30 139 Veteranenzorg

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2015

Tijdens het notaoverleg Veteranen op 26 juni jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 150) heb ik toegezegd uw Kamer voor het einde van het jaar over vijf onderwerpen nader te informeren. Hierbij doe ik deze toezegging gestand.

PTSS-Protocol

Bij de vaststelling van de mate van invaliditeit als gevolg van posttraumatische stressstoornis (PTSS) wordt sinds 1 juli 2008 een schattingsmethodiek gebruikt die onderdeel is van een PTSS-keuringsprotocol dat tussen 2004 en 2007 is ontwikkeld. Het bepalen van het percentage invaliditeit is van belang, omdat het direct samenhangt met de aanspraken verbonden aan de militaire pensioenwetgeving. In 2011 heeft een onderzoeksteam van het Universitair Medisch Centrum Groningen het PTSS-keuringsprotocol onderzocht. Volgens dit onderzoek was de betrouwbaarheid van het nieuwe schattingsinstrument goed.

Niettemin heeft onvrede over het protocol en de keuringen geleid tot (vele) bezwaar- en beroepsprocedures. Het Ministerie van Defensie en de centrales van overheidspersoneel vonden het daarom wenselijk om het protocol te evalueren. Defensie heeft in samenspraak met de centrales een plan van aanpak opgesteld. Het onderzoek wordt aangestuurd door een begeleidingscommissie, waarin naast de centrales en Defensie ook externe deskundigen zitting hebben. De evaluatie is begin dit jaar gestart. In de Veteranennota 2015 (Kamerstuk 30 139, nr. 148) heb ik de aanpak van de evaluatie toegelicht en gemeld dat deze in 2016 zal worden voltooid. De evaluatie verloopt volgens plan.

Bezwaarschriften BNMO

In overleg met de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (BNMO) is onderzocht hoe de afdoening van het grote aantal bezwaarzaken tegen besluiten op grond van het PTSS-protocol versneld kan worden. Defensie ondersteunt de BNMO bij de afwikkeling van zaken die de afgelopen jaren waren aangehouden. Het doel van deze ondersteuning is het versnellen van de bezwaarprocedures, zodat veteranen niet onnodig lang in onzekerheid hoeven te verkeren.

Vanwege de complexiteit van de zaken neemt de afwikkeling nog altijd meer tijd in beslag dan verwacht. Met de BNMO en het ABP is afgesproken het overleg over de afwikkeling, evenals de ondersteuning van Defensie aan de BNMO, in het eerste kwartaal van 2016 voort te zetten. De BNMO meldt dat de ondersteuning van Defensie goed is, maar dat de combinatie van complexiteit, eigen capaciteit en de capaciteit van Defensie qua ondersteuning, ertoe leidt dat geen verdere versnelling mogelijk is. Waar mogelijk wordt richtinggevende jurisprudentie gevolgd, zoals gevraagd in de motie-Teeven/Eijsink (Kamerstuk 30 139, nr. 149). In de Veteranennota 2016 zal nader worden gerapporteerd.

Schadevergoedingsprocedures

Sinds de invoering van de Ereschuldregeling in 2012 zijn aan ruim 2.300 veteranen die voor 2007 uit dienst zijn gegaan uitkeringen toegekend. Voor de mensen die na 1 januari 2007 uit dienst zijn gegaan, is de regeling Volledige Schadevergoeding in het leven geroepen. Deze regelingen komen bovenop de Militaire Invaliditeitspensioenen, mogelijke arbeidsongeschiktheidspensioenen, speciale voorzieningen en vergoedingen voor militaire oorlogs-en dienstslachtoffers, en de nodige zorg en begeleiding via het Veteranenloket.

Op dit moment zijn 482 zaken in behandeling van oud-militairen die in aanvulling op de volledige of gedeeltelijke Ereschuld van maximaal € 125.000, een aanvullende schadevergoeding claimen. In meer dan de helft van de zaken gaat het om uitzendingen van 25 jaar of langer geleden. 407 zaken bevinden zich in de fase van primair besluit waar veelal nog aanvullende gronden moeten worden ingediend. Er zitten 50 zaken in de bezwaarfase, 10 zaken zijn in behandeling bij de Rechtbank en 4 zaken liggen bij de Centrale Raad van Beroep. In 11 zaken is sprake van een stuiting van de verjaring. Defensie is op dit moment in hoger beroep in 2 zaken in het ongelijk gesteld.

Ook in deze zaken volgt Defensie richtinggevende jurisprudentie om de afwikkeling sneller te laten verlopen. Bij de afweging om een procedure voort te zetten, wordt naast het juridische belang van een rechterlijke uitspraak ook nadrukkelijk rekening gehouden met het belang van de veteraan. In 2 zaken is een schikking getroffen.

Intakegesprekken en behandeling

Het is vanzelfsprekend dat de wachttijden tussen intakegesprekken en behandelingen van veteranen met een zorgvraag zo kort mogelijk moeten zijn. Vanwege de Veteranenwet hanteert het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) daarbij normen die scherper zijn dan de gebruikelijke normen voor civiele GGZ-instellingen (Treeknormen).

De LZV-normen worden momenteel met regelmaat niet gehaald. De voornaamste redenen hiervoor zijn capaciteitsproblemen en onvoldoende aansluiting tussen het moment van aanmelding en de start van een op veteranen gerichte specialistische behandeling (bijvoorbeeld een groepsbehandeling, die pas kan starten als er voldoende deelnemers zijn). Bij de MGGZ is er voor de actieve veteraan overigens nauwelijks sprake van wachttijden.

Inmiddels is een aantal maatregelen genomen om de wachttijden zoveel mogelijk te beperken. Zo krijgen veteranen voorrang bij aanmelding en wordt nagegaan of er kwalitatief goede alternatieven beschikbaar zijn bij een andere LZV-instelling. De veteraan die moet wachten, ontvangt ondertussen overbruggingszorg binnen het LZV en wordt niet aan zijn lot overgelaten. Het terugdringen van de wachttijden is een punt van continue aandacht. Ook hierover zal in de Veteranennota 2016 nader worden gerapporteerd.

Samenwerking politie

Defensie is vanzelfsprekend bereid samen te werken met de Nationale Politie op terreinen waar sprake is van vergelijkbare ervaringen, werkzaamheden en onderzoeken. Het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie hebben op dit moment op verschillende niveaus contact met elkaar op het gebied van algemene en bijzondere personeelszorg en psychotraumazorg. Op het gebied van de nuldelijnszorg worden de ervaringen ten aanzien van de collegiale ondersteuning uitgewisseld en wordt bezien hoe op dit gebied van elkaar kan worden geleerd. Ten aanzien van de eerstelijnszorg maakt zowel politie als Defensie gebruik van capaciteit van Stichting de Basis. Hier wordt onderzocht op welke manier schaalvergroting mogelijk is. Op het gebied van de tweedelijns psychosociale zorg en het onderzoek naar PTSS wisselen Defensie en politie informatie uit. Waar mogelijk wordt beleid ook afgestemd. Tevens wordt de samenwerking interdepartementaal bestuurlijk verankerd. De Minister van Veiligheid en Justitie zal overigens nog een brief sturen over de samenwerking tussen Politie en Defensie in reactie op de motie-Tellegen/Recourt (Kamerstuk 29 628, nr. 572).

Tot slot

De afgelopen maanden heeft overleg tussen Defensie, het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) en het Veteranenplatform geleid tot sluitende afspraken over de financiële ondersteuning van activiteiten van veteranenverenigingen door het vfonds. Zo zal het vfonds de betrokkenheid van partners van veteranen bij die activiteiten mogelijk maken en stimuleren. Reeds eerder hadden Defensie en het vfonds een convenant met het Veteranenplatform getekend over de financiering van de nuldelijnsondersteuning. Met deze afspraken is een meerjarige en intensieve betrokkenheid van het vfonds met de veteranengemeenschap, inclusief de partners, gewaarborgd.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven