30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 455 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2016

Uw vaste commissie voor Economische Zaken heeft verzocht om een brief over de uitvoering van de motie Smaling (Kamerstuk 30 196, nr. 450) en de motie Smaling-Van Veldhoven (Kamerstuk 30 196, nr. 451). De motie Smaling (Kamerstuk 30 196, nr. 450) is echter verworpen en de motie Smaling-Van Veldhoven (Kamerstuk 30 196, nr. 451) is vervangen door de motie Smaling c.s. (Kamerstuk 30 196, nr. 452). Ik ga er vanuit dat de commissie heeft bedoeld te verzoeken om een reactie op de aangenomen motie Smaling (Kamerstuk 30 196, nr. 445) en motie Smaling c.s. (Kamerstuk 30 196, nr. 452). Hierbij ga ik in op de wijze waarop ik omga met deze moties.

Met de motie Smaling (Kamerstuk 30 196, nr. 445) wordt de regering verzocht om het beleid voor energie uit biomassa zo aan te passen dat de overwegingen van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) daarin hun plaats vinden. De KNAW geeft aan dat hoogwaardige toepassing van biomassa veruit de voorkeur verdient en dat grootschalige toepassing van biomassa als bijstookproduct en als transportbrandstof niet leidt tot de oplossing van het CO2-probleem, aldus de motie.

In mijn brief van 23 januari 2015 (Kamerstuk 30 196, nr. 293) ben ik ingegaan op de visie van de KNAW op het gebruik van biomassa. Van deze visie heb ik gebruik gemaakt bij de totstandkoming van de strategische visie voor de inzet van biomassa op weg naar 2030 (Kamerstuk 33 043, nr. 63). Bij de aanbieding van deze visie heb ik aangegeven dat in 2016 verdere uitwerking plaatsvindt in het overkoepelende programma circulaire economie. Ik zal de motie betrekken bij de uitwerking van dit programma, dit in afstemming met de activiteiten rondom de Voedselvisie, het Energierapport, de Groene Groei-agenda en de uitvoeringsagenda van de Duurzame Brandstofvisie en de daarvoor geplande dialogen. Ik zal uw Kamer hierover na de zomer informeren.

Met de motie Smaling c.s. (Kamerstuk 30 196, nr. 452) wordt de regering verzocht een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te voeren naar de huidige en verwachte ontwikkelingen van energieopwekking uit zon en wind op land en het resultaat mee te wegen bij investeringsbeslissingen.

In de motie wordt verwezen naar recente kostprijsdalingen van zonne-energie als gevolg van massaproductie en verwachte rendementsstijgingen, die er toe zouden kunnen leiden dat zonne-energie in de toekomst goedkoper is dan windenergie. In het huidige systeem van subsidiëring voor hernieuwbare energie, de SDE+ regeling, krijgt de goedkoopste optie als eerste subsidie, dit om de betaalbaarheid van de energietransitie te waarborgen. Ik houd bij de stimulering van hernieuwbare energie dus reeds rekening met kostprijsdalingen als gevolg van massaproductie en rendementsstijgingen. Desalniettemin zal ik de gevraagde MKBA op nationale schaal laten uitvoeren door een ter zake kundig onderzoeksbureau. Ik zal uw Kamer in het najaar van 2016 informeren over de uitkomsten. Daarbij merk ik wel op dat de resultaten geen effect zullen hebben op de afspraken uit het Energieakkoord die moeten leiden tot 14% hernieuwbare energie in 2020, waaronder de afspraak om in 2020 6.000 MW windenergie op land te realiseren en waar ik mij samen met de provincies en de andere partners bij het Energieakkoord voor inzet. Aanvullende plannen met bijvoorbeeld grootschalige zonne-energie installaties zijn daarbij zeer welkom, omdat alle opties voor hernieuwbare energie nodig zijn om de energietransitie te laten slagen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven