30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 393 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2024

Op 9 april jl. heb ik het advies «De opstelling aan de top» van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) naar uw Kamer gestuurd.1 Ik heb toen toegezegd binnen drie maanden met een beleidsreactie te komen. Tevens heeft de commissie voor VWS een reactie aan mij gevraagd.2 Met deze brief voldoe ik aan mijn toezegging en het verzoek van de commissie.

Ik ben blij dat dit advies er ligt en dank de NLsportraad en alle betrokkenen voor hun inzet. Het is de eerste keer dat de raad naar de organisatie en financiering van de Nederlandse topsport in de volle breedte kijkt. Het is daarmee een interessant ijkpunt voor het lopend beleid en geeft inzicht in de mogelijke toekomstige knelpunten.

Kern van het advies

De NLsportraad constateert dat het momenteel goed gaat met de Nederlandse topsport. De sporters en coaches presteren uitstekend. Dat geldt zowel voor de Paralympische en Olympische sporters van TeamNL als voor Nederlandse sporters die actief zijn in commerciële sporten zoals wielrennen, vechtsporten, voetbal, darten en Formule 1. Topsport heeft veel volgers waardoor topsport het vermogen heeft te inspireren, te verbinden en veel Nederlanders trots te maken. Daarmee is topsport van grote maatschappelijke waarde.

De NLsportraad maakt zich echter zorgen over de toekomst van topsport. De raad ziet op de langere termijn onzekerheden die de kans op Nederlandse topsportprestaties, en daarmee de maatschappelijke waarde van topsport, negatief kunnen beïnvloeden. Zo stelt de samenleving toenemende eisen aan topsportorganisaties op het gebied van veiligheid en integriteit, is er onzekerheid over loterijfinanciering en groeit de financiële invloed van buitenlandse investeerders en internationale gokbedrijven. Volgens de raad is de Nederlandse topsport beperkt toegerust op deze ontwikkelingen. Factoren die daarbij een rol spelen zijn een rijksoverheid die de ondersteuning en financiering van topsport niet langdurig en expliciet heeft vastgelegd, een verminderde organisatiekracht van de sportbonden en de toegenomen concurrentie in de topsport.

De raad geeft een aantal aanbevelingen voor het toekomstbestendig maken van de organisatie en financiering van de topsport in Nederland. Daarvoor ziet de raad een duidelijke rol weggelegd voor de rijksoverheid en decentrale overheden.

Ik ga hieronder in op de analyse en algemene uitgangspunten van het advies op de korte termijn. Die uitgangspunten spiegel ik aan het lopend topsportbeleid. Dat beleid is vastgelegd in het strategisch kader topsport, als onderdeel van het Sportakkoord II.3 Dit beleid loopt tot 2032. Gezien de demissionaire status van dit kabinet, geef ik de aanbevelingen voor de langere termijn door aan het volgende kabinet. Dat kabinet kan besluiten of het nodig is het lopend beleid aan te passen en bepalen of de rijksoverheid daarbij een rol speelt en zo ja welke. Daarvoor kan het volgend kabinet ook gebruikmaken van de informatie uit de rapportage Topsport in Nederland (TiN), die het Mulier Instituut vanaf september aanstaande jaarlijks publiceert.

Beleidsreactie

Topsport heeft maatschappelijke betekenis

De NLsportraad merkt op dat de maatschappelijke waarde van topsport groot is. Ook ik ben van mening dat de prestaties en verhalen van onze topsporters bijdragen aan het imago van Nederland in het buitenland, onze nationale trots en saamhorigheid (het oranjegevoel) en het welzijn van vele Nederlanders. Topsport draagt ook bij aan de Nederlandse economie. Daarom hebben het Ministerie van VWS, NOC*NSF/sportbonden en Vereniging Sport en Gemeenten (VSG)/gemeenten in de twee sportakkoorden afspraken gemaakt om de maatschappelijke waarde van topsport te vergroten en beter zichtbaar en bereikbaar te maken.4 Deze afspraken zijn vervolgens concreet uitgewerkt in het beleid van de strategische partners. Bijvoorbeeld in de topsportstrategie 2032 van NOC*NSF en de sportbonden, die de ledenvergadering recentelijk heeft vastgesteld.5

Ik vind het belangrijk om, samen met onze partners, ervoor te zorgen dat de maatschappelijke waarde van topsport ook in de toekomst wordt gewaarborgd en dat meer partijen daarin gaan investeren. Dat geldt zowel voor publieke als private partijen.

Commercie en maatschappelijke waarde

De NLsportraad is bezorgd dat de maatschappelijke waarde van topsport onder druk komt te staan door toenemende commercialisering. De raad is van mening dat zonder een duidelijk en goed plan voor de financiering en organisatie van topsport, vermogende buitenlandse financiers al in de nabije toekomst het beoefenen en kijken van topsport bepalen. Dit kan, volgens de raad, leiden tot een verschraling van het topsportlandschap waarbij minder commerciële sporten verdwijnen en de maatschappelijke waarde aanzienlijk vermindert.

Topsport heeft altijd verschillende verschijningsvormen gehad. Er is ruimte voor zowel meer als minder commercieel aantrekkelijke sporten. Dit uitgangspunt is meegenomen in het Sportakkoord. Door de maatschappelijke waarde van topsport beter te laten zien en deze door meer partijen te laten benutten, kunnen we het brede palet aan topsport behouden. Commercieel georganiseerde sporten horen ook bij dat totaalplaatje. Die sporten zijn benoemd als een afzonderlijke pijler in het strategisch kader topsport. Commerciële sporten dragen op een eigen wijze en onder andere randvoorwaarden bij aan de maatschappelijke waarde van topsport. Daarnaast is het normatief fundament (maatschappelijk verantwoord organiseren van topsport) ook voor commerciële sporten relevant. Integere sport is uiteindelijk ook de basis om commercieel aantrekkelijk te kunnen zijn. Commerciële sporten bereiken vaak andere doelgroepen. Hiermee dragen zij bij aan een groter bereik en grotere zichtbaarheid van topsportprestaties. Momenteel voeren de partners van het strategisch kader topsport 2032 – het Ministerie van VWS, VSG en NOC*NSF – verkennende gesprekken met commerciële topsportorganisaties over hun mogelijke betrokkenheid bij het vergroten van de maatschappelijke waarde van topsport. Over de voortgang van de gesprekken wordt uw Kamer naar verwachting in het najaar geïnformeerd.6

De rol van de rijksoverheid

De raad is van mening dat de rijksoverheid en decentrale overheden een duidelijkere en prominente rol moeten spelen binnen een toekomstbestendige topsport. De rol van de rijksoverheid moet expliciet worden vastgelegd. Dit betekent, volgens de raad, niet dat de rijksoverheid eindverantwoordelijk wordt voor topsport in Nederland. Dat blijven de topsportorganisaties grotendeels zelf. In de concrete aanbevelingen adviseert de raad de rijksoverheid op een groot aantal terreinen regie te voeren, te stimuleren, te versterken en stelselverantwoordelijkheid nemen.

Ik ben het met de raad eens dat de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in de Nederlandse topsport duidelijk moeten zijn en goed op elkaar moeten worden afgestemd. Daarvoor gebruik ik momenteel het Sportakkoord als beleidsinstrument. In het strategisch kader topsport 2032 komen bijna alle basisvoorwaarden terug die in de aanbevelingen van de raad worden genoemd: de positie van de topsporter en coach, accommodaties, evenementen, kennisontwikkeling en innovatie, (sociale) veiligheid/integriteit en het zichtbaar maken van de maatschappelijke waarde van topsport. Bij de verdere uitwerking bekijk ik steeds met de strategische partners, VSG en NOC*NSF wat eenieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid kan bijdragen. De concrete activiteiten die we daarbij ontplooien zijn onderdeel van het werkplan Sportakkoord II. Over de voortgang informeer ik uw Kamer regelmatig.7 Ik zie op dit moment geen noodzaak om van deze beleidsstrategie af te wijken. Daarnaast heeft uw Kamer mij gevraagd om eerst de resultaten van het Sportakkoord af te wachten en dan pas te bekijken of het nodig is om rollen en verantwoordelijkheden in de hele sportsector explicieter, bijvoorbeeld in een Sportwet, vast te leggen.8 Daarbij wordt ook de topsport betrokken.

Inzet op de kracht van de sportsector zelf

Ten aanzien van de grotere rol die de raad aan de rijksoverheid toedicht, wil ik het volgende opmerken. De kracht van de huidige topsport start bij het particulier initiatief binnen de sportsector, met een, waar mogelijk en nodig, faciliterende overheid: niet alleen het Rijk maar ook de gemeenten en sommige provincies. De sportsector is in eerste instantie zelf aan zet om ambities te formuleren, verantwoordelijkheid te nemen, keuzes te maken en naar de benodigde financiële middelen te zoeken. NOC*NSF en de bonden nemen al jaren hun verantwoordelijkheid en maken keuzes om de meeste maatschappelijke waarde uit topsport te kunnen halen. De sportsector zelf is het beste in staat om te bepalen in welke typen sporten de kansen op succes het grootst zijn. Want prestaties (meer dan alleen medailles) blijven nodig om te kunnen inspireren.

Ik vind het een goede ontwikkeling dat in de sportsector, bijvoorbeeld in de topsportstrategie 2032 van NOC*NSF en de bonden, breder naar topsport wordt gekeken dan dat in het verleden het geval was. Naast de hoogst haalbare medailles (op wereldniveau) is er meer aandacht voor andere prestaties van Nederlandse topsporters, bijvoorbeeld op Europees en nationaal niveau en persoonlijke records. Ook de maatschappelijke waarde van wekelijkse topsportcompetitie wordt meegenomen in de topsportstrategie 2032. Deze verbreding van topsport komt voort uit de afspraken die we hebben gemaakt in het Sportakkoord.

Hoewel de sportsector zelf primair aan zet is, blijft de overheid nauw betrokken. Dat geldt voor de gemeenten, provincies en het Rijk. Daar waar het de sportsector onvoldoende lukt om randvoorwaarden te realiseren of waar de sportsector niet over de juiste instrumenten kan beschikken, kan de overheid een rol spelen. Het gaat bijvoorbeeld om publieke waarborgen zoals bescherming van individuele grondrechten (integriteit en veiligheid) en collectieve voorzieningen (kennisinfrastructuur, onderzoek en kennisdeling).

Organisatiekracht

Ik ben blij dat de raad de organisatiekracht van de sportsector op de agenda heeft gezet. Ik onderschrijf de zorgen van de raad en zie dat de organisatiekracht van sportorganisaties onder druk komt te staan. Het is een terechte vraag of met de huidige organisatievorm de zelfstandige positie van de sportsector in de toekomst overeind blijft. Om te voldoen aan de maatschappelijke eisen die worden gesteld aan het beoefenen en het volgen van topsport (bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid maar ook de grote maatschappelijke betrokkenheid van sporters en topsportorganisaties) is het volgens de partners van het strategisch kader topsport 2032 nodig dat de organisatiekracht wordt versterkt. Ik ga de betrokken partijen, waaronder NOC*NSF en de bonden, bij elkaar brengen om te kijken wat nodig en mogelijk is en hoe de betrokken partijen daar, vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid, aan bij kunnen dragen. Het gaat in eerste instantie om het verduidelijken van elkaars rollen en verantwoordelijkheden. Daarbij blijft het uitgangspunt dat de sport in principe zelf gaat over de manier waarop ze zich organiseert. Ik zal uw Kamer naar verwachting in het najaar over de voortgang infomeren.

Financiering

Topsport wordt gefinancierd door een mix van verschillende financieringsbronnen met eigen kenmerken en voorwaarden. Naast de financiële bijdragen van de rijksoverheid zijn dat private sponsoren/investeerders, leden van de sportbonden zelf, bijdragen van gemeenten en provincies en de afdracht van de Nederlandse Loterij. De situatie in Nederland is daarmee vergelijkbaar met de situatie in de meeste Westerse landen. Ik ben van mening dat deze mix de eigen verantwoordelijkheid en autonomie van de topsport bevordert. Het huidige financieringssysteem houdt de topsportsector scherp en dwingt NOC*NSF en de bonden om transparante keuzes te maken en zich continu te bewijzen en te verantwoorden ten opzichte van meerdere partijen die willen investeren. Een systeem waar één van de financieringsstromen te dominant is, maakt de topsport kwetsbaar. Dit betekent dat de sportsector steeds op zoek moet naar nieuwe financieringsbronnen en alternatieve manieren om de topsport te financieren.

De NLsportraad heeft bedenkingen bij financiering van de topsport met loterij- en met name gokgelden. Volgens de raad geeft de toenemende invloed van gokbedrijven op het topsportlandschap meer risico op gokverslaving en matchfixing. Daarnaast is het regelmatig onduidelijk waar sponsorgelden van (online) gokbedrijven werkelijk vandaan komen. De raad wil de loterijfinanciering op lange termijn vervangen door gegarandeerde, directe overheidsfinanciering. Hoewel ik de lange termijn financiering van de topsport overlaat aan mijn opvolgers, wil ik er wel op wijzen dat de rijksoverheid zich inzet om de mogelijke negatieve maatschappelijke gevolgen van de genoemde financieringsbronnen te beperken. Vanaf 1 juli 2025 mogen online gokbedrijven geen reclame meer maken via sponsoring. De Kansspelautoriteit geeft voorlichting en informatie over kansspelen. Ook beheert de autoriteit het verslavingspreventiefonds. Tevens is er vanuit een gezamenlijk programmaplan wedstrijdmanipulatie (matchfixing) een fieldlab gestart, onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en in samenwerking met de politie. Dit fieldlab moet het proces verbeteren om signalen van matchfixing te verdiepen, verder te brengen en er actie op te ondernemen. Binnen het bestaande juridische kader wordt gekeken hoe de betrokken publieke en private partijen nauwer kunnen samenwerken. Verder financiert het Ministerie van VWS programma’s om duurzame en gezonde topsportevenementen te organiseren en nemen NOC*NSF en de bonden zelf verantwoordelijkheid bij de selectie van hun sponsoren.

Naast het bovengenoemde punt dat de topsport deels afhankelijk is van de afdracht van loterijmiddelen, beschouwt de raad het problematisch dat de rijksoverheid de ondersteuning en financiering van topsport niet langdurig en expliciet heeft vastgelegd. Ik wil dit beeld graag iets nuanceren. De rijksoverheid stelt al jaren financiële middelen en andere vormen van ondersteuning beschikbaar ten behoeve van de topsport. Over de instellingssubsidie die NOC*NSF aanvraagt om de centrale faciliteiten en topsportondersteuning en de investeringsplannen van bonden mede te bekostigen, is regelmatig overleg tussen NOC*NSF en het Ministerie van VWS. Daarbij wordt rekening gehouden met de Olympische en Paralympische cyclus zodat er binnen een periode van 4 jaar in principe weinig grote veranderingen zijn. Hetzelfde geldt voor de jaarlijkse bijdrage van het ministerie VWS aan het Fonds voor de Topsporter waarmee de stipendium- en kostenvergoedingsregeling worden bekostigd. Ook de subsidieregeling voor internationale topsportevenementen, de financiering van de Dopingautoriteit en de kennis- en onderzoeksactiviteiten van ZonMw, het Mulier Instituut en het Kenniscentrum Sport en Bewegen hebben een looptijd van meerdere jaren.

Dat neemt niet weg dat financiering vanuit de rijksoverheid een onzekerheid met zich meebrengt. Dat geldt ook als die verantwoordelijkheid expliciet wordt vastgelegd. Ieder kabinet moet een afweging maken tussen beleidsprioriteiten, waar topsport er één van is. Het is aan de sportsector om dit mee te nemen in het totale financiële plaatje en op basis daarvan ambities en prioriteiten te bepalen. NOC*NSF en de bonden doen dit al jaren op een transparante wijze die breed wordt gedragen.

Tot slot

Ik ben blij met de analyse van de NLsportraad en zie ook een aantal risico’s die de kracht van topsport in de toekomst kunnen raken. Ik zie echter geen duidelijke aanleiding om het ingezette beleid, gericht op samenwerking vanuit de eigen verantwoordelijkheid van betrokken partijen, op korte termijn te veranderen. Het is aan mijn opvolger om samen met de strategisch partners van het Sportakkoord de ontwikkelingen in de topsport te monitoren en te bezien of beleidswijzigingen nodig zijn. De lange termijn aanbevelingen van de NLsportraad kunnen daarbij worden meegenomen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 390.

X Noot
2

Kamerstukken II 2023/24, 2024Z05328.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 30 234, nr. 364.

X Noot
4

Sportakkoord I, deelakkoord 6: Topsport die inspireert! (2018); Sportakkoord II Sport versterkt!, Strategisch Kader Topsport (2023).

X Noot
6

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 373.

X Noot
7

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 386.

X Noot
8

Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 373.

Naar boven