30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 781 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 februari 2022

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 1 december 2021 inzake Vaststelling Regeling groenprojecten 2022 (Kamerstuk 30 196, nr. 774).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 januari 2022 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 1 februari 2022 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Vragen en antwoorden

VVD-fractie

Vraag 1

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris uiteen kan zetten hoe de keuzes en afwegingen bij het actualiseren van de Regeling zijn gemaakt en of met het actualiseren van de Regeling een onderbenutting van het budget van de groenregeling dreigt?

Antwoord

Bij deze actualisatie is het doel van de Regeling leidend, namelijk het stimuleren van financiering van duurzame innovatieve projecten waarmee bovenwettelijke positieve milieueffecten worden gerealiseerd. Met de voorgestelde eisen en nieuwe categorieën wordt dan ook uitsluitend de innovatieve top van de markt gestimuleerd. Door de beoogde werking als marktinstrument neemt het aantal afgegeven groenverklaringen jaarlijks toe zolang de Regeling niet aangepast wordt. Om de Regeling innovatief en passend te houden binnen het voor deze herziening gestelde financiële kader, zijn hierin tussentijdse bijstellingen opgenomen. Aangezien de Regeling een openeinde Regeling is, is van onderbenutting geen sprake. Door de actualisatie zal de omvang van het projectvermogen van de Regeling iets lager liggen dan op basis van de huidige regeling het geval is. Het projectvolume neemt echter jaarlijks toe. Daarbij neemt de Regeling ten opzichte van de laatste herziening in 2016 in omvang toe van de 800 miljoen euro geraamd in 2016, naar 1,8 miljard euro voor de nieuwe regeling. De ontwikkeling van het projectvermogen wordt jaarlijks met het Ministerie van Financiën en de banken gemonitord.

Vraag 2

De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast hoe de Staatssecretaris, aan de hand van de Regeling, om zal gaan met projecten die tussen «nieuw» en een «lage marktpenetratie» in zitten? Het gaat hier bijvoorbeeld om projecten die uit de ontwikkelfase zijn, maar die op de rand zitten van daadwerkelijke toepasbaarheid in de praktijk.

Antwoord

De Regeling richt zich specifiek op het stimuleren van financiering van duurzame innovatieve projecten die verkeren tussen de fase van ontwikkeling en (zeer) beperkte toepassing; de eerste 5–10% van de markt. De herziene Regeling biedt meer mogelijkheden om dit type projecten te stimuleren, omdat het aantal typen investeringen waarvoor een groenverklaring kan worden verleend, is vergroot. Voor projecten die in een pilotfase zitten zijn andere regelingen van toepassing, zoals de DEI+ regeling.

Vraag 3

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten wat deze mogelijkheden en het meer in balans zijn van de Regeling precies inhouden? Hoe wordt omgegaan met projecten, innovaties en ontwikkelingen die zich tot meerdere categorieën verhouden?

Antwoord

De projectcategorieën van de herziene Regeling worden meer thematisch geclusterd, aansluitend bij belangrijke verduurzamingstransities en -opgaves. Binnen de projectcategorieën zijn nieuwe technieken of werkwijzen toegevoegd. Ook zijn voorwaarden van categorieën die sinds de laatste herziening in 2016 niet meer passend zijn binnen de doelstelling van de Regeling aangescherpt. Dit lijdt ertoe dat de Regeling per saldo meer ruimte biedt om innovatie op de verschillende thema’s te stimuleren. Zo wordt beoogd het gebruik van de Regeling voor bijvoorbeeld circulaire economie en duurzame mobiliteit te vergroten.

Het is mogelijk dat een project meerdere investeringen (onderdelen) bevat die tot meer dan één categorie behoren. Het is mogelijk om voor een dergelijke combinatie van investeringen een groenverklaring af te geven, mits aan de eisen van iedere afzonderlijke categorie wordt voldaan.

Vraag 4

De leden van de VVD-fractie vragen ook of de Staatssecretaris zich herkent in de signalen dat in de voorgestelde aanpassing met betrekking tot wind- en zonnestroomprojecten voorstellen worden gedaan die niet gebaseerd zijn op ontwikkelingen in de markt. Het gevolg zou zijn dat deze criteria onhaalbaar en onrealistisch zijn en veel projecten daardoor niet langer in aanmerking komen voor groenfinanciering? In hoeverre is bij het actualiseren van de Regeling rekening gehouden met de ontwikkelingen in de markt?

Antwoord

Het doel van de Regeling groenprojecten is het stimuleren van financiering van innovatieve en duurzame projecten. Omdat reguliere projecten door ervaring, voorbeeldwerking en regelgeving een steeds hoger milieurendement realiseren, betekent dit voor de Regeling dat de eisen aan projecten die in aanmerking komen voor de Regeling groenprojecten ook steeds hoger moeten en kunnen worden. Onder andere veel soorten zonnepanelen en windturbines zijn nu, anders dan in 2016, reeds gangbaar en zijn daarmee de fase van marktintroductie voorbij. Dat betekent dat er duidelijke (technische) eisen aan het innovatieve karakter moeten worden gesteld om aan de doelstelling van de Regeling te voldoen en blijvend in aanmerking te komen voor een groenverklaring. Veel winst op duurzaamheid valt bijvoorbeeld nog te behalen op (circulair) materiaalgebruik. Uit marktanalyse door RVO is gebleken dat de eisen die gesteld worden aan zon- en windprojecten haalbaar zijn. De eisen die op langere termijn gesteld worden zijn volgens geraadpleegde experts technisch haalbaar. Het is aan de markt om dergelijke producten ook meer op de markt te brengen. De Regeling geeft daarvoor een duwtje in de rug.

D66-fractie

Vraag 5

De leden van de D66 fractie vragen zich af of naast de Regeling voor projecten in Nederland de soortgelijke Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba blijft bestaan en wordt geactualiseerd?

Antwoord

De Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002 is een aparte regeling en kent andere criteria dan de Regeling groenprojecten. Het vorige kabinet heeft naar aanleiding van de beleidsevaluatie Regeling groenprojecten 2010–2017 ervoor gekozen de Regeling groenprojecten 2016 te actualiseren. De Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002 maakte geen onderdeel uit van die evaluatie. Van laatstgenoemde Regeling wordt nauwelijks gebruik gemaakt. Na afronding van de lopende herziening zal worden bezien of de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002 actualisatie behoeft.

Vraag 6

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe het includeren van deze categorie past in lijn met de aangenomen gewijzigde motie van het lid Vestering over geen subsidies voor nieuwe mestvergistingsinstallaties in de kringloopvisie (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 13)? Daarbij vragen de leden hoe het volgens de Staatssecretaris met elkaar rijmt dat mestvergistingsinstallaties niet meer in aanmerking mogen komen voor een SDE++-subsidie en de kringlooplandbouwvisie hierop is aangepast, maar deze nog wel in aanmerking kunnen komen voor een groensubsidie? Ziet de Staatssecretaris hier een conflicterende boodschap in?

Antwoord

In de visie kringlooplandbouw is geen verwijzing naar mestvergisting opgenomen. Het Kabinet zal met een reactie komen hoe om wordt gegaan met de motie van de leden Ouwehand en Simons (Kamerstuk 35 925, nr. 31 ). Dan kan ook worden bezien wat dit betekent voor de Regeling groenprojecten. De visie kringlooplandbouw streeft naar het verminderen van emissies en het vervangen van kunstmest van fossiele bron. De techniek van mono-mestvergisting kan bijdragen aan beide doelstellingen en komt daarom in aanmerking voor fiscale stimulering.

Vraag 7

De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris met hen eens is dat het begrip van duurzame landbouw in de groenregelingen zoveel mogelijk in lijn moet zijn met de kringlooplandbouwvisie? Zo ja, hoe is dit geborgd met de bestaande categorieën in de subsidieregeling?

Antwoord

De Regeling heeft tot doel de financiering van innovatieve duurzame projecten te stimuleren. De Regeling groenprojecten is geen subsidieregeling. In het geval van duurzame landbouw vindt veel innovatie plaats door middel van projecten die in lijn zijn met de kringlooplandbouwvisie. De bestaande en nieuwe categorieën van de Regeling passen in veel gevallen dan ook binnen deze visie. Voorbeelden hiervan zijn de categorieën 2.1, Biologische landbouw en 2.2.2, Omschakelfonds.

Vraag 8

De leden van de D66-fractie vragen zich af op welke manier de R-categorieën worden meegenomen in de algemene eisen van de projectcategorie circulaire economie. Aan welke voorwaarden moeten projecten voldoen rondom deze R-categorieën en worden ook eisen gesteld aan de kwaliteit van producten of afwaardering van grondstoffen?

Antwoord

Alle projecten binnen de categorie circulaire economie moeten aan de algemene voorwaarden voldoen die voor deze projectcategorie zijn gedefinieerd. Hoewel dit wellicht niet direct blijkt uit de titels van de categorieën, komt de R-ladder wel in de inhoud terug. Grondstof besparing (categorie 3.2) werkt in op de hoogste niveaus van de R-ladder. Direct daaronder bevinden zich de subcategorieën die zich richten op levensduurverlenging (categorie 3.3). Ook recycling heeft, hoewel minder hoog op de R-ladder, een plaats in de Regeling omdat hierin nog veel duurzame innovatie mogelijk en nodig is.

De eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van producten of afwaardering van grondstoffen kunnen per categorie verschillen. Wat in ieder geval geldt is dat er sprake moet zijn van significant hoogwaardiger gebruik dan de standaard norm in de betreffende categorie of sector.

Vraag 9

De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten wat wordt verstaan onder duurzame biomassa? Op welke manier wordt gewaarborgd dat het gebruik van biomassa van de hoogste kwalitatieve toepassing is?

Antwoord

Van duurzame biomassa is sprake als de biomassa binnen de voorwaarden van NTA 8080 is geproduceerd. Onder duurzame biomassa worden ook biomassarest- en afvalstromen verstaan.

Vraag 10

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe deze regeling bijdraagt aan daadwerkelijke upcycling? Deze leden denken hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van plastic in kleding. Een nieuwe toepassing, maar hierdoor wordt het kledingstuk niet recyclebaar na gebruik.

Antwoord

De term upcycling kan voor een aantal sectoren van toepassing zijn. De voorgestelde categorieën gelden breed over bijna alle sectoren. Er moet altijd sprake zijn van een significant hoogwaardiger gebruik dan de standaard norm in de betreffende categorie of sector. De eisen in diverse subcategorieën zorgen daarmee voor een bijdrage aan upcycling als dit voor een project van toepassing is.

Vraag 11

De leden van de D66-fractie vragen of kan worden toegelicht hoe met deze regeling kleine ondernemers in staat worden gesteld mee te doen, zodat bijvoorbeeld duurzame ondernemers een schaalsprong kunnen maken? Daarbij vragen deze leden hoe de kennis van de producenten die samenwerken in uitgebreide producenten verantwoordelijkheid (upv) hierin is verwerkt?

Antwoord

De Regeling is voor iedere ondernemer, dus ook kleine, die financiering nodig heeft voor investeringen in duurzame activa die aan de eisen van de Regeling voldoet. Er zijn geen specifieke voordelen of nadelen voor kleine ondernemers. Basisvoorwaarde is dat een investering een bepaalde omvang heeft (minimaal € 25.000) en financierbaar is.

De Regeling is gericht op de financiering van investeringen in vaste activa. Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is hierin belangrijk, maar heeft geen specifieke plek in de Regeling.

Vraag 12

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of de subcategorie 3.2.2.: grondstofbesparende industriële apparatuur of categorie 3.3: levensduurverlenging ook bedoeld is voor initiatieven/apparatuur/installaties die een oplossing bieden voor benodigde schaarse arbeid, zoals bijvoorbeeld sorteermachines?

Antwoord

De eisen in de verschillende categorieën zijn met name gericht op technische innovaties. Het is echter zeer wel mogelijk dat arbeid een belangrijk obstakel vormt voor investeringen in grondstofbesparing of levensduurverlenging. Als door dergelijke innovaties deze investeringen wel financieel haalbaar worden omdat ze leiden tot een besparing in arbeid, zijn er zeker mogelijkheden.

Vraag 13

De leden van de D66-fractie vragen wat de reden is dat bij subcategorie 3.4.2: Verwerkingsapparatuur voor gerecyclede grondstoffen katoenafval wordt uitgezonderd?

Antwoord

Katoen is uitgezonderd van de categorie biomassagrondstoffen, omdat biomassagrondstoffen in zijn totaliteit niet in aanmerking komen voor subcategorie 3.4.1 en 3.4.2. Door katoen(afval) uit te zonderen wordt het heel duidelijk gemaakt dat vernieuwende technologieën voor het hoogwaardig recyclen van katoenenproducten (zoals kleding) wel in aanmerking komen voor de Regeling.

Vraag 14

De leden van de D66-fractie lezen ook dat in subcategorie 3.4.2: Verwerkingsapparatuur voor gerecyclede grondstoffen deze verwerkingsapparatuur al dan niet een CO2-afvanginstallatie moet bevatten. Deze leden vragen zich af waarom zo’n end-of-pipe oplossing wordt meegenomen en of de Staatssecretaris dit kan toelichten?

Antwoord

Een CO2 afvanginstallatie kan alleen onderdeel van het project zijn als er sprake is van stromen waarvoor mechanische recycling redelijkerwijs mogelijk is, maar de chemische verwerking van deze (deel)stroom milieuvriendelijker is dan mechanische recycling van de (deel)stromen, hetgeen wordt aangetoond door middel van een Levenscyclusanalyse (LCA).

Vraag 15

De leden van de D66-fractie vragen aan de Staatssecretaris of kan worden toegelicht waarom de adviezen om verplichtingen op te laten nemen rondom waterstoftankstations zoals de verplichting om een jaar na indiening de waterstoftankstations te realiseren, stations met een redundancy van meer dan 90% en minimaal twee vulpunten van 700 bar en een keer 350 bar, niet zijn overgenomen?

Antwoord

Dit advies was onderdeel van een pleidooi voor het opnemen van publieke laad- en tankstations in de Regeling. De reactie op dit pleidooi was dat dit wel is overwogen, maar dat de mogelijkheden sterk beperkt zijn door staatssteunregels.

Vraag 16

De leden van de D66-fractie constateren dat er voor nieuwbouwwoningen een groenverklaring kan worden afgegeven wanneer er aan 50% van de eis in het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Deze leden vragen voor hoeveel woningen dit naar verwachting het geval is en wat dit naar verwachting tot gevolg heeft voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving? Deze leden vragen daarnaast op welke manier financiering voor verduurzaming voor huizenbezitters zo breed mogelijk beschikbaar wordt gemaakt?

Antwoord

De genoemde eis geldt alleen voor niet grondgebonden nieuwbouwwoningen.

Op basis van de cijfers van de Regeling van de periode 2019–2021 is de schatting dat jaarlijks voor 1.500 – 2.000 niet grondgebonden woningen op basis van deze (sub)categorie een groenverklaring kan worden verleend. Op dit moment is het aantal banken dat deze producten op basis van een groenverklaring aanbiedt beperkt.

Het merendeel van de woningeigenaren financiert verduurzaming met spaargeld en/of vanuit een hypotheek. Daarnaast wordt vanuit het Nationaal Warmtefonds financiering voor verduurzaming aangeboden aan particuliere woningbezitters en VvE’s onder aantrekkelijke voorwaarden. Ook andere banken verstrekken leningen met gunstige voorwaarden ten behoeve van de verduurzaming van woningen. Ook zijn er subsidies beschikbaar voor isolatie maatregelen, een (hybride) warmtepomp, een zonneboiler en aansluiting op een warmtenet. Dit gaat om de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) voor woningeigenaren en om de Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH) voor VvE’s.

Vraag 17

De leden van de D66-fractie constateren dat uitsluitend projecten die na de herbestemming een energielabelklasse A of beter hebben, in aanmerking komen voor een groenverklaring. Deze leden vragen in welke mate het naar verwachting mogelijk is dat gebouwen die worden herbestemd tot woningen deze energielabelklasse kunnen verkrijgen en op welke andere manieren herbestemming tot (duurzame) woningen nog meer wordt gestimuleerd?

Antwoord

De gestelde eis van een energielabelklasse A betekent dat voor deze woningen het primair fossiel energiegebruik (de BENG 2 waarde) 3 tot 5 maal zo hoog mag zijn dan voor een vergelijkbare nieuwbouwwoning. De verwachting is dat bij gebouwen waar herbestemming plaats vindt vaak een forse transformatie zal plaatsvinden waarin ruimte gevonden kan worden om een energielabelklasse A te bereiken. Gezien het ambitieniveau van de Regeling is het stellen van een lagere eis niet passend.

Vraag 18

De leden van de D66-fractie menen te lezen dat voertuigen moeten vallen onder categorie M of N van verordening (EU) Nr. 2018/858 om in aanmerking te komen voor categorie 6.1. Deze leden vragen of het klopt dat daarmee verschillende categorieën voertuigen, te classificeren als Licht Elektrische Voertuigen (LEV), worden buitengesloten? Is de Staatssecretaris het eens met deze leden dat bijvoorbeeld cargobikes, die onder deze LEV-categorie vallen, hiermee niet aanmerking komen voor deze regeling? Onderstreept de staatsecretaris het belang van dit type voertuigen in onder andere de opgave voor zero-emissie stadslogistiek? Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is de projectcategorie ook open te stellen voor dit type voertuigen?

Antwoord

Voor de verduurzaming van de stadslogistiek zetten diverse bedrijven cargobikes in. Dat is belangrijk voor de luchtkwaliteit in de stad en is goed voor het klimaat. Om die reden ondersteun ik bedrijven bij de aanschaf van een cargobike. Zij komen in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek via de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009. Aangezien het om relatief geringe investeringen gaat, leent de Regeling groenprojecten zich minder om cargobikes te ondersteunen. Om deze reden zijn deze voertuigen inderdaad uitgesloten.

Vraag 19

De leden van de D66-fractie benadrukken dat zij een groot belang zien in het realiseren van een dubbele doelstelling in de hoogwaterbeschermingsprojecten in Nederland, zodat deze zowel bijdragen aan de waterveiligheid als de omgevingswaarden en natuur. Gezien dergelijke projecten ook zeker bijdragen aan de doelstelling van deze subsidieregeling, namelijk het bevorderen van de financiering van innovatieve projecten met bovenwettelijke positieve milieueffecten, zijn deze leden benieuwd in hoeverre ook projecten die bijdragen aan de omgevingswaarde in hoogwaterbeschermingsplannen zijn meegenomen in de huidige subsidieregeling? Deze leden zien het op het eerste gezicht namelijk nog niet terug in de projectcategorieën. Indien deze categorie niet is opgenomen, kan de Staatssecretaris toelichten waarom niet? En is het mogelijk deze eventueel toch nog toe te voegen?

Antwoord

Hoogwaterbescherming is geen specifieke categorie in de Regeling. Investeringen zullen in de meeste gevallen ook door overheden gedaan worden en overheden maken in de regel geen gebruik van de Regeling groenprojecten. Wel is een projectcategorie voor retentiegebieden (7.1) in de Regeling opgenomen. De omgevingswaarde heeft hierin een plaats doordat het realiseren van een natuurcomponent een voorwaarde is om een groenverklaring te krijgen. Verder is het mogelijk om met een combinatie van categorieën binnen één project, bijvoorbeeld met natuur, de omgevingswaarde van het project te verhogen.

PVV-fractie

Vraag 20

De leden van de PVV-fractie constateren dat er veel geld (1,8 miljard euro) naar initiatieven gaat waarvan niet zeker is of de geldlening überhaupt kan worden terugbetaald. Daarnaast is ook niet zeker of deze initiatieven de gewenste milieuwinst weten te behalen. Deze leden vragen hoe dit risico ingedekt wordt en wat wordt gedaan om, indien er problemen ontstaan met betrekking tot terugbetaling of de verwachte milieuwinst, het geleende geld terug te vorderen?

Antwoord

Met de Regeling groenprojecten kunnen spaarders en beleggers een belastingvoordeel krijgen als zij de duurzame projecten ondersteunen die zijn opgenomen in de Regeling. Middels de Regeling groenprojecten leent de overheid geen geld uit en worden ook geen financiële garanties verleend. In onderdeel g van artikel 5 van de voorgestelde Regeling is de beperking opgenomen dat projecten waarvan het niet aannemelijk is dat het enig eigen rendement heeft, subsidies van overheden daaronder begrepen, niet in aanmerking komen voor groenfinanciering. Bovendien komen projecten waarvan het te verwachten economische rendement van het project in verhouding tot het risico zodanig is dat het zonder toepassing van de Regeling tot stand kan komen ook niet in aanmerking voor groenfinanciering.

In artikel 9 en 10 van de voorgestelde Regeling is opgenomen onder welke voorwaarden een groenverklaring ingetrokken kan worden. Dat kan bijvoorbeeld als de ter zake verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend waren geweest of wanneer niet wordt voldaan aan de voorschriften die in de groenverklaring zijn opgenomen.

Vraag 21

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoeveel uitgeleend geld ten aanzien van deze regeling niet terugbetaald wordt en wat de reden hiervan is?

Antwoord

Met de Regeling groenprojecten kunnen spaarders en beleggers een belastingvoordeel krijgen als zij de duurzame projecten ondersteunen die zijn opgenomen in de Regeling. Middels de Regeling groenprojecten leent de overheid geen geld uit en worden ook geen financiële garanties verleend. Er is daarmee geen sprake van geld dat niet terugbetaald wordt.

Vraag 22

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris waarom bijna 2 miljard euro geïnvesteerd wordt in experimenten waarbij niet vooraf duidelijk is wat de milieuwinst gaat zijn, en of de Staatssecretaris bereid is hiermee te stoppen?

Antwoord

Aanleiding van de Regeling groenprojecten 2022 is de evaluatie Regeling groenprojecten 2010–2017 1 en de kabinetsreactie hierop van 22 april 20202 . Hierin kondigde het kabinet aan zich te zullen inzetten om de Regeling te actualiseren. Inzet hierbij is om projectcategorieën aan te scherpen aansluitend bij beleidsprioriteiten en marktontwikkelingen op het gebied van innovatie. Ook wordt beoogd om de financieringsruimte voor innovatieve duurzame projecten met bovenwettelijke milieuwinst te vergroten, de Regeling toegankelijker te maken voor de financiering van circulaire projecten en de Regeling beheersbaar te houden. De aan u voorgelegde Regeling is hiervan het resultaat, ik ben voornemens deze regeling door te zetten.

De evaluatie Regeling groenprojecten 2010–2017 concludeert dat voor elke € 1 die door de overheid wordt uitgegeven aan de Regeling groenprojecten, voor € 29 – € 34 gefinancierd wordt aan innovatieve duurzame projecten. De bijdrage van de overheid is beperkt en de Regeling is zeer effectief gebleken.

Bij de projectcategorieën waar op grond van de voorgestelde Regeling groenprojecten 2022 in geïnvesteerd kan worden, zijn specifieke criteria opgenomen waaraan een project moet voldoen om in aanmerking te komen voor een groenverklaring. Daarmee wordt geborgd dat de Regeling beperkt is tot nog niet-gangbare/innovatieve technieken met bovenwettelijke milieuwinst.

CDA-fractie

Vraag 23

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd waarom het kabinet komt tot aanscherping van diverse criteria in de categorie «duurzaam bouwen» per 1 januari 2024. Deelt de Staatssecretaris de zorg dat hiermee de groenfinanciering als stimulans voor het nemen van bovenwettelijke energiebesparende maatregelen haar doel wellicht voorbijschiet? Deze leden vragen of overwogen kan worden de aanscherping pas in te voeren als de wettelijke eis ook wordt aangescherpt, zoals in het verleden gebruikelijk was?

Antwoord

De voorgestelde aanscherpingen sluiten aan bij de doelstelling van de Regeling, namelijk dat de Regeling uitsluitend de financiering van duurzame innovatieve projecten financiert. Zie antwoord bij vraag 1 en 25.

Het streven is om per 1 juli 2022 de Eindnorm Utiliteitsbouw te publiceren in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving en om deze per 1 juli 2023 in te laten gaan, zoals ook aangekondigd in de BZK Kamerbrief3 over ontwikkelingen verduurzaming bestaande utiliteitsbouw van 23 juni 2020. Daarmee sluit de Regeling groenprojecten voor Renovatie Utiliteitsbouw goed aan bij de introductie van de nieuwe norm voor de bestaande utiliteitsbouw voor 2050.

Vraag 24

De leden van de CDA-fractie lezen dat de groenverklaring op aanvraag wordt afgegeven. Deze leden zijn benieuwd of het groene keurmerk vanuit de Europese Unie van invloed gaat zijn op de groenverklaring en daarmee indirect op de Regeling groenprojecten 2022? Is er in de Regeling groenprojecten 2022 rekening gehouden met hernieuwde Europese regelgeving omtrent duurzame investeringen, zo vragen deze leden?

Antwoord

De EU taxonomie voor duurzame beleggingen is op dit moment slechts voor een deel vastgesteld middels gedelegeerde handelingen. Onderdelen met betrekking tot milieudoelstellingen ontbreken bijvoorbeeld nog. De Regeling kan daarom niet volledig aansluiten bij de taxonomie die Europees nog wordt ontwikkeld. Daarnaast is de taxonomie niet verplicht voor al bestaande gecertificeerde fiscale regelingen, zoals de Regeling groenprojecten, die al bestonden voorafgaand aan het vaststellen van de verordening die de taxonomie reguleert.4

Vraag 25

De leden van de CDA-fractie zijn ook benieuwd naar de verhoudingen tussen de zeven hoofdthema’s. De verwachting is dat de categorieën duurzame energie en duurzaam bouwen de grootste blijven wat betreft aanvragen en projectvermogen. Kan de Staatssecretaris dit in (geschatte) percentages uitdrukken?

Antwoord

Hoewel het streven is de Regeling meer in balans te brengen, is het niet mogelijk de groenverklaringen gelijk over de thema’s te verdelen. Dit heeft te maken met de grootte en de aard van de investeringen, maar ook van de ondernemers die investeren. Duurzaam bouwen blijft met een geschat aandeel in het projectvermogen van 40–50% veruit het grootste thema. Daarna volgen duurzame energie (35–40%) en landbouw (ca 10%). De andere thema’s krijgen naar verwachting, ondanks een verwachte toename in aandeel en volume, een aandeel van minder dan 10%.

GroenLinks-fractie

Vraag 26

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het zorgelijk dat de aangescherpte criteria voor duurzaam bouwen en duurzame energie ervoor zorgen dat aanzienlijk minder projecten in aanmerking komen voor financiering. Deze leden vragen zich af wat de effecten van de aanscherpingen zijn op het aantal aanbieders van Groenleningen en dus de bredere beschikbaarheid van Groenfinanciering? Een krimp in het aantal aanbieders van Groenleningen kan een onbedoeld effect zijn, dat leidt tot een krimp in de beschikbaarheid van Groenfinanciering. Wordt voorkomen dat de aanscherpingen leiden tot de voorgenoemde krimp?

Antwoord

De Regeling neemt ten opzichte van de laatste herziening in 2016 in omvang toe. De voorziene terugval op enkele grote categorieën is het logisch gevolg van de noodzakelijke aanscherping van voorwaarden binnen de doelstelling. Dit betekent dat er ruimte ontstaat bij andere categorieën, waaronder circulaire economie, zoals door het kabinet voor deze actualisatie beoogd. Banken worden zo gestimuleerd om ook voor andere categorieën financieringen af te sluiten, terwijl innovatie in bestaande categorieën wordt aangejaagd. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er huidige aanbieders gaan verdwijnen. Mogelijk zullen de uitgebreide mogelijkheden nieuwe aanbieders aantrekken.

Vraag 27

De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken dat de uitvoering van de Regeling groenprojecten 2022 ligt bij private partijen die Groenfinanciering verstrekken en ondernemers die deze financiering aanwenden voor duurzame projecten. Deze leden vragen zich af met welke organisaties en sectoren is gesproken tijdens de herziening van de Regeling groenprojecten? Kan de staatsecretaris aangegeven wat het oordeel is van deze organisaties en sectoren op de aanscherpingen in de herziening? En hoe zijn de knelpunten van deze partijen ten behoeve van de uitvoering van de herziening geadresseerd om te voorkomen dat de Regeling groenprojecten 2022 in de praktijk onuitvoerbaar blijkt?

Antwoord

Er is tijdens de herziening veelvuldig met de groenbanken en groenfondsen gesproken. Zij hebben primair gezorgd voor de inbreng van voorstellen vanuit achterliggende sectoren en organisaties. Deze zijn met de banken en betrokken departementen uitgewerkt en besproken in werkgroepen en een stuurgroep. Banken hebben zorgen geuit over het aanscherpen van een aantal categorieën. Via de internetconsultatie hebben ook enkele brancheorganisaties hun zorgen geuit. De aanscherpingen zijn echter noodzakelijk gezien het doel van de Regeling, en worden technisch haalbaar geacht. Zie ook de antwoorden op vraag 1 en 4.

Partij voor de Dieren-fractie

Vraag 28

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de toelichting op het algemeen deel dat de Regeling groenprojecten 2022 uitsluitend is bedoeld voor het bevorderen van financiering van innovatieve projecten met bovenwettelijke positieve milieueffecten en dat de Regeling een aanjaagfunctie heeft voor voorhoedeprojecten die in een latere fase aanscherping van normen mogelijk kunnen maken. Deze leden steunen dit uitgangspunt en vinden het goed dat projecten met bovenwettelijke milieuwinst worden gestimuleerd. Wel vragen zij zich af waarom de bestaande normen niet nu al worden aangescherpt?

Antwoord

Waar dat van toepassing is, gebeurt dit al. Zie bijvoorbeeld het antwoord op vraag 23. De Regeling is bedoeld om financiering van innovatieve groene projecten te stimuleren, maar daarbij moet het wel mogelijk zijn om aan de eisen te voldoen. Als de eisen te scherp worden gesteld, schiet de Regeling zijn doel voorbij. Bijstellingen per 1-1-2024 lopen vooruit op ontwikkelingen die worden verwacht, en voor de duurzame top haalbaar worden geacht.

Vraag 29

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen ook dat de eisen aan projecten die in aanmerking komen voor de Regeling ook steeds hoger moeten en kunnen worden gesteld. Klopt het dat door de strengere eisen aanzienlijk minder projecten in aanmerking komen voor Goenfinanciering en hierdoor onderbenutting van het budget van de Groenregeling dreigt? Zo ja, is het dan niet spijtig dat voor groene projecten bedoelde gelden niet of onvolledig benut kunnen worden?

Antwoord

Als de eisen strenger worden, betekent dit onvermijdelijk dat in de betreffende categorieën minder projecten voor een groenverklaring in aanmerking komen. Dit biedt echter ruimte voor het groen verklaren van projecten in nieuwe categorieën. De Regeling kent geen vast budget, maar is de afgelopen jaren wel sterk gegroeid. Zie antwoorden op vragen 1, 4 en 26.

Vraag 30

Zijn er projecten die bovenwettelijke positieve milieueffecten hebben, maar niet in aanmerking komen voor financiering via de Regeling groenprojecten 2022 en ook niet via de reguliere weg worden gefinancierd, omdat investeerders hier bijvoorbeeld geen heil in zien? Kortom: zijn er projecten met positieve milieueffecten die tussen wal en schip geraken? Zo ja, om hoeveel projecten gaat het en wat voor soort projecten zijn dit? Welke oplossingen zijn er voor dit soort projecten?

Antwoord

Het is niet uitgesloten dat er projecten «tussen wal en schip raken». Om hoeveel projecten dit zal gaan en wat de aard van die projecten is, is niet bekend. In de Regeling is veelal gekozen voor een specifieke omschrijving van de categorieën. Daarmee is geborgd dat de Regeling uitvoerbaar is en voldoet aan de staatssteunregelgeving. Waar dat mogelijk en noodzakelijk is, is gekozen voor een bredere omschrijving. Belangrijk voorbeeld hiervan is categorie 3,5, Overig circulair. Basisvoorwaarde is dat een investering een bepaalde omvang heeft (minimaal € 25.000) en financierbaar is. Zie ook antwoord op vraag 11.

Vraag 31

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen op de recent aangenomen motie van de leden Ouwehand en Simons over het uitsluiten van mestvergisters van de SDE++-subsidies (Kamerstuk 35 925, nr. 31) en de aangenomen motie Vestering over het aanpassen van de visie op kringlooplandbouw op deze nieuwe realiteit zonder subsidies voor nieuwe mestvergistingsinstallaties (Kamerstuk 35 925-XIV, nr. 13). Erkent de Staatssecretaris dat de Kamer hiermee duidelijk uitspreekt dat mestvergisters geen duurzame oplossing zijn en dat de stimulering door de overheid hiervan dient te stoppen? Gaat de Staatssecretaris in navolging van deze aangenomen moties de subcategorie monomestvergisters schrappen uit de projectcategorie Duurzame landbouw van de Regeling groenprojecten 2022? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 6 van de D66 fractie

Vraag 32

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat met deze regeling de mogelijkheden worden verruimd voor projecten op het gebied van de circulaire economie. Ook lezen deze leden dat binnen de projectcategorie circulaire economie meerdere subcategorieën vallen die gericht zijn op bijvoorbeeld het verminderen van het gebruik van grondstoffen en het door producenten terugnemen en verwerken van producten die aan het eind van hun levensduur zijn. Deze leden zijn groot voorstanders van deze uitgangspunten en vragen zich af in hoeverre de eisen van grondstofbesparing en terugnamegarantie ook gesteld worden aan projecten die niet binnen de Regeling groenprojecten 2022 vallen? Welke eisen voor projecten binnen de Regeling groenprojecten 2022 zullen worden overgenomen in bijvoorbeeld de Uitvoeringsagenda Circulaire Economie? En op welke termijn?

Antwoord

De eisen uit de Regeling groenprojecten zijn specifiek voor deze regeling en kunnen niet één op één vertaald worden naar andere programma’s zoals het uitvoeringsprogramma Circulaire Economie. Meer in algemene zin behoren het besparen van grondstoffen en verbeterde inzameling ook bij het uitvoeringsprogramma natuurlijk tot de doelen, om kringlopen te sluiten en de transitie naar een circulaire economie te bevorderen. Over het uitvoeringsprogramma is uw kamer recent uitgebreid geïnformeerd5 en de voortgang zal in een actualisatie van het uitvoeringsprogramma mee worden genomen.

Vraag 33

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat om voor een groenverklaring in aanmerking te komen in woningen duurzaam hout moet worden toegepast en dat dit zal moeten worden aangetoond door middel van certificaten, in veel gevallen aangevuld met afleverbewijzen of facturen. Is de Staatssecretaris met deze leden van mening dat certificaten onvoldoende waarborgen dat het toegepaste hout daadwerkelijk duurzaam is? Op welke manieren gaat de Staatssecretaris de duurzaamheid van hout wel waarborgen?

Antwoord

Certificaten alleen (FSC, PEFC, Keurhout) bieden inderdaad onvoldoende zekerheid. Deze certificaten verplichten de houders immers niet om uitsluitend duurzaam hout, voorzien van het correcte certificaat, toe te passen. Om die reden wordt bij houders van deze certificaten aanvullend bewijsmateriaal gevraagd dat door RVO wordt getoetst. Met deze extra controle is het gebruik van uitsluitend duurzaam hout voldoende geborgd. Overigens biedt het STIP certificaat wel de garantie dat de aangesloten ondernemer uitsluitend duurzaam geproduceerd en gecertificeerd hout verwerkt.

Vraag 34

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen daarnaast dat de eis die in de Regeling groenprojecten 2016 bestond voor de herbestemming tot woningen met betrekking tot geluid, is komen te vervallen. Wat is hiervoor de motivering?

Antwoord

De eis voor geluid is vervallen omdat deze eis voor uitvoeringsproblemen zorgde. Om die reden is het niet gewenst om op dit punt eisen te stellen die verder gaan dan de wettelijke normen.

BBB-fractie

Vraag 35

Het lid van de BBB-fractie onderschrijft het belang van het ondersteunen van ondernemers die zich inzetten voor verduurzaming bovenop de wettelijke eisen. Het lid heeft daarbij een paar vragen. Het lid vraagt de Staatssecretaris hoe deze regeling zich verhoudt tot andere regelingen zoals de Subsidie voor Duurzame Energie (SDE) en de Milieu investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil)?

Antwoord

De Regeling groenprojecten bevordert private financiering van duurzame innovatieve projecten door banken en richt zich op spaarders en beleggers door hen een belastingvoordeel aan te bieden als zij investeren in de duurzame innovatieve projecten die opgenomen zijn in deze regeling. De banken kunnen daardoor tegen gunstige tarieven geld uitlenen aan «groene projecten», terwijl spaarders en investeerders door het belastingvoordeel toch een aantrekkelijk rendement realiseren. De Regeling groenprojecten richt zich specifiek op de duurzame top van projecten, waarvoor financiering een knelpunt is. Dit komt omdat deze investeringen een ongunstig risico-rendementsprofiel hebben ten opzichte van gangbare projecten, onder andere als gevolg van de relatief hoge investeringslasten, het lagere verwachte rendement en de langere terugverdientijd. Het is niet vanzelfsprekend dat reguliere banken deze projecten met een ongunstig risico-rendementsprofiel zullen financieren. Deze regeling stimuleert de financiering van dit type beleidsmatig gewenste projecten. Zie ook het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie.

De MIA en de Vamil zijn twee fiscale regelingen die gebruikt kunnen worden door ondernemers en bedrijven die belastingplichtig zijn voor respectievelijk de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. De MIA is een extra investeringsaftrek die voorgenomen bedrijfsinvesteringen beïnvloedt richting innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Door de extra aftrekmogelijkheid wordt de fiscale winst verlaagd, waardoor minder belasting verschuldigd is. De Vamil houdt in dat op een investering in het eerste jaar maximaal 75% kan van de investering in één keer ten laste van de winst kan worden gebracht in plaats van dat de afschrijving plaatsvindt aan de hand van de levensduur van het bedrijfsmiddel. De afschrijvingslast wordt derhalve naar voren gehaald. Dit heeft een liquiditeitsvoordeel voor belastingplichtigen tot gevolg. De bedrijfsinvesteringen die in aanmerking komen voor MIA, voor MIA/Vamil of alleen Vamil zijn opgenomen in de Milieulijst.

De SDE is een subsidieregeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat die als specifiek doel heeft de productie van hernieuwbare energie te stimuleren en de CO2-uitstoot in Nederland te reduceren. Projecten kunnen zowel in aanmerking komen voor SDE++-subsidie als voor de Regeling Groenprojecten. Oversubsidiëring wordt voorkomen door in de Regeling Groenprojecten innovatievere, duurzamere voorwaarden te stellen dan in de SDE++ of door een correctie toe te passen op het SDE++-subsidiebedrag.

Vraag 36

Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris verder hoe de weging van kosten en baten plaatsvindt. Wanneer is de Regeling doeltreffend ingezet?

Antwoord

De doeltreffendheid van de Regeling wordt elke 5 jaar geëvalueerd. De laatste beleidsevaluatie6 concludeert dat de Regeling doeltreffend is en het beoogde mechanisme werkt. Mede door het fiscale voordeel is er aanbod van groen geld door spaarders en beleggers. Groenfondsen financieren met deze middelen meer duurzame innovatieve projecten en dragen aldus bij aan een betere leefomgeving en een innovatieve economie. De vraag naar groen projectvermogen door ondernemers wordt mede bepaald door de Regeling groenprojecten. Dit leidt tot maatschappelijke baten die opwegen tegen de kosten.

Vraag 37

Het lid van de BBB-fractie vraagt ook hoe de uitgaven bewaakt worden, daar het hier gaat om een open einderegeling. Er wordt gesproken over het aanscherpen van eisen als middel om de uitgaven te beheersen. Dit kan op gespannen voet staan met het behalen van doelen. Waarom is er gekozen voor een open einderegeling en welke financiële risico’s loopt het ministerie daarmee?

Antwoord

Met de aanscherping van eisen komen alleen de koplopers weer in aanmerking voor de Regeling, wat ook de bedoeling is. Daarbij zorgt periodieke bijstelling ervoor dat de Regeling begrotingstechnisch beheersbaar blijft. Groenbanken verstrekken doorgaans leningen met een relatief lange looptijd en beperkt rendement. Dat de Regeling een open-einde Regeling is geeft comfort aan banken, die daardoor meer zekerheid hebben voor de inleg van spaarders en beleggers. Verder biedt dit meer ruimte aan beoogde marktontwikkeling van beleidsmatig gewenste innovaties. Het sturingsmechanisme voor de budgettaire beheersing van de voorgestelde Regeling is de ex-ante budgetraming van de verwachte ontwikkeling van uitstaande projectvermogen waarbij 5 jaar vooruit wordt gekeken. De ontwikkeling van het projectvermogen wordt jaarlijks met het Ministerie van Financiën en de banken gemonitord. Mocht daartoe aanleiding zijn, bijvoorbeeld wanneer ontwikkelingen anders lopen dan verwacht of ingeschat, kan op basis van deze monitoring besloten worden categorieën en voorwaarden in de Regeling tussentijds aan te passen. Tot slot geldt dat voor de beheersbaarheid van de Regeling in uitzonderlijke gevallen en met toestemming van de Minister een groenverklaring kan worden verleend boven het gestelde maximum per aanvraag. De risico’s voor de overheid zijn hierdoor goed beheersbaar.

Vraag 38

Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris tenslotte waarom biomassa vanuit de bosbouw voor een biogasopwaardeerinstallatie of warmte- en koudedistributie onder deze regeling valt?

Antwoord

De genoemde categorieën zijn niet specifiek gericht op winning van energie uit biomassa, maar energie uit biomassa is inderdaad niet uitgesloten. In geval van de biogasopwaardeerinstallatie is niet het winnen van het biogas object van de groenverklaring maar specifiek het opwaarderen van dit gas naar aardgaskwaliteit.

Zie verder antwoord op vraag 9 van de D66 fractie.


X Noot
1

Beleidsevaluatie Regeling groenprojecten 2010–2017: eindrapport, 28 oktober 2019, zie: Bijlage bij Kamerstuk 30 196, nr. 709

X Noot
2

Kamerstuk 30 196, nr. 709.

X Noot
3

Kamerstuk 30 196, nr. 716

X Noot
4

artikel 27 verordening (EU) 2020/851

X Noot
5

Kamerstuk 32 852, nr. 171

X Noot
6

Beleidsevaluatie Regeling groenprojecten 2010–2017: eindrapport, 28 oktober 2019, zie: Bijlage bij Kamerstuk 30 196, nr. 709

Naar boven