30 413 Regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

Nr. 147 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2010

Bij diverse gelegenheden (o.a. bij brief aan uw Kamer van 30 juni 2008 (kamerstuk 30 413, nr. 113) en daarna bij de beantwoording van de vragen van het lid Omtzigt over de kosten van beschikbare premieregelingen, ingezonden op 27 februari 2009 (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 1977)) heb ik toegezegd de diverse onderzoeken betreffende de uitvoeringskosten van aanvullende pensioenregelingen aan uw Kamer te zenden.

Eerder zond ik u al de rapporten van het onderzoek van het Verbond van Verzekeraars, uitgevoerd door PriceWaterhouseCoopers, «Uitvoeringskosten van pensioenregelingen» (brief van 29 april 2009, kamerstuk 30 413, nr. 124), en van het onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) «Kostentransparantie bij premieovereenkomsten» (brief van 21 december 2009, kamerstuk 32 123 XV, nr. 50).

Bij deze brief is het rapport van het onderzoek van de AFM naar de kwaliteit van de advisering gevoegd en het rapport «Doorrekening van beschikbare premieovereenkomsten» van de AFM van 3 juni jl.1

Inmiddels is in uw Kamer ook een motie aangenomen van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstukken II 2009/10 32 123 XV, nr. 22) waarin de regering o.a. wordt gevraagd een standaardmodel te ontwikkelen voor de kosten van premieovereenkomsten.

In deze brief zal ik kort de conclusies van de onderzoeken beschrijven. Vervolgens zal ik aangeven hoe we op basis van het geschetste beeld verder gaan.

Korte samenvatting onderzoeken

Onderzoek PriceWaterhouseCoopers «Uitvoeringskosten van pensioenregelingen»

Het onderzoek geeft inzicht in de hoogte van de uitvoeringskosten van collectieve pensioenregelingen voor de verschillende pensioenuitvoerders.

Uit het onderzoek van PriceWaterhouseCoopers blijkt de omvang van de collectiviteit bij zowel de pensioenfondsen als bij de verzekeraars grote invloed te hebben op de hoogte van de uitvoeringskosten per deelnemer.

Het onderzoek wijst uit dat bij collectiviteiten tussen de 100 en 100 000 deelnemers de kosten bij verzekeraars gemiddeld lager zijn dan bij pensioenfondsen. Verdere vergelijkingen waren niet mogelijk, omdat in het onderzoek geen pensioenfondsen zijn betrokken met een collectiviteit kleiner dan 100 deelnemers. Evenmin is in het onderzoek sprake van verzekeraars met contracten die een collectiviteit van meer dan 100 000 deelnemers omvatten.

De belangrijkste verklarende factor voor de gemiddeld lagere uitvoeringskosten van verzekeraars ten opzichte van pensioenfondsen is volgens de onderzoekers het grotere aantal collectieve contracten bij de verzekeraars. Hierdoor kunnen de vaste kosten (bijvoorbeeld ICT en de governancestructuur) over meer contracten worden gespreid.

Onderzoek AFM «Kostentransparantie bij premieovereenkomsten»

De AFM heeft de startbrieven van een representatieve selectie van pensioenuitvoerders met premieovereenkomsten (pensioenfondsen en verzekeraars) onderzocht. Slechts 7% van de onderzochte startbrieven voldeed aan alle wettelijke transparantieverplichtingen (premie uitsplitsen naar pensioen op opbouwbasis, pensioen op risicobasis, en de kosten en de ontwikkeling hiervan en het premieverloop in de tijd).

In de startbrief moet door de pensioenuitvoerder een duidelijke opgave van de kosten zijn opgenomen. Bij meer dan de helft van de onderzochte startbrieven (56%) ontbrak dit overzicht van de kosten. Sommige uitvoerders gaan er ten onrechte van uit dat als er geen kosten worden gerekend dit niet gemeld hoeft te worden in de brief. De informatie over kosten staat vaak verspreid in de documentatie, waardoor voor de deelnemer overzicht ontbreekt.

Verder bleek dat de hoogte van de kosten van de onderzochte premieovereenkomsten erg verschillend is. Gemiddeld lagen de kosten op 21 cent per beschikbare euro aan premie, in het uiterste geval liepen de kosten op tot 35 cent.

Onderzoek AFM «Kwaliteit van de advisering»

De AFM heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het advies over pensioen in de vorm van rechtstreeks verzekerde pensioenregelingen aan werkgevers in het midden- en kleinbedrijf (MKB). De AFM concludeert dat de kwaliteit van het advies onder de maat is. Dat komt enerzijds doordat de financieel dienstverlener onvoldoende informatie inwint over de kenmerken van de werkgever en zijn financiële positie, doelstellingen, risicobereidheid, kennis en ervaring. Anderzijds laten financiële dienstverleners hun advies onvoldoende aansluiten op de informatie die ze wel hebben opgevraagd.

Naar aanleiding van deze conclusies doet de AFM een aantal aanbevelingen om de kwaliteit van de advisering te verbeteren. De aanbevelingen richten zich op de minister van Financiën, die op grond van de Wft verantwoordelijk is voor het toezicht op de advisering over pensioenverzekeringen en op de sector, onder andere op de financiële dienstverleners en op de aanbieders van pensioenverzekeringen.

Rapport AFM «Doorrekening van beschikbare premieovereenkomsten»

In dit onderzoek heeft AFM beschikbare premieovereenkomsten doorgerekend. De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn dat de kosten van dit type pensioen sterk variëren. Waarbij met name hoge kosten en verzekeringspremies uiteindelijk resultaat van het ouderdomspensioen sterk beïnvloeden. Verder constateert AFM dat de risico's die bij een beschikbare premieovereenkomst altijd ten laste van de deelnemer zijn, aanzienlijk zijn en lastig af te dekken.

AFM is van mening dat werkgevers, werknemers en adviseurs uit de productinformatie de kernelementen (zoals rendement, kosten, risico’s en beperkingen) van een beschikbare premieovereenkomst zouden moeten kunnen zien en beoordelen. Daartoe is volgens de AFM van belang dat de verbeteringen in de informatievoorzieningen nu ook daadwerkelijk worden doorgevoerd. Daarnaast zal de kwaliteit van de advisering verbeterd moeten worden.

Hoe nu verder

Het beeld dat uit de verschillende onderzoeken naar voren komt is dat de hoogte van de uitvoeringskosten nogal uiteeenlopen. Met name bij beschikbare premieregelingen zijn die kosten in een aantal gevallen hoger dan partijen verwacht hadden en redelijk zouden hebben gevonden. Dat heeft te maken met:

  • Onvoldoende transparantie en kostenbewustzijn.

  • Onvoldoende kwaliteit van de advisering aan MKB-werkgevers. Er is te weinig rekening gehouden met specifieke kenmerken van de werkgever in relatie tot het pensioencontract.

  • Omvang van de contracten. Er is duidelijk een kostendrukkend effect op de uitvoering wanneer de omvang van het collectief in een pensioenregeling groter is.

De vraag is welke maatregelen genomen zijn en nog kunnen worden genomen om verbetering te bewerkstelligen.

Omvang contracten

De omvang van het collectief is slechts in beperkte mate door de overheid te beïnvloeden. Bij bedrijfstakpensioenfondsen bepalen sociale partners de omvang van de collectiviteit. Voor alle andere regelingen geldt dat deze op grond van het bepaalde in de Pensioenwet op het niveau van de onderneming worden afgesloten. Dat betekent per definitie dat kleine werkgevers pensioencontracten afsluiten van beperkte omvang.

Wel kunnen schaalvoordelen behaald worden door een gezamenlijke uitvoering, bijvoorbeeld door het poolen van het vermogensbeheer of het voeren van een gezamenlijke administratie door een pensioenuitvoeringsbedrijf.

Verbetering transparantie

De Pensioenwet kent verschillende informatiebepalingen. Ten aanzien van beschikbare premieovereenkomsten worden striktere eisen gesteld dan aan uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten. Dat hangt samen met de aard van de verschillende pensioenovereenkomsten.

Bij de uitkeringsovereenkomst staat van tevoren vast welke pensioenuitkering men vanaf de pensioendatum mag verwachten. Bij een kapitaalovereenkomst staat het kapitaal op pensioendatum van te voren vast.

Bij dit type overeenkomsten is er geen wettelijke verplichting om de kosten aan de deelnemer te vermelden. Dat is ook niet relevant voor de deelnemer, omdat hij weet wat kan verwachten, namelijk de toegezegde uitkering. Bij de premieovereenkomst staat alleen de premie vast. De premies worden belegd en met het beschikbare kapitaal wordt op de pensioendatum een pensioen gekocht. Er staat vooraf niet vast welk pensioen de deelnemer krijgt op de pensioendatum. De kosten in de opbouwfase gaan ten laste van het op te bouwen pensioen. Informatieverstrekking over de kosten is hierbij dus veel relevanter.

Ten aanzien van de premieovereenkomst is wettelijk geregeld dat in de startbrief moet worden aangegeven hoe de premie wordt besteed:

  • welk deel gaat naar de opbouw van pensioen,

  • welk deel wordt besteed aan een pensioen op risicobasis, en

  • welk deel gaat op aan kosten.

Daarbij moet informatie worden gegeven over de ontwikkeling van deze elementen in de tijd en het verloop van de premie.

De huidige regelgeving voldoet aan de in de motie uitgesproken wens dat de deelnemer binnen drie maanden op de hoogte moet zijn van de kosten van de premieovereenkomst waaraan hij deelneemt, omdat de startbrief binnen drie maanden na start van deelname aan de pensioenregeling aan de deelnemer moet worden verzonden. De AFM ziet toe op naleving van de informatieverplichtingen door pensioenuitvoerders.

Ik stel vast dat met de invoering van de Pensioenwet al belangrijke verbeteringen zijn bewerkstelligd die beogen de transparantie te bevorderen. Dat de pensioensector nog moeite heeft de nieuwe regelgeving na te leven heeft waarschijnlijk ook te maken met implementatieproblemen. De startbrief is immers vanaf 1 januari 2008 verplicht voor pensioenfondsen en pas per 1 januari 2009 voor verzekeraars. Op basis van het onderzoek heeft de AFM ook een aantal aanbevelingen gedaan richting de pensioenuitvoerders ten aanzien van de transparantie van de kosten in de startbrief. Ik ga ervan uit dat AFM speciale aandacht blijft besteden aan het toezicht op de naleving hiervan. De Pensioenwet geeft de AFM hiertoe een adequaat instrumentarium.

Bovendien vind ik het een goede ontwikkeling dat verzekeraars in aanvulling op de wettelijke informatieverplichtingen verdere initiatieven hebben genomen met betrekking tot informatievoorziening en transparantie. Er is een brochure gepubliceerd met algemene informatie over beschikbare premieregelingen. Daarnaast is er een model ontwikkeld voor het verbeteren van de kostentransparantie. Deelnemers in een beschikbare premieregeling met beleggingsmogelijheid ontvangen op basis van dat model jaarlijks inzicht in de verrekende kosten en de bestemming van de in dat jaar betaalde premie

In de loop van 2010 wil het Verbond van Verzekeraars nog verder overleg voeren met werkgevers en werknemers binnen de Stichting van de Arbeid over andere aspecten van beschikbare premieregelingen, zoals over het inzicht in de relatie tussen de beschikbaar gestelde premie en de pensioenopbouw, verbeterde voorlichting aan deelnemers over risico’s en rendementen en de relatie tussen maatwerk en uitvoeringskosten.

Kwaliteit advisering

Ten aanzien van de kwaliteit van de advisering over pensioenverzekeringen beziet de minister van Financiën de mogelijkheden van verscherpte deskundigheidseisen. Over deze en mogelijke andere maatregelen die de kwaliteit van pensioenadvisering kunnen verbeteren zal hij in overleg treden met betrokkenen.

Verder geldt ook hier dat een toenemende transparantie van pensioencontracten en met name over uitvoeringskosten er toe zal leiden dat niet alleen de werkgever kritischer zal kijken naar het pensioencontract en het advies dat gegeven wordt. Maar ook werknemers zullen beter in staat zijn om de inhoud van het pensioencontract te beoordelen en met de werkgever hierover afspraken te maken.

Hoogte van de kosten

Zoals gezegd zijn met bij premieovereenkomsten in een aantal gevallen veel hogere kosten in rekening gebracht dan verwacht was en redelijk werd bevonden. Ik vind het een goede zaak het Verbond van Verzekeraars onlangs in overleg met een toetsnorm heeft vastgesteld voor kosteninhoudingen bij beschikbare premieregelingen die voor 1 januari 2010 zijn vastgesteld. Voor zover er kosteninhoudingen boven deze norm zijn geweest zullen (gewezen)deelnemers hiervoor door verzekeraars gecompenseerd worden.

De Stichting van de Arbeid heeft de toetsnorm niet inhoudelijk kunnen beoordelen – hiervoor is de Ombudsman Financiële Dienstverlening ingeschakeld – maar heeft wel kunnen concluderen dat de norm op zorgvuldige en transparante wijze is vastgesteld. In antwoorden op de kamervragen van het lid Omtzigt en de kamervragen van het lid Irrgang, die ik op 7 juni jl. aan de Tweede Kamer heb gezonden, ben ik nader ingegaan op deze toetsnorm.

Ook hier geldt dat verhoging van de kostentransparantie er toe zal leiden dat in de toekomst partijen met dergelijke hoge kosten niet meer akkoord zullen gaan.

Verder constateer ik dat een toename van de transparantie in de praktijk al tot wijzigingen van contracten heeft geleid. Zo heeft inmiddels een aantal verzekeraars de zogenaamde semicollectieve contracten (waarbij voor iedere afzonderlijke polis een provisie in rekening werd gebracht) omgezet in collectieve contracten (waarbij slechts één keer provisie in rekening wordt gebracht).

Een ander tendens die te zien is, is dat verzekeraars voor kleine contracten steeds meer gestandaardiseerde producten gaan ontwikkelen. Deze standaardisatie zal in combinatie met toegenomen transparantie naar mijn verwachting een gunstig effect op de prijs van het pensioencontract hebben. Dat neemt niet weg dat kleine contracten ook in de toekomst hogere uitvoeringskosten zullen hebben dan grote contracten.

Motie Omtzigt

Met deze motie verzoeken de indieners de regering om een standaardmodel voor de kosten van beschikbare premieregelingen te ontwikkelen. Ik begrijp dat het hier gaat om een wettelijke begrenzing van de kosten die in rekening mogen worden gebracht. Als dat het geval is, dan is naar mijn mening een dergelijk voorstel lastig vorm te geven. In de eerste plaats omdat het door de verscheidenheid aan pensioencontracten en bijbehorende kosten niet doenlijk is hier een model voor te ontwikkelen. Ik ben verder van mening dat het geen taak van de overheid is om hier prijsregulerend op te treden. Het is aan marktpartijen om een redelijke prijs vast te stellen. Mijn verwachting is dat zij dit, gelet op het belang van toegenomen transparantie en kostenbewustzijn, ook op zullen gaan nemen. Waarbij opgemerkt moet worden dat het uit oogpunt van mededinging niet mogelijk is om op voorhand te afspraken maken over de maximaal in te houden kosten.

Conclusie

Het staat buiten kijf dat transparantie over kosten bij pensioenregelingen en met name bij premieovereenkomsten van groot belang is voor zowel deelnemers als werkgevers. Vergroting van het inzicht zal hen in staat stellen om producten en de adviezen over die producten beter te kunnen beoordelen. Ook duidelijk is geworden dat in het verleden dat inzicht bij vele betrokkenen volstrekt onvoldoende was.

Ik constateer dat met de invoering van de Pensioenwet de nodige maatregelen in gang zijn gezet om te komen tot verbetering van de kostentransparantie en bewustzijn. Daarnaast heeft het pensioenveld zelf initiatieven ontwikkeld, zowel ten aanzien van het verbeteren van het inzicht in de kosten als het verlenen van financiële compensatie daar waar de kosten onevenredig hoog waren. Betrokken partijen blijven ook in de komende periode met elkaar in overleg om tot verbeteringen te komen, waarbij met name aandacht zal zijn voor het verbeteren van de kwaliteit van de advisering.

Nu vrijwel al deze maatregelen nog maar kort van kracht zijn, is de tijd te kort om definitieve uitspraken te doen over de effectiviteit ervan. In de komende tijd zullen de kosten van aanvullende pensioenregelingen zeker de aandacht blijven hebben. Mocht dan blijken dat aanvullende maatregelen nodig zijn, dan zal ik dat zeker overwegen. Op dit moment echter lijkt het mij niet nodig en wenselijk om nadere maatregelen te treffen.

Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven