30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 117 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2010

Voor u ligt de vierde Voortgangsrapportage over het programma Duurzaam Inkopen. De periode vanaf het laatste Algemeen Overleg over Duurzaam Inkopen met de Tweede Kamer op 11 februari van dit jaar (kamerstuk 30 196, nr. 100) tot heden heeft vooral in het teken gestaan van intensief overleg met de markt. Ik denk hierbij met name aan het actualiseren en herzien van criteriadocumenten, en het stimuleren van innovatie, als ook aan overleg met het bedrijfsleven over bouwmetalen en houtverduurzaming.

Ik hecht eraan u te melden dat het in deze rapportage gaat om een terugblik op de resultaten en ontwikkeling in de afgelopen periode. Ik bezin mij momenteel op de toekomst voor duurzaam inkopen en met name de accenten die ik daarbij wil leggen, teneinde de effecten van dit instrument optimaal te benutten.

1. Inleiding

Voorafgaand aan deze rapportage ontving u op 1 juni 2010 een brief over de resultaten van de toezeggingen van mijn ambtsvoorganger over de door duurzaam inkopen veroorzaakte administratieve lasten en regeldruk. (Bijlage bij TK, 2009–2010, 30 196, nr. 105). Ik beschouw deze brief waarin uitgebreid ingegaan wordt op een en ander – en waar correspondentie met de Commissie Regeldruk Bedrijven en ACTAL, en een onderzoeksrapport waarin de administratieve lasten in beeld zijn gebracht, zijn bijgevoegd – als onderdeel van deze Voortgangsrapportage.

Zodra ik de reactie van ACTAL op genoemd onderzoeksrapport heb ontvangen, zal ik u die separaat doen toekomen.

Deze Voortgangsrapportage begint met een beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van de ontwikkeling van duurzaamheidcriteria. Vervolgens wordt weergegeven hoe door middel van duurzaam inkopen en slim aanbesteden innovatie wordt bevorderd. Daarna wordt stilgestaan bij de uitvoering van het programma door de overheden, en de samenwerking met het bedrijfsleven ten aanzien van een aantal specifieke onderwerpen. Vervolgens geef ik u de stand van zaken op internationaal gebied. De rapportage eindigt met een korte vooruitblik naar de derde Monitor Duurzaam Inkopen.

2. Ontwikkeling duurzaamheidcriteria

Het effect van de toepassing van de criteria voor duurzaam inkopen wordt vooral bereikt door deze zo goed mogelijk te laten aansluiten op de actuele situatie in de markt. Enerzijds betekent dit, wanneer daartoe aanleiding is, het doorvoeren van kleine wijzigingen, en het herstellen van fouten. Anderzijds worden de criteriadocumenten periodiek geactualiseerd in een open proces met de stakeholders. Een beschrijving van het proces en het inhoudelijk toetsingskader was als bijlage bij mijn hierboven genoemde brief aan u gevoegd en is tevens te vinden op www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen, onder Criteriaontwikkeling. Uiteraard zijn daarin de punten opgenomen die al eerder met uw Kamer zijn gewisseld, zoals het streven naar doelgerichtheid. Inmiddels is voor een eerste serie productgroepen een actualisatietraject gaande. Hierbij is zoals mijn ambtsvoorganger aankondigde in het Algemeen Overleg (AO) van 11 februari jongstleden ook «groen gas gebaseerd op hernieuwbare bronnen (biomassa)» meegenomen.

In datzelfde AO is ook toegezegd te bezien hoe in de documenten van Duurzaam Inkopen hardheidsclausules kunnen worden opgenomen die duidelijk maken dat de criteria geen regelgeving zijn. Bovendien moeten er alternatieven voor de gebruikte eisen mogelijk zijn. Ik zal in de criteriadocumenten duidelijk maken dat er geen sprake is van regelgeving. Daarnaast zal ik in de handleiding voor inkopers aangeven dat aanbestedende diensten de criteria kunnen vervangen door andere criteria met minimaal dezelfde duurzaamheidwinst. Inkopers dienen zich er wel bewust van te zijn dat het toepassen van alternatieve criteria een extra belasting voor het bedrijfsleven kan zijn. Het toepassen van duurzaamheidcriteria leidt tot duidelijkheid bij zowel inkopers als het bedrijfsleven. Toch zijn er gevallen denkbaar waar toepassing van alternatieve criteria juist wenselijk is. Ondanks dat de duurzaamheidcriteria periodiek worden herzien, kan het immers voorkomen dat er tussentijds alternatieve duurzame oplossingen op de markt komen waarmee bij het opstellen van de criteria nog geen rekening kon worden gehouden. Ook kunnen er andere redenen zijn waarom aanbestedende diensten anders geformuleerde criteria gebruiken waarmee dezelfde of meer duurzaamheidwinst wordt bereikt.

Op 21 mei jongstleden zijn de informatiedocumenten gepubliceerd voor productgroepen waarvoor eerder aandachtspuntendocumenten of criteriadocumenten bestonden en waarover met uw Kamer is afgesproken dat deze worden vervangen door meer neutrale informatie.

Voor de volledigheid zij op deze plaats ook gewezen op de rechtszaken inzake het gebruik van keurmerken bij aanbestedingen, in het bijzonder de door de Europese Commissie bij het Hof van Justitie aangespannen zaak over het vragen naar Max Havelaar en Ecokoffie door de provincie Noord-Holland. Ik heb u hierover naar aanleiding van Kamervragen van 7 mei 2010 geïnformeerd (2009–2010 Aanhangsel nr. 2584).

De sociale kant van duurzaamheid bestaat uit enerzijds de sociale voorwaarden, voorheen sociale criteria, gericht op internationale arbeids- en mensenrechten, en anderzijds uit «social return».

Onder social return wordt verstaan het bij de uitvoering van overheidsopdrachten inzetten van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.

Voor de sociale voorwaarden heeft het kabinet in haar brief van 16 oktober 2009 (TK, 2009–2010, 30 196, nr. 82) aangegeven op welke wijze dit binnen Duurzaam Inkopen wordt ingevuld. Er is voor gekozen de opdrachtnemer te verplichten zich in te spannen voor het bewust worden, voorkómen en zo nodig aanpakken van nadelige invloeden van de opdracht op arbeids- en mensenrechten. Er is een juridische tekst in de maak waarmee die verplichting in de aanbestedingsdocumenten kan worden opgenomen. Tevens is een handleiding voor aanbestedende diensten in voorbereiding. In de brief wordt ook een lijst van gekwalificeerde keteninitiatieven aangekondigd. Het als bedrijf aangesloten zijn bij zo’n initiatief wordt beschouwd als afdoende invulling van de genoemde verplichting. Half april jongstleden is de aanmeldingsprocedure voor deze lijst opengesteld. Ook worden voorbereidingen getroffen om uitgebreid met de overheden en het bedrijfsleven te communiceren over de sociale voorwaarden.

3. Innovatie

Naast het stimuleren van markten voor duurzame producten en het geven van het goede voorbeeld daarbij door overheden, is het uitlokken van innovatie altijd een belangrijk element van Duurzaam Inkopen geweest. Hiervoor worden vier sporen gevolgd. Was er van meet af aan sprake van het formuleren en toepassen van zo ambitieus mogelijke duurzaamheidcriteria (spoor 1), in 2009 zijn daar twee nieuwe elementen aan toegevoegd: het spoor van de toekomstgerichte criteria (spoor 2) en het spoor van de opschalingsprojecten (spoor 3). Bij het tweede spoor gaat het om het formuleren van criteria, voor in te kopen producten en diensten op de middellange termijn. Bij spoor drie – dat aanvankelijk de werktitel «innovatiegerichte projecten» kreeg – is er sprake van projecten die tot doel hebben voor relatief nieuwe producten en processen grootschalige doorbraken te forceren. Recent is daar, ter vervolmaking van de systematiek van Duurzaam Inkopen, een vierde spoor aan toegevoegd: dat van de innovatiegerichte projecten (spoor 4). Het gaat daarbij om de ontwikkeling en (eerste) toepassing van product- of diensteninnovaties.

Aparte vermelding verdient de aanpak om in de productgroepen die gaan over de Grond-, Weg en Waterbouw te komen tot innovatief aanbesteden.

Hieronder wordt ingegaan op de stand van zaken in de vier hierboven genoemde sporen.

Spoor 1: Huidige criteria

Met mate zetten ook de criteria die thans door inkopers worden gehanteerd al aan tot innovaties. Via ambitieus geformuleerde wensen, ondermeer doordat een aantal van die wensen verwijst naar de Cradle-to-Cradle (waaronder de gesloten kringloop) aanpak. Geheel volgens planning zijn er nu bij vijftien productgroepen wensen opgenomen die verwijzen naar elementen van de Cradle-to-Cradle filosofie. Het is de bedoeling daar het komende jaar nog een tiental aan toe te voegen.

Spoor 2: Toekomstgerichte criteria

In de derde Voortgangsrapportage werd aangegeven dat samen met bedrijven, deskundigen uit de onderzoekswereld, beleidsmakers en inkopers toekomstperspectieven op worden gesteld op basis waarvan toekomstgerichte criteria voor duurzaam inkopen geformuleerd kunnen worden.

Inmiddels hebben de eerste besprekingen met een aantal brancheorganisaties plaatsgevonden. Daarbij is niet alleen gekeken naar toekomstige duurzaamheidkenmerken van producten (doelstellende criteria), maar ook naar meer procesmatige formuleringen van criteria, waarbij ondermeer eisen worden gesteld aan leveranciers. Momenteel zijn pilots in voorbereiding in de productgroepen catering, (een nader te bepalen productgroep uit de) bouw en grootkeukenapparatuur die moeten uitwijzen of deze wijze van criteriastelling perspectieven biedt.

Spoor 3: Opschalingsprojecten

In de tweede Voortgangsrapportage deed het kabinet de Kamer het voorstel via een vijftal innovatiegerichte projecten de koplopers onder de toeleveranciers van overheden ruimere kansen te bieden. De FME had hiervoor begin 2009 al een aanzet gegeven. Bij de bespreking van de derde Voortgangsrapportage verzocht de Kamer het kabinet deze vijf projecten uit te voeren en haar nader te informeren over de voortgang. In het onderstaande worden deze kort weergegeven. Ik heb inmiddels besloten dit spoor de aanduiding «opschalingsprojecten» te geven, omdat in veel gevallen sprake is van bestaande technieken die echter nog onvoldoende in de markt zijn gepenetreerd.

– Bouwproject rijksoverheid (incl. kantoorinrichting)

Door de Rijksgebouwendienst is gestart met een verkenning naar de mogelijkheden om een nog nader te bepalen aantal bestaande (en te renoveren) kantoorgebouwen te voorzien van innovatieve technieken. Hierbij worden de mogelijkheden verkend om de combinatie van verduurzaming van rijkskantoorgebouwen, verduurzaming van kantoorinrichting en het elektrisch rijden door rijksambtenaren en het innovatieve aanbod van de markt bij elkaar te brengen. Het project bevindt zich in de fase van vaststellen welke kantoorgebouwen daarvoor in aanmerking komen. Momenteel wordt tevens onderzocht of dit project als proeftuin kan dienen voor de ontwikkeling van zogenaamde intelligente netten. Het gaat hier over het ontstaan van tweerichtingsverkeer tussen energiegebruikers onderling en met energieleveranciers.

– De Elektrische Auto

In het kader van het streven naar verduurzaming heeft het ministerie van Defensie, categoriemanager van het Rijk voor de inkoop van dienstauto’s, aansluiting gezocht bij het initiatief dat door de markt is genomen aangaande de Europese aanbesteding voor de aanschaf van elektrische voertuigen. Hiertoe is de Stichting Dutch Consortium for the Tender of Electric Cars (DC-TEC) opgericht.

Naast de Staat nemen ook andere overheden en diverse marktpartijen deel. De behoefte van de Staat bestaat uit ruim vierhonderd elektrische voertuigen voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Voorlopig gaat het om ruim tweeënhalf duizend voertuigen, die de komende jaren zullen worden aangeschaft. Binnenkort zal de samenwerking worden bekrachtigd.

– De weg van de toekomst

Naar schatting vijf wegtrajecten van enkele kilometers elk, worden in beschouwing genomen om te voorzien van verscheidene technologische voorzieningen. Gedacht moet worden aan geluidwering, vermindering van NOx en Fijn Stof, zonnepanelen en andere vormen van energieopwekking. De weg kan daarmee in feite energieproducent worden en een oplossing bieden voor mogelijke luchtkwaliteitknelpunten in de toekomst. Momenteel wordt dit concept – dat als het meest innovatieve van de vijf projecten moet worden beschouwd – nader bestudeerd.

Essentieel voor deze vijf wegtrajecten is dat zij niet worden bezien als afzonderlijke objecten, maar als integraal onderdeel van hun omgeving. Zo kan de door de woningen of de wegen opgewekte energie in de nabije omgeving worden gebruikt en kunnen, door bijvoorbeeld uit te gaan van wijken in plaats van individuele woningen, grootschalige oplossingen zoals warmte/koudeopslag worden toegepast.

Anderzijds kan een omgevingsgerichte context van essentieel belang zijn bij de financiering van de projecten. Door opgewekte energie elders te gebruiken, kunnen investeringen deels worden gecompenseerd. Doordat bijvoorbeeld de grond langs snelwegen gebruikt kan worden vanwege het ontbreken van geluidhinder, kan de opbrengst van de grond worden verdisconteerd in de financiering. Ook kunnen hier bepaalde kosten in de toekomst voorkomen worden, zoals bij knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Het gaat daarbij om de initiële investeringen; tijdens de gebruiksfase zal toch al sprake zijn van lagere kosten door het verminderde energieverbruik.

– Energiezuinige investeringen in woningen

In totaal 2 miljoen bestaande woningen zullen in de ambities van dit project worden voorzien van een uitgebreid innovatief pakket van maatregelen, die voornamelijk energiebesparing betreffen. Het gaat daarbij onder meer om verdergaande isolatie, de toepassing van zonnecollectoren en de installatie van HRe-ketels (de zogenoemde micro-warmte/kracht-koppeling). Dit project betekent een grootschalige voortzetting van de al eerder door VROM/WWI ingezette lijn om de komende tien jaar het energieverbruik van woningen drastisch te verminderen. Ging het daarbij om zo’n 30% vermindering, dit project gaat uit van ten minste 50%. Momenteel worden pakketten geformuleerd en worden deelnemende gemeenten en partners voor financiering gezocht.

– Scholen

Energiebesparing is ook een belangrijke drijfveer van de aanpak van 1000 scholen. Ook verbetering van het binnenklimaat is echter een doelstelling. Vergeleken met het project rond woningen gaat het om vergelijkbare technieken, zij het dat aanpassingen nodig zijn in verband met het realiseren van een verbeterd binnenklimaat. Het project is eveneens een voortzetting van een eerdere saneringsoperatie door VROM/WWI en OCW. Bezien wordt hoe pakketten samengesteld kunnen worden die beide doelstellingen kunnen realiseren.

Bij de projecten Woningen en Scholen wordt voor de financiering van de projecten de deelname gezocht van institutionele beleggers zoals pensioenfondsen. Door de omvang van de projecten en de te verwachten terugverdientijd van de investeringen (geschat wordt tussen zes en tien jaar) zijn deze bijzonder aantrekkelijk voor dergelijke fondsen. Door het bedrag van de energierekening gedurende deze periode vast te zetten op een eerder niveau, kunnen de energiebedrijven een bijdrage leveren door het teveel betaalde terug te sluizen naar de fondsen. Voor de huizenbezitter betekent dit dat er geen investeringskosten zullen zijn, daarentegen (voorlopig) ook geen lagere energierekening, maar dat in de meeste gevallen de waarde van het bezit aanzienlijk is toegenomen.

Het is overigens de bedoeling dat de uitvoering van deze vijf projecten wordt overgelaten aan de meest betrokken departementen en rijksdiensten, respectievelijk WWI (Woningen en Scholen), de Rijksgebouwendienst (Rijksgebouwen) en I&M (Elektrische Auto’s en Wegen).

Spoor 4: Innovatiegerichte projecten

Spoor 2 voorziet in het voortdurend hoger leggen van de duurzaamheidslat en spoor 3 in het opschalen van de koplopertechnieken. Daarmee is echter nog onvoldoende recht gedaan aan een andere mogelijke rol van Duurzaam Inkopen, die van het uitlokken en stimuleren van concrete innovaties. Daarin voorziet spoor 4: Innovatiegerichte projecten. Het gaat daarbij om het inkopen en toepassen door de overheid van technieken die nu nog «op de plank» liggen, die nog een nadere uitwerking behoeven of om recent ontwikkelde technieken waarbij de overheid als eerste gebruiker kan optreden. Of zelfs dat niet eens. In een aantal situaties is er immers sprake van evidente milieuknelpunten waarvoor op het niveau van producten en diensten nog geen oplossing beschikbaar is. De Richtlijn Aanbesteden biedt openingen om nieuwe technieken te ontwikkelen en daarmee te experimenteren. Een voorbeeld is de rol die Rijkswaterstaat heeft gespeeld in de bouw van de energieneutrale Ramspolbrug. Naast het toepassen van de 100% duurzaam criteria is de markt uitgedaagd om een energieneutrale brug te bouwen, waarbij het referentieontwerp is ingebracht in de selectiefase van de aanbesteding. Het is een voorbeeld hoe in samenspraak met de gebruikers en omgeving en in samenwerking met de markt gekomen kan worden tot een duurzamere wereld. Met dit project heeft de RWS overigens de Gouden Mier (bedrijfsvoeringsprijs/onderscheiding die in 2010 in het teken van duurzaamheid heeft gestaan) gewonnen. Ook het Small Business Innovation Research (SBIR) programma en Innovatiegericht Inkopen, waarmee met de Maatschappelijke Innovatieagenda’s ervaring is opgedaan, zijn interessante en kansrijke methoden om de duurzaamheid in onze samenleving te verhogen middels het uitlokken van innovaties die vervolgens in de samenleving (commercieel) worden gebruikt.

Het spoor 4 wordt op dit moment verder uitgewerkt.

Doorontwikkeling GWW

In vervolg op de vastgestelde Duurzaam Inkopen criteria is een doorontwikkeling gestart voor de GWW (Grond- Weg en Waterbouw). Dit is een initiatief van de grote inkopende partijen Rijkswaterstaat, Prorail, de waterschappen, het Ministerie van Defensie, het Ministerie van ELI (Dienst Landelijk Gebied) en de provincies. Aanleiding hiervoor is de veranderende werkwijze bij het aanbesteden door deze grote opdrachtgevers waarin meer aan de markt wordt overgelaten en de overheid meer op doelen, prestaties en functies aanbesteedt. Behalve dat de markt hiermee meer ruimte krijgt voor innovatie, leidt het vaak ook tot nieuwe mogelijkheden om efficiënter te werken. Ook de aanbestedende dienst kan efficiënter haar taken uitvoeren en hoeft minder inhoudelijk werk te verrichten; de markt heeft meer ruimte om kwaliteit en kostenbesparingen in te brengen.

Deze nieuwe werkwijze is niet productgericht en vraagt dus ook voor duurzaam inkopen om een andere aanpak. In de bovengenoemde samenwerking wordtgewerkt aan een uniform instrumentarium om de duurzame doelen te bereiken. De uniformiteit is een belangrijk thema voor de bedrijven om gericht te kunnen investeren in duurzaamheid.

Het proces vindt plaats in samenwerking met de marktpartijen Bouwend Nederland, NL ingenieurs en CROW – het kennisplatform voor aanbesteden in de GWW – en wordt ondersteund door AgentschapNl en I&M.

Als resultaat uit de afgelopen periode is bij de opdrachtgevende overheden een verkenning uitgevoerd naar de voor hen belangrijkste duurzaamheidthema’s. De uitkomsten worden gebruikt om prioriteiten te stellen en de geformuleerde doelen te bereiken. In parallelle werkgroepen wordt bovendien gekeken naar beschikbare instrumenten zoals DuboCalc en de CO2 prestatieladder, de mogelijkheden van duurzame inkoop in de planfase, het verbeteren van de systematiek om duurzaamheid functioneel te specificeren, en wordt duurzaam inkopen opgenomen als onderdeel van de innovatieagenda. De resultaten worden grotendeels rond het einde van dit jaar opgeleverd. De ontwikkeling van het instrumentarium is uiteraard een continue activiteit die de komende jaren door zal gaan.

4. Uitvoering door overheden

Rijk

De inkopers bij het rijk zijn voortvarend aan de slag om de milieucriteria toe te passen bij alle aanbestedingen van de productgroepen waarvoor criteria zijn vastgesteld. De coördinerend directeuren inkoop van de departementen stimuleren dit in hun eigen departement en stemmen dit af in de Interdepartementale Commissie Inkopen en Aanbesteding (ICIA). Good practices worden daarbij gedeeld, zoals met het boekje «Groen is de boodschap» dat door het ministerie van I&M is uitgegeven.

Voor de bevordering van duurzaam inkopen binnen het Rijk werk ik samen met het DG Organisatie en Bedrijfsvoering Rijksoverheid (OBR) bij BZK. Met het introduceren van de onderscheiding «de Gouden Mier» zijn ook good practices voor duurzame bedrijfsvoering onder de aandacht gebracht. Zoals de toepassing van biologische catering bij ELI, de huisvesting van een Shared Service Centre in een monumentaal pand, innovatief inkopen bij de Ramspolbrug door Rijkswaterstaat en slim en innovatief aanbesteden bij de nieuwbouw van een efficiënt en duurzaam kantoor voor het RIVM.

Op het gebied van social return heeft de minister van BZK uw Kamer toegezegd in 2010 vijf à tien pilots te organiseren om te onderzoeken of er vanuit inkoopperspectief mogelijkheden zijn om social return bij het rijk in te voeren. DG OBR voert dit uit en houdt daarvan de ICIA op de hoogte. Een delegatie rijksambtenaren heeft een bezoek gebracht bij Gemeentewerken Rotterdam dat hiermee al brede ervaring heeft. Door SZW zal onderzoek worden gedaan naar de wenselijkheid van social return als instrument voor arbeidsmarktbeleid.

Het PIANOo, het expertisecentrum voor aanbesteden, stelt ter ondersteuning van overheidsinkopers voorbeeldbestekken beschikbaar via de zogenaamde Bestekkenbibliotheek. Na een eerste doorlichting van het actuele bestekkenbestand op toepassing van duurzaamheidcriteria, wordt de Bestekkenbibliotheek zodanig aangepast dat ook het duurzaamheidkarakter van nieuw toe te voegen bestekken vastgelegd wordt. Zodoende is voor inkopers meteen duidelijk welke voorbeeldbestekken gebruik maken van duurzaamheidcriteria, zoals die voor Duurzaam Inkopen.

Decentrale overheden

Op 14 april jongstleden sloot de Unie van Waterschappen het Klimaatakkoord met het toenmalige ministerie van VROM, waarin de waterschappen de ambitie uitspreken om in 2015 100 procent duurzaam in te kopen. Hiermee sluiten zij zich aan bij de doelstelling van de provincies en gemeenten. Voor het jaar 2010 hebben de provincies en waterschappen de doelstelling om voor 50 procent duurzaam in te kopen en gemeenten voor 75 procent.

Ondersteuning bij de implementatie van duurzaam inkopen is onder andere geïntensiveerd door lancering van het digitale hulpmiddel «Implementatiecoach», het verspreiden van het eenmalige magazine «Groen is de Boodschap» en bijeenkomsten van het Kennisnetwerk Duurzaam Inkopen. Het magazine «Groen is de Boodschap» is verspreid onder de overheidsinkopers en geeft praktijkvoorbeelden en de aanpak van duurzaam inkopen weer bij diverse overheden. De reacties op het magazine zijn zeer positief.

De Implementatiecoach geeft digitaal hulp aan inkopers, budgethouders en beleidsmedewerkers voor het implementeren van duurzaam inkopen in de organisatie. Ruim 250 inlogaccounts zijn binnen een maand na start van het hulpmiddel aangevraagd en ook hier zijn de reacties van de gebruikers positief.

Ook bieden de koepelorganisaties zelf ondersteuning aan de inkopende overheden. Zo heeft de Unie van Waterschappen onlangs «Best Practices Duurzaam Inkopen» gepubliceerd en een handleiding Duurzaam Inkopen. De nieuwe handleiding Duurzaam Inkopen 2.0 van de gemeente Amsterdam is zeker ook het vermelden waard. Ook het recent georganiseerde vijfde congres van PIANOo stond voor een groot deel in het teken van duurzaamheid. Deze initiatieven geven duidelijk de aandacht en focus weer voor duurzaamheid in het inkoopproces van de overheidsorganisaties.

Op 27 september 2010 vond een gezamenlijk congres plaats van VROM, VNG, IPO, UvW, PIANOo en AgentschapNL over duurzaam inkopen, waarin recente ervaringen werden gedeeld.

Nieuwe deelnemers

Na de aansluiting van de HBO-raad/VSNU en MBO-raad, waarmee in respectievelijk 2008 en 2009 een convenant duurzaam inkopen is aangegaan, is in maart 2010 verkennend overleg gestart met de Universitair Medische Centra, vertegenwoordigd door hun koepelorganisatie, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Deze sector vormt een belangrijke partij voor het Duurzaam Inkopenbeleid, vanwege zijn aanzienlijke inkoopmacht. Duurzaam Inkopen staat niet vanzelfsprekend in de belangstelling bij ziekenhuizen. Intensief overleg, met name binnen de sector zelf, blijkt nodig voor het verkrijgen van draagvlak voor en het toewerken naar een bestuurlijke uitspraak over haalbare doelstellingen en een haalbaar ambitieniveau. De sector wil de tijd nemen tot eind van het jaar om zijn doelstellingen en ambitieniveau te formuleren. Voorzien is vooralsnog dat er in het eerste kwartaal van 2011 een concept voor een convenant wordt opgesteld.

5. Bedrijfsleven

Algemeen

Zoals ook in paragraaf 2 van deze brief is vermeld, vindt in een doorlopend proces met het bedrijfsleven een periodieke actualisatie van de criteriadocumenten plaats. Daarbij is één van de toetspunten of voldaan is aan de zes elementen uit de maatlat van de Commissie Regeldruk (zie ook paragraaf 1). Daarnaast heeft mijn ambtsvoorganger in het vorige Algemeen Overleg over Duurzaam Inkopen op 11 februari 2010 toegezegd na te gaan of er nog dringende kwesties zijn die moeten worden geadresseerd. In een laatste korte ronde zou worden bekeken in hoeverre ook de bestaande criteriadocumenten voldoen aan de genoemde zes elementen. Daarbij heeft mijn ambtsvoorganger nadrukkelijk gesteld dat dit inhoudt dat Duurzaam Inkopen in een dynamisch proces doorgaat. Zij heeft nog eens gesteld dat de eindverantwoordelijkheid daarvoor bij de minister van VROM berust; inmiddels de staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Het gaat bij beide genoemde punten om zaken die in de huidige criteria leiden tot (min of meer) evidente fouten en (mogelijk) onnodig hoge kosten. Met andere woorden, het gaat om mogelijke zaken die vergelijkbaar zijn met de problemen die de weken/maanden vóór het laatste Algemeen Overleg naar voren zijn gebracht m.b.t. de bouw en de metaalsector. De knelpunten ten aanzien van speeltoestellen, bouwmaterialen en de rekenmethodes in de bouw zijn inmiddels opgepakt. De inventarisatie door VNO-NCW en MKB Nederland bij het bedrijfsleven naar andere bespreekpunten met betrekking tot fouten en kosten, zoals in het voorgaande gemeld, heeft geen knelpunten opgeleverd. Ik ga er daarom van uit dat bedrijven in algemene zin uit de voeten kunnen met de vastgestelde criteria.

Houtverduurzaming

Met de branchevereniging voor speeltoestellen, SPELEN, zijn afspraken gemaakt over een route voor het gefaseerd tot nul afbouwen van het gebruik van met koperverbindingen verduurzaamd hout voor speeltoestellen. De inzet van de sector is na 2015 alleen nog kopervrij hout toe te passen in speeltoestellen.

Bouwmetalen

Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd wetgeving te maken waarin de emissie van bouwmetalen naar bodem en (grond)water wordt beperkt. Een Begeleidingscommissie denkt hierbij mee; de Koninklijke Metaalunie maakt hiervan deel uit. Dit jaar zal een beleidstekst gemaakt worden waarin de basis staat van de nieuwe wetgeving. Opname van deze wetgeving in het  Besluit Bodemkwaliteit ligt het meest voor de hand. Aanpassing van dit besluit zal starten in 2012.

Rekeninstrumenten GreenCalc+ en GPR-gebouw

In het AO van 22 februari 2010 is toegezegd dat met de metaalbranche gesproken zou worden over eventuele kosten/schade die het gebruik van de instrumenten GreenCalc+ en GPR gebouw voor de sector met zich meebrengt en over onjuistheden (slordigheden) niet zijnde meningsverschillen.

De afgelopen maanden is intensief en constructief overleg gevoerd met de Metaalunie en de FME. Onder andere op 21 mei 2010 in een uitgebreide bijeenkomst met een brede vertegenwoordiging van de metaalbouwsector, waarbij ook VNO/NCW aanwezig was.

Over onjuistheden en aandachtspunten (zoals ruimte bieden voor innovatie) zijn door vertegenwoordigers van mijn departement samen met de Metaalunie afspraken gemaakt met de instrumenthouders.

6. Internationaal

In december 2008 is de EU-mededeling inzake groene overheidsopdrachten genaamd Green Public Procurement (GPP) vastgesteld. Nederland heeft zich politiek gecommitteerd aan de ontwikkeling door Brussel van vrijwillige gemeenschappelijke inkoopcriteria en het monitoren in alle lidstaten van het gestelde doel van 50% duurzaam inkopen in 2010.

De Europese Commissie werkt op dit moment via vier parallelle trajecten aan Duurzaam Inkopen:

  • 1. DG Milieu heeft een voorstel gedaan om het ontwikkel- en vaststellingsproces voor de GPP criteria meer te stroomlijnen en wil daarvoor aansluiten bij het EU Ecolabel traject.

  • 2. DG Milieu heeft een vergelijkend onderzoek laten uitvoeren naar de GPP aanpak in tien verschillende EU lidstaten. Doel hiervan is succesfactoren te identificeren die uiteindelijk zouden moeten leiden tot een eenduidige pan-EU aanpak ten aanzien van systematiek en criteria voor Sustainable Public Procurement (SPP) criteria.

  • 3. Daarnaast heeft DG Interne Markt een onderzoek uitgezet naar met name de juridische aanpak van de EU lidstaten van GPP.

  • 4. Voor sociale aspecten heeft de Europese Commissie al geruime tijd een gids met juridische mogelijkheden in voorbereiding. Beleidsmatig is nog geen actie zichtbaar om te komen tot sociale criteria zoals besloten in de Raad van Ministers.

Nederlandse inzet is dat het ontwikkel- en vaststellingsproces voor GPP criteria op de volgende punten wordt verbeterd/uitgewerkt:

  • 1. Er moet een toetsingskader komen voor de totstandkoming van de GPP criteria dat de volgende elementen bevat: juridische houdbaarheid, rekening houdend met marktbeschikbaarheid, gedefinieerd ambitieniveau, ruimte voor innovatie, zoveel mogelijk functionele formuleringen, gebruikersvriendelijk en aansluitend bij de inkooppraktijk van overheden.

  • 2. Er moet duidelijkheid komen over hoe de stakeholderbetrokkenheid in de totstandkoming van de GPP criteria wordt vormgegeven.

  • 3. De link tussen GPP, Ecolabel en Energielabel leidt tot de ontwikkeling van criteria die voor de consumenten van belang zijn, maar niet voor overheden (bijvoorbeeld kranen en douchekoppen. Het detailniveau van deze criteria laat minder ruimte voor een functionele benadering en innovatieve aanbestedingsmethodieken, terwijl daarmee naar verwachting juist grotere milieuwinsten zijn te behalen. Nederland zou daarom graag meer aandacht zien voor het inkoperperspectief van overheden en een meer functionele benadering in de EU aanpak.

Deze punten zijn begin juni 2010 zowel mondeling als schriftelijk door Nederland ingebracht bij de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft Nederland daarop uitgenodigd voorstellen in te dienen ten aanzien van het ontwikkelproces van de criteria en ten aanzien van de selectie van productgroepen. Deze voorstellen worden momenteel afgestemd met de koplopende lidstaten.

Nederland werkt in Europa nauw samen met acht andere koplopers op het gebied van milieuaspecten van duurzaam inkopen in Europa: Finland, Denemarken, Noorwegen, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden en met de Europese Commissie en Nederlandse stakeholders. Nederland ondersteunt de Commissie met in ons land opgedane kennis en ervaringen.

Wat betreft de sociale voorwaarden blijft Nederland aandringen op het oppakken hiervan door de Europese Commissie. Ondertussen vindt alvast informeel contact tussen lidstaten plaats.

7. Vooruitblik

Begin 2011 zal de derde Monitor Duurzaam Inkopen plaatsvinden. De publicatie van de resultaten van de monitor is voorzien in het voorjaar 2011, waarschijnlijk als onderdeel van de volgende (vijfde) Voortgangsrapportage over Duurzaam Inkopen.

De Monitor 2010 zal bestaan uit twee onderdelen.

In het eerste deel vindt de meting plaats van de te behalen doelstellingen duurzaam inkopen door de verschillende overheden voor de 45 productgroepen (alle productgroepen waarvoor duurzaamheidcriteria zijn vastgesteld). Het betreft hier de toepassing van minimum-producteisen bij aanbestedingen in het gehele jaar 2010.

In het tweede deel wordt opgenomen wat overheden naast de afgesproken resultaten voor het eerste deel, verder hebben ondernomen en welke ervaringen zijn opgedaan. In dit onderdeel zal onder andere worden gevraagd naar het toepassen van wensen en contractvoorwaarden en naar borging van duurzaam inkopen in het beleid.

De uitgangspunten voor de Monitor 2010 zijn tot stand gekomen in overleg met verschillende overheden.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven