30 169 Mantelzorg

29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 70 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2018

Tijdens het mondelinge vragenuur van 5 juni jongstleden (Handelingen II 2017/18, nr. 89, Vragenuur) – over het rapport «Hoor je mij wel» van de Kinderombudsman over kinderen van ouders met een ziekte, verslaving of beperking – heb ik u toegezegd onze beleidsinzet te schetsen gericht op het signaleren en ondersteunen van deze kinderen. Tot slot ga ik, zoals tevens toegezegd, in op het verschil tussen jonge mantelzorgers en gebruikelijke zorg.

Kinderen van ouders met een ziekte, verslaving of beperking worden soms helaas geconfronteerd met volwassen zorgen of (mantelzorg)taken. De verhalen van de kinderen in het rapport van de Kinderombudsman laten zien dat de problematiek van kinderen van langdurig zieke ouders niet eenduidig zijn en dat maatwerk nodig is. Soms is er helemaal geen ondersteuningsbehoefte, soms is het nodig om het netwerk te mobiliseren en soms is de situatie wel ernstig en wordt een kind overbelast of is er zelfs sprake van een risico voor de veiligheid. Een kind van een ouder met een verstandelijke beperking kan hele andere behoeften hebben dan een kind van ouders met een chronische ziekte.

Ik wil dat kinderen van (langdurig) zieke ouders eerder en beter in beeld zijn en ervoor zorgen dat deze kinderen de juiste hulp en ondersteuning krijgen.

1. Kinderen van langdurige zieke ouders eerder en beter in beeld

Het is voor professionals lastig om kinderen van een langdurig zieke ouder te herkennen omdat ze zelf niet om ondersteuning vragen en zelf geen signalen afgeven dat er problemen zijn. Pas als deze kinderen en hun behoeften in beeld zijn, kan hulp geboden worden. Daarom is het zo het belangrijk dat iedere professional die hulp of ondersteuning biedt aan ouders die ziek, verslaafd zijn of een beperking hebben, nagaat of er kinderen zijn en of er voldoende steun voor ze is. De komende tijd ga ik er fors op inzetten dat kinderen van langdurig zieke ouders en jonge mantelzorgers bij professionals eerder en beter in beeld komen.

Een van de maatregelen hiervoor is de kindcheck. Dit is een belangrijke maatregel om na te gaan of er kinderen in het gezin zijn, of dat ze veilig zijn en of ondersteuning nodig hebben. Professionals zijn wettelijk verplicht om de kindcheck uit te voeren bij de behandeling van volwassen cliënten. De kindcheck is onderdeel van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die vanaf 2013 van kracht is (Kamerstuk 33 062).

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kindcheck. De kindcheck is onderdeel van het regulier onderzoek in sectoren waar de kindcheck verplicht is en waar aanwijzingen zijn dat dit een relevant bespreekonderwerp is. De inspectie maakt een module over de meldcode, inclusief de kindcheck en de aanstaande invoering van de afwegingskaders die in alle bezoekinstrumenten van de inspectie gebruikt kan worden. Bij calamiteiten waarbij een kind slachtoffer is wordt standaard nagegaan of de kindcheck gebruikt is. Eind 2016 heeft de IGJ onderzoek gedaan naar het gebruik van de meldcode (inclusief kindcheck). Hieruit bleek dat de kindcheck bij behandeling van volwassenen nog onvoldoende en juist wordt toegepast.

Concreet ga ik het volgende doen:

  • Naar aanleiding van het voorgaande besteedt de IGJ de komende periode extra aandacht aan dit onderwerp in de sectoren waar de kindcheck nog onvoldoende en onjuist wordt toegepast. Zo maakt de IGJ o.a. afspraken met de GGZ sector (instellingen) over de juiste en professionele toepassing van de kindcheck en bekijkt de IGJ hoe zij het toezicht op dit onderwerp kan intensiveren bij de vrijgevestigden in de GGZ.

  • Om te zorgen dat de GGZ-professionals met de kindcheck gaan werken, biedt een projectleider die vanuit mijn ministerie gefinancierd wordt, ondersteuning aan de GGZ instellingen.

  • Het is belangrijk dat professionals al in hun basisopleiding meekrijgen dat oog voor kinderen van ouders met psychische problematiek van belang is. Voor een beter beeld van de huidige situatie laat ik allereerst specifiek het aanbod van scholing over de kindcheck bij de opleidingen van artsen, psychologen en psychiaters inventariseren. Vervolgens wil ik in gesprek met de opleidingen over het gebruik van de kindcheck.

  • Ik wil dat de kindcheck niet alleen door medische professionals wordt gebruikt maar ook bij professionals die voor gemeentelijke ondersteuning met volwassenen werken, zoals voor de lokale teams. Daarom ga ik ook met gemeenten in overleg hoe de kindcheck ook daar daadwerkelijk toegepast gaat worden.

  • Daarnaast heb ik met JMZ PRO in kaart laten brengen welke behoefte jonge mantelzorgers hebben. JMZ PRO is het zelfstandige netwerk van professionals die werkzaam zijn voor en met jonge mantelzorgers en/of hun gezinnen. Ik ga samen met (ervarings-) deskundigen, met eerstelijnszorg en gemeenten in gesprek hoe het herkennen van jonge mantelzorgers vergroot kan worden en hoe de kennis die JMZ PRO verzameld heeft, hierbij gebruikt kan worden.

  • We weten dat kinderen van een ouder(s) met lichte verstandelijke beperkingen (LVB) extra steun nodig hebben. Ik wil samen met de Minister voor Rechtsbescherming zorgen dat deze kinderen in beeld komen. Daarom gaan wij met de Jeugdgezondheidszorg, Halt, de Raad voor de Kinderbescherming, politie en professionals van Veilig thuis in gesprek hoe zij LVB beter kunnen signaleren.

  • Professionals die werkzaam zijn in de geboortezorg, kraamzorg en Jeugdgezondheidszorg zijn goed in staat om kwetsbaar ouderschap te signaleren. Deze professionals zijn juist zo belangrijk omdat zij in een zo vroeg mogelijk stadium de benodigde ondersteuning aan ouder en kind kunnen bieden. Ik kom hier op terug in het programma Kansrijke Start dat na de zomer verschijnt.

2. Het bieden van ondersteuning en (waar nodig) hulp aan kinderen van langdurig zieke ouders

De behoefte aan ondersteuning van kinderen is heel divers. Niet ieder kind met een zieke ouder heeft intensieve zorg nodig. In veel gevallen krijgen kinderen al steun vanuit hun gezin of directe omgeving en kinderen kunnen heel veerkrachtig zijn. Maar er kunnen situaties zijn waarin dit toch niet voldoende is en ondersteuning en hulp nodig is. Gemeenten zijn in het kader van de Jeugdwet verplicht hulp en ondersteuning te bieden aan minderjarigen die dit nodig hebben. Vanuit de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Ik ondersteun gemeenten en professionals op verschillende manieren om gerichter hulp en ondersteuning te bieden aan kinderen van langdurig zieke ouders.

Concreet ga ik het volgende doen:

  • Ik er samen met de jeugdsector voor zorgen dat er mentoren voor kinderen en jongeren worden ingezet. Daar is JIM (Jouw ingebrachte mentor) een goed voorbeeld van. Voor iedere jongere met problemen en zeker ook voor kinderen met verstandelijk beperkte ouders is het belangrijk dat ze gezien en gehoord worden. Iemand die extra steun biedt en naast het kind staat kan in deze gezinnen heel belangrijk zijn.

  • Om mantelzorgers, en jonge mantelzorgers te ondersteunen financier ik activiteiten van Mezzo, de landelijke koepel van mantelzorgers. Zo zorgt Mezzo voor interactieve mantelzorgwerkplaatsen waar lokale partijen en professionals aan de slag gaan met de ervaringen van de jonge mantelzorgers.

  • Speciaal voor jonge mantelzorgers ondersteun ik JMZ PRO. JMZ PRO organiseert netwerkbijeenkomsten op regionaal niveau. Voor jonge mantelzorgers is het belangrijk dat de eigen kracht versterkt wordt, waardoor het risico op overbelasting, schoolproblemen en psychische problematiek vermindert. Als voorbeeld werkt JMZ Pro aan betere ondersteuning voor het gezin, een laagdrempelig lotgenootcontact en het verbeteren en versimpelen van de signalerende rol van scholen.

  • Ondersteuning van jonge mantelzorgers kan vele vormen hebben en bestaan uit een combinatie van informatie, advies en begeleiding, educatie, praktische hulp, respijtzorg, financiële tegemoetkoming en materiële hulp. In de handreiking waardering van mantelzorgers, die in samenwerking met VWS in juli 2015 is uitgebracht met Mezzo en VNG, wordt de groep jonge mantelzorgers specifiek benoemd. Hierin worden gemeenten geadviseerd over vindplaatsen van de jonge mantelzorger en over manieren waarop in de waardering aangesloten kan worden bij de specifieke behoeften van deze groep.

  • Ik vind het van belang dat er goede interventies zijn voor jonge mantelzorgers en dat deze bekend zijn bij hulpverleners. Daarom investeer ik in onderzoek en ik ga de interventies verspreiden. Zo verzamelt het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) vanaf begin 2018 tot voorjaar 2021 samen met Vilans en buitenlandse partners kennis over jonge mantelzorgers in Nederland en Europa. Jonge mantelzorgers kunnen ook baat hebben bij online interventies, daarom zorg ik dat daar ook aandacht voor is.

  • Ook voor interventies gericht op het ondersteunen van kwetsbare zwangeren en jonge ouders en hun (ongeboren) kinderen investeer ik in onderzoek en het verspreiden hiervan.

  • Als de veiligheid van een kind in het geding is en de ouders kampen met psychische en/of verslavingsproblemen, is samenwerking tussen de volwassen zorg en de hulpverlening van het kind in een systeemgerichte aanpak essentieel om duurzaam tot een stabiele situatie te komen. Ik wil dat in de regio’s het gesprek tussen zorgverzekeraars, GGZ-instellingen voor volwassenen, de hulpverlening gericht op het kind en gemeenten tot stand komt, over het verbeteren van systeemgerichte hulp voor deze kinderen en hun ouders kunnen verbeteren. We vragen de regio’s dit te organiseren en het programmateam Geweld hoort nergens thuis ondersteunt hen daarbij.

  • Daarnaast wordt in samenwerking met Veilig Thuis, de volwassen GGZ en de gemeenten aan kinderen van ouders met een lichte verstandelijke beperking, ernstige psychische problemen en verslaving gratis (buitenschoolse) opvang aangeboden. De betrokken gemeenten financieren de opvangplekken voor dit buitenschoolse opvangproject. Ik financier het onderzoek naar de effecten van het inzetten van buitenschoolse opvang voor het welbevinden van de kinderen en ouders en naar de samenwerking tussen partijen. De uitkomsten ga ik delen met de regio’s.

Ik rapporteer uw Kamer via de rapportages van de verschillende programma’s (Zorg voor Jeugd (Kamerstuk 34 880, nr. 3), Geweld hoort nergens thuis (Kamerstukken 28 345, 31 015 en 34 907, nr. 185), Kansrijke Start en Langer Thuis (Kamerstukken 31 765 en 34 104, nr. 326)) over de stand van zaken van de hierboven genoemde acties.

Gebruikelijke hulp

Mantelzorg is iets anders dan gebruikelijk hulp. Voor een goed begrip is het belangrijk om de jonge mantelzorger te onderscheiden van de hulp die sowieso van kinderen binnen een huishouden mag worden verwacht. Pas waar meer dan deze gebruikelijke hulp wordt gegeven kun je spreken van een jonge mantelzorger.

Het is normale praktijk dat je van kinderen van 15 jaar mag vragen om hun eigen rommel op te ruimen of om een keer te helpen met de afwas. Deze gebruikelijke hulp geldt voor iedereen en hoeft de gemeente niet te vergoeden.

Het is daarnaast niet de bedoeling dat kinderen structureel aan zorgondersteuning doen en dat dit als gevolg heeft dat de gemeente minder zorg verleent omdat zij veronderstelt dat een kind mantelzorg levert. Dit is in strijd met de wet. Bij het vaststellen van de ondersteuningsvraag kan het college de mantelzorg of hulp uit het sociale netwerk niet veronderstellen of afdwingen.

In de Richtlijn Indicatiestelling Hulp bij het huishouden van CIZ is omschreven wat als gebruikelijke hulp gezien kan worden. Hierin is vrij gedetailleerd opgenomen wat je als gebruikelijke hulp van kinderen van 5 tot 12 jaar mag verwachten: «Kinderen tussen 5–12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien».

In de richtlijn die overigens niet wettelijk voorgeschreven is, gaat het dus in dit geval alleen om de gebruikelijke hulp en niet over het verlenen van meer ondersteuning of hulptaken die de gemeenten op basis van de Wmo 2015 dient te verlenen.

Het vaststellen van een leeftijdsgrens voor gebruikelijke hulp of jonge mantelzorgers in de Wmo 2015 past niet bij het uitgangspunt van maatwerk zoals dat in de Wmo 2015 is verankerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven