29 936 Regels inzake de beëdiging van tolken en vertalers en de kwaliteit en de integriteit van beëdigde tolken en vertalers (Wet beëdigde tolken en vertalers)

Nr. 36 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 augustus 2013

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer van 27 juni jl. (Kamerstuk 29 936, nr. 35) en het aansluitende Voorgezet Algemeen Overleg van 4 juli jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 104, behandeling Verslag Algemeen Overleg Beëdigde tolken en vertalers), betreffende het dossier tolken en vertalers heb ik toegezegd u te informeren over de inschrijvingsvoorwaarden voor het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv), de opschoning van het Rbtv, de gunningscriteria ten behoeve van de Europese aanbesteding voor de bemiddeling van vertaaldiensten, de marktmacht van bemiddelaars, tariefdifferentiatie en het belang van de klachtenprocedure. Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.

In deze brief zal achtereenvolgens worden ingegaan op:

  • 1. de criteria (integriteits- en kwaliteitseisen) voor inschrijving in het Rbtv en de Gedragscode voor tolken en vertalers;

  • 2. verlenging van de inschrijving in het Rbtv (opschoning);

  • 3. de gunningscriteria van de Europese aanbesteding voor de bemiddeling van vertaaldiensten zoals gepubliceerd op 30 juli 2013;

  • 4. het mogelijke monopolie van aanbieders op de tolk- en vertaalmarkt (in relatie tot de motie van het lid Gesthuizen);

  • 5. onderzoek naar de mogelijkheden voor tariefdifferentiatie op basis van kwaliteit;

  • 6. het belang van het gebruik van de wettelijke klachtenprocedure.

1. Inschrijvingseisen Rbtv en verlenging van de inschrijving

De Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv)1 heeft tot doel de kwaliteit en integriteit te waarborgen van tolken en vertalers die werkzaam zijn binnen het domein van politie en Justitie. De wet kent daartoe verschillende instrumenten: kwaliteits- en integriteitseisen, een systeem van permanente educatie, de eed en een klachtenprocedure. De wet rust op twee pijlers: een kwaliteitsregister voor beëdigde tolken en vertalers (artikel 2) en een afnameplicht voor een aantal politiële en justitiële diensten om in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht gebruik te maken van tolken en vertalers uit het register (artikel 28).

De eisen voor inschrijving in het register zijn neergelegd in de artikelen 4 tot en met 6 van de Wbtv en worden nader uitgewerkt in de artikelen 6 tot en met 8 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: Bbtv)2 en het Besluit inschrijving Rbtv.3 Kort samengevat worden in het Rbtv alleen tolken en vertalers ingeschreven die voldoen aan specifieke integriteits- en kwaliteitseisen. Ook de Gedragscode voor tolken en vertalers draagt bij aan het waarborgen van de kwaliteit van deze beroepsgroep.

a. Integriteitseisen

Het waarborgen van de integriteit van tolken en vertalers vormt een belangrijk onderdeel van de wet. De Wbtv biedt waarborgen ten aanzien van de integriteit in de vorm van een geheimhoudingsverplichting, een eed, een klachten- en doorhalingsregeling en de verplichting een verklaring omtrent gedrag (hierna: VOG) te overleggen. Bij de inschrijving geldt de voorwaarde dat de tolk of vertaler een recente VOG heeft overgelegd. Voor de beoordeling van aanvragen van een VOG geldt, gelet op de hoge integriteiteisen die gesteld moeten worden aan tolken en vertalers, een bijzonder regime met een terugkijktermijn van tien jaar. Dit volgt uit de Beleidsregels 2008 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een verklaring omtrent het gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen.4 Een tolk of vertaler die minder dan vijf jaar in Nederland woonachtig is, dient in aanvulling op de VOG tevens een integriteitsverklaring van de bevoegde autoriteit in het land van herkomst te overleggen. Personen die niet in Nederland woonachtig zijn, kunnen over het algemeen geen VOG overleggen, omdat over hen doorgaans geen gegevens in Nederlandse registers zijn opgenomen. Wel dienen zij een door de autoriteiten in het land van herkomst afgegeven integriteitsverklaring te overleggen. De Wbtv biedt de mogelijkheid om indien twijfel bestaat ten aanzien van de inhoud of de aard van de integriteitsverklaring, de inschrijving in het register te weigeren. Personen die uit een land afkomstig zijn waar geen overheidsgezag aanwezig is (bijvoorbeeld in een oorlogssituatie) en derhalve geen integriteitsverklaring kunnen overleggen, worden niet in het register ingeschreven.

