30 010 Gedetineerdenbegeleiding buitenland

Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2013

Hierbij ontvangt u de derde jaarlijkse rapportage over Nederlandse gedetineerden in het buitenland, conform de motie Pechtold met Kamerstuk 32 500 V, nr. 137.

De peildatum voor deze rapportage is vastgesteld op 1 april 2013. De vorige rapportage ging u toe op 9 juli 2012 (Kamerstuk 30 010, nr. 18).

U treft tevens twee bijlagen aan. In bijlage 11 is een vergelijkend overzicht opgenomen van de aantallen gedetineerden (man, vrouw, dubbele nationaliteit, in Europa, voorarrest, etc) op 1 april 2011, 1 april 2012 en 1 april 2013. In bijlage 22 wordt per land een overzicht van het aantal gedetineerden gegeven, opgesplitst naar man, vrouw, drugsdelict en dubbele nationaliteit.

Doelstellingen

Zoals ook in de vorige Kamerbrieven is gemeld, is het doel van gedetineerdenbegeleiding het bijdragen aan het welzijn van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen, waaronder detentie onder menswaardige omstandigheden en het bevorderen van een adequate rechtsgang. Elke Nederlandse gedetineerde die daarop prijs stelt, ontvangt in het buitenland consulaire bijstand. Zij worden bezocht door ambassademedewerkers en hebben contact met vrijwilligers van Reclassering Nederland, geestelijke verzorgers van de stichting Epafras en de stichting Prisonlaw. Deze drie organisaties ontvangen van het ministerie van Buitenlandse Zaken jaarlijks subsidie.

Het ministerie heeft voor de gedetineerdenbegeleiding 2 miljoen euro per jaar beschikbaar.

Artikel 36 van het Verdrag van Wenen betreffende de Consulaire betrekkingen bepaalt dat de autoriteiten de diplomatieke vertegenwoordiging direct in kennis stellen van een arrestatie mits de buitenlandse gedetineerde dat wenst.

Aantallen gedetineerden

Op de peildatum van 1 april 2013 verbleven 2.333 Nederlanders (hieronder vallen ook personen met een vreemdelingenstatus of verblijfsvergunning voor Nederland) in detentie in het buitenland. De opbouw van dit aantal is als volgt: vrouwen: 284, mannen: 2046 en (nog) onbekend: 3. Van deze 2.333 gedetineerden hadden er 659 naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit.

Nog steeds bevindt het merendeel van de Nederlandse gedetineerden zich in Europa. Het gaat om een totaal van 1.572 gedetineerden van wie het merendeel in Duitsland (448), Spanje (239), Frankrijk (150) en het Verenigd Koninkrijk (154).

Daarnaast bevond zich een groot aantal Nederlandse gedetineerden in Latijns-Amerikaanse landen en de Verenigde Staten. Zo zitten in Peru 85 Nederlanders in detentie en in de Dominicaanse Republiek 107. In de VS verblijven 79 Nederlanders in detentie.

Van de 2.333 Nederlandse gedetineerden bevonden er zich op de peildatum 325 in voorarrest, 40 personen waren op borgtocht vrij, 18 hadden huisarrest en 85 waren voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hieronder vallen ook de Nederlandse gedetineerden in Latijns-Amerika die de zogenaamde semi-libertad hebben gekregen; zij mogen hun straf buiten de gevangenismuren uitzitten, maar worden nog wel als gedetineerde beschouwd en krijgen consulaire bijstand.

Redenen van detentie

Op 1 april 2013 zaten 1.435 gedetineerden vast in verband met een drugsdelict. Dit is 62% van het totaal aantal Nederlandse gedetineerden in het buitenland. De overige 38% is gearresteerd om verschillende redenen, waaronder diefstal, moord, geweldpleging, mensenhandel, zedendelicten en oplichting.

Procesgang

Nederland treedt niet in de rechtsgang van een ander land als het gaat om de totstandkoming van een rechterlijk oordeel over de schuldvraag en de bepaling van de strafmaat, zoals andere landen dat in Nederland ook niet doen. De Nederlandse vertegenwoordiging volgt zo goed als mogelijk de rechtsgang in het land van detentie en kan in dat verband ook contact onderhouden met de advocaat. Het is niet mogelijk en ook niet noodzakelijk om bij alle rechtszaken van Nederlandse gedetineerden aanwezig te zijn. In de regel geldt dat naarmate de zaak gevoeliger en complexer is, er meer redenen zijn om een vertegenwoordiger van de post bij een proces aanwezig te laten zijn. Dat geldt des te meer als een vermoeden bestaat dat politieke motieven een rol spelen in de procesgang. Indien de post bij twijfel wil vaststellen of het proces van een Nederlandse gedetineerde volgens lokaal en internationaal geldende rechtsregels heeft plaatsgevonden, bestaat de mogelijkheid een vertrouwensadvocaat in te schakelen.

