30 012 Leven Lang Leren

29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 76 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2017

Tijdens het vragenuur van 28 november jongstleden heb ik uw Kamer toegezegd om nog voor de begrotingsbehandeling in een brief in te gaan op een aantal in dat debat gestelde vragen over scholing van werknemers (Handelingen II 2017/18, nr. 17, item 4). De heer Wiersma (VVD) vroeg om een overzicht van de middelen voor scholing die beschikbaar zijn, om welke sectoren, O&O fondsen en cao afspraken het gaat, en om de verdere aanpak en het proces van de in het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) genoemde individuele leerrechten. Daarnaast vroeg de heer Van Weyenberg (D66) om het percentage scholingsfondsen dat omscholing mogelijk maakt. Met deze brief doe ik mijn toezeggingen gestand.

Scholing van werkenden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Beiden hebben er ook belang bij. Werkgevers hebben er belang bij dat hun werknemers productief en inzetbaar aan het werk kunnen zijn, en ze doen dat onder andere door de inzet van middelen voor scholing, via O&O fondsen, maar ook breder. Ook werknemers moeten hun kennis en vaardigheden op peil houden, in het belang van een goede positie op de arbeidsmarkt, nu en in de toekomst. Wanneer elk tijdig zijn verantwoordelijkheid neemt, houden we de Nederlandse economie en arbeidsmarkt sterk.

De overheid zorgt voor de noodzakelijke randvoorwaarden, zoals de fiscale scholingsaftrek, maar ook door maatregelen van sociale partners te ondersteunen, zoals via de sectorplannen en ESF.

Investeringen in scholing

Uit het onderzoek «Bedrijfsopleidingen 2015» van CBS blijkt dat in 2015 85% van de bedrijven cursussen en andere bedrijfsopleidingen heeft aangeboden aan medewerkers. Dat is een stijging ten opzichte van 2010, toen dit percentage 79% bedroeg. De investeringen per deelnemer voor de cursussen bedroegen gemiddeld € 1.100 per persoon. Inclusief de kosten voor het volgen van cursussen onder werktijd bedroeg dit € 2.140,- per deelnemer. Het CBS-onderzoek «Bedrijfsopleidingen 2010» laat zien dat in 2010 door bedrijven in totaal voor € 1,7 miljard werd uitgegeven aan cursussen voor medewerkers. In het onderzoek over 2015 is het totaal aan investeringen niet gepubliceerd. Voor een deel vinden deze investeringen via O&O fondsen plaats.

SZW onderzoekt om het jaar de financiële situatie van cao-fondsen. Dit betreft cao-fondsen waar algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen aan ten grondslag liggen. Voor deze fondsen geldt de verplichting om het financieel jaarverslag aan SZW te zenden vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar. Het laatste onderzoek betreft de jaarverslagen over het boekjaar 2015. Dit betreft de 85 algemeen verbindend verklaarde Sociale- en O&O-fondsen. De resultaten van dat onderzoek zijn opgenomen in de «Rapportage cao-afspraken 2016», die mijn ambtsvoorganger dit voorjaar aan uw Kamer heeft verzonden (Kamerstuk 29 544, nr. 783). Uit de rapportage blijkt dat de totale baten van deze 85 fondsen 413,6 miljoen euro waren en de totale lasten 401,6 miljoen. In de bijlage treft u overzichten aan van de totale baten, lasten en reserves1.

De doelstellingen en activiteiten van al deze fondsen zijn divers. Zij omvatten niet alleen scholing van medewerkers, maar ook employability, vitaliteit, gezondheid en arbeidsomstandigheden, mobiliteit, preventiebeleid en re-integratie van en werkhervattingskansen voor oudere werkzoekenden. 2 De in de cao-rapportage genoemde totalen van baten, lasten en reserves betreffen dan ook niet alleen baten, lasten en reserves ten behoeve van scholing. Ook betekent het feit dat de fondsen reserves aanhouden, niet automatisch dat er geld op de plank blijft liggen. Reserves zijn bijvoorbeeld nodig om lopende verplichtingen na te kunnen komen, om periodes zonder premieheffing of zonder avv te kunnen overbruggen. De omvang van de reserves verschilt per fonds en per soort fonds. Tevens geldt dat niet alle sectoren O&O-fondsen hebben. De financiële sector, die in het debat werd aangehaald, heeft bijvoorbeeld geen (algemeen verbindend verklaard) O&O-fonds.

Voor het antwoord op de vraag hoeveel vanuit deze cao-fondsen besteed is aan scholing, zijn de doelstellingen «opleiding & ontwikkeling» (O&O) en «werkgelegenheid» relevant. Uit de rapportage blijkt dat van de 85 fondsen er 63 in 2015 uitgaven deden aan O&O-gerelateerde doelstellingen. Deze uitgaven bedroegen in totaal € 168,6 miljoen. Daarnaast werd er nog € 75 miljoen geïnvesteerd in scholing en werkervaring voor werkzoekenden (werkgelegenheidsdoelstelling). Het totaal beliep daarmee € 244,3 miljoen.

In onderstaande tabel treft u de uitgaven aan de doelstellingen «O&O» en «werkgelegenheid» per economische sector. Hier is te zien dat in de bouwsector verreweg de meeste uitgaven aan opleiding & ontwikkeling en werkgelegenheid worden gedaan. Binnen deze sector vallen het O&O-fonds en het scholingsfonds van de Bouwnijverheid met in totaal ruim 54 miljoen euro aan uitgaven.

Economische sector

O&O

Werk

Totaal

Aantal fondsen per sector

Landbouw

5.125

4.280

9.405

2

Industrie

31.462

35.007

66.469

25

Bouwnijverheid

82.491

21.380

103.871

8

Handel en horeca

15.004

7.701

22.705

28

Vervoer en communicatie

15.456

4.507

19.963

3

Zakelijke dienstverlening

12.762

371

13.133

13

Overige dienstverlening

6.262

2.405

8.667

6

Totaal

168.562

75.651

244.213

85

SZW heeft ook onderzoek gedaan naar de ruimte die fondsen-cao’s bieden voor omscholing. Onderzocht zijn de 85 hiervoor genoemde algemeen verbindend verklaarde fondsen-cao’s. Daaruit blijk dat er in het algemeen geen sprake is van het uitsluiten van het gebruik van scholingsmiddelen voor omscholing. Veel fondsen ondersteunen ook activiteiten gericht op het bevorderen van een bredere inzetbaarheid van werknemers, buiten de eigen functie of de eigen sector. Daarbij komt dat ook «sectorspecifieke» opleidingsactiviteiten vaak bruikbaar zijn buiten de eigen sector. Bijvoorbeeld lessen Nederlands vergoed vanuit het fonds in de schoonmaaksector; en cursussen marketing, ict, logistiek, lassen, elektra en heftruckrijden vergoed vanuit het fonds in de Agrarische sector (Colland).

Bij één algemeen verbindend verklaarde fondsen-cao is een expliciete beperking aangetroffen. Vanwege het (toekomstige) personeelstekort in de sector is daarin opgenomen dat er voor is gekozen om alleen branchekwalificerende scholing te subsidiëren.

ESF

Eén van de thema’s binnen de ESF 2014–2020 regeling is Duurzame inzetbaarheid regio’s en sectoren (DI R&S). DI R&S is gericht op het (inter-)sectoraal en regionaal stimuleren van de bewustwording, ontwikkeling, uitvoering en verspreiding van maatregelen op het terrein van duurzame inzetbaarheid. Scholing kan hier onderdeel van uitmaken, maar alleen als het voor werknemers noodzakelijk is om toekomstige functies uit te oefenen. Voor het thema DI R&S is een indicatief budget van 43 miljoen euro beschikbaar voor de periode 2014 – 2020. De realisatie van de subsidieaanvragen uit het tijdvak van 2016 en 2017 is nog niet bekend omdat de projecten en beoordelingen nog plaatsvinden.

Door middel van nieuwe openstellingen wordt het budget voor duurzame inzetbaarheid de komende jaren besteed.

Individuele leerrechten

Uw Kamer vroeg ook naar de aanpak en het proces rondom de omvorming van de fiscale scholingsaftrek naar individuele leerrechten, zoals aangegeven in het Regeerakkoord. De komende tijd zal ik dit beleid samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nader uitwerken. Het kabinet zal hierbij oog hebben voor specifieke groepen die tijdens hun loopbaan weinig aan scholing doen, zoals laagopgeleiden en ouderen. Echter, het belang van permanent leren beperkt zich niet tot deze groepen; om duurzaam inzetbaar te blijven is het van belang dat alle werkenden nadenken over hun loopbaan en stappen zetten om hun kennis en vaardigheden op peil te houden. Ook staat de omvorming van de fiscale scholingsaftrek niet op zichzelf. Er is een bredere aanpak nodig, waarover het kabinet afspraken wil maken met sociale partners en onderwijsinstellingen. Dat onderstreept de gezamenlijke verantwoordelijkheid op het gebied van levenlang leren die ik aan het begin van deze brief al noemde.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Rapportage stand van zaken betreffende scholing van flexibele werknemers, Stichting van de Arbeid, 26 juni 2015.

Naar boven