b. Kwaliteitseisen

Tolken en vertalers zijn feitelijk meertalige bemiddelaars tussen gesprekspartners die met elkaar communiceren maar geen gemeenschappelijke taal hebben of die taal onvoldoende beheersen om er zeker van te zijn dat ze elkaar correct begrijpen. Tolken zetten gesproken taal in de brontaal over in gesproken taal in de doeltaal. Vertalers zetten geschreven taal uit een brontaal over in geschreven taal in de doeltaal. Vertalers brengen de betekenis en ook de vorm van teksten en documenten nauwkeurig en nauwgezet over van de ene in de andere taal. Tolken en vertalers dienen bij de uitoefening van hun specifieke vaardigheid over ondersteunende kennis en vaardigheden te beschikken. Daarbij gaat om een perfecte kennis van de moedertaal een uitstekende kennis van de vreemde taal. Dit geldt evenzo voor een brede algemene vorming en kennis van de juridische, politieke, economische, sociale en culturele structuren van het eigen land en het land van de vreemde taal alsmede voor kennis van het onderwerp en de context inclusief de specifieke terminologie en frasering. Voor tolken en vertalers werkzaam in het justitiële domein geldt dat zij minimaal over een aantal basiscompetenties dienen te beschikken alvorens zij kunnen worden ingeschreven in het Rbtv. Deze basiscompetenties zijn: attitude (tolk- of vertaalhouding), integriteit, taalvaardigheid in de bron- en doeltaal, kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal en tolk- dan wel vertaalvaardigheid.

Een tolk of vertaler wordt in het Rbtv ingeschreven indien hij of zij voldoet aan een of meer van de in artikel 8 Bbtv gestelde eisen. Kort samengevat dient een tolk/vertaler te beschikken over een diploma op minimaal hbo-niveau. De wereld kent momenteel circa 6.900 levende talen. Het taalgebied van het Nederlands is gering. Anders dan bijvoorbeeld Frankrijk, Engeland of Spanje, waar veel migranten afkomstig zijn uit voormalige koloniën waar Frans, Engels of Spaans wordt gesproken, kent Nederland wat betreft verschillende talen een sterk uiteenlopende vraag. Niet voor alle talen bestaan echter specifieke tolk- of vertaalopleidingen dan wel toetsen waarmee direct aan de eisen van artikel 8 Bbtv kan worden voldaan. Indien tolk of vertaler geen diploma van een tolk- of vertaalopleiding kan overleggen en in de betreffende talencombinatie geen erkende toetst beschikbaar is, kan op een andere wijze worden aangetoond dat men over de vereiste competenties beschikt.

Het Besluit inschrijving Rbtv biedt handvatten voor de beoordeling van een dergelijke aanvraag. Kort samen gevat dient een tolk of vertaler te beschikken over:

  • taalvaardigheid van bron- en doeltaal op ten minste C1-niveau van het Gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (Dit Europees referentiekader is ontwikkeld in opdracht van de Raad van Europa als een ijkpunt voor de beschrijving van taalvaardigheidsniveaus voor de verschillende Europese talen).

  • ten minste 420 uur scholing te hebben gevolgd voor tolk of vertaalvaardigheid en -attitude;

  • ten minste vijf jaar werkervaring te hebben als beroepstolk of vertaler in de betreffende talencombinaties, direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving.

  • ten minste één jaar werkervaring moet zijn behaald na afronding van scholing als tolk of vertaler.

c. Gedragscode

Naast de door de VOG afgedwongen integriteit en de eedaflegging, is de Gedragscode een belangrijke schakel in de borging van integriteit en kwaliteit.5 De integriteit van ingeschakelde tolken en vertalers valt niet los te zien van de kwaliteit. Bijvoorbeeld bij partijdigheid van een tolk of vertaler of zelfs al bij de schijn daarvan is immers zowel zijn kwaliteit als integriteit in het geding. De Gedragscode bevat de reflectie op het optreden van een tolk of vertalers. In de Gedragscode zijn aanwijzingen opgenomen voor de wijze waarop de tolk of vertaler zijn werk moet doen, wat zijn houding dient te zijn. De Gedragscode dient tevens als toetssteen bij de behandeling van klachten.

2. Opschoning van het register

Tijdens het Algemeen Overleg is uitvoerig stilgestaan bij de opschoning van het Rbtv en de overgangsregeling die bij de totstandkoming van de Wbtv in de wet is opgenomen.

Ik hecht eraan te benadrukken dat alle tolken en vertalers die in het register staan ingeschreven, voldoen aan de wettelijke eisen inzake kwaliteit en integriteit.

Artikel 37 van de Wbtv bevat een overgangsbepaling. Deze overgangsbepaling is bij de totstandkoming van de Wbtv op uitdrukkelijk verzoek van de beroepsorganisaties in de Wbtv opgenomen. Tolken en vertalers die waren beëdigd onder de oude wettelijke regeling of waren ingeschreven in het Kwaliteitsregister (de voorloper van het Rbtv) behoefden tot 1 januari 2011 alleen een VOG te overleggen om in het Rbtv te kunnen worden ingeschreven. De eisen die golden onder het regime van de oude wet beëdigde vertalers zijn niet altijd (volledig) vergelijkbaar met de thans geldende eisen. Van de overgangsregeling hebben vooral vertalers gebruik gemaakt. In totaal zijn op basis van de overgangsregeling 2275 vertalers ingeschreven. Daarvan zijn er ruim 900 in het bezit van een diploma of getuigschrift afgegeven door een erkende vertaalopleiding. Deze vertalers zouden dus ook zonder de overgangsregeling voor opname in het register in aanmerking komen.

De inschrijving in het register geldt voor een periode van vijf jaar en is aangevangen op 1 januari 2009. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2014 de eerste (en het grootste deel van de) tolken en vertalers een verzoek tot verlenging van de inschrijving zullen indienen. Met de verlenging van de inschrijvingen in het register met ingang van 1 januari 2014 ontstaat kwalitatief een natuurlijke opschoning van het register. Ook tolken en vertalers die ten tijde van de instelling van het register onder de overgangsregeling vielen, dienen immers te voldoen aan de eisen voor verlenging van de inschrijving. Naast het overleggen van een nieuwe VOG dient men aan te tonen dat men door middel van permanente educatie heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Bij een verzoek tot verlenging van de inschrijving in het Rbtv moet een tolk of vertaler aantonen dat hij of zij gedurende de vijf jaar vanaf de datum van inschrijving in het Rbtv de kwaliteit van de beroepsuitoefening op het vereiste niveau heeft gehouden doordat hij of zij minstens 80 punten heeft gehaald met bijscholingsactiviteiten. Bij een verzoek tot verlenging van de plaatsing op de uitwijklijst is het aantal opleidingspunten vastgesteld op 48. Daarnaast dient de tolk of vertaler gedurende de inschrijvingsperiode tien professionele werkopdrachten te hebben verricht per talencombinatie dan wel vertaalrichting. Gelet op het vorengaande acht ik een onderzoek naar de opschoning van het register dan wel een specifieke opschoningsoperatie dan ook niet opportuun.

De raad voor rechtsbijstand heeft mij gemeld, dat van de circa 1375 vertalers die via de overgangsregeling in het register zijn opgenomen en die niet over een diploma of een getuigschrift van een erkende opleiding, ruim 700 nog geen opleidingspunten hebben laten registeren. Verder hebben circa 190 vertalers thans nog minder dan 40 opleidingspunten behaald. Gelet op deze cijfers is het dus alleszins aannemelijk dat vanaf 1 januari 2014 een substantieel deel van de vertalers die via de overgangsregeling in het register is opgenomen, niet voor verlenging van de inschrijving in aanmerking zal komen. Aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 zal ik uw Kamer over de concrete gevolgen van de verlenging van de inschrijving informeren.

3. Europese aanbesteding

Voor vertaaldiensten ten behoeve van de gesubsidieerde rechtsbijstand en «VenJ overig» (Vluchtelingenwerk Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming, het Schadefonds Geweldsmisdrijven en het NIDOS) geldt, dat met ingang van 1 januari 2014 de raamovereenkomst afloopt en een nieuwe aanbesteding moet plaatsvinden. Gelet op het belang dat ook kleinere aanbieders een serieuze kans krijgen mee te dingen, is ervoor gekozen voor de onderdelen gesubsidieerde rechtsbijstand en «VenJ overig» afzonderlijke aanbestedingstrajecten te starten. De omvang van de aanbestedingen maakt het hiermee voor nieuwe en/of kleinere aanbieders dan wel een samenwerkingsverband van vertalers goed mogelijk een offerte in te dienen. De aanbesteding voor de bemiddeling van vertaaldiensten voor de gesubsidieerde rechtsbijstand is op 30 juli 2013 gepubliceerd.6 De aanbesteding voor de bemiddeling van vertaaldiensten voor de overige VenJ-diensten is voorzien in september 2013.

Bij de voorbereiding van het Programma van Eisen voor de aanbesteding van de bemiddelingsfunctie voor vertaaldiensten voor de gesubsidieerde rechtsbijstand is door middel van een aantal marktconsultaties nadrukkelijk geluisterd naar de wensen die leven bij de beroepsorganisaties van tolken en vertalers.

Naast de prijs vormt ook de kwaliteit een belangrijk element. In het Programma van Eisen is opgenomen dat tenminste 65% van het tarief per taal ten gunste van de vertalers dient te komen. Indien dit percentage hoger is, scoort de aanbieder hoger in de weging van diens offerte. De opdrachtnemer dient dus transparantie te bieden over de vergoeding die aan de vertalers wordt betaald. Verder is opgenomen dat de bemiddelaar gehouden is een vertaler uit het Rbtv in te zetten. Indien een vertaler wordt ingezet die niet is opgenomen uit het Rbtv, dient dit gemotiveerd schriftelijk worden vastgelegd. Indien in een bepaalde taal geen vertalers in het Rbtv zijn opgenomen, dient de bemiddelaar zich ertoe in te spannen dat deze vertalers zich alsnog voor inschrijving in het Rbtv kwalificeren.

Met dit Programma van Eisen is binnen de grenzen van het aanbestedingsrecht maximaal aan de verlangens van de beroepsorganisaties tegemoetgekomen. Ik heb er vertrouwen in dat hiermee goede condities voor een evenwichtige en succesvolle aanbesteding zijn gecreëerd.

4. Monopolie op de tolken- en vertalersmarkt

Tijdens het Voorgezet Algemeen Overleg van 4 juli jl. heb ik de motie van het lid Gesthuizen7, ertoe strekkend dat inschrijvende organisaties bij omvangrijke opdrachten maximaal 30% van de opdracht gegund kunnen krijgen, ontraden. Deze motie is aangehouden. Het gelijkheidsbeginsel verzet zich naar mijn oordeel tegen het op voorhand uitsluiten van een aanbesteding door een specifieke ondernemer. Daarbij is een en ander praktisch gezien lastig uitvoerbaar. Aanbestedingen vinden in de tijd op wisselende momenten plaats. Een aanbieder aan wie bijvoorbeeld meerdere percelen zijn gegund, waarvan een contract binnen afzienbare tijd afloopt, heeft er belang bij mee te kunnen dingen naar nieuwe percelen. Voor het stellen van beperkingen aan de omvang van de te gunnen opdracht is pas aanleiding, indien de marktmacht van één aanbieder zodanig dominant dreigt te worden, dat andere aanbieders geen serieuze kans meer maken omdat een ongelijk speelveld is ontstaan waarin één of enkele partijen de markt domineren en deze feitelijk naar hun hand kunnen zetten. Van een dergelijke situatie is naar mijn oordeel geen sprake. Bij de eerdere aanbestedingen voor de bemiddeling van tolk- en vertaaldiensten bleek voldoende concurrerende belangstelling vanuit de markt aanwezig. Bij de nieuwe aanbestedingen zijn voorts maatregelen genomen om te bevorderen dat ook nieuwe dan wel kleine aanbieders kunnen meedingen.

Desalniettemin heb ik toegezegd dat ik de vraag of de markt van bemiddelaars van tolk- en vertaaldiensten voldoende concurrerend is, onder de aandacht van de Autoriteit Consument & Markt (ACM), zal brengen. Ik heb hiertoe de ACM verzocht onderzoek te doen.

5. Tariefdifferentiatie

Wat betreft het verzoek van uw Kamer te bezien of tariefdifferentiatie op basis van kwaliteit kan worden ingevoerd, bericht ik u dat ik de raad voor rechtsbijstand in het kader van de in 2014 te starten aanbestedingsprocedure voor de bemiddeling van tolkdiensten heb verzocht te onderzoeken of er een mogelijkheid bestaat een tariefdifferentiatie aan te brengen tussen tolken en vertalers die zijn ingeschreven in het Rbtv en overige tolken en vertalers.

6. Klachtenprocedure

Tijdens het Algemeen Overleg heb ik erop gewezen dat het aantal klachten dat jaarlijks tegen tolken of vertalers wordt ingediend beperkt is. In 2012 werden 11 klachten ingediend. Dit geringe aantal kan men positief duiden. De indruk bestaat echter dat men er in de praktijk er voor kiest bij klachten of integriteitschendingen de zaak niet voor te leggen aan de Klachtencommissie, maar de betreffende tolk of vertaler niet meer inzetten binnen de eigen organisatie. Deze praktijk komt uiteraard het zelfreinigend vermogen van het Rbtv niet ten goede. Het is in niemands belang dat slecht functionerende of niet-integere tolken of vertalers in het register blijven staan; het kan de geloofwaardigheid van het register aantasten.

Bij brief van 1 augustus 2013 heb ik de Rbtv-afnameplichtige organisaties en de Nederlandse Orde van Advocaten gewezen op het belang van de klachtenprocedure Wbtv en hen opgeroepen in voorkomende gevallen een klacht in te dienen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven