnen drie jaar wordt geëvalueerd.

nr. 32 amendement van het lid Kuiken over een percentage sterkte voor het realiseren van lokale doelen

Ik ontraad dit amendement. In het regionaal beleidsplan wordt de beschikbare sterkte verdeeld over de onderdelen van de regionale eenheid. Dat gebeurt uiteraard op basis van de gezamenlijk – door de burgemeesters en hoofdofficier van justitie – overeen gekomen doelen binnen de regionale eenheid. Dit amendement bewerkstelligt dat de burgemeester eenzijdig – dus zonder overleg met de officier van justitie binnen de driehoek – een percentage politie sterkte kan claimen. Dat is een onwenselijke vorm van capaciteitmanagement, die bovendien de positie van het openbaar ministerie verzwakt. Wel ondersteun ik het, mede door het lid Kuiken ingediende, amendement met nummer 49 dat een norm voor wijkagenten vastlegt.

nr. 33 amendement van het lid Hennis-Plasschaert c.s. over optreden buiten het gebied van tewerkstelling indien dat redelijkerwijs noodzakelijk is

Ik kan dit amendement ondersteunen. Het lijkt mij, met de indieners, van belang dat, uiteraard waar dat redelijkerwijs noodzakelijk is, duidelijk moet zijn dat de politieambtenaar ook buiten het gebied van zijn aanstelling kan optreden, naast de mogelijkheid dat te doen met instemming van het bevoegd gezag.

nr. 36 gewijzigd amendement van het lid Berndsen (ter vervanging van nr. 25) over het driehoeksoverleg op gemeentelijk niveau

Ik kan ook dit amendement ondersteunen. Ik onderschrijf het belang van een driehoek op gemeentelijk niveau als de burgemeester daarom verzoekt.

nr. 48 amendement van het lid Slob over een grondslag voor het stellen van regels over de aanwijzingsbevoegdheid van de minister

De aanwijzingsbevoegdheid van de minister jegens de korpschef is een belangrijk instrument om zijn ministeriële verantwoordelijkheid over de politie waar te kunnen maken. Het is van belang dat dit instrument, zoals in de toelichting bij de nota van wijziging en in de nota naar aanleiding van het verslag ook al is opgemerkt, geen ultimum remedium is. De aanwijzingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om telkens te beoordelen of een concrete situatie aanleiding geeft tot sturing door de minister. Daarbij past niet dat regels worden gegeven over de gevallen waarin een dergelijke aanwijzing mag worden gegeven. Dat wil uiteraard niet zeggen dat het instrument niet met beleid moet (en zal) worden toegepast. De minister kan (en zal) uiteraard op de toepassing van deze bevoegdheid door uw Kamer worden aangesproken. Ik moet het amendement gelet hierop ontraden.

nr. 49 amendement van het lid van der Staaij c.s. (ter vervanging van nrs. 19 en 34) over wijkagenten

Dit amendement is een combinatie van de amendementen 19 (van de leden Van der Staaij en Van Raak) en 34 (van het lid Kuiken), die beide betrekking hadden op de wijkagent. Tevens regelt dit amendement de betrokkenheid van de burgemeesters en de hoofdofficier bij de inrichting van de regionale eenheid. Dit gecombineerde amendement kan ik ondersteunen.

nr. 50 amendement van het lid Slob over de samenhang tussen territoriale onderdelen en veiligheidsregio’s

Dit amendement regelt een koppeling tussen een territoriaal onderdeel van de regionale eenheid en de veiligheidsregio. Hoofdregel is dat een territoriaal onderdeel gelegen is in één veiligheidsregio. Een uitzondering kan door de minister worden gemaakt indien alle betrokken gezagsdragers daartoe een verzoek tot hem richten. Ik heb hierboven, in reactie op het amendement van het lid Van Raak, al gezegd dat dit amendement van het lid Slob een goede aansluiting van de politie op de veiligheidsregio’s regelt. Ik kan dit amendement dan ook onderschrijven.

nr. 51 amendement van het lid Slob over het vervangen van rangen binnen de politie door tekens van bijzondere verdiensten