Juridische bijstand

De gearresteerde Nederlander dient zo spoedig mogelijk na arrestatie te worden ingelicht over de mogelijkheden en voorwaarden van rechtsbijstand. Deze informatie wordt verstrekt door de advocaat en/of door de post. Er zijn verschillende mogelijkheden waarop de rechtsbijstand kan worden gefinancierd: de arrestant beschikt zelf over financiële middelen, hij doet een beroep op familie en/of vrienden om geld beschikbaar te stellen, of hij verzoekt de lokale autoriteiten om gratis rechtsbijstand. De regering stelt in de regel geen middelen beschikbaar voor het financieren van rechtsbijstand.

De mogelijkheden voor het verlenen van steun aan Nederlanders die een reële kans lopen om ter dood veroordeeld te worden, zijn per 11 april 2011 verruimd (zie kamerstuk 32 500-V, nr.165). Hierin wordt beschreven welke rechtsbijstand kan worden verleend aan Nederlandse gedetineerden die in het buitenland ter dood veroordeeld zijn of die ter dood veroordeeld kunnen worden.

Op dit moment zijn 3 Nederlandse gedetineerden ter dood veroordeeld. De juridische bijstand wordt voor hen door het ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierd.

Detentieomstandigheden

Op enkele uitzonderingen na kan gesteld worden dat de omstandigheden in buitenlandse gevangenissen meestal in negatieve zin afwijken van die in Nederland. De detentieomstandigheden verschillen niet alleen per land, maar ook per gevangenis. Men deelt bijna altijd een cel met meerdere gedetineerden, kampt met slechte sanitaire voorzieningen, terwijl het eten vaak eenzijdig en vitaminearm is.

De post kan bij de lokale autoriteiten geen betere behandeling, een eigen cel of andere privileges voor een Nederlandse gedetineerde afdwingen. Wel kan Nederland besluiten om lokale autoriteiten – bilateraal of bijvoorbeeld in EU-verband – aan te spreken op een menswaardige behandeling van de gedetineerden.

Bezoekfrequentie

In 2002 is de bezoekfrequentie aan Nederlandse gedetineerden vastgesteld op een minimumnorm van twee bezoeken per jaar. Per land verschilt de bezoekfrequentie. De komende tijd wordt onderzocht welke gedetineerden in welke landen überhaupt nog bezoek van een ambassade of consulaat moeten krijgen. Factoren daarbij zijn de lokale situatie, de afstand tot Nederland (kan familie gemakkelijk op bezoek komen), de bezetting van de post, de vraag of er veel schrijnende gevallen zijn en welke alternatieven voor de bezoeken voor handen zijn, zoals telefonisch (skype) contact. Uiteraard kunnen er omstandigheden zijn die een of meerdere bezoeken noodzakelijk maken zoals:

  • er sprake is van een sterk van de Nederlandse situatie afwijkende rechtsgang;

  • de gedetineerde ouder dan 60 jaar is;

  • de gedetineerde lang in voorarrest zit;

  • de gedetineerde langer dan 10 jaar is gestraft of is veroordeeld tot de doodstraf;

  • de gedetineerde minderjarig is;

  • de gedetineerde in detentie verblijvende kinderen heeft te verzorgen;

  • er sprake is van sterk isolement waardoor de gedetineerde niet of nauwelijks contact heeft met de buitenwereld;

  • Er sprake is van slechte detentieomstandigheden in termen van hygiëne, veiligheid of voedsel.

Bezoeken aan Nederlandse gedetineerden die hebben aangegeven daar prijs op te stellen, worden afgelegd door medewerkers van de ambassade, het consulaat-generaal of honoraire consuls. Bezoeken afgelegd door vrijwilligers van Reclassering Nederland, stichting Epafras en Prisonlaw tellen niet mee in de bezoekfrequentie van minimaal twee bezoeken per gedetineerde per jaar.

In overleg met deze drie organisaties wordt er naar gestreefd de bezoeken zo efficiënt en verspreid mogelijk af te leggen.

Indien het niet mogelijk is een gedetineerde landgenoot te bezoeken, dan zal de post alternatieven zoeken om met de gedetineerde landgenoot in contact te komen. Gedacht kan worden aan telefonisch en/of schriftelijk contact of – in incidentele gevallen – de inzet van een vrijwilliger van Reclassering Nederland, die namens de ambassade een bezoek aflegt.

Het afgelopen jaar zijn door of namens Buitenlandse Zaken 3.575 bezoeken afgelegd.

Financiële middelen

Voor gedetineerdenbegeleiding is een budget beschikbaar van 2 miljoen euro per jaar. Een substantieel deel van dit bedrag wordt besteed aan subsidie aan Epafras, Reclassering Nederland en Prisonlaw (zie ook hierboven onder «doelstellingen»).

Sinds 2002 is het beleid dat gedetineerden buiten Europa een maandelijkse gift krijgen van 30 euro per maand. De detentieomstandigheden zullen jaarlijks tegen het licht worden gehouden om vast te stellen of gedetineerden in een land wel of niet in aanmerking komen voor deze gift. Zo zijn in landen als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland de detentie-omstandigheden ruim voldoende en is een gift niet per se noodzakelijk. Daarentegen is geconstateerd dat binnen Europa situaties in een aantal landen ronduit slecht zijn en zouden gedetineerden in deze landen in aanmerking moeten komen voor deze gift van 30 euro per maand.

Voorts beschikt iedere post over een medicijnenbudget en attentiebudget. Dit laatste budget is bedoeld voor een kleinigheidje (telefoonkaart, toiletspullen) dat bij een bezoek meegenomen kan worden.

Rondetafelconferentie

In 2002 vond een rondetafelconferentie plaats waarbij belangrijke spelers die zich met gedetineerdenbegeleiding bezig houden, van gedachten wisselden en ervaringen uitwisselden. Het ligt in de bedoeling om eind dit jaar wederom een dergelijke conferentie te organiseren. Hoewel er regelmatig overleg plaatsvindt met betrokken instanties die zich met gedetineerdenbegeleiding bezig houden, is het immers 10 jaar geleden dat men met elkaar om de tafel zat. Doel van de conferentie is te bekijken hoe de samenwerking tussen verschillende partijen versterkt kan worden.

Mogelijkheid tot overbrenging naar Nederland

Nederland is onder andere partij bij het «Verdrag betreffende de overbrenging van gevonniste personen». Hierbij zijn 68 landen aangesloten. Daarnaast heeft Nederland met vier landen (Marokko, Thailand, Venezuela, Zambia) bilaterale verdragen op het gebied van de overname van gedetineerden. Het bilaterale verdrag met Brazilië is in februari 2013 in werking getreden. De Nederlandse wet waarin de procedures rond de overbrenging naar Nederland geregeld worden heet de WOTS (Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen). Om voor overbrenging naar Nederland in aanmerking te komen moet men aan enkele voorwaarden voldoen. Zo moet een veroordeelde binding hebben met de Nederlandse samenleving en moet er nog een strafrestant zijn dat in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Zowel het ministerie van Justitie in het land van veroordeling als het ministerie van Veiligheid en Justitie in Nederland moeten met de overbrenging instemmen.

In 2012 zijn ongeveer 175 gedetineerden in het kader van de WOTS naar Nederland overgebracht. Slechts een gedetineerde is naar het buitenland overgebracht.

Op 1 november 2012 is de wet WETS (Wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties) in werking getreden. Deze wet wordt toegepast met landen die het EU-kaderbesluit hebben geïmplementeerd. Inmiddels gaat het om 14 landen. Dankzij de WETS wordt tussen de EU-lidstaten een snelle en efficiënte overdracht van straffen naar het eigen land mogelijk, ontstaat er een meer gelijke en passende voorwaardelijke bestraffing en kan resocialisatie in eigen land worden bevorderd. De WETS zal op den duur de WOTS (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) gaan vervangen voor Europese lidstaten.

In de laatste twee maanden van het jaar 2012 zijn in Nederland uit de overige EU staten 11 certificaten/verzoeken ontvangen.

De volgende (vierde) rapportage over Nederlandse gedetineerden in het buitenland ontvangt u medio 2014.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven