30 825 Ecologische hoofdstructuur

Nr. 185 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2012

Hierbij informeer ik u over de stand van zaken betreffende de uitvoering van het decentralisatietraject natuur. Dit mede in het kader van de eerder door mij gedane toezegging dat op het moment dat wetsvoorstellen die hierop betrekking hebben naar uw Kamer worden gestuurd, ik uw Kamer voorzie van relevante voortgangsinformatie1. Tevens bied ik u hierbij de vijfde rapportage van het Comité van Toezicht ILG aan (bijlage 1) *) en ga ik in op de toezegging2 om uw Kamer te informeren over de borging van het basistoervaartnet.

In het bestuursakkoord natuur3 zijn de afspraken over decentralisatie van natuurbeleid vastgelegd, zoals overeengekomen tussen Rijk en de provincies.

Na het gereedkomen van de uitvoeringsafspraken begin dit jaar, zijn provincies en Rijk aan de slag gegaan met de uitwerking van de afspraken, om deze zo snel mogelijk te implementeren vanuit de nieuwe verantwoordelijkheden.

In het bestuurlijk overleg van 17 september jongstleden dat ik met de provincies heb gevoerd, is bevestigd dat alle provincies toewerken naar overeenstemming op 15 november over de afrondingsovereenkomsten, die dienen ter vervanging van de huidige ILG bestuursovereenkomsten. Met deze stappen kan de decentralisatie dit jaar succesvol (financieel) worden geëffectueerd, door het verstrekken van een decentralisatie-uitkering. Ik ben positief over de snelheid die de provincies betrachten.

Het afgelopen halfjaar zijn forse stappen gezet. De provincies hebben onderling consensus bereikt over de verdeling van resterende middelen voor afronding van het ILG, de verdeling van de ontwikkelopgave en de hiervoor beschikbare middelen. Vanuit het Rijk zijn de voorbereidingen getroffen om de gemaakte afspraken te verankeren in de wetgeving. In augustus is het voorstel voor de Wet natuurbescherming (Kamerstukken II 2011/12, 33 348 nrs. 1–3) bij uw Kamer ingediend. Dat strekt er onder meer toe om overeenkomstig het Akkoord wettelijke taken op het vlak van natuurbescherming over te dragen van het Rijk naar de provincies. Recentelijk is ook een voorstel tot wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: WILG; Kamerstukken II, kamerstukken 2012/2013, 33 441, nrs. 1–3) bij uw Kamer ingediend. Met de wijziging van de WILG wordt beoogd de afspraken uit het bestuursakkoord natuur ten aanzien van de beëindiging van de ILG-systematiek en de financiële afwikkeling daarvan, wettelijk te verankeren. De decentralisatie heeft als doel natuurbeleid tot kerntaak van de provincies te maken, dichter bij de burger te brengen en het hybride karakter dat het ILG-systeem kenmerkte op te heffen.

1. Voortgang uitvoering decentralisatie natuur

De stand van zaken wordt nader toegelicht aan de hand van de verschillende thema’s uit het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur d.d. 20 september 2011.

Internationale verplichtingen

Rijk en provincies zijn van mening dat met de gemaakte afspraken een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de internationale doelen in de periode tot 2021. De ontwikkeling van de stand van soorten en de kwaliteit van habitats wordt gevolgd via de door Rijk en provincies uit te werken eenvoudige monitoringssystematiek. De ontwikkeling van deze monitoringssystematiek is door Rijk en provincies gezamenlijk opgepakt. Medio 2013 zal deze gereed zijn.

In 2016 zullen Rijk en provincies gezamenlijk een evaluatie uitvoeren. Bij deze evaluatie wordt bezien in hoeverre de realisatie van de ontwikkelopgave vordert. In de evaluatie wordt ook bekeken welke andere maatregelen ingezet kunnen worden om de internationale doelen te behalen en of de beschikbare middelen toereikend zijn voor de opgave tot 2021. Medio 2013 zal de opzet van de evaluatie met de hoofdvragen en werkwijze naar verwachting gereed zijn.

Ontwikkelopgave en beheer

Provincies zijn verantwoordelijk voor het realiseren en beheren van de EHS. Natura 2000-gebieden maken hier onderdeel van uit. In het bestuursakkoord natuur is overeengekomen dat in de periode tot 2021 door verwerving/ functieverandering 17 000 ha wordt gerealiseerd en 40 000 ha wordt ingericht. Deze opgave wordt gerealiseerd door het ruilen en verzilveren van grond («grond-voor-grond principe»). In dit kader heeft de Externe Commissie Ontwikkelopgave Natuur onder leiding van de heer Jansen, in opdracht van het Interprovinciaal Overleg (IPO), begin deze maand een advies uitgebracht over de verdeling van de ontwikkelopgave over de provincies en de daarvoor beschikbare middelen. Het bestuur van het IPO heeft ingestemd met het advies van deze commissie. Dit is een belangrijke stap waardoor de werkzaamheden voor de verwerving en inrichting van gebieden voor de EHS in gang kan worden gezet.

De provincies zijn vanaf 2014 financieel verantwoordelijk voor het structurele beheer van de EHS. Dit omvat het (agrarisch) natuurbeheer binnen de EHS, ganzenbeheer, functieverandering en effectgericht beheer. Provincies nemen hun verantwoordelijkheid en werken hier naar toe door inzet van een uniform instrument, de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL), voor het beheer van de EHS. Het beheer van de gebieden van Staatsbosbeheer wordt uiterlijk vanaf 1 januari 2014 gefinancierd door subsidieverlening op grond van de SNL. In de tussentijd geven Rijk en provincies op pragmatische wijze invulling aan de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling. Met provincies is tijdens een bestuurlijk overleg op 17 september jongstleden de afspraak gemaakt dat voor 2013 € 30 mln. uit het Begrotingsakkoord voor tekort budget SNL wordt toegevoegd aan het provinciefonds. Met in achtneming van de doelen zoals vermeld in het Begrotingsakkoord, zullen de provincies deze middelen op een adequate wijze inzetten voor de uitvoering van de SNL.

Ingevolge de afspraken uit het bestuursakkoord natuur is het Rijk verantwoordelijk voor het nakomen van de Europese biodiversiteitverplichtingen buiten de EHS. Deze verantwoordelijkheid wordt ondermeer uitgewerkt via het agrarisch natuurbeheer. Ik heb een groep van 10 agrariërs gevraagd om mij vanuit het perspectief van de ondernemer te adviseren over de vormgeving van het nieuwe agrarisch natuurbeheer. Deze «Schipluidengroep» heeft onlangs zijn advies aan mij overhandigd. Het advies heeft als strekking dat het agrarisch natuurbeheer in de toekomst het best kan worden vormgegeven door zelfsturende collectieven, en dat kan worden volstaan met drie eenvoudige beheerpakketten (voor grasland, akker en kleinschalig landschap). Daardoor ontstaan geschikte leefgebieden voor allerlei soorten waarvoor Nederland een internationale verplichting heeft. De invulling van het agrarisch natuurbeheer is sterk afhankelijk van het verloop van de discussie over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2013, in het bijzonder over de voorgestelde vergroening van de directe betalingen en de invulling van de plattelandsverordening. Voor het verloop van die discussies, mijn inzet daarin en de resultaten die ik inmiddels heb geboekt, verwijs ik u naar de kwartaalrapportage Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Kamerstukken II, 28 625 nr. 154) en naar hetgeen ik met uw Kamer heb gewisseld tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 9 oktober jongstleden.

Uitvoering

Onderdeel van het bestuursakkoord natuur is dat het Faunafonds wordt gedecentraliseerd. Hiertoe worden de rijksmiddelen voor de uitvoeringskosten overgeheveld naar het provinciefonds. Om de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds bij de provincies neer te leggen is een algemene maatregel van bestuur vastgesteld, houdende wijziging van het Besluit Faunafonds (Besluit Decentralisatie financiering Faunafonds; Stb. 2012, 496). Inwerkingtreding van dit besluit is voorzien voor 1 januari 2013. Om de kosten terug te dringen verkennen provincies in samenspraak met betrokken maatschappelijke organisaties de mogelijkheden om tot een samenhangend pakket van maatregelen te komen.

Als gevolg van de efficiencytaakstelling, heeft DLG recent een reorganisatie ondergaan waarbij de omvang van de dienst van 1 250 fte (oktober 2010) teruggebracht is naar ca 1 000 fte (september 2012). De komende periode zal de organisatie verder krimpen naar 750 fte in 2015. Voor een deel van de uiteindelijke formatie zal DLG zelf zorg dragen voor het binnenhalen van opdrachten bij andere rijkspartijen en overheden. Dit geheel is een majeure operatie die goede voortgang boekt. Budgettair gezien betekent dit een totale vermindering van € 54,5 mln. in de periode 2010–2015.

In het bestuursakkoord natuur is afgesproken dat provincies met ingang van 1 januari 2015 de zeggenschap krijgen over het »provinciale deel»(400 fte) van DLG. Het Rijk is met de provincies aan het verkennen op welke wijze hier invulling aan kan worden gegeven. Om het toekomstperspectief vast te stellen wordt een analyse uitgevoerd en worden verschillende varianten uitgewerkt. Hiermee worden de voorbereidingen getroffen op basis waarvan mijn opvolger in de loop van 2013 in overleg met de provincies een besluit kan nemen over de toekomstige organisatie van DLG.

Afronding ILG

Onderdeel van de afspraken in het bestuursakkoord natuur over afronding ILG is dat de restant ILG-middelen voor de periode 2011–2013 via een decentralisatie-uitkering aan de provincies ter beschikking worden gesteld4. Het Rijk kan de uitkering pas verstrekken wanneer de huidige 12 ILG-bestuursovereenkomsten 2007–2013 zijn beëindigd. Rijk en provincies hebben gezamenlijk ILG-afrondingsovereenkomsten opgesteld, die passen binnen het huidige wettelijk kader en dienen ter vervanging (en daarmee ter beëindiging) van de 12 ILG-bestuursovereenkomsten. In het bestuurlijk overleg van 17 september jongstleden is afgesproken dat de inzet van partijen erop is gericht dat medio november zowel de afzonderlijke provincie als het Rijk formeel hebben ingestemd met deze overeenkomsten. In de afrondingsovereenkomsten staan de bedragen vermeld waar de afzonderlijke provincie op grond van de provinciale verdeling van de middelen 2011–2013 voor afronding van het ILG aanspraak op maken. Ook wordt de afrekening van het ILG materieel geregeld. Hiertoe is de provinciale verdeling van de bestedingen 2007–2010 opgenomen. Tevens wordt in de overeenkomsten de decentralisatie van de FES-projecten vastgelegd. Voor alle FES-projecten, behalve Westerschelde, vindt de feitelijke decentralisatie nog dit jaar plaats. Deze middelen maken onderdeel uit van de decentralisatie-uitkering 2011–2013.

Voor de uitwerking betekent dit dat de decentralisatie-uitkering naar verwachting begin december zal worden geëffectueerd en dat de betreffende middelen naar het provinciefonds worden overgeheveld. Met de decentralisatie-uitkering komt een einde aan de ILG bevoorschotting. De definitieve beëindiging van het ILG systeem vindt formeel pas plaats op het moment dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied kracht van wet heeft verkregen.

2. 5e rapportage Comité van Toezicht

Het Comité van Toezicht ILG is ingesteld om aan het einde van de ILG-periode 2007–2013 de door provincies gerealiseerde ILG-prestaties te valideren. Hiervoor heeft het Comité een werkwijze gekozen om vooruitlopend op de eindrapportage twee maal per jaar een tussenrapportage uit te brengen over de stand van zaken ILG. De voorgaande vier rapportages van het Comité heeft u reeds ontvangen. In de 5e rapportage gaat het Comité onder andere in op de politiek-bestuurlijke context van het bestuursakkoord natuur in relatie tot de afronding van het ILG. Tevens vermeld het Comité welke activiteiten het nog moet uitvoeren ten behoeve van het valideren van de prestaties. De adviezen van het Comité zullen worden betrokken bij de afronding van het ILG, voor zover deze passen binnen de afspraken uit het bestuursakkoord natuur en de wettelijke kaders.

3. Toezegging Vaarroutes

Over de vaarroutes (onderdeel van landelijke routenetwerken in het ILG) heb ik uw Kamer de toezegging gedaan u nader te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de borging van het basistoervaartnet. Het doel en de ambitie voor het basistoervaartnet is vastgelegd in de Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland 2008–2013 (BRTN). Nagenoeg alle provincies houden in hun beleid rekening met de BRTN. De uitwerking daarvan varieert per provincie. De uitvoeringstaken zijn hoofdzakelijk bij gemeenten en een aantal waterschappen ondergebracht. Naast de betrokkenheid van de medeoverheden, zal ook de Stichting Recreatietoervaart Nederland zich blijven inzetten voor de borging van het basistoervaartnet, onder meer door een versterkte samenwerking met de andere twee landelijke routeorganisaties Wandelnet en Fietsplatform. Daarnaast is de borging van het basisrecreatietoervaartnet opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer


X Noot
1

Toezegging tijdens vervolg AO decentralisatie natuurbeleid d.d. 1 december 2011 (Kamerstuk 30 825, nr. 148)

X Noot
2

Toezegging tijdens AO recreatie d.d. 26 oktober 2011 (Kamerstuk 26 419, nr. 48)

X Noot
3

Het geheel aan afspraken uit het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur d.d. 20 september 2011, de aanvullende afspraken d.d. 7 december 2011 en de uitvoeringsafspraken d.d. 8 februari 2012 wordt nader geduid als het «bestuursakkoord natuur». Zie ook TK 30 825 nr. 107 (incl. bijlage), TK 30 825 nr. 143 (incl. bijlage), en TK 30 825 nr. 153 (incl. bijlagen)

X Noot
4

Formeel zal, in plaats van de in het bestuursakkoord natuur voorziene decentralisatie-uitkering, op advies van de Raad van State een integratie-uitkering worden verstrekt, zoals bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Financiële verhoudingswet.

Naar boven