Dit gewijzigde amendement stelt voor om naast het stelsel van rangen tekens van bijzondere verdiensten te introduceren. Met de indiener ben ik van mening dat de introductie van tekens van bijzondere verdiensten een belangrijke uiting van waardering voor de politieman of -vrouw op straat kan zijn. Ik kan dit amendement dan ook ondersteunen.

nr. 52 amendement van het lid Berndsen over de door de burgemeesters aan te wijzen regiovoorzitter

Ik hecht er aan dat de regioburgemeester de burgemeester is van de grootste gemeente binnen de regionale eenheid. Dit neemt veel onduidelijkheden weg en voorkomt afstemmings- en besluitvormingsprocedures. Daarnaast heb ik geen signalen gekregen dat het wetsvoorstel op dit punt een probleem zou zijn voor de burgemeesters. Dat signaal is ook niet van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters gekomen. Ik ontraad dan ook dit amendement.

nr. 53 amendement van het lid Berndsen over het aanwijzen van andere regionale eenheden

Zoals ik in het debat heb aangeven laat ik het oordeel over dit amendement aan uw Kamer. Ik hecht er wel aan er nog op te wijzen dat het voorgestelde amendement tot gevolg heeft dat er zonder betrokkenheid van het parlement sprake kan zijn van de opdeling van regionale eenheden, waar die indeling van de politie tot nu toe (tot aan het huidige bestel) telkens onderwerp is geweest van regeling op formeel-wettelijk niveau. Het gebruik van de in dit amendement neergelegde bevoegdheid zou bovendien meebrengen dat de indeling van de politie in regionale eenheden niet meer volledig congruent zou zijn aan de gerechtelijke kaart. Op het belang van die congruentie ben ik hierboven, in reactie op het amendement (met nummer 16) van het lid Van Raak, reeds ingegaan.

nr. 54 amendement van het lid Berndsen over evaluatie door de Inspectie OOV van de gezagspositie van de burgemeester

Ik ontraad dit amendement. Voorop gesteld moet worden dat het gezag van de burgemeester over de politie door dit wetsvoorstel niet wijzigt. Voor een vierjaarlijkse evaluatie van het gezag vormt het wetsvoorstel dan ook geen aanleiding. Bij de algemene evaluatie van de wet na vijf jaar zal bezien worden wat de uitwerking van de wet in de praktijk is. Het spreekt voor zich dat daarbij ook aandacht zal zijn voor het functioneren van de nationale politie ten opzichte van het gezag. Ik hecht eraan dat het functioneren van het gezag in het bredere kader van het functioneren van de nationale politie wordt geëvalueerd.

Daarnaast kan ik de gedachte niet onderschrijven dat een eventuele evaluatie van het functioneren van het gezag over de politie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zou worden gezonden, zoals het amendement verder voorstelt. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is immers niet verantwoordelijk voor het functioneren van de politie noch is hij de belangenbehartiger van de burgemeesters. Overigens heeft de Inspectie ingevolge het wetsvoorstel al tot taak toezicht te houden op de taakuitvoering door de politie.

nr. 55 gewijzigd amendement van het lid Berndsen (ter vervanging van nr.35) over totstandkoming landelijke prioriteiten

Ik kan dit amendement ondersteunen. Hoewel het al praktijk is, is het goed om vast te leggen dat de landelijke doelstellingen en de daarvan afgeleide doelstellingen voor de regionale eenheden lokale knelpunten in buurten en wijken als basis kennen.

nr. 56 amendement van het lid Çörüz over de executieve status van ambtenaren aangesteld bij het LSOP

Ik was, zoals ik in het debat ook heb aangegeven, voornemens om ter gelegenheid van het wetsvoorstel tot inbedding van de Politieacademie in het politiebestel te regelen dat ook bij de politieacademie mensen met een executieve status kunnen werken. Dit (gewijzigde) amendement beoogt hetzelfde. Ik kan het daarom ondersteunen.

nr. 57 amendement van de leden Berndsen en Kuiken over de behandeling van klachten

Ik onderschrijf het belang van een goede klachtenafhandeling en kan daarom dit amendement ondersteunen.

Reactie op de ingediende moties

nr. 37 motie de leden Van Raak en Hennis-Plasschaert over het uitvoeren van lokale prioriteiten

Borging van de lokale inbedding van de politie ligt aan de basis van het wetsvoorstel. Deze motie beoogt dat nog verder te verstevigen. Ik ondersteun deze motie graag.

nr. 38 motie van het lid Van Raak over een sollicitatieprocedure voor regionale politiechefs

Ik zal bij de aanstellingsprocedure van de leiding van de eenheden rekening houden met de wijze waarop de kandidaten eerder binnen de politie leiding hebben gegeven. Ik zie deze motie dan ook als ondersteuning van mijn beleid.

nr. 39 motie van het lid Van Raak over de voorgenomen bezuinigingen

De voorgenomen bezuinigingen zijn uiteraard het effect van de verbetering van de efficiëntie die we willen bewerkstelligen, dat deel ik met de indiener. Verbeteringen van efficiëntie en bezuinigingen moeten daarbij gelijk opgaan. De motie echter bepaalt iets anders, namelijk dat de voorgenomen bezuinigingen pas worden doorgevoerd als daadwerkelijk efficiencyvoordelen worden behaald, waardoor ik deze moet ontraden.

nr. 40 motie van het lid Kuiken over de informatiebehoefte van burgemeesters

Voor een goede samenwerking tussen het openbaar ministerie en burgemeesters is een goede informatie-uitwisseling van evident belang. Ik ondersteun deze motie dan ook en zal, zoals in de motie wordt verzocht, de informatiebehoefte van de burgemeester in kaart brengen en waar nodig voorstellen doen om in die behoefte te voorzien.

nr. 41 motie van het lid Kuiken over een nulmeting

Ik sta niet afwijzend ten opzichte van een nulmeting. Het verzoek echter, om de Kamer tevens jaarlijks te informeren over kerngetallen als het aantal geregistreerde misdrijven, het aantal opgehelderde misdrijven en aanrijtijden bij spoedeisende hulp, zal een administratieve last op de politie leggen. Dat, terwijl ik nu juist met uw Kamer en de politie stevige ambities heb in het terugdringen van de administratieve lasten van de politie. Ik laat het oordeel over deze motie daarom aan uw Kamer.

nr. 42 motie van het lid Kuiken c.s. over de berekening van de actuele politiesterkte

Ik moet deze motie ontraden. Wij hebben hier veelvuldig in de uw Kamer over gesproken ook ben ik in mijn sterktebrief van 15 juni 2011 nogmaals specifiek op dit thema in gegaan1. Ook mijn ambtsvoorganger heeft met uw Kamer afgesproken dat bij de berekening van de operationele sterkte de regel is dat aspiranten voor 100% meetellen2, ook al zijn zij maar voor 40% inzetbaar. Ik wil daar niet aan tornen. Dat zou enkel leiden tot verwarring over de cijfers, een grote herziening van de administratie van de korpsen (en dus een extra administratieve last) en onduidelijkheid over het aantal operationele medewerkers. Wel heb ik het aandeel aspiranten binnen de operationele sterkte steeds voor u inzichtelijk gemaakt.3

nr. 43 motie van de leden Slob en Kuiken over de rechtspositie van politieambtenaren

Deze motie gaat in op het initiatiefwetsvoorstel van de leden Koser Kaya en van Hijum. Ik laat het oordeel aan uw Kamer.

nr. 44 motie van het lid Çörüz c.s. over de werkgelegenheidseffecten

Het is vanzelfsprekend dat de regering, in het licht van de compacte rijksdienst, de veranderingen van zittingsplaatsen van de rechtspraak naar aanleiding van de herziening van de gerechtelijke kaart en de veranderingen bij de politie, rekening houdt met werkgelegenheidseffecten. Ik zie deze motie dan ook als ondersteuning van mijn beleid.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 29 628, nr. 261.

X Noot
2

Kamerstukken II 2009/10, 29 628, nrs. 160 en 164.

X Noot
3

Kamerstukken II 2009/10, 29 628, nrs. 160, 164 en 192 en Kamerstukken II 2010/11, 29 628, nrs. 231 en 261.

Naar boven