30 111 Topinkomens

Nr. 116 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2018

Op 22 mei 2018 heeft uw Kamer de motie van het lid Middendorp1 (VVD) aangenomen (Handelingen II 2017/18, nr. 83, item 19). In die motie wordt de regering verzocht om,

«In aanloop naar de evaluatie van de WNT, aan te geven hoe de jaarrapportage WNT cijfermatiger kan worden onderbouwd en daarbij te betrekken cijfers over: gesprekken met raden van commissarissen van de betrokken instellingen en wervings-en selectiebureaus, arbeidsmobiliteit en het salarisverschil tussen de publieke en private sector, en de Kamer daarover voor het komende zomerreces te informeren.»

Daarnaast is ook de motie van de leden Van der Molen en Den Boer2 (CDA) aangenomen, waarin de regering wordt verzocht

«De Kamer niet alleen te informeren over toegekende uitzonderingen, maar ook over afgewezen uitzonderingen op het WNT-maximum».

In deze brief ga ik in op de uitvoering van beide moties.

1. Motie Middendorp

Zoals ik reeds in de Kamer heb aangegeven, staat het verzoek om meer informatie over de effecten van de WNT in de WNT-jaarrapportage op te nemen enigszins op gespannen voet met recente wijzigingen van de Evaluatiewet WNT over de WNT-jaarrapportage WNT. In de artikelen 7.1 en 7.2 van de WNT wordt bepaald dat de Minister van BZK:

  • jaarlijks voor 31 december in de WNT-jaarrapportage een overzicht van geconstateerde overtredingen en de getroffen handhavingsmaatregelen naar de Staten-Generaal stuurt;

  • in 2020 en daarna telkens na 5 jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk naar de Staten-Generaal stuurt.

Daarnaast is de algemene meldplicht afgeschaft ter vermindering van de administratieve lasten. Daardoor beschik ik thans over minder data.

Dit laat onverlet dat ik begrip heb voor de informatiebehoefte van de Kamer. Gelet op bovenstaande wil ik als volgt invulling geven aan de motie.

Hoewel er tal van gegevens over de WNT voorhanden zijn, beschik ik niet over systematisch inzicht in de effecten van de WNT. Dat is precies de reden dat ik dit jaar vroegtijdig start met het verzamelen van informatie met het oog op de tweede wetsevaluatie die in 2020 gereed moet zijn. Zoals toegezegd ontvangt u na de zomer het plan van aanpak hiervoor. Uitvoering van dit plan van aanpak zal leiden tot een stapsgewijze toename van beschikbare kennis over de WNT. Uiteraard deel ik deze kennis graag met u. Ten behoeve van de aankomende WNT-rapportage zal ik informatie verzamelen bij diverse stakeholders, waaronder toezichthouders en werving- en selectiebureaus over de door hen waargenomen effecten, alsmede eventuele knelpunten van de WNT. Ook zal ik ingaan op de praktijk van de uitzonderingsverzoeken (zie hierna). De beide andere thema’s arbeidsmobiliteit en salarisverschil tussen de publieke en private sector zijn zeker onderdeel van de wetsevaluatie, maar dataverzameling is tijdsintensief. Hierover wordt in een later stadium aan u gerapporteerd.

2. Motie Van der Molen

Tijdens het AO op 19 april 2018 (Kamerstuk 30 111, nr. 115) heb ik u reeds toegezegd te onderzoeken op welke wijze ik aan het in de motie neergelegde verzoek kan voldoen. Daarbij heb ik ook aangegeven dat het zal gaan om geanonimiseerde informatie. In de bijlage heb ik actuele informatie opgenomen over ingediende en gehonoreerde uitzonderingsverzoeken. Het is mijn voornemen om deze informatie jaarlijks te actualiseren en op te nemen in de WNT-jaarrapportage. Op deze wijze voldoe ik aan de genoemde motie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Bijlage 1: Uitzonderingsverzoeken

Stand van zaken 15 juni 2018

1. Algemeen

  • De WNT gaat bovenmatige bezoldiging in de (semi)publieke sector tegen. Er geldt een algemeen bezoldigingsmaximum (2018: € 187.000) en een openbaarmakingsverplichting. Voor de zorg, het onderwijs en bij de woningcorporaties gelden specifieke sectorale regelingen met een klasse-indeling en verlaagde maxima.

  • Voor benoemingen waarbij het kabinet van mening is dat er sprake is van een bijzondere situatie op de arbeidsmarkt bestaat op grond van artikel 2.4 en 2.5 WNT de mogelijkheid om een uitzondering te maken en een hogere beloning dan het bezoldigingsmaximum van € 187.000 toe te staan. Het kan gaan om een individueel uitzonderingsverzoek (art. 2.4 WNT) of een uitzonderingsverzoek voor een categorie topfunctionarissen (art 2.5 WNT).

  • Het kabinet is zeer terughoudend met het honoreren van uitzonderingsverzoeken. Aan het nemen van een uitzonderingsbesluit kan bovendien vooraf overleg met de instelling plaatsvinden, waardoor de bezoldiging in het besluit lager kan uitkomen dan het ingediende verzoek.

2. Procedure

  • Uitzonderingsverzoeken om een hogere bezoldiging toe te staan dan € 187.000 worden ingediend bij de vakminister. Afwijzing van een dergelijk verzoek kan de vakminister zelfstandig afhandelen. Voor honorering geldt een zware procedure: bespreking in de ministerraad en een besluit mede namens de Minister van BZK. Een uitzonderingsbesluit wordt met publicatie in de Staatscourant openbaar gemaakt.

  • Indien instellingen in de zorg, onderwijs en wonen een verzoek doen om voor een hogere klasse in aanmerking te komen doet de vakminister dit zelf af. De desbetreffende functionaris kan hierbij nooit boven het algemeen bezoldigingsmaximum van € 187.000 uitkomen.

3. Overzicht uitzonderingsverzoeken

In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de sinds de inwerkingtreding van de WNT (2013) ingediende en gehonoreerde uitzonderingsverzoeken.

Tabel 1. Overzicht uitzonderingsverzoeken per sector
 

UITZONDERINGS-VERZOEKEN WNT-MAXIMUM (ARTIKEL 2.4)

GEHONOREERD

0P UITZONDERINGS-VERZOEKENKLASSE-INDELING (ART. 2.7)

GEHONO-REERD

Zorg

23

3

18

1

OCW

0

0

8

1

Wonen

1

0

3

0

Overige sectoren1

161

13

   

Totaal

40

16

29

2

X Noot
1

geen klasse-indeling van toepassing

X Noot
1

Er zijn uitzonderingsverzoeken ingediend door instellingen op het beleidsterrein van de ministeries van Financiën, Infrastructuur en Waterstaat en Economische Zaken en Klimaat.

Toelichting op tabel 1:

  • a. Sinds de invoering van de WNT in 2013 is op een populatie van ca. 35.000 topfunctionarissen 40 keer een individueel uitzonderingsverzoek ingediend om een hogere bezoldiging dan het WNT-bezoldigingsmaximum van € 187.000 overeen te mogen komen. Van deze verzoeken zijn er 16 gehonoreerd. Gehonoreerde verzoeken zijn door publicatie in de Staatscourant openbaar gemaakt. De overige verzoeken zijn afgewezen of ingetrokken.

  • b. In vijf gevallen, alle bij AFM en DNB, is voor eenzelfde persoon/functie tweemaal een uitzonderingsverzoek gehonoreerd. In totaal is voor 11 unieke functies een uitzonderingsbesluit genomen.

  • c. De drie gehonoreerde uitzonderingsverzoeken in de zorg betreffen bestuursleden van UMC’s, die tevens medisch specialist zijn en als bestuurder een inkomensterugval doormaken.

  • d. Op het terrein van IenW is een uitzonderingsverzoek gehonoreerd voor de bestuursvoorzitter van Luchtverkeersleiding Nederland.

  • e. Van de mogelijkheid om een categorale uitzondering ex. art 2.5 WNT toe te kennen is sinds de inwerkingtreding van deze bepaling nog geen gebruik gemaakt.

  • f. Sinds de invoering van de WNT in 2013 zijn er 29 formele verzoeken ingediend bij de vakdepartementen met een sectorale regeling (zorg, onderwijs, wonen) om in aanmerking te komen voor een hogere bezoldigingsklasse. Van deze verzoeken (art. 2.7 WNT) zijn er 2 gehonoreerd.


X Noot
1

Kamerstuk 30 111, nr. 111.

X Noot
2

Kamerstuk 30 111, nr. 114.

Naar boven