30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

nr. 82
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2009

Dit kabinet laat op tal van fronten zien dat «samen werken, samen leven» ook betekent dat je je waar mogelijk inzet voor verbetering van de situatie buiten Nederland. Van duurzaam samenleven kan geen sprake zijn als schendingen van fundamentele rechten van mensen nog aan de orde van de dag zijn. Ook de keuzes die we maken bij onze inkopen zijn hierop van invloed. Met het beleid voor duurzaam inkopen wil de overheid voor de eigen inkopen bewuste keuzes maken die bijdragen aan het vergroten van markten voor duurzame producten en het goede voorbeeld geven aan anderen. In de kabinetsbrief van 23 mei 20081 is aangekondigd dat de overheid binnen Duurzaam Inkopen voor internationale sociale normen een generieke aanpak zal gaan hanteren die de nadruk legt op verbeteringen in de keten. Met de uitwerking van dat voornemen in deze brief loopt Nederland voorop in Europa. Ook in Europees verband wordt nagedacht over de relatie tussen overheidsinkopen en internationale sociale normen. Nederland levert daaraan een actieve bijdrage. Voor de korte termijn heeft de Europese Commissie kaders aangegeven op basis van de Aanbestedingsrichtlijn en laat de Commissie het aan de lidstaten over hoe zij hier invulling aan geven. De hier beschreven nationale aanpak geldt tot 2012 en zal tijdig worden geëvalueerd, waarover de Kamer zal worden geïnformeerd.

Met de sociale criteria die in deze brief worden toegelicht, sluit het kabinet nadrukkelijk aan bij andere beleidsinspanningen zoals diplomatie en de inzet binnen multilaterale organisaties, maatschappelijk verantwoord ondernemen en het stimuleren van de totstandkoming van nieuwe keteninitiatieven via het Initiatief Duurzame Handel. Ook op lokaal niveau zijn er initiatieven, zoals de Fair Trade gemeenten. De overheid kan bij de inzet van de eigen inkoop als voertuig voor beleidsdoelstellingen gerichte keuzes maken. Het kabinet kiest ervoor om voor de fundamentele arbeidsnormen en de mensenrechten generiek, dus op gelijke wijze bij alle overheidsinkopen, in te zetten op verbeteringen in de productieketen (procesbenadering). Bij een beperkt aantal producten, waar al maatschappelijk gedragen keteninitiatieven bestaan, worden de volgende aanvullende normen gesteld voor zover relevant: normen inzake leefbaar loon/leefbaar inkomen (of eerlijke handel), werktijden en veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. In de bijlage staan de normen toegelicht.

De vormgeving is erop gericht het voor opdrachtgever en opdrachtnemer zo uitvoerbaar mogelijk te maken en nauw bij de praktijk aan te sluiten. De aanpak wordt beperkt tot grote opdrachten1. Het bedrijfsleven wordt in haar rol als opdrachtnemer aangesproken op haar (keten)verantwoordelijkheid voor het te leveren product, werk of dienst. Omdat het bij duurzaamheid om een dynamisch proces gaat, kan de overheid niet integraal alle risico’s voor alle ketens in kaart brengen en bijhouden. Wel kan de overheid – in haar rol als opdrachtgever – in specifieke gevallen in de criteriadocumenten per productgroep een melding maken dat er in een bepaald land sprake is van schending van bepaalde arbeidsnormen of mensenrechten. Ook zijn er andere bronnen van risico-informatie beschikbaar.

Er zijn drie opties denkbaar:

• Als de opdrachtnemer geen risico’s voorziet, kan hij dat eenvoudigweg verklaren en zal de opdrachtgever daar in beginsel op vertrouwen, tenzij hij wel een risico voorziet.

• Als de risico’s in de keten van de opdrachtnemer zijn afgedekt door een keteninitiatief, volstaat het toezenden van het lidmaatschapsbewijs of certificaat. De overheid zal een lijst van keteninitiatieven opstellen die voldoen aan een aantal voorwaarden.

• In alle andere gevallen wordt van de opdrachtnemer een redelijke inspanning gevergd om de normen na te leven: onderschrijven van de normen, een analyse om risico’s in de keten te onderzoeken en gerichte activiteiten om de geconstateerde risico’s te verminderen en schendingen tegen te gaan. Hij dient rekening te houden met signalen uit de samenleving. Een constatering van daadwerkelijke schendingen vergt van de opdrachtnemer urgente actie. Achteraf dient de opdrachtnemer openbaar terapporteren over zijn inspanningen voor ketenbeheer en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, naar keuze per opdracht of in zijn (maatschappelijk) jaarverslag, conform de aanbeveling van de SER.2

• Indien voor de productgroep aanvullende normen van toepassing zijn en in geval van specifieke meldingen van risico’s dient de opdrachtnemer bovendien aan het begin van de contractuitvoering te beschrijven of de generieke en aanvullende normen en meldingen voor de opdracht relevant zijn en met welke inspanningen de risico’s worden ingeperkt/afgedekt («plan van aanpak»).

De bijlage bevat een uitgewerkt overzicht van de werkzaamheden van opdrachtgever en opdrachtnemer en een toelichting op de gecursiveerde begrippen.

Op grond van de aanbestedingsregelgeving is de juridische vorm van deze aanpak de zogenaamde «bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht». Deze voorwaarden worden opgenomen in het contract en zijn niet te gebruiken om vooraf te selecteren. Daarmee kan elke opdrachtnemer inschrijven indien hij bereid is de voorwaarden uit te voeren. Omdat bovendien de aanpak wordt beperkt tot grote opdrachten, zijn de (administratieve) werkzaamheden voor opdrachtnemer en opdrachtgever volgens het kabinet te rechtvaardigen. De sociale criteria zullen onderdeel zijn van het in de voortgangsrapportage Duurzaam Inkopen3 aangekondigde in beeld brengen van administratieve en interbestuurlijke lasten en adviesaanvraag aan de Commissie Regeldruk Bedrijven. De adviezen die hieruit voortkomen zullen worden betrokken bij de implementatie, zo mogelijk voorafgaand aan de invoering.

Het kabinet is er van overtuigd dat de weerbarstige praktijk, waarin de afwezigheid van risico’s in complexe ketens eigenlijk niet is te garanderen, is gebaat bij de stap die wij nu nemen. Hiermee wordt het maatschappelijk proces naar markten voor duurzame producten versterkt. Dit geldt zeker als andere landen zich hierbij aansluiten. Het stimuleert ook de oprichting van keteninitiatieven. Nederlandse overheden kunnen zich maatschappelijk niet veroorloven om producten in te kopen waarbij schendingen van de basale rechten van mensen elders aan de orde zijn. Dit beleid geeft houvast om hier uniform en gericht invulling aan te geven. Aan de medeoverheden zal worden gevraagd de hier beschreven aanpak eveneens te onderschrijven.

Deze brief geeft de kaders aan. Er zal nog worden besloten bij welke producten welke aanvullende normen gelden en voor welke productgroepen. Er zullen juridisch getoetste teksten worden opgesteld die kunnen worden overgenomen in de contracten. Het is de intentie om de contractvoorwaarden ook op te nemen in de modelcontracten van het Rijk. In de criteriadocumenten Duurzaam Inkopen, die nu al de milieucriteria bevatten, zal de relevante informatie worden opgenomen, zoals welke aanvullende normen voor die productgroep gelden. Op deze wijze hoeft een opdrachtgever voor een duurzame inkoop maar op één plek te kijken. Bij al deze vervolgstappen blijven juridische haalbaarheid én praktische uitvoerbaarheid belangrijke toetspunten.

De benodigde kennis en competenties voor toepassing van de sociale criteria moeten worden opgebouwd zowel bij opdrachtgevers als opdrachtnemers. Voor opdrachtgevers zal een communicatietraject worden opgezet ter ondersteuning van de toepassing van deze aanpak in de praktijk. Opdrachtnemers kunnen eveneens gebruik maken van de informatie die in dat kader beschikbaar komt. Verder kan de opdrachtnemer gebruik maken van steeds meer informatie over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan websites van branche-, werkgevers- en maatschappelijke organisaties, MVO Nederland, EVD, internationale databanken e.d.

Naar verwachting zullen de overheden begin 2010 daadwerkelijk over de sociale criteria kunnen beschikken en aan de slag kunnen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

BIJLAGE

De te onderschrijven en toe te passen internationale sociale normen

Voor alle productgroepen zijn de volgende generieke normen aan de orde (dus ook daar waar dat op het eerste gezicht niet relevant lijkt):

• De fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) vastgelegd in de conventies:1

– inzake afschaffing van dwangarbeid en slavernij (29, 105)

– inzake vrijwaring van discriminatie op het werk en in beroep (100, 111)

– inzake afschaffing van kinderarbeid (138, 182)

– inzake de vrijheid van vakvereniging en recht op collectief onderhandelen (87, 98)2.

• De mensenrechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (URVM) en uitwerkingen daarvan in bindende verdragen (zoals BuPo en Esocul) die arbeids- en bedrijfsrelevant zijn. Er wordt bewust geen verdere toespitsing gemaakt.

Voor sommige productgroepen zijn ook aanvullende normen aan de orde. Het betreft de productgroepen waarin een beperkt aantal producten zit waarvoor deze normen relevant zijn en waarvoor een multistakeholder keteninitiatief bestaat dat de waarborg biedt dat leveranciers op effectieve en betrouwbare wijze deze normen zullen kunnen (laten) onderzoeken en handhaven. Gedacht zou kunnen worden aan de volgende producten: koffie, thee, cacao, textiel, bloemen, natuursteen3. De overheid besluit binnenkort voor welke producten welke van onderstaande aanvullende normen worden meegenomen voor de periode tot 2012.

• De arbeidsnormen van de ILO die internationaal breed beschouwd worden als de belangrijkste normen in aanvulling op de fundamentele arbeidsnormen en als zodanig gehanteerd in internationale gedragscodes, vastgelegd in de conventies:

– inzake lonen (26, 95, 131, alsmede URVM art 23), ook wel «leefbaar loon» genoemd

– inzake werktijden (1)

– inzake veiligheid en gezondheid op de werkplek (155)

• Leefbaar inkomen (als equivalent voor leefbaar loon): het (ondernemers) inkomen van (agrarische) producenten, dat voldoende zou moeten zijn om te voorzien in de basisbehoeften en een zeker vrij besteedbaar inkomen.

• De volgende eerlijke handelsnormen4, in combinatie:

– minimumprijs5, te betalen aan de producent, ongeacht de marktprijs

– voorfinanciering op verzoek van de producent tot maximaal 60% van de contractwaarde

Waar relevant, zal aan aanbestedende diensten de keuze worden gelaten tot opname in de contractvoorwaarden van de eerlijke handelsnormen dan wel leefbaar loon/leefbaar inkomen6. Het belangrijkste verschil tussen beide normen is de grotere bescherming die een minimumprijs biedt aan producenten ten tijde van lage wereldmarktprijzen. De inkopers zullen kwalitatieve informatie krijgen om bij lage wereldhandelsprijzen gefundeerd te kunnen kiezen voor«eerlijke handel» boven «leefbaar loon». Er zal nog nader worden gekeken naar de praktische uitwerking hiervan.

Toelichting kernbegrippen sociale criteria Duurzaam Inkopen

Keteninitiatieven

Ketenverantwoordelijkheid wordt steeds vaker via multi-stakeholder initiatieven geadresseerd. Binnen deze initiatieven zijn meerdere belanghebbenden vertegenwoordigd, zoals bedrijven, vakbonden en NGO’s. Binnen deze keteninitiatieven wordt gewerkt volgens een gedragscode en wordt gewoonlijk voorzien in onafhankelijke verificatie. Dergelijke keteninitiatieven bieden bepaalde waarborgen dat de sociale criteria worden uitgevoerd. De overheid zal een overzicht bieden van keteninitiatieven die aan de volgende voorwaarden voldoen:

1. Relevante stakeholders, zoals producenten, leveranciers, werkgevers, werknemers of organisaties daarvan en NGO’s zijn, zo mogelijk in de structuur van het initiatief, betrokken.1 Geen enkele groep stakeholders heeft een dominante positie in het initiatief;

2. Het initiatief richt zich tenminste op de fundamentele arbeidsnormen van de ILO en geeft daaraan niet een zwakkere interpretatie;

3. Het initiatief is ingericht om betrouwbaar te (laten) verifiëren of opdrachtnemers de normen implementeren in eigen bedrijf en in hun productieketen.

4. Het initiatief publiceert jaarlijks een verslag.

Bij een product met aanvullende normen zal het bijbehorende keteninitiatief ook de betreffende aanvullende normen moeten dekken. Bij het opstellen van de lijst van keteninitiatieven zullen sociale partners in verband met ILO normen via de gebruikelijke ILO procedure worden geconsulteerd. De lijst zal regelmatig worden geactualiseerd conform een nog nader vast te stellen protocol.

Risicoanalyse

In landen met voldoende maatschappelijke instituties, zoals een actieve en goed toegeruste arbeidsinspectie, sterke vakbonden en een adequate rechtsorde zal de noodzaak voor leveranciers tot controle en verbetering minder groot zijn dan in landen met zwakke maatschappelijke instituties. Opdrachtnemers hebben de beleidsruimte zelf risico’s in te schatten en op basis daarvan hun middelen in te zetten in landen en regio’s waar dit het meest effectief is. Zo’n risicoanalyse is zinnig met name wanneer zij werken met grote aantallen leveranciers en producenten, en ook wanneer die over vele regio’s verspreid zijn.2 De opdrachtnemer beslist hoe hij het instrument van risicoanalyse inzet. Risicoanalyses worden bij voorkeur in overleg met stakeholders ontwikkeld.

Overigens er is voor diverse landen reeds informatie beschikbaar over relevante MVO-aspecten. In dit verband kunnen o.a. de zgn. MVO-toolkits voor 13 landen genoemd worden die in opdracht van de overheid zijn ontwikkeld en via de site van de EVD beschikbaar zijn. Ook rapporten van NGO’s en vakbonden vervullen een belangrijke signaalfunctie wat betreft vermeende schendingen van mensen- of arbeidsrechten in de keten.

Redelijke inspanning

Van de opdrachtnemer wordt verwacht dat hij een redelijke inspanning verricht om de normen te implementeren. De opdrachtnemer bepaalt in eerste instantie zelf wat een redelijke inspanning is. Zoals ook in de brief aan de Tweede Kamer van december 2008 «Kansen door ketenverantwoordelijkheid» benadrukt werd (Kamerstuk 26 485, nr. 62) is ketenverantwoordelijkheid maatwerk. Er is een grote diversiteit aan ketens. Voor een deugdelijke bedrijfsvoering lijkt het essentieel om inzicht in de keten te verkrijgen. De opdrachtnemer bepaalt zelf hoe diep in de productieketen hij resultaat zou moeten en kunnen bereiken en hoe groot de verbeterstappen moeten zijn waar er sprake is van schending van de normen. Wel ligt het voor de hand, zoals de SER schrijft3, een groter commitment te verlangen naarmate de relaties met toeleveranciers frequenter en intensiever zijn en naarmate de kenbaarheid van de situatie bij de toeleverancier groter is. Ook zijn de grootte van de opdracht en de machtsverhoudingen tussen de partijen in de keten van belang. Van een bedrijf mag verwacht worden dat het de invloed die het heeft ook ruimhartig aanwendt om verantwoordelijkheid te nemen in de keten.

In bepaalde landen worden bepaalde normen niet door de wet ondersteund, zoals de vrijheid van vakvereniging. Opdrachtnemers dienen zich dan in te spannen om binnen de handelsverhoudingen maatregelen te vinden die bijdragen aan verbetering van de situatie. Wereldwijd hebben bedrijven en initiatieven al praktijken ontwikkeld om hiermee om te gaan.

Signalen

Allen die een belang hebben bij naleving van de normen, daarin begrepen maatschappelijke organisaties uit Nederland en uit de landen waar de productie plaatsvindt, kunnen bij de opdrachtnemer een signaal afgeven wanneer zij problemen waarnemen met het implementeren van de normen in de keten. Deze signalen kunnen gebaseerd zijn op onderzoek van een maatschappelijke organisatie of op publiek beschikbare bronnen. Het is raadzaam dat ook de opdrachtgever en het eventuele keteninitiatief worden geïnformeerd.

Urgente actie

Indien onverhoopt een (mogelijke) schending van een fundamentele arbeidsnorm wordt aangetroffen in de keten, wordt van de opdrachtnemer urgente actie gevraagd, binnen de beïnvloedingsmogelijkheden van de opdrachtnemer. De opdrachtnemer dient direct in overleg te treden met de contractuele toeleverancier. Deze dialoog dient gericht te zijn op valideren van de vermeende schending en het vinden van een oplossing voor het bedrijf waar het probleem is geconstateerd én de lokale belanghebbenden. Waar nodig zal de opdrachtnemer aan de contractuele toeleverancier vragen een tijdsgebonden verbeterplan op te stellen. Indien het bedrijf waar de vermeende schending plaatsvindt, aantoonbaar geen dialoog wil voeren of geen oplossing wil nastreven, dient de opdrachtnemer het contract met de toeleverancier te verbreken. Om invloed op de keten te kunnen uitoefenen, is het verstandig een zgn. kettingbeding in de leveringsvoorwaarden opnemen: de toeleverancier wordt contractueel aan de generieke en eventuele aanvullende normen gehouden en dient deze voorwaarden in zijn leveringsvoorwaarden op te nemen.

Rapportage

De overheid als opdrachtgever verlangt dat de opdrachtnemer jaarlijks rapporteert over zijn inspanningen voor ketenbeheer en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De opdrachtnemer heeft de keuze tussen een rapportage per opdracht of een rapportage in zijn jaarverslag. Het gaat om het beleid van de opdrachtnemer, toezicht op de naleving van haar beleid, de feitelijke situatie in de keten van de opdrachtnemer, en de daaruit resulterende maatregelen. Met de rapportage wil de opdrachtgever zich een oordeel kunnen vormen over de wijze waarop de opdrachtnemer de contractueel afgesproken inspanningen voor sociale criteria is nagekomen. Ook stakeholders dienen zich een oordeel te kunnen vormen. De rapportage dient dan ook publiek te zijn. De rapportage mag in de Nederlandse of Engelse taal zijn gesteld. De rapportage is vormvrij. Als handreiking voor bedrijven die geen jaarverslag uitbrengen wordt een eenvoudig format voor rapportage ontwikkeld.

Werkzaamheden opdrachtgever en opdrachtnemer

Opdrachtgever

Aanbestedingsfase:

• Opname in de contractvoorwaarden van de voorwaarden voor de generieke normen en eventueel voor de aanvullende normen en specifieke risicolanden (aan de hand van de criteriadocumenten per productgroep) en eventuele risico-informatie van de opdrachtgever zelf.

• Publicatie van de contractvoorwaarden bij aanbesteding (reeds verplicht).

Contractfase:

• De opdrachtgever ziet er op toe dat hij ofwel de eigen verklaring ontvangt ofwel tijdig de eventuele beschrijving van de beoogde inspanningen en de (jaarlijkse) rapportage(s) van opdrachtnemers ontvangt en vormt zich een oordeel.

• De opdrachtgever staat open voor signalen uit de samenleving over het implementeren van de contractvoorwaarden door zijn opdrachtnemers.

• De opdrachtgever kan op grond van het contract op basis van informatie die hem bereikt, inclusief de verklaring of rapportage van de opdrachtnemer en signalen die maatschappelijke organisaties afgeven, acties ondernemen van oplopende aard:

a. De opdrachtnemer om een toelichting vragen. Indien het in de ogen van de opdrachtgever om een ernstige zaak gaat, zal deze op korte termijn een publieke reactie van de opdrachtnemer vragen.

b. Alsnog een beschrijving van beoogde inspanningen en/of rapportages verlangen.

c. Extern advies inwinnen.

d. Eigen onderzoek instellen. Hij zal dat niet doen voordat de opdrachtnemer in de gelegenheid is geweest om zijn primaire verantwoordelijkheid te nemen en te reageren op de maatschappelijke signalen. Het eigen onderzoek door de opdrachtgever kan bestaan uit een audit bij een producent. De kosten van het onderzoek zijn voor rekening van de opdrachtgever. Opdrachtgever en opdrachtnemer spannen zich in om overeenstemming te bereiken over het te volgen verbetertraject.

e. Handelen als bij contractbreuk of wanprestatie. Wanneer alle andere mogelijkheden om de zaak op te lossen zijn uitgeput, beschikt de opdrachtgever over de wettelijke sancties die contractbreuk bieden.

Opdrachtnemer

Aanbestedingsfase:

Geen werkzaamheden.

Contractfase:

A. Hij verklaart dat hij de voor de productgroep gestelde normen respecteert.

(Voor de modelverklaring zal worden aangesloten bij de verklaring van de SER zoals hiervoor aangehaald)

B1. Indien alleen de generieke normen gelden:

• Als hij is aangesloten bij een keteninitiatief dat op de lijst staat, kan hij een bewijs van lidmaatschap of certificaat toezenden. De overige voorwaarden vervallen, want deze worden geacht door het keteninitiatief te worden gedekt.

• Als hij voorziet dat er geen risico’s zijn, dan kan hij dat verklaren. Dit zal voor veel productgroepen met (toe-)leveranciers uit niet-risico landen het geval zijn. Alleen voorwaarden D en E gelden dan nog voor hem.

• Als risico’s bekend of onzeker zijn, gelden voorwaarden C t/m F.

B2. Indien ook aanvullende normen of specifieke meldingen gelden:

• Als hij is aangesloten bij een keteninitiatief dat op de lijst staat en dat de betreffende aanvullende normen dekt, kan hij een bewijs van lidmaatschap of certificaat toezenden. De overige voorwaarden vervallen, want deze worden geacht door het keteninitiatief te worden gedekt.

• Als hij voorziet dat er desondanks in dit specifieke geval geen risico’s zijn, dan kan hij dat onderbouwen. De opdrachtgever kan hem dan van de voorwaarden C en F ontslaan. Voorwaarde D en E blijven gelden.

• In andere gevallen dient hij binnen een maand na sluiting van het contract openbaar aan te geven hoe hij voorwaarde C en D zal gaan uitvoeren (beschrijving van de beoogde inspanningen in een plan van aanpak). De opdrachtgever kan hierover met hem in gesprek treden. Voorwaarden C t/m F gelden vervolgens ook. NB: Voor een directe levering hoeft geen beschrijving van de beoogde inspanningen te worden geleverd.

C. Voorwaarden tijdens de uitvoering van het contract (de «redelijke inspanning»):

• Hij dient op enig moment een risicoanalyse uit te voeren. Als daaruit blijkt dat er geen (resterende) risico’s worden voorzien, vervalt de rest van voorwaarde C.

• Hij spant zich aantoonbaar in om de voor de productgroep gestelde normen in eigen bedrijf en in de toelevering- en productieketen te implementeren;

• Hij heeft ten minste de inspanningsverplichting om de normen tot onderdeel van zijn handelsvoorwaarden voor leveranciers en producenten te maken («pas toe of leg uit»);

• Hij voert verbeteringen door waar nodig en mogelijk. Verwacht mag worden dat de invloed die de opdrachtnemer heeft ook wordt aangewend om verantwoordelijkheid te nemen in de keten. Verschillende elementen spelen mee bij het vaststellen van de mogelijkheden hiervoor, waaronder de machtsverhoudingen, complexiteit, lengte en transparantie van de productieketen. Daarbij kan hij naar eigen inzicht beschikbare middelen inzetten op basis van risicoanalyse.

• De opdrachtnemer volgt systematisch de voortgang ten aanzien van de normen in de productieketen.

D. De opdrachtnemer staat open voor en houdt rekening met signalen uit de samenleving die er op wijzen dat de normen niet goed geïmplementeerd worden.

E. De opdrachtnemer neemt urgente actie indien onverhoopt een schending van een fundamentele arbeidsnorm wordt aangetroffen. Zie verder paragraaf «urgente actie».

F. De opdrachtnemer rapporteert jaarlijks per opdracht of in zijn (maatschappelijk) jaarverslag over zijn ketenbeheer en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij een rapportage in het jaarverslag maakt de levering aan de overheid deel uit van de activiteiten waarover hij rapporteert.

Er kunnen zich nieuwe omstandigheden voordoen waardoor de verklaring van de opdrachtnemer dat er geen (resterende) risico’s zijn of worden voorzien, niet meer correct is. Uiteraard is de opdrachtnemer dan gehouden dit te melden, waarna de relevante voorwaarden alsnog in werking treden.


XNoot
1

Kamerstuk II, 2007–2008, 30 196, nr. 33.

XNoot
1

Op grond van het proportionaliteitsbeginsel wordt de toepassing van dit beleid voor het Rijk beperkt tot opdrachten boven de Europese aanbestedingsgrenzen drempelwaarden (€ 133 000 voor leveringen en diensten, € 5 150 000 voor werken). De decentrale overheidssectoren moeten nog vaststellen welke grenzen zij hanteren.

XNoot
2

Ser-verklaring Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, december 2008.

XNoot
3

Kamerstuk II, 2008–2009, 30 196, nr. 64.

XNoot
1

De verwijzing naar ILO verdragen betreft een verwijzing naar de arbeidsnorm in algemene zin, niet naar de letterlijke verdragsverplichtingen, aangezien die zich richten op staten, en niet op bedrijven.

XNoot
2

In situaties waar deze rechten door de wet zijn beperkt, worden gelijksoortige oplossingen aangereikt.

XNoot
3

Hout wordt hier niet genoemd. Daarvoor vindt een apart beleidstraject plaats.

XNoot
4

De genoemde normen zijn gebaseerd op, maar niet exclusief toepasbaar door de leden van, de Fair trade Labelling Organisations International.

XNoot
5

Dit is een prijs waarmee volgens een keteninitiatief ten minste de kosten van duurzame productie en duurzaam levensonderhoud worden gedekt, van zowel producenten (in de regel coöperaties of plantages) als mogelijke werknemers, evenals de kosten van ontwikkelingsprogramma’s.

XNoot
6

Deze normen zijn relevant in het kader van het betalen van een eerlijke prijs, zoals eerder gememoreerd in de kabinetsagenda 2015 voor het realiseren van de Millenniumdoelen. (Kamerstuk 31 105, nr. 1).

XNoot
1

Nagegaan wordt of het juridisch mogelijk is te verlangen dat stakeholders in de structuur van het keteninitiatief betrokken zijn, Zo niet, dan moet de betrokkenheid van stakeholders op andere wijze zijn vormgegeven.

XNoot
2

De International Chamber of Commerce ondersteunt deze aanpak, waarbij de risicoanalyse in haar opvatting zowel betrekking kan hebben op het inschatten van de kans op schendingen per productieregio, als op de mogelijkheid om verandering teweeg te brengen. SER Advies, Duurzame globalisering, 2008, p. 293.

XNoot
3

SER, Verklaring inzake internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, 2008.

Naar